Broeders van het St. Antony-gilde te Vollenhove

BROEDERS VAN HET ST. ANTONY-GILDE
TE VOLLENHOVE.

     Het is bekend hoe oudtijds in tal van steden het St. Antony-gilde zich met een goed deel der armenzorg belastte. Men kent de St. Antony-gasthuizen, men herinnert zich de broederen die met eene St. Antony schelle »den armen luyden” gingen »bidden”, men denkt aan de St. Antony-varkens, die o.a. te Deventer en te Amsterdam bij uitzondering op de openbare straat mochten rondloopen.
     Ook te Vollenhove bestond zulk een gild. Het werd reeds in 1843 besproken in den Overijsselschen Almanak (bl. 282). Het kan n.l. zijn nut hebben de aandacht, vooral der genealogen, te vestigen op een handschrift op perkament in het Vollenhoofsche archief aanwezig, waaruit ook de schrijver van dat opstel putte.
     Het bevat behalve eene opgave der inkomsten van en eene ordonnantie voor het St. Antony-gasthuis, eene volledige lijst van hen die tusschen 1545 en 1740 als gildebroeders zijn toegetreden. Bij de namen van een aantal hunner (en dit geeft zeker aan de lijst meer belang) zijn aanteekeningen gevoegd omtrent hun sterfjaar en andere bijzonderheden; om enkele voorbeelden te noemen:

(Toegetreden 1577) Bernardus Michels, (obiit 1595).
     » 1621) Joan van Raeffelt, (obiit Satrapa Tubantiae).
     » 1636) Matthyes v. Beergen, (obiit Groningae mense Octobri cum propinquos ibidem inviseret).
     » 1640) Ascanius Pauts, (obiit et cecidit Capitaneus in Candia, cum in Castris Venetorum pro Republica aliquot annos contra Turcos gentes barbaras meruisset).
     » 1648) R. Grenvile, (Fertur hunc equitem tempore belli civilis in Anglia ab adversariis sub Parlamento captum et infeliciter esse patibulalum).

     Bij sommige namen treffen wij eene spreuk aan; zoo staat boven dien van Reinolt van Echten toeden Ruitenberg , het volgende:

S Y M B O L U M :
„Je ne souhaytte que
„Honneur, sante et louge vie
„Un bon cheval un bel amie
„Cents escus quand je voudray
„Le paradis quand je mouray.”

     Ook proeven van dichterlijke vlucht der broederen ontbreken niet. In 1689 o.a. wordt de toetreding van een leden in deze woorden vermeld:

„Sal dan myn reghterhant, ’t Anthonis giltreght teek’nen,
„Fiat wilt mij dan ook voor gildebroeder reeknen.
„Jacob Joncker
„Sowel in ’t light als in donker.”

     Of slechts de lust om deel te hebben in het werk der weldadigheid, telken jare verschillende aanzienlijken noopte in het gilde te treden ? Het kan zijn. Misschien ook hadden gezellige gildefeesten een niet geringe aantrekkingskracht.
Dat deze niet ontbraken leert een gedicht dat het handschrift besluit:

„Quicunque vult esse frater
„Bibat bis ter vel quater
„Bibat semel cum secundo
„Donec nihil sit in fundo
„Bibat Hera bibat Herus
„Ad bibendum nemo serus
„Bibat nobilis cum praetore
„Bibat consul cum pastore
„Et pro patria et pro Rege
„Bibamus vinum sine lege
„Et pro pace et pro satrapa
„Bibamus vinum sine aqua,
„Haec est lex potatria
„Amicorum, amicarum corda fidelia,”
„A°. 1702 die 17 Januarii.”
 
Leiden.F. A.
 
– Fockema Andreæ, S.J. (1883). Broeders van het St. Antony-gilde te Vollenhove. De Nederlandse Spectator, 28 (40), 316.

Category(s): Vollenhove

Comments are closed.