De Stad Hasselt in Overijssel


_____↓_____

|pag. 313|

DE STAD HASSELT IN OVERIJSSEL.

     Op den regteroever van het Zwartewater, 2 uur ten noorden van Zwolle, ligt deze niet onvermaarde plaats, welke thans tot eene der bloeijendste kleine steden van ons land behoort en in 350 huizen ruim 2100 inwoners bevat. Zij heeft een bevallig, levendig voorkomen, verscheidene fabrijken en een aantal zeer goede gebouwen. De tijd der stichting van de schoone Hervormde kerk wordt op het jaar 997 gesteld.
     Wanneer de stad Hasselt gebouwd is geworden, is onbekend. Op de lijst der edelen welke in den slag bij Ane (1227) het leven lieten, treffen wij een

viertal edelen van dien naam, en, naar hetgene men vermoedt, was Hasselt zelf toen reeds een plaatsje van eenig belang. Althans in het jaar 1252 begiftigde bisschop HENDRIK VAN VIANDEN de plaats met stedelijke regten, overeenkomstig met die van Deventer. Eerlang werd het ook in het hanzeverbond opgenomen, waarin het geene onbeduidende rol vervulde, aangezien in 1418 op eene algemeene vergadering der hanzesteden, waar de belangen van handel en zeevaart geregeld werden, ook afgevaardigden van Hasselt verschenen. In het jaar 1328 bekwam de stad tolvrijheid door geheel Twenthe,

_____↓_____

|pag. 314|

en in 1357 eene weekmarkt en drie vrije jaarmarkten.
     Het begin der 13de eeuw was rampspoedig voor dit steedje wegens eenen zwaren brand, die het grootendeels verdelgde. Nogtans schijnt het zich hiervan spoedig hersteld te hebben, daar bisschop FREDERIK VAN BLANKENHEIM te dier tijde zilveren munt binnen Hasselt deed slaan. Ook werd het eene der eerste plaatsen van Nederland, waar zich eene boekdrukkerij vestigde. Zoodanige inrigting bestond er reeds in 1481 en dezelve leverde nog in 1490 eene verzameling der epistelen van EUSEBIUS, AUGUSTINUS en CYRILLUS.
     In het jaar 1486 verleende bisschop DAVID VAN BOURGONDIE aan Hasselt de vrijheid om eene brug over het Zwartewater te slaan, hetgeen die van Zwolle evenwel wisten te verhinderen. De twist hierdoor ontstaan, gaf in het jaar 1521 tot eene bloedige ontmoeting tusschen de Zwolschen en Hasseltelaren aanleiding. Op bevel van twee zwolsche kameraars werden in den nacht van den 7 Julij twee schepen te Zwolle bemand, die welhaast voor Hasselt het anker uitwierpen. De burgers die aan de Enkpoort de wacht hadden, onraad vermoedende, vroegen den schippers welke goederen men aan boord had, waarop men ten antwoord ontving: »Wol en bentheimer steenen!” — »Dat zullen wij komen zien,” hernam de wacht, wekte de burgerij en ontving, door deze geholpen, de aanvallers zoo dapper, dat de Zwolschen een groot verlies ondergingen en hunne aanvoerders gevangen moesten achterlaten.
     Met spijt vervuld over het mislukken van hunnen aanslag, beraamden de Zwolschen en de met hen verbonden Gelderschen andermaal eenen aanslag op Hasselt, die onder het bevel van hertog KAREL VAN GELDER voortgezet, met eene schandelijke vlugt der belegeraars eindigde. ROELOF VAN EWSUM, een dappere Fries die te Hasselt bevel voerde, had tot deze zege het meest bijgedragen.
     Dan naauwelijks hadden de ingezetenen van Hasselt en hunne bondgenooten de veste eenigermate hersteld, of de Gelderschen verschenen op nieuw.
Doch ook deze derde onderneming des vijands leed schipbreuk op den moed der Hasseltelaars.
     Ter belooning dezer kloekmoedige verdediging vernieuwde bisschop PHILIPS het regt der stad Hasselt om eene brug over het Zwartewater te leggen, en de brug kwam dan nu ook werkelijk tot stand, hoezeer men haar kort daarna om krijgskundige redenen weder afbrak.
     Eene dappere verdediging en regtschapene trouw hadden Hasselt drie malen van den ondergang gered, doch het bezweek voor verraad. In den zomer van 1527 werd het ingenomen. Een schip met hout en planken geladen, waaronder een aantal geldersche soldeniers verborgen waren, zeilde het Zwartewater op en kwam te Hasselt aan wal. De hoplieden JAN WISSINK en MATHIJS KETEL hadden, door verstandhouding met eenige Gelderschen binnen de stad, de wachten misleid. Zij deden hun volk uit het schip te voorschijn komen, overrompelden de poort, en het kostte toen weinig moeite zich van de stad meester te maken.
     Hertog KAREL VAN GELDER behield de stad nogtans slechts weinige maanden. JURRIAAN SCHENK, de keizerlijke stadhouder in Overijssel, aangemoedigd door de voordeelen te Koeburg en Westerveld behaald, trok in de lente van 1528 met een vereenigd leger van keizerlijke soldaten en kamper burgers voor Hasselt, welks bewoners zich thans hardnekkig tegen hunne voormalige strijdgenooten schenen te zullen verdedigen. De geldersche hertog had, voor de aankomst van het keizerlijke leger, nog 600 knechten in overdekte schepen naar de stad gezonden. Maar SCHENK deed Hasselt zoo naauw

_____↓_____

|pag. 315|

insluiten in het kanon er zoo geweldig op spelen, dat de muren daverden en weldra ten deele instortten.
De drost BEREND HAKFOORT, de bevelhebber der stad, hierdoor niet ontmoedigd, liet in de opening eenen hoogen wal opwerpen, waarachter zijne soldaten in gelederen geschaard, weder post vattende, met pieken en haken de belegeraars die de muurbrokken beklommen, onder den voet haalden en naar beneden deden tuimelen; terwijl busschieters de aanvallers door de openingen zoo levendig met kogels begroetten, dat zij met groot verlies moesten aftrekken. SCHENK zond eenen bode naar Hasselt, om over het weghalen en begraven zijner dooden te handelen. Hij kreeg ten antwoord, dat hij de dooden konde krijgen, maar dat men derzelver plunje wilde behouden. Den volgenden dag werden dus alleen de naakte ligebamen in twee schuiten weggevoerd en begraven.
     Nadat de belegeraars eenige dagen rust genoten en hunne gekwetsten in opgeslagen hutten verzorgd hadden, deed de keizerlijke veldheer den aanval hervatten; hij had nieuwen voorraad van buskruid en 16 stukken zwaar geschut uit Kampen ontvangen, waarmede de muren nu nog feller dan te voren werden beschoten. Doch zoodra de aanvallers de muren naderden, werden zij uit de schietgaten en door de reten der muren wakker begroet. De Hasseltelaars weken niet van de wallen; de vrouwen droegen hun ziedend teer, brandende pekkransen, vuurpijlen en steenen aan, en wierpen somwijlen zelve daarmede van de wallen, waardoor vele aanvallers ellendig omkwamen en SCHENK genoodzaakt werd den storm te staken.
     In weerwil van deze zege gevoelden de belegerden, daar koren en krijgsvoorraad begonnen te ontbreken, dat zij welhaast voor de overmagt zouden moeten zwichten. Zij trachtten dus den stadhouder SCHENK te misleiden, door met hem vredesonderhandelingen
aan te knoopen, terwijl zij inmiddels aan den gelderschen hertog eenen bode afzonden, om hem tot ontzet te bewegen. Maar de keizerlijke veldheer hiervan ingelicht, deed nu terstond de belegerden aanzeggen, dat zij slechts op hoop van ontzet het uitstel trachtten te rekken en zich dus dadelijk omtrent zijn aanbod hadden te verklaren. Hierop kwamen eenigen van den raad in het leger, verklarende, dat de overgave der stad niet van hen afhing, wijl de Gelderschen het bewind in handen hadden. De stadhouder zou eenen gematigden eisch doen, niemand uitsluiten en de bezetting met ontrolde vaandels uittrekken. Al deze punten werden door SCHENK toegestemd, mits de Gelderschen zonder kruid of kogels uittrokken en beloofden in eene maand niet tegen de Bourgondiërs te zullen dienen.
     Na de overgave van Hasselt kwam de geldersche veldmaarschalk MAARTEN VAN ROSSUM tot ontzet opdagen met een leger van 200 ruiters en 2,000 voetknechten. Hij stelde zich in slagorde in het gezigt der stad. SCHENK trok hem te gemoet en bragt door zijn geschut zulk eene slagting onder de Gelderschen te weeg, dat zij met verlies afhielden.
VAN ROSSUM scheen echter het gevecht te willen hervatten; maar de overgave der stad vernemende, trok hij af. Op den 21 Mei trok ook de geldersche bezetting na eene kloekmoedige verdediging van bijna zeven weken in volle wapenrusting met vliegende vaandels en slaande trom uit de stad, welke door SCHENK met 500 keizerlijke soldaten bezet werd.
     In 1582 werd Hasselt aan der staten zijde gebragt, in 1657, uithoofde van een gerezen verschil, door de Zwolschen belegerd, in 1672 door de Munsterschen veroverd en in 1825 door eene verschrikkelijke overstrooming geteisterd.
     Belangrijk was voor Hasselt het jaar 1828: toen werd de gewenschte brug over het Zwartewater gelegd, waarover vroeger zooveel twist gevoerd was.
 
– (1845). De Stad Hasselt in Overijssel. Hollandsch Penning-Magazijn voor de jeugd, 11, 313-315.

Category(s): Hasselt

Comments are closed.