Den 16 September 1654 kwamen bij de Magistraat te Steenwijk in commissie, de heeren Burgemeester Keurbeecke van Kampen, Vreze van Zwolle en de secretaris Breda van Kampen, die te voren daartoe van de Magistraat verlof gevraagd hadden en maakten bekend, dat de steden Kampen en Zwolle besloten waren, om weder te komen, tot de verkiezing van een stadhouder en dat, tegen den Landdag, de stad Steenwijk, onder gewoonte, mede daartoe verschreven zou worden en dat, indien iemand anders hier mocht komen om daartegen in te gaan of iets te weeg te brengen; om daarnaar niet te luisteren en is daarop door de Magistraat geantwoord; dat hetzelve hier in deliberatie zou worden genomen en dat men, was tot de verkiezing van een stadhouder besloten, dit zoude doen met de andere leden ten beste van de provincie.
3 October 1654, tusschen 12 en 1 uur, werd door de Magistraat een missive ontvangen van den heer drost Hidde van Voorst, dat tot de verkiezing van een stadhouder een bijeenkomst van ridderschap en steden was uitgeschreven tegen Woensdag 4 October, verzoekende om afgevaardigden te zenden tegen 9 uur ’s morgens, om daarover ten dienste van de provincie te besluiten (get.) 2 Oct. 1654.
Voor deze bijeenkomst werden gecommitteerd op stadskosten: de heeren Burg. Arent ten Broeke, dr. Joan ten Holthe en dr. Gerard ter Stege; met opdracht, de stads rechten te bevorderen, hetzij met verzoeken, protestaties of andersints, onder belofte van ratificatie en indemniteit.
|pag. 65|
Den 8 October hebben de gecommitteerden aan de Magistraat gerapporteerd; dat zij 4 October tegen 9 uur ’s morgens, zich bij den heer president van Voorst te Zwolle luidden aangemeld; maar zij niet dien dag; maar eerst den volgenden dag Donderdag 5 October, ’s avonds, ter vergadering waren geadmitteerd en de heer van Voorst had voorgedragen; dat bij Ridderschap en steden om de ontstane inconvenienten te voorkomen, was goedgevonden een stadhouder te kiezen en dat door de Ed. Mog. was genomineerd en verkozen de persoon van Zijn Hoogheid en gedurende de minderjarigheid van zijn Hoogheid tot zijn Luitenant of vice-stadhouder, zijn Exc. Graaf Wilm van Nassau, stadhouder van Friesland etc.
De president vroeg ons, hoe wij daarover dachten en of wij iets tegen die verkiezing hadden of wisten bij te brengen.
Wij zeiden, dat wij op een zoodanig onverwacht voorstel geen last hadden medegekregen en dat wij ons over deze manier van doen hadden te beklagen en tijd verzochten, om ons advies daarover naar stadsgebruik te mogen inbrengen, welke tijd ons niet gegund werd.
9 October 1654 zijn Burgem. Schepenen en Raad en beide Meenthen op het Raadhuis vergaderd en heeft de Magistraat alstoen aan de beide Meenthen het rapport van voornoemde gecommitteerden bekend gemaakt; alsmede een concept van meerdere alliantie tusschen deze stad en de stad Hasselt en werd met eenparige stemmen besloten, dat men met alle middelen zou zoeken om der stadsprivilegiën, rechten en gerechtigheden te handhaven, voor te staan en te herstellen, en dat de Magistraat tegen de onbehoorlijke manier van besluiten nemen op voorschr. jongste vergadering binnen Zwolle gehouden, schriftelijke gravamina en protesten aan de vier andere leden, daar present geweest zijnde, zou doen ter hand stellen, en dat ook de Magistraat de nadere alliantie met de stad Hasselt zal zoeken te voltrekken.
10 October 1654 heeft de Magistraat doen verzegelen en door den secretaris doen onderteekenen, het contract van nader
|pag. 66|
alliantie tusschen deze stad Steenwijk en Hasselt luidende: „zij, die zich aanmatigen de Regeering over de provincie Overijssel en de steden Hasselt en Steenwijk uitsluiten van de directie van de gemene zaken; zonder deselve te roepen op eenige landsvergadering, tegen het oude gebruik en brieven van verschrijvinge, die daarvan menigvuldig zouden kunnen vertoond worden en invoerende nieuwe schattingen, makende vrede en verbintenissen met naburige natiën en over het verkiezen van een stadhouder, zonder deliberatie en conclusiën van de steden Steenwijk en Hasselt te verstaan of te horen, strijdende directelijk tegen de vrijheden en gerechtigheden; zooals voorschr. steden van ouds gehad hebben; om dan hiertegen naar behooren te ijveren; so hebben de gemelde steden beloofd en aangenomen, haar oude vrijheden, zooveel doenlijk te retableeren, geen nieuwe schattingen of imposten op te brengen, buiten beider bewilliging of consent en te samen te leven in onderlinge vriendschap en correspondentie en ook steeds te handelen met eenparige raad om dat te doen en in ’t werk te stellen; hetgeen tot meeste dienste van de steden zal behooren; zoodanig, dat de eene buiten de ander geen beneficiën of voordeelen zal aannemen, daarmede deselve van deze verbintenissen te ontslaan, of deze verbintenissen te niet te doen of eenige krenking”.
Waarvan twee eensluidende aeten zijn gemaakt, met beider stadszegel en signatuur.
(get.) „THIJM TELVOREN”, Secr.
Den 11 Oct. is een protest gemaakt door Burgem., Schepenen en Raedt der Stadt Steenwijk, die de missive van den heere Hidde van Voorst, drost van Sallandt etc. d.d. 2 October 1654 hebben geëxamineerd; luidende; dat voor de oude orde, luister en het ophouden van allerlei moeilijkheden in de regeering der provincie, het wenschelijk was, om wederom een stadhouder aan te stellen, waarvoor een buitengewone bijeenkomst van ridderschap en steden was uitgeschreven tegen Woensdag 4 October; waarin onze gecommitt. tegen ’s morgens 9 uur waren uitgenoodigd om te Zwolle daarover te helpen besluiten;
|pag. 67|
zooals de dienst van de provincie, dat mocht vereischen; waarop onze gecommitt. rapport hebben uitgebracht; dat zij op tijd te Zwolle gearriveerd en daar, door den heer van Voorst, president, niet dien dag; maar eerst den volgenden dag waren ontvangen; die hun mededeelde, dat Ridderschap en Steden om de vele inconvenienten hadden goedgevonden en besloten een stadhouder te kiezen en daarvoor hadden genomineerd en verkozen de persoon van zijne Hoogheid en gedurende diens minderjarigheid tot vice stadhouder zijn Exc. Grave Willem van Nassau, Stadhouder van Friesland en de gecommitt. vragende wat zij daarover hadden op te merken of bij te brengen; waarop de gecommitt. zich over dergelijke onvormelijke wijze van provideeren beklaagden en ons dat rapporteerden, en tijd verzochten, om het advies van de stad in te winnen; hetwelk werd geweigerd; waarbij door ons is overwogen, dat onze stad, evenals de andere leden dezer provincie, recht heeft, om in zoodanige en andere hoogwichtige zaken, de voorstellen aan te hooren en daarover met de andere leden te delibereeren, adviseeren en concludeeren, zonder resoluties van andere leden aan te hooren en toe te stemmen; doch vernomen hebbende, dat de andere leden omtrent 9 dagen te voren, zijn verschreven geweest en wij eerst den dag te voren de missive hebben ontvangen en nauwelijks den tijd hebben gehad om de commissie voor onze Gedeputeerden gereed te maken; zoodat wij hebben geoordeeld, dat niet alleen, hetgeen ter vergadering in absentie van onze gecommitteerden over die zaken mag zijn verhandeld, is informeel en strijdig met de gerechtigheid en privilegies van onze stad; maar ook te protesteeren tegen zoodanige informalie der voor onze stad prejudicieele procedure en vorm en om in ons geheele recht onverkort te blijven; met verzoek dit protest in het landschapsregister op te nemen.
In oirconde 11 October 1654
Vier acten verzonden; één voor drost van Sallandt; één voor drost van Vollenhove, één voor de stad Kampen en één voor de stad Zwolle.
De bode Hilbrants verklaart 14 October 1654, deze acten overgegeven te hebben aan de adressen.
|pag. 68|
De Burgem., Schepenen en Raadt van Steenwijk ontvingen 13 October 1654 twee missives van de stad Deventer:
1°. van 8 October; om over het gebeurde te Zwolle nader te confereeren met de stad Hasselt, hetzij te Zwolle of elders en
2°. van 12 October; waarbij werd voorgeslagen te Heino bij de schoutin Fabius te confereeren, waarheen werden gecommitteerd de Burgem. Jan Ram en dr. Gerard ter Stege om van de afgev. van Deventer aan te hooren, wat daar zou worden voorgesteld aan hen en aan de gecommitteerden van Hasselt.
16 October rapporteerden de twee gecommitteerden aan de Magistraat, dat zij met de gecommitt. der stad Hasselt den 19 Oct. tegen den middag te Heino waren gekomen; waar zij ontmoeten drie gecommitteerden van Deventer n.l. Jelis Nijlandt, Stricke en Schrieck; benevens den secretaris Strockel; waarna de gecommitt. van Deventer eerst hadden verhaald, hetgeen door vier leden gepleegd was bij de verkiezing van een drost van Twente en de preparatoiren tot het rentambt van een stadhouder en wat daartegen door de stad Deventer was ingebracht en de gecommitt. van Hasselt, het gepasseerde tusschen de vier steden samen en de vergaderingen van Zwolle en de mondelinge en schriftelijke protestaties van de twee steden Steenwijk en Hasselt; waarop de gecommitt. van Deventer hadden geantwoord; dat zij de stemmen van deze twee steden in zoodanige hoogwichtige zaken, als het verkiezen van een stadhouder, vrede en twist te maken, landrechten op te richten, schattingen op te stellen etc. volhielden, om te stemmen met de drie groote steden; waarop werd besproken om een project te maken voor een alliantie, die door den secretaris van Deventer werd geconcipieerd en voorgelezen zijnde, zeiden de afgevaardigden van Steenwijk daartoe geen last te hebben ontvangen; maar daarover te zullen rapporteeren; hetgeen door de gecommitteerden van Deventer werd aangenomen, waarna zij ten maaltijd geleid en heerlijk onthaald werden.
De afgevaardigden van Hasselt rapporteerden de Magistraat, dat er woorden over geweest waren en met de heeren van Deventer afgesproken was, dat de secretaris van Hasselt een
|pag. 69|
nieuw contract zoude concipieeren en naar Deventer overzenden, als het ook door de Magistraat van Steenwijk was goedgekeurd; maar die Magistraat vond het ongeraden en gaf te verstaan, dat het beter was, dat zulks van Deventer kwam en is daarop voor de Magistraat de Burgem. Arent ten Broecke naar Hasselt gereisd om de heeren van Hasselt zulks te ontraden en een concept van Deventer af te wachten.
Burgemeester ten Broecke rapporteerde te Hasselt dienaangaande, zijn plicht gedaan te hebben en dat die van Hasselt hadden geantwoord, dat de secretaris Strockel op de comparitie te Heino gezegd had, dat hij geen engel was en dat hij niet kon weten, wat deze beide steden begeerden of pretendeeren en dat het daarom beter was, dat de secretaris van Hasselt het concipieerde, die het reeds had aangenomen; maar eindelijk werd goedgevonden, dat beide secretarissen van Hasselt en Steenwijk naar Deventer zouden reizen, om gezamenlijk met den secretaris Strockel het concept te maken. De secretaris ter Stege is eindelijk door de Magistraat gecommitteerd om te vernemen of secretaris Strockel, volgens afspraak te Heino gekomen, ook iets op ’t papier had gebracht of ’t concept gemaakt had en zoo niet, dit gezamenlijk te doen.
Den 28 October rapporteerde ter Stege:
„De secretaris Strockel zeide, dat na den maaltijd te Heino anders was afgesproken als op het wijnhuis te Deventer tusschen hen drieën, secretaris Strockel, Telvoren en hem ter Stege. In presentie van den secretaris Tollinck was voorgeslagen en afgesproken, om des anderen daags, voor het opmaken van een concept, in conferentie te komen.
21 October is ter Stege met Telvoren ten huize van den secretaris Strockel te samen gekomen, waar de heeren van Deventer te half tien zouden vergaderen; waaraan Strockel gaarne inlichtingen zoude geven.
Telvoren zeide, dat, hetgeen door hem was geconcipieerd, door een onbekende hand afgeschreven zijnde, aan den heer secretaris Strockel was overreikt; waarover ter Stege verwonderd zijnde, daar hij te voren tegen Telvoren had gezegd, dat de magistraat
|pag. 70|
van Steenwijk het ongeraden vond om van deze zijde iets over te geven, en daarop antwoordde, geen last te hebben om iets over te geven; doch dat hij, Telvoren, mocht weten, wat last hij van zijn heeren principalen had en dat zulks buiten hem, ter Stege, was. De secretaris Strockel was daarop bij hen aan de herberg gekomen en heeft gezegd, dat de heer Burgemeester van Deventer ’t geconcipieerde had overgenomen, om aan de edelen van Twenthe ter inzage te geven en toen er werd gesproken over het verhandelde te Heino, zeide ter Stege aan Strockel, dat het concept niet door de Magistraat van Steenwijk was geratificeert en dat ze daarna door twee burgemeesters van Deventer en drie secretarissen nobel zijn getracteerd.
2 November 1654 zijn Burgemeesteren, Schepenen en Raedt, benevens beide meenthen, eenparig op het Raadhuis vergaderd en hebben toen aan beide meenthen bekend gemaakt, dat volgens resolutie van 9 October bij Raadt en meenthe genomen, het verbond met de stad Hasselt was voltrokken, geteekend en verzegeld; ook de gravamina van ’t gepasseerde op de vergaderingen binnen Swolle, en bij wijze van protest en certificatie de voorstellen van de steden Deventer en Hasselt op de vergadering op 12 October te Deventer; waarbij op de bijeenkomst te Heino werd voorgesteld, ten huize van de Schultin Fabius met de Ridderschap en Steden te Zwolle te vergaderen, en waarbij verzocht wordt om de privilegiën bij geschrifte te vertoonen, met voorstel om alsdan daarover in conferentie te komen en nog de twee missives van Deventer, de eerste van 25 October en de ander van 29 October; de eerste dienende tot notificatie van een bijeenkomst tusschen de Edelen van Twente en de stad Deventer, en de laatste om gecommitt. te zenden binnen de stad Deventer om een concept te helpen maken; waarmede hoogachtb. vertrouwen; dat de steden Hasselt en Steenwijk tevreden gesteld zullen worden en verder is bekend gemaakt het gepasseerde op de bijeenkomst te Heino; waartoe de Burgem. Ram en ter Stege waren gecommitteerd; alsmede het afzenden van den Burgem. ten Broecke naar Hasselt en ter Stege naar Deventer en derselver respectieve
|pag. 71|
wedervaren gedaan en is in dezelfde vergadering van Raad en beide Meenthen besloten en goedgevonden, dat Burgem., Schepenen en Raad verder alle middelen zullen zoeken aan te wenden, om met de Edelen van Twente en de stad Deventer in alliantie te treden op de bekwaamste conditiën, die Hun Achtb. zullen kunnen bedingen en zoo iemand; hetzij uit de burgerij of inwoners, door ’t gene wegens de verschenen zaken gepasseerd, nog verder mocht passeeren; eenig onheil of leed, ’t zij in zijn persoon of goederen, mocht worden aangedaan; dat zulks op kosten van de stad, met alle middelen en macht en met lijf, goed en bloed, zal worden tegengestaan.
In oirconde der waarheid is daarvan deze acte te boek gesteld en bij ieder ter verschenen vergadering onderteekend.
(get.) „H. TEN BROECKE”.
„JAN WYLLEM BROUWER”.
„JAN RAM”.
„VAN VAMHONST”.
„BERENT TOLLINCK”.
„RIJKMANS RAM”.
„S. WOLFF”.
„FREDERIK WYNHOLTS”.
„JOAN P. TEN HOLTHE”.
„GERARD TER STEGE”.
„ARIUS RAM”.
„W. OOSTENBROECK”.
„JAN BARTELS”.
„BERENT TER MAAT”.
„ARENT HENDRICS”.
„GERHARDUS TEN BROECKE”.
„L. DANNENBERGH”.
Den 11 November 1656 zijn bij de Mag. gecommitteerd de Burg. Arent ten Broecke en dr. Gerard ter Stege om van stadswege te reizen naar Hasselt en verder naar Wijhe en op de voorschr. respectieve plaatsen, so met de Gecommitt. der steden Deventer, Hasselt, als met de magistraat der stad Hasselt te verrichten alle zoodanige zaken, als de stad aldaar te doen mocht hebben.
|pag. 72|
De beide gecommitt. rapporteerden daarover anno 1656. Den 14 Nov. hebben de gecommitt. der steden Deventer, Hasselt en Steenwijk te Wijhe vergaderd en wel uit Deventer, Jellys Nijlant, Johan Stricke en Henr. Nijlant; uit Hasselt, Johan Studich, Johan Ratering en Arnh. Waterham; uit Steenwijk, Arnholt ten Broecke en ter Stege; zijnde door gecommitt. der steden Hasselt en Steenwijk voorgesteld en verzogt.
1. dat de heeren van de Magistraat der stad Deventer door haar gecommitt. ter aanstaande vergadering van de drie steden gedeputeerd naar Zwolle, in absentie van gecommitt. van Hasselt en Steenwijk, gelieven te doen behandelen, de gevolgen van het contract hare zaken rakende, der zelver steden privilegien, recht en gerechtigheden; tot welk einde deselve gecommitt. der stad Deventer en Hasselt aanstaanden Maandagavond te Zwolle authentieke afschriften zouden worden toegezonden en alle daartoe dienende acten en documenten;
2. dat de heeren van Deventer de steden van Hasselt en Steenwijk zouden gelieven te dienen van advies over den vorm van beleid aangaande de directie van de gemeene zaken.
3. over het verdeelen der officiën; dat de besoignes dienaangaande, gesteld mogen worden op naam van Ridderschap en Steden en niet van de drie stedene; om redenen, door gecommitt. van Hasselt en Steenwijk bij monde verhaald.
4. dat de heeren van Hasselt mogen worden gehandhaafd bij de, uit kracht en ten gevolge der bekende authorisatie gedane verplichtinge;
5. dat, daar behoort, aanbevolen moge worden, het punt van exemptie der arresten doorgaans in deze provincie.
(get). „Ass. STROCKEL”, Secr.
„ „THIJM TELVOREN”, Secr.
Hasselt, 15 Nov. 1656.
Op 4 Maart 1657 zijn de Burgmr. ten Broecke en ter Stege bij de Magistraat gecommitteerd, om van stadswege naar Deventer te reizen en daar te vernemen den tegenwoordigen toestand der gemeene landzaken en wat daarin bij provisie mocht zijn gedaan en alles ten beste te helpen dirigeeren,
|pag. 73|
voornamelijk om te bevorderen, dat het contract van den 10 November 1654 in allen deele mocht worden geobserveerd en nagekomen en voorts alle stadszaken, die mochten voorvallen, te doen verrichten.
De gecommitt. deden 12 November rapport en maakten daarvan een schriftelijke acte.
De heeren gecommitt. van Hasselt en Steenwijk hebben, ter vergadering van de Magt, alhier bekend gemaakt, dat de heeren, hare committenten, van ter zijde bericht waren, alsof in de laatste conferentie der 3 steden gecommitt. iets tot prejudice van haar en contrarie van het contract, van haar Edel Mog. Staten en haar Achtb. den 10 Nov. 1654 opgericht, geconvereerd en tusschen de 3 steden reeds gearresteerd zou wezen en hoewel de heeren hare committenten geenszins daaraan twijfelen of Haar Edel Mog. en voorn. heeren van Deventer het bovengemelde contract heylich en oprecht zouden observeeren en in allen deele nakomen en alle kwade bedenkelijkheid bijtijds te voorkomen en zoodanige malitieuse uitstrooisels niet beter te kunnen weerleggen, hadden noodig geacht, haar in mandatis te geven om over hetgeen mocht zijn gepasseerd, nadere en particulierder opening te verzoeken; Zoo hebben schepenen en Raad goedgevonden, door hare gecommitt. omstandige opening te doen geven, van al hetgeen nopens het voren gementionneerde, met den aankleve van dien, in de jongste conferentie gepasseerd en gedaan is; met verklaring; dat haar Edel Achtb. geenszins gemeend hebben van het meergemelde gecontracteerde af te wijken; maar stipt na te komen en de steden van Hasselt en Steenwijk het volkomen effect daarvan te doen genieten.
Actum in Senatu com, (get.) „Stricke”; ,,A. van Boucholt”;
„Marchell” den 8 Maart 1657.
(get.) „Strockel”.
„Telvoren” Secr. van Hasselt.
Den 22 Juli 1657 is de hooggel. dr. Gerard ter Stege, Burgem., bij de Magistr. gecommitteerd, om wegens deze stad zich te vervoegen te Deventer ter vergadering van haar Edel
|pag. 74|
Mog. Staten van Overijssel of ook van de Magistr. der stad Deventer, om bij beide zooveel mogelijk de eer en het profijt der stad zooveel doenlijk te bevorderen en te bezorgen, wat de stad eenigzins mag aangaan, hetzij met proponeeren, delibereeren, concludeeren of ook zoo noodig protesteeren.
Den 25 Juli heeft de gecommitt. Burgem. ter Stege bij zijn rapport de volgende acte overgelegd; dat de gecommitt. van Hasselt en Steenwijk hebben gelezen het project van een missive op gisteren aan haar committenten van haar Edel Mog. afgezonden en bevonden daarin het woord „particulierlich”.
De Gedeput. verklaarden, op het voorgestelde van die van Hasselt en Steenwijk, door het woord „particulierlich” niet te verstaan alsof de zaken, waarover die van Hasselt en Steenwijk werden verschreven, haar alleen aangaan en niet provinciaal zouden zijn; maar dat, hetgene van de zaken aldaar verhandeld zal worden en tot de welke de heeren van Hasselt en Steenwijk berechtigd zijn, ook „particulierlich” deszelfs interesse raakte en dat in de te geven commissie en authorisatie de namen der Gedeput. van de steden Hasselt en Steenwijk zullen worden geinsereerd, om mede te beraadslagen over zaken, tot welke zij volgens verklaringen, vóór dezen, door Hun Edel Mog. gedaan, zijn gerechtigd. Actum Deventer 29 Juli 1657.
in plaats van den griffier: „Gotefridus Bilerius”.
Den 26 Juli vergaderde, de Magistraat over het rapport van Burgem. ter Stege en werd voorgesteld, dat, indien de zaken in den Haag zoo ver gevorderd waren, dat de andere leden dezer provincie tot compromis besloten, de stad Steenwijk daaraan mede zal doen en heeft de Magistraat gecommitteerd: Burgem. Arent ten Broecke en dr. Gerard ter Stege en den secretaris Ziger ter Stege om zich te vervoegen in ’s Gravenhage om al deze stadszaken uit te voeren en te verrichten en de provinciale verschillen; voor zoover deze stad betreft, te compromitteeren.
28 Juli kwamen de Gecommitt. te ’s Gravenhage aan; alsmede die van Hasselt en hebben van hun zending bericht gestuurd aan de stad Deventer in deze bewoordingen:
|pag. 75|
„De staten van Overijssel hebben gecompromitteerd en geauthoriseerd de heeren Nicolaas Christoffer van Bevervoorde tot die Oldemeulen, verwalter en drost van Twente, de drost van Haaksbergen, Rabo Herman Schele toe de Vhenebrugge en Welborch, Bruchardt Bentinck tot Diepenheim, praebst van Deventer en Steven Gerard van Rheemen, erfgezetene te Vollenhove; mitsgaders de heer Johan van Schrieck en Hendrik Nijlant, beiden Burgem. van de stad Deventer, om met de heeren dezerzijds Gecommitt in ’s Gravenhage, met assumtie van den heer Arnolt Waterham; Jan Studich, Burgem. en Thyman Telvoren, secretaris der stad Hasselt; mitsgaders Arnholt ten Broecke en Gerhard ter Stege, Burgem. der stad Steenwijk, in zaken der steden Hasselt en Steenwijk, mede concerneerende te samen nopens de provinciale onlusten en verschillen, door mediatie der heeren Cornelis de Graef, Heer van Suidt-Polsbroek, oud-Burgem. der stad Amsterdam en Johan de Wit, raadpensionaris van Holland en West Friesland; door de groot mog. Heeren Staten van gemelde provincie daartoe genomineerd 6 Juni l.l., om voorslagen te ontvangen en te doen projecten te maken, te teekenen en naar ons behagen te ratificeeren en aan te nemen en voorts alles te doen, wat tot herstelling van een oprechte en goede eenheid van de provincie en tot de meeste dienst zal bevonden worden te behooren”.
Deventer, 27 Juni 1657.
(get.) „STROCKEL”.
Den 29 Juni zijn de gecommitt. der twee steden verzocht en gegaan ter vergadering van de andere gecommitt. van haar Edel Mog. op het Hof; waar hun werd voorgelezen de geprojecteerde acte van mediatie en submissie luidende: „De heeren Ged. van Overijssel, zoo van de eene als van de andere zijde, de discrepereerende leden van deze provincie, in ’s Gravenhage in competente en extra-ordinaire getallen verschenen, met macht en authorisatie van de heeren respectieve committenten den 6 Juni aangegaan — wederzijds principalen d.d. $$\frac{31 Mei}{10 Juni}$$ en $$\frac{3 Juni}{15 Juni}$$, om door tusschenspraak en mediatie van de heeren
|pag. 76|
Cornelis de Graef, Heer van Suidtpolsbroeck, oud Burgem. der stad Amstelredam en Joan de Wit, Raedtpensionaris van de Lande en van Holland en West Frieslandt, als ingevolge van ’t voorschreven provisioneel verdrag daartoe, bij de Heeren Staten van de Lande specialick gecommitteerd, in der minne te laten bijleggen de veelvuldige questien en geschillen tusschen de leden van de provincie Overijssel ontstaen en dat, wanneer die geschillen niet geheel zouden worden bijgelegd, te zullen verblijven bij de mediateurs of anderen later te kiezene”.
Actum 7 Aug. 1657 get. te ’s Gravenhage.
De gecommitt. van Hasselt en Steenwijk werden verzocht de voorschr. acte mede te onderteekenen; waarop zij antwoorden, dat zij zich daarop graag tot den anderen dag zonden willen beraden en eindelijk, nadat de heer pensionaris de Wit de acte heeft voorgelezen, is hun dit uitstel gegeven.
Den 30 Aug. zijn de 4 Burgem. en 2 Secretarissen, des morgens tusschen 7 en 8 uur, gegaan naar de mediateuren en hebben de acte ingezien en zijn later ter vergadering gekomen bij de andere gecommitteerden, waar de heer de Wit verhaalde, hoe de onderteekening van de geprojecteerde acte op verzoek van de heeren van Hasselt en Steenwijk was opgehouden en dat de andere reeds een dag te voren geteekend hadden, waarover eenige ontevredenheid over dit uitstel was ontstaan; maar werden zij met zoete woorden gerustgesteld en hebben de heeren van Steenwijk en Hasselt daarop geteekend.
Daarop zijn verscheiden comparaties gehouden en is eindelijk $$\frac{10}{20}$$ Aug. de uitspraak gedaan op naam van de Staten van Holland en West Friesland. De gecommitt. van Deventer, Hasselt en Steenwijk met de aanwezige Edelen zaten aan de eene zijde; de gecommitt. van Campen, Zwolle met hare Edelen aan de andere zijde en is de uitspraak, die zeer lang was en waarin 10 artikelen over Steenwijck en Hasselt n.l. o.a. dat de steden Hasselt en Steenwijk zullen moeten mede beraadslagen over materie van vrede of oorlog, verandering van landrechten, verkiezinge van stadhouders, opstellen van nieuwe
|pag. 77|
schattinne of contributiën, waarvoor zij door Ridderschap en Steden zullen worden geconvoceerd, voorgelezen.
Na de voorlezing werd de vriendschap tusschen beide partijen met handgeven hersteld en werden de gecommitt. uit Overijssel van de gecommitt. raden, na ’t scheiden van de vergadering, door dienaers in de logementen genoodigd, om des anderen daags bij haar Ed. Groot Mog. op de doele ten maaltijd te komen en zijn ze $$\frac{11}{21}$$ Juni zeer royaal getracteerd en onthaald.
$$\frac{12}{22}$$ Juni zijn de gecommitt. uit den Haag gekomen en 24 Juni te Zwartsluis, ’s avonds laat, angekomen. Den 25 Juni zijn de gecommitt. Burgem. naar Steenwijk vertrokken.
STEENWIJK, Februari 1915.
Mr. H. HAITZEMA VIËTOR.
________________
– Haitzema Viëtor, H. (1915) De mediatie van 1657, ten behoeve der ridderschap en steden van Overijssel Versl. en Meded. VORG, 31, 64-77.