DE GROOTE KERR TE ZWOLLE.
De Groote– of Michielskerk te Zwolle is zonder twijfel een der schoonste en merkwaardigste tempelgebouwen van gansch Nederland.
Wanneer dit bedehuis gesticht is, valt niet te bepalen, wijl deze gebeurtenis zích in den nacht der tíjden verliest. Het eenige wat men weet, is, dat zij reeds in 1040 bestond, want in dat jaar droeg de utrechtsche bisschop BERNULF haar aan het deventersche kapittel op. Door den verschrikkelijken brand van 1324 geheel in puin verkeerd, besloten geestelijken en leken haar prachtiger dan vroeger te herbouwen, weshalve men dan ook twee-en-dertig jaren achtereen tot dit werk besteedde. In dien stand bleef het gebouw tot in 1451, toen, met medewerking van den kardinaal NICOLAAS VAN CUSA, den pauselijken gezant dezer landen, hetzelve op nieuw werd vergroot, verbouwd en verfraaid. Aanvankelijk was deze kerk alleen aan den aartsengel MICHAEL toegewijd; in later tijd echter heeft men haar ook aan de Tien duizend Martelaren en aan st. ELI-
ZABETH opgedragen. Zij pronkte toen met 35 kostbare altaren, vele beelden en schilderijen, en bezat eene beroemde boekerij, door den geleerden JAN CELE aan haar vereerd. — Eerst in 1580 ging de kerk aan de Hervormden over.
De indruk, welken deze tempel op den binnentredende maakt, is treffend. Nu eens staat men opgetogen over het kunstige platte gewelf en over den heerlijken predikstoel, dan weder over eenen zeer merkwaardigen steenen trap, die naar het orgel geleidt en in zijn middelpunt van boven naar beneden geheel open is. Met bewondering aanschouwt men het prachtige, rijk en smaakvol versierde orgel, en vindt geene woorden om zijne verrukking te uiten, wanneer dit meesterstuk der werktuigkunde de heerlijkste toonen door het statige gebouw doet ruischen.
Dit orgel, door de gebroeders J. en G. SNITSKERS, van Hamburg, vervaardigd, werd eerst omtrent het jaar 1740 tot volkomenheid gebragt. Het heeft 4 klavieren, een vrij pedaal, 80 registers (waaronder 63 sprekende stemmen), 4,275 metalen pijpen en 12 blaasbalgen. Men dankt het voornamelijk aan de milddadigheid van twee rijke zwolsche heeren, THEODORUS en BERNARDUS HUETE. Tusschen de beide marmeren kolommen, waarop het orgel rust, is een trap, die naar de nette en ruime consistoriekamer geleidt.
De voortreffelijke predikstoel, van 1617—1622 vervaardigd door ADAM STRAAR, van Weilburg, wedijvert met die der Nieuwe kerk te Amsterdam in fraaiheid en sierlijkheid. De hemel is met prachtig lofwerk der schoonste beeldhouwkunst versierd, welks hoog opklimmende sieraden in eenen pot met bloemen van allerlei soort en schitterende kleuren eindigen. Ook de stoel met het voetstuk zelf zijn schoon gebeeldhouwd en worden bezwaarlijk overtroffen.
Vooral is zulks het geval met de uitgebeitelde koord langs den opgang der kunstig uitgesneden trappen.
Het stelt een kabeltouw voor, waarvan de sierlijke knoop door anderen te vergeefs is nagebootst.
Onder de overige merkwaardigheden der kerk, mag men ook de schoone balustrade en het koperen traliewerk niet vergeten. Door dezelve is het koor van het schip gescheiden, terwijl dit bovendien wordt opgeluisterd door een zeer kunstig slag-uurwerk.
In den buitenmuur der Groote-Kerk, tegenover de Sassenstraat, is op de hoogte van bijna 2 el een steen ingemetseld, vertoonende het borstbeeld van eenen man, beide handen als tot het doen van eenen eed opheffende, en vóór hem nog drie kleinere borstbeelden, op welke hij nederziet. Wanneer men naar de beteekenis van dezen steen vraagt, zoo is steeds het antwoord: »Hij stelt den bouwmeester der kerk voor. Toen hij tot de hoogte was gekomen als thans de steen staat, had hij geen geld meer. Dit bezwoer hij met eenen duren eed, en voegde er bij, dat, indien men hem dwong voort te bouwen, hij met zijne drie kinderen moest omkomen. Deze geschiedenis nu is op den steen afgebeeld.” In tegenspraak met de legende is echter de voorstelling: het zijn klaarblijkelijk heiligen, gezeten in den schoot van ABRAHAM. Het latijnsche opschrift, blijkbaar uit de 11de of l2de eeuw, luidt, vertolkt: »Door Mij staat de plaats des levens, dit huis, open. Komt!”
Boven het beeld leest men: Vader ABRAHAM.
Nevens deze kerk stond weleer een der aanzienlijkste torens des lands. Zijne hoogte bedroeg ongeveer 122 el. Dit reusachtig gevaarte, van 1406 tot 1443 opgetrokken, werd driemalen, en wel, in 1548, 1606 en 1669 door den bliksem getroffen en telkenreize grootendeels vernieuwd. Hoezeer na elke dezer rampen hersteld, had het muurwerk te veel geleden, zoodat een storm op den 17 December 1682 het grootendeels deed instorten. Weinige dagen later viel een ander gedeelte omver, en op den 30 December deszelfden jaars was de vernieling voltooid. Sedert is deze toren nimmer weder opgerigt.
– (1845). De Groote Kerk te Zwolle. Hollandsch Penning-Magazijn voor de jeugd, 11, 145-146.