Dirk J. de Vries
De middeleeuwse wijk Voor(ster)straat in Zwolle
Aan de hand van enkele gebouwen, gepubliceerde en ongepubliceerde historische gegevens en informatie uit de ondergrond is het mogelijk iets te zeggen over een middeleeuwse stadswijk, ondanks beperkte waarnemingen. Pas nu blijkt hoe gecompliceerd de ontstaansgeschiedenis van Zwolle is en hoe speculatief sommige auteurs zich daarover in het verleden hebben uitgelaten. Door interdisciplinaire samenwerking kunnen oude en nieuwe gegevens resulteren in andere standpunten ten aanzien van het ontstaan van de stad, zie de conclusie.
In de wijk Voor(ster)straat neemt de Onze Lieve Vrouwekerk een markante, centrale plaats in (Afb. 1). Er is een historisch-ruimtelijke samenhang in de totstandkoming van de kerk en de bewoners van de wijk en de regio. “De tweede kerck, die O.L. Vrouwe toegewijdt en kruisgewijs gebouwt is, is niet door de ingezetenen van ‘t nabuurige Dorp Maastenbroek gesticht, zoo als ‘t gemeen zeggen is: ten ware dat ze het opbouwen door eene mildadige handreiking bevordert hadden; ‘t welck echter in de registers der kerckmeesteren niet aangetekend staat. Maar ze is gesticht door de godsdienstige zorgvuldigheit van den raad, wiens Brief noch in weezen is”.1
Onder Lodewijk Napoleon werd de leegstaande en sterk verwaarloosde Onze Lieve Vrouwekerk aan de katholieke Zwolse minderheid geschonken. Thans is het de dekanale hoofdkerk van de stad. In kerkbezoek en begiftiging speelden de welvarende roomse boeren uit de polder Mastenbroek tot in deze eeuw een belangrijke rol. Meer dan andere Zwolse bedehuizen was de Onze Lieve Vrouwekerk verbonden met de ontginning van de polder Mastenbroek. De kerk ligt in de wijk Voorstraat, genoemd naar de gelijknamige straat in de wijk of naar het buiten de stad gelegen buurtschap en het kasteel De Voorst richting Kampen ten zuiden van de IJssel.2
Afb. 1. De Onze Lieve Vrouwenkerk met toren (foto H. Versteeg).
De heren Van Voorst maakten aanspraak op het woeste gebied tussen Zwolle, Kampen en Hasselt, Mastenbroek geheten. In een gemeenschappelijke aktie van de Overijsselse steden en de Utrechtse bisschop Jan van Arkel werd het kasteel in 1362 met de grond gelijk gemaakt, werd Mastenbroek afgekocht en in 1364 onder de overwinnaars verdeeld.3 De exploitatie van de vruchtbare polder schonk de landsheer, de stad en haar inwoners welvaart. De neerslag van die bloei manifesteerde zich in de bouw van een opvallend aantal nieuwe huizen en in de aantallen nieuwe burgers. In de periode 1367-1374 ontving de stad jaarlijks namelijk gemiddeld 63 nieuwe burgers, de hoogste piek in de 14de eeuw en twee keer zo veel als de toewas van de veel belangrijker stad Deventer in die tijd.4
Met enige vertraging profiteerde ook de O.L.V. Kerk van de welvaart van aanzienlijke burgers omdat die als eerste hun huizen lieten optrekken. Aan het oostelijk deel van de kerk werd tussen 1395 en 1417 gewerkt.5 Aan de Kamperstraat bouwde het patriciaat in het laatste kwart van de 14de eeuw riante huizen op ruime erven. Aan de bebouwing is te zien dat die erven (‘weren’) en straten pas later aaneengesloten werden volgebouwd en verdeeld in kleinere eenheden. Dankzij bouwhisto-
Afb. 2. Wijk Voor(ster)straat in Zwolle. Detail van het Kadastraal Minuutplan omstreeks 1830. Schaal ca 1:2000.
risch onderzoek is het mogelijk de oudste huizen te herkennen en te dateren.
In de geschreven en recent ontsloten bronnen van het Zwolse Gemeente archief zijn de bewoners te achterhalen.
Ter plaatse van enkele huizen en op achtererven vond daarnaast archeologisch onderzoek plaats. Hierna zullen de veranderingen in de wijk Voorstraat chronologisch besproken worden. In werkelijkheid was de volgorde van werken omgekeerd, dus terug redenerend in de tijd. Dit geldt zowel voor het onderzoek onder de huizen (via de stratigrafie van de bodem), in de huizen (door het uitpellen van bouwlagen) en het achterhalen van bewoners in de archieven via het kadaster naar de 17de-eeuwse vuursteden en van daar via transporten, regesten, leningen e.d. terug naar de middeleeuwen).
De Voor(ster)straat
In de Zwolse geschiedschrijving heerst verwarring over de interpretatie van sommige straat- en wijknamen. Zwolle was in de middeleeuwen verdeeld in vier wijken, de Waterstraat, de Diezerstraat, de Sassenstraat en de Voor(ster)straat (Afb. 2).
In akten situeert men een huis of een erf doorgaans in één van de vier, naar de hoofdstraat genoemde wijken ongeacht of het aan die straat lag, dan wel aan een achter- of dwarsstraat elders in de wijk. De hoofdstraat van de middeleeuwse wijk Waterstraat was de huidige Melkmarkt plus Grote Markt, beide gelegen aan de Grote Aa.
Verwarrend is, dat binnen dezelfde wijk maar verder naar het noorden bij de huidige Thorbeckegracht, binnen de stadsmuren ook een Waterstraat ligt.
Aanduidingen zoals waterstraat en steenstraat blijken aanvankelijk soortnamen te zijn, op diverse lokaties van toepassing.
Een vergelijkbare complicatie dient zich binnen de wijk Voor(ster)straat aan. De wijk en hoofdpoort waren genoemd naar het buiten de stad gesitueerde buurtschap en het kasteel Voorst dat zeker teruggaat tot de 12de eeuw.6 In 1362 werd het kasteel ingenomen en gesloopt, mogelijk een reden om de straat later naar het tweede, en verder af gelegen doel van de uitvalsweg te vernoemen: de stad Kampen. Kamperstraat en Kamperpoort werden echter pas in de 17de eeuw de definitieve namen voor Voorsterstraat en Voorsterpoort. In 1586 schreef men bijvoorbeeld nog Camper offte Voerstraete.7
De vroegste vermelding van de wijk Voersterstrate heeft betrekking op een lening (een zogenoemde jaarrente) gaande uit een hofstede van Herman en Jutte Vreze in 1349.8 In 1356 werd het huis van ridder Bertold van Haersolte eveneens bezwaard met een jaarrente.
Afb. 3. Situering van de thans nog aanwezige of reconstrueerbare 14de eeuwse huizen aan de Kamperstraat te Zwolle (tek. auteur 1997). Schaal ca 1:2300.
Het is niet waarschijnlijk dat er in die tijd stenen huizen buiten de vesting stonden.9 Met andere woorden, de stenen huizen waarvan de aanwezigheid schriftelijk vanaf 1356 en materieel vanaf 1353 10 bekend is, moeten bescherming hebben genoten van een ommuring en een poort.
Dankzij bouwhistorisch en dendrochronologisch onderzoek weten we dat er oude 14de-eeuwse huizen in de wijk aan de Kamperstraat staan. Diverse stenen huizen aan de Kamperststraat werden gedateerd dankzij de aanwezige kapconstructies en vloerbalken in 1367 (nr. 11), 1375 (nr. 14), 1383 (nr. 27) en 1389 (nr. 10), (Afb. 3). De rooilijnen van de Kamperstraat waaraan deze huizen
Afb. 4. Melkmarkt 41 vanaf het Gemeente Archief aan de Voorstraat (foto auteur 1992).
staan, corresponderen met de voormalige voorgevels die behoren tot de nog aanwezige oudste casco’s. De bebouwing aan de Voorstraat, zeker aan de noordzijde, lijkt eeuwen jonger en meer secundair van karakter te zijn.11 De ogenschijnlijk beperkte ouderdom van die bebouwing aan de Voorstraat ten opzichte van die aan de Kamperstraat en de gegevens over de vuursteden, gaven de indruk dat de Voorstraat in de late middeleeuwen minder belangrijk was dan de Kamperstraat. Deze veronderstelling wordt bevestigd in een artikel uit 1910 door C.W. van der Pot.12
In de 17de eeuw was de Kamperstraat reeds aanzienlijker dan de Voorstraat maar ook dan de Melkmarkt. Dit blijkt uit de heffingsgrondslag van de belasting op vuursteden waarvan de registers vanaf 1628 bewaard bleven. In dat jaar telde de zuidzijde van de Melkmarkt gemiddeld 2.84 vuursteden per huis, de daarachter gelegen noordzijde van de Voorstraat 2.53 vuursteden en de Kamperstraat gemiddeld 3.79 per huis.13 Het aantal haardplaatsen of vuursteden was een geaccepteerde indicatie voor de financiële draagkracht van de bewoner en daarmee van het aanzien van een pand.
Hoewel er in de 14de eeuw op de zuidelijke rooilijn van de Melkmarkt tenminste één stenen huis stond,14 tekende zich pas in de 16de eeuw definitief de hogere status van de Melkmarkt ten opzichte van de Voorstraat af. De met zandsteen doorspekte representatieve voorgevel van Melkmarkt 41, thans het Stedelijk Museum, werd omstreeks 1544 gebouwd in opdracht van rentmeester Engelbert van Ens 15 (Afb. 4).
Omstreeks 1400 en verder in de 15de eeuw konden huizen met doorgaande erven zowel ‘aan het water in de Voorstraat’16 of ‘voor van de Voirstrate tot achter aan de straat bij het water’ gesitueerd zijn.17 De plaatselijk grotere betekenis van de Voorstraat blijkt bijvoorbeeld uit een akte van 1441 waarin de aard van de bebouwing aan de Aa (Melkmarkt) ten opzichte van de
Voorstraat naar voren komt:
‘…een huis dat van Henric Koteken was en dat tussen de stal die van Henric Koteken was en het huis dat van Willem Ruhorst was, bij de Aa in de Voerstrate gelegen is, voor van de straat tot achter het met leien gedekte huis van Henric Koteken’.18 Met andere woorden, het kostbare, met leien gedekte hoofdhuis van schepen Henric Koteken lag aan de Voorstraat en zijn andere huis en stal lagen aan de Melkmarkt. Tot zover de relatie tussen de huidige Voorstraat en Melkmarkt. Hoe verhield zich nu de huidige Voorstraat ten opzichte van de Kamperstraat en welke van de twee was de oudste?
In transport- en beleningsakten komt incidenteel de naam ‘Olde Voerstrate’ voor. Dankzij een koppeling met de accijnsregisters op vuursteden kan een aantal huizen exact worden gelokaliseerd. Zo is er in de 16de eeuw diverse malen sprake van percelen die aan de Aa (Melkmarkt) gesitueerd zijn en doorlopen tot aan de ‘Olde Voirstrate’.19
Voorstraat en ‘Olde Voirstrate’ zijn dus hetzelfde. Dit wordt bevestigd wordt door enkele akten waarin de situering van huizen aan de zuidzijde van de Olde Voorstraat vermeld staat en waarvan de percelen doorliepen tot aan het Onze Lieve Vrouwekerkhof.20 In 15de- en 16de-eeuwse akten komt die ‘Olde Voersterstrate’ regelmatig21 ter sprake, evenals in het met koper beslagen boek van ‘onse lieuer vrouwen broderscap in onser lieuer vrouwen kerke bynnen zwolle’ dat begint in 1412.22 De daarin opgetekende éénmalige of jaarlijkse schenkingen kenden onderpanden, die algemeen gesitueerd waren in de ‘Voerstrate’, in de ‘Olde Voerstrate’23 en zelfs in de ‘Nije Voerstrate’. Met vijf vermeldingen van huizen aan de ‘Nije Voerstrate’ bedoelde men, naar we nu kunnen reconstrueren, de huidige Kamperstraat.24 Daaronder bevonden zich de huizen van Van Haersolte en Van den Water. Dit waren respectievelijk het hierna te bespreken pand Kamperstraat 11-13 en het thans grotendeels niet meer aanwezige middeleeuwse huis Kamperstraat 22.25 Met deze gegevens kan op ondubbelzinnige wijze vastgesteld worden dat de huidige Kamperstraat destijds de nieuwe Voorstraat van de wijk was en dat de huidige Voorstraat door primaat en continuiteit haar naam met recht draagt.
De gegevens uit de vuurstedenregisters tonen dat de bebouwingsdichtheid per
Afb. 5. Perceelsgrenzen en ophogingslagen ten plaatse van Melkmarkt 39 tijdens de opgravingen in september 1995 (foto auteur).
straat in 1628 aanzienlijk verschilde: 43 huizen aan de zuidzijde van de Melkmarkt tegen ruggelings 30 aan de noordzijde van de Voorstraat.26 Het beeld van de verondersteld rijkere Kamperstraat wordt bevestigd door het gemiddeld aantal huizen van 17 per straatwand.27 Hoewel zich in de huizen aan de Kamperstraat ook kelders bevinden, werden deze volgens de registratie van 1628 niet afzonderlijk verhuurd, zoals wel in het huizenblok Melkmarkt Voorstraat 12 keer het geval was. De gunstige ligging bij het water maakte deze kelders waarschijnlijk aantrekkelijk voor afzonderlijke verhuur. Hoewel de bebouwing zich tot ver in de 19de eeuw steeds meer verdichtte, bleef het in de 17de eeuw aangetroffen verkavelingspatroon zeker tot omstreeks 1830 herkenbaar. Aan de zuidzijde van de Melkmarkt en de noordzijde van de Voorstraat tellen we volgens het Kadastraal Minuutplan ruggelings in beide straten 28 percelen, 23 aan de zuidzijde van de Voorstraat en gemiddeld nog steeds 17 aan de Kamperstraat.
Dit verkavelingspatroon is echter veel ouder dan de 19de of 17de eeuw.
Stadsarcheoloog Hemmy Clevis vond ter plaatse van de nieuwbouw van het Stedelijk Museum aan de Melkmarkt sporen van houten huizen aan de Voorstraat en perceelsscheidingen aflopend naar het water van de Melkmarkt.
De onderste lagen dateren uit het jaar 1064 (Afb. 5).28 Het waren smalle percelen, ten dele overeenkomstig de huidige grenzen, ten dele behorend bij kleinere eenheden die Van Ens bijvoorbeeld in de eerste helft van de 16de eeuw verwierf om zijn grote huis te bouwen.29 Vanaf de 11de eeuw, werden de huizen nog in hout opgetrokken en was er een intensieve en continue bewoning langs de Grote Aa. Clevis vond op de achtererven van enkele grote, 14de-eeuwse huizen aan de Kamperstraat (nr. 10, 11/13 plus de Hof van Zwolle) geen sporen die ouder waren dan die eeuw. Met andere woorden: de archeologie bevestigt het historische gegeven dat de Voorstraat ouder is dan de Kamperstraat, hoewel dit beeld aanvankelijk werd tegengesproken door het bouwhistorisch onderzoek en door enkele geschiedschrijvers. Nader onderzoek aan één van de ogenschijnlijk jongere huizen aan de Voorstraat, nummer 11 met een casco uit circa 1370 (zie de bijdrage van Eva Röell) bracht onlangs aan het licht dat aan deze straat wel degelijk zeer oude panden staan.
Andere straten, poorten en de kerk
De twee belangrijke straten die de wijk in noord-zuid richting ontsluiten zijn de Luttekestraat en de Korte Kamperstraat waarvan de benamingen uitdrukken dat ze kleiner zijn dan de voornoemde hoofdstraten.
De Luttekestraat is als zodanig reeds bekend in 1369.30 Na de eerste vermeldingen van een Camperstraet in de late 16de eeuw31 volgden de Corte Camperstraet in de 17de eeuw en in 1873 pas de Kalverstraat,32 beide voorheen aangeduid als ‘straat langs de stadsmuur’ dan wel als ‘straat bij de Blijdemerckt’ (Kalverstraat). Het blokje ten westen van de Onze Lieve Vrouwetoren of Peperbus had in de late middeleeuwen een bijzondere naam.
Men sprak toen van huizen ‘opten Laegen’ aan het Onze Lieve Vrouwekerkhof of in de Voorstraat, kennelijk een lager gelegen stuk grond.33
De tegenwoordige Van Hattumstraat noemde men in de 15de eeuw Meyerssteghe34 terwijl de Blidemarct in de late 14de eeuw als zodanig reeds bekend stond.35 In de loop van de 17de eeuw raakten ‘Melckmarckt’ en de namen van kleinere ‘gemene’ of ‘openbare straten in de Voorstraat’, zoals de ‘Melckmarckt stege’ en de ‘Drosten stege’ ingeburgerd.36 De oudste en sinds de 14de eeuw onveranderde straatnamen in de wijk zijn dus die van de Voorstraat, Luttekestraat en Blijmarkt.
De 18de-eeuwse historicus B.J. van Hattum veronderstelde reeds dat de Voorstraat de oude hoofdstraat van de wijk en de uitvalsweg naar De Voorst was. Aan het eind van de Voorstraat zou volgens hem de oudste Voorsterpoort gelegen hebben.37 Uit een
beperkte opgraving binnen het pand Korte Kamperstraat 10, kwam in 1978 slechts een muurtoren tevoorschijn (Afb. 6) en niet een poort. Van deze plaats is reeds een vermelding uit 1390 bekend: ‘dat Wijnken van der Sande en Henric Raven aangenomen hebben een stadswerf te zullen maken aan het eind van de Voirstrate buiten des Hanenpoirte tussen de steiger en het huis van Alberte van Derlevorde en die op hun kosten in goede staat te houden, op voorwaarde, dat zij tussen de poort en het water een 8 voet brede weg zullen laten liggen, maar met de bepaling, dat zij ieder het overblijvende terrein mogen gebruiken en daar een varkenshok op mogen zetten, dat zij echter zullen moeten afbreken wanneer een poort met een doorgang ter breedte van een wagen gebouwd zou moeten worden’.38
Hoewel deze omstandigheden betrekking hebben op de situatie na de vernieuwing van de stadsmuur blijkt hier niets van de (voormalige) aanwezigheid van een stadspoort.
De stad Zwolle had in het begin van de 14de eeuw al diverse poorten en torens.
In 1328 wordt een Diezerpoort vermeld, in 1329 een Loepoort (die er toen al een tijd stond) plus een toren aan de Visschendeshaven en in 1334 een toren aan de Waterstraat (Melkmarkt).39 De laatste twee torens stonden op de plaatsen waar de Aa de stad respectievelijk in en uit stroomde. De veronderstelling van Koch, dat er rond 1300 buiten de stad een vooruitgeschoven toren stond,40 moet op grond van de aanwezige 14de eeuwse stenen huizen in het achterliggende gebied afgewezen worden.
In 1364 komt de Voersterpoort voor het eerst ter sprake om enkele huizen in de Voersterstraat te lokaliseren.41 De poort zal omstreeks of kort na 1350 dateren omdat er vanaf 1353 stenen huizen in dit deel van de wijk voorkomen. De aanwezigheid van een hofstede (boerderij), die van Herman en Jutte Vreze in 1349, is mogelijk nog een indicatie voor pré stedelijke, agrarische omstandigheden.
In 1393 bestemde de Zwolse schepen Gerardus van Spoelde zijn huis in de Kamperstraat tot kapel ter ere van Maria waar een vicaris elke dag de mis voor zijn zieleheil en dat van zijn ouders moest opdragen.42 Wolft van Ittersum, een kerkmeester uit de 16de eeuw, stelt dat “dese kercke met den Toerne is beguenst toe timmeren int Jaer onses heren 1394”. Na de dood van Gerardus voerden schepenen en raad van Zwolle in het jaar 1394 onmiddellijk het testament uit, met dien verstande dat zij zijn huis verkochten en voor 300 rijnse gulden het Zwolse bezit van de Deventer proosdij aankochten. Dit ‘stuivertje wisselen’ in de vorm van grondruil had Gerardus in zijn testament reeds gesuggereerd. Kennnelijk was de hof van de Proosdij meer geschikt en open dan de inmiddels bebouwde Kamperstraat waar Gerardus’ huis aan de zuidzijde stond, zoals blijkt uit enkele akten.43
Eind 1394 was tenminste het terrein ingericht: “… dat erve, daer Onser Vrouwenkercke ende die kerckhoff op gemaket sijn soe groet alse dat nu ommebemuert is.”44
Het stadsbestuur voerde niet alleen het testament uit maar financierde tevens de bouw van een nieuwe proosdij inclusief een ‘hemelichede’, een toilet.45 Op 24 december 1396 volgden de wijding van het O.L.V. Kerkhof en op 26 november 1399 van de kerk waarbij bezoekers een aflaat toegezegd werd, respectievelijk aan allen die berouwvol en op devote wijze om het kerkhof liepen en aan vrome lieden die de kapel gedurende zeven jaar op bepaalde feestdagen bezochten.46
Uit de jaren, voorafgaande aan de wijding van de kerk zijn geen rekeningen met betrekking tot de bouw bewaard gebleven. Het kasboek geeft echter enkele losse posten en bestekken, steeds te verbinden met de activiteiten van de toen aangestelde (telkens twee) kerkmeesters die vanaf het begin van de 15de eeuw vrijwel allen bekend zijn 47
Het beheer van het godshuis viel meest toe aan de bewoners van de wijk. De vorm van de 15de/16de-eeuwse toren,
zoals ook de plattegrond van het oudere, oostelijke deel van de kerk, toont overeenkomsten met de Utrechtse Maartenskerk, symbool van het centrale landsheerlijke gezag.48
Conclusie
De bevindingen in de wijk Voorstraat geven te denken over het ontstaan van Zwolle. De oudste en belangrijkste straten van de stad waren de hoofdstraten van de vier wijken. Het waren tevens voerstraten, dat wil zeggen begeleidende straten evenwijdig aan de meanderende rivier de Grote Aa (Afb. 7).
Daarvan lagen aan de noordzijde alleen de Grote Markt en Melkmarkt direct aan water. Ze vormden samen de hoofdstraat die Waterstraat genoemd werd. In het noordoosten ligt de Diezerstraat waarvan de percelen aan de zuidzijde tot aan het water van de Aa doorliepen.
De eerste stadsuitleg in noordelijke richting heet Nieuwstraat, de langste straat van de binnenstad die zich over twee middeleeuwse wijken uitstrekt.
Tegen de noord- en zuidrand van de stad, binnen de omstreeks 1400 gebouwde ommuring, waren tot in de late middeleeuwen nog ruime percelen
Afb. 6. Plattegrond van de muurtoren aan het eind van de Voorstraat ter plaatse van Korte Kamperstraat 10 (tek. auteur 1978).
aanwezig.
Buiten de noordelijke muur, tussen de Steenstraat en de Drietrommeltjessteeg, lag de langgerekte ‘gaarde’ van Egbert Degen, intact tot 1465 toen de Dominicanen de helft daarvan kochten voor de stichting van hun klooster.49
Aan de noordzijde van de Nieuwstraat lagen diverse grote percelen die tot over de Bitterstraat reikten: Het Weytenhuis, een vrouwenklooster, werd in 1517 gebouwd op een stuk grond van de stad en in 1525 in westelijke richting uitgebreid met een minstens even groot terrein dat toen in eigendom was van schepen Johan ten Toerne maar in de 15de eeuw behoorde tot de familie Ten Water die aangrenzend meer bezit had.50 Ten oosten van de Roggenstraat lag aan de Nieuwstraat de bisschopshof sinds 1411, een groot terrein dat voordien van ridder Gerrit van Tybenkamp was.51
Ten oosten hiervan was in de 14de eeuw een vrouwenklooster St. Caecilia (Ter Kinderhuis) gesticht dankzij het bezit van J. Werenbolds en diens zoon Jacob Wermboldes.52
Soortgelijke omstandigheden bestonden ten zuiden van de Grote Aa en ten zuiden van de begeleidende Voer(ster)straat en (het eerste deel van de) Sassenstraat.53 Gerhardus van Spoelde bezat het voornoemde, naar verwachting aanzienlijke stuk grond ten zuiden van de Kampsterstraat. De Hof van Ittersum54 grensde in de Sassenstraat aan de Hof van Bernardus van Vollenhove waarop het Bethlehemklooster begin 14de eeuw verscheen. Sommige grote percelen blokkeerden de natuurlijke loop, de kortste afstand van het centrum naar de poorten, zoals duidelijk bij het bezit van de Proosdij (O.L.V. Kerk) en de Hof van Vollenhove te zien is. Wellicht is dit onderbroken, omkaderende straatverloop een indicatie voor de hoge ouderdom van de eigendomssituatie van die percelen.
Naast de aan Michael gewijde parochiekerk werd de O.L.V. Kerk eveneens ten zuiden van de Aa gesticht. Het Deventer kapittel was sinds 1040 niet alleen eigenaar van de Michaelskerk55 maar ook van het terrein waarop in 1394 de Onze Lieve Vrouwekerk gebouwd werd. De Zwolse kloosters daarentegen zijn alle op voormalige particuliere terreinen gesticht.
Van de Nije Voorstrate (Kamperstraat) en Nieuwstraat mag aangenomen worden dat ze nieuw aangelegd zijn, evenals de Bitterstraat die evenwijdig aan de Nieuwstraat duidelijk een serie percelen doorsneed. De aanduiding ‘Nye Voerstrate’ was enkel in de eerste helft van de 15de eeuw en daarna niet meer gebruikelijk.
Het oudste Zwolle had een langgerekte vorm. De bijbehorende begrenzende torens uit de eerste helft van de 14de eeuw markeerden een lintbebouwing langs een rivier. De ontsluiting van de rivieroever richting Voorstraat geschiedde via een groot aantal stegen waarvan er diverse nog op het Kadastraal Minuutplan te zien zijn. De funktie van de stegen verviel toen het havenfront zich in de middeleeuwen reeds verplaatste naar het Rode Torenplein en op de Grote Markt de Aa overkluisd werd.
De oriëntatie op het water is vergelijkbaar met die te Utrecht of met de vorm van de éénzijdige oeverbebouwing te Kampen. De bevolking concentreerde zich aanvankelijk langs de Grote Aa en haar begeleidende straten. De regelmatige eivorm van de stadsplattegrond is pas later ontstaan, nadat ook twee oostelijke lobben (het tweede deel van de Sassenstraat en de Smeden) bij de stad kwamen. Een soortgelijke ontwikkeling op basis van éénzijdige oeverbebouwing is ook in Deventer te constateren.56 Het is in Zwolle voorlopig hachelijk te speculeren over oude stadsgrenzen, de plaats van vroegere verdedigingswerken en de plattegrond van vóór 1380 zonder aanvullend archeologisch onderzoek. Clevis toonde dit enkele jaren geleden reeds bij de door niemand verwachte of voorspelde ommuring van de Smeden.
Afb. 7. Melkmarkt te Zwolle, de overkluisde voormalige Aa vanaf het Rode Torenplein (foto auteur 1994).
Noten
De noten op pag. 21 t/m 23 zijn in de tekst opgenomen als zijnoten.
Literatuur
Beek R. van, en V. van Vilsteren (1994). Van vóór de Voorst. Enkele 12de en vroeg 13de eeuwse vondsten en hun betekenis. In: Archeologie en Bouwhistorie in Zwolle 2, Zwolle.
Berkenvelder, F.C. (1980). Zwolse Regesten I 1350-1399, Zwolle.
Berkenvelder, F.C. (1985). Wie waren Van Beek’s buren? Enkele laat-middeleeuwse huizen met een geestelijke bestemming bij de Kleine A in Zwolle. In: V.T. van Vilsteren en D.J. de Vries (eds,), Van Beek en land en mensenhand, Utrecht. 120-125.
Boer, P. (1987). De bouwgeschiedenis van het Vrouwenhuis te Zwolle. In: Zwols Historisch Tijdschrift, nr. 1,4.
Gevers, A.J. en A.J. Mensema (1987). Drostenhuis. Het Provinciaal Overijssels Museum, Zwolle.
Hattum, B.J. van (1775). Geschiedenissen der stad Zwolle V, Zwolle.
Heusden, H. van en H. van Rijn (1726). Kerkelijke historie en outheden der zeven vereenigde provinciën: zesde deel behelzende de outheden en gestichten van Deventer, Kampen. Zwol, Otmarsum, Harderwijk, Doesburg, Hattem, Deutekom, Grol, Lingen en alle de onderhoorige Dorpen, Leiden.
Hoefer, F.A. (1911). De vesting Zwolle. In: Verslagen en Mededelingen VORG 27.
Hove, J. ten (1994). Het Vrouwenhuis te Zwolle, Zwolle.
Koch, A.C.F. (1980). Zwolle in de middeleeuwen. Enkele aspecten. In: Verslagen en Mededelingen VORG 95.
Kuile, E.H. ter (1974). De Nederlandse monumenten van geschiedenis en kunst. Noord- en Oost Salland. ‘s-Gravenhage.
Kuile, G.J. ter (1967-68). Oorkondenboek van Overijssel IV, V, Zwolle.
Pas, W. van de (1995). Van den twist die geroert es van den Mastbroke. De geschiedenis van de verdeling van Mastenbroek. In: Freek Pereboom, Jeroen Kummer en Harry Stalknecht [eds,], Omarmd door IJssel en Zwartewater zeven eeuwen Mastenbroek, Kampen. 31-41.
Pot C.W. van der (1910). Voorsterpoort en Voorsterpoort te Zwolle. Verslagen en Mededelingen VORG 26.
Spitzers, Th. A. (1996). Nederzettingsontwikkeling van Deventer tot 1200. Het kapittel van Lebuinus in Deventer. Nalatenschap van een immuniteit in bodem, bebouwing en beschrijving. Nieuwegein. 88-103.
Vries, D.J. (1994). Bouwen in de late middeleeuwen. Stedelijke architectuur in het voormalige Over- en Nedersticht, Utrecht.
Vries, D.J. de (1996). De middeleeuwse bouwgeschiedenis van de Onze Lieve Vrouwekerk te Zwolle. In: Jaarboek Monumentenzorg 1996. Zwolle/Zeist. 194-202.
Weijling, J.F.A.N. (1951). Bijdrage tot de geschiedenis van de wijbisschoppen van Utrecht tot 1580. Utrecht.
Wemes, D. (1995). Van voorstraat tot Rhoentoren: nederzettingsrelicten in een oude stad. In: Zwols historisch jaarboek 1985, 39-53.
Wormgoor, I. (1995). De Onze Lieve Vrouwekapel, de tweede kerk van Zwolle. In: P.H.A.M. Abels, J.L. Admiraal, G.N.M. Vis en I. Wormgoor (eds), De kerk in de kop. Bouwstenen tot de kerkgeschiedenis van Noord-West Overijssel. Delft. 47-68.
Zeiler, F.D. (1995). Een broek vol rieten. Overwegingen over de vroegste geschiedenis van Mastebroek. In: Freek Pereboom, Jeroen Kummer en Harry Stalknecht [eds.], Omarmd door IJssel en Zwartewater zeven eeuwen Mastenbroek, Kampen.
– Vries, D.J. de (1998). De middeleeuwse wijk Voor(ster)straat in Zwolle. In H. Clevis, H.P. Jansen, & J. de Jong (Red.). Archeologie en bouwhistorie in Zwolle, 4 (pp. 12-23). Zwolle: Gemeente Zwolle.