IV. Zwartsluis

IV Zwartsluis

     Aan het Zwartewater, op de plaats waar twee waterwegen uitmonden, nl. het Meppelerdiep en de Arembergergracht ligt het nu ruim 450 jaar oude Zwartsluis, 17 km ten noordwesten van Zwolle. Het was omstreeks 1850 een echte schippersplaats, want de scheepvaart vormde één van de voornaamste bestaansbronnen van het dorp.
     De burgerlijke gemeente, die in 1850 ongeveer 3750 inwoners telde, bestond uit een aantal buurtschappen. De kom van het dorp met 950 inwoners heette en heet nog de Schans, naar een door prins Maurits in de 80-jarige oorlog aldaar gebouwde versterking. Verder noemen we het Buitenkwartier of de Oude Sluis aan de voormalige ‘zeedijk’ naar Vollenhove, en de Nieuwe Sluis waar het oude Meppelerdiep in het Zwartewater stroomt.
     Buiten het dorp lagen aan de oostkant van het Meppelerdiep de gehuchten Stouwe en Baarlo, en aan de overkant Beukers. De kant van Hasselt uit lagen De Velde en het Zwartewatersklooster.
     Zwartsluis heeft door haar ligging veel van watervloeden te lijden gehad. Als de noord westerstorm loeide en het opgezweepte water van de Zuiderzee bij nacht en springtij tegen de dijken van het Zwartewater omhoog joeg, dan wist elke dorpeling dat er gevaar dreigde.

|pag. 102|

______↑______

     Vooral de vreselijke watersnood van begin 1825 heeft het dorp zwaar geteisterd: 11 mensen waren in het water verdronken, 290 hadden geen huis meer, veel vee was omgekomen en de materiële schade aan o.a. kalkovens en scheepstimmerwerven was enorm. Grote delen van Nederland hebben trouwens in 1825 deze watersnood ook aan den lijve ondervonden.
     Van de 3750 inwoners in 1850 hoorden er 3500 bij de hervormde kerk, die door 2 predikanten werd gediend. Eén van hen was van 1836-’38 ds B. Fijnebuik, die we later nog bij de Afgescheidenen in Zwolle zullen tegenkomen.
     Verder telde de dorpsgemeenschap 80 doopsgezinden, die vanaf 1692 een kerkje in het Kleine Lageland hadden staan, dat in 1842 vervangen werd door een eenvoudig gebouw in het Buitenkwartier. Er waren ook 60 ‘Christenen onder het Kruis’, zoals Van der Aa hen noemt en waarmee hij bedoelde 60 leden van de Gereformeerde Gemeente onder het kruis. We gaan deze groepering straks behandelen. Ze kerkten aanvankelijk in een voor dit doel ingericht huis zonder toren of orgel.
     Tenslotte telde Zwartsluis in 1850 nog 8 Christelijk Afgescheidenen, 30 rooms-katholieken en 50 Israëlieten.1 [1. Van der Aa, Aardrijkskundig Woordenboek i.v. Zwartsluis.]

     Bij gebrek aan gegevens valt er weinig te schrijven over de beginjaren van de Afgescheiden kerk in Zwartsluis. Zeker is in elk geval, dat in 1836 en ’37 personen uit Zwartsluis op de Provinciale vergadering van Overijssel present zijn. Maar niet meer in 1838 en volgende jaren: Op de vergadering van juni 1838 had zich een scheuring voorgedaan. Dit betekende in principe het begin van de ‘Gereformeerde gemeente onder het kruis’, waarvan Zwartsluis jarenlang een bolwerk is geweest, maar waar die gemeente pas in 1847 is geïnstitueerd.
     Vanaf 1844 hield deze kerkengroep elk jaar tot 1869 een Algemene Vergadering. In die periode zijn er van deze landelijke vergaderingen niet minder dan 6 in het Overijsselse plaatsje aan het Zwartewater gehouden; de rest voor het grootste deel in Rotterdam, Zwolle en Amsterdam.2 [2. De eerste vergadering vond plaats in het Utrechtse dorpje Linschoten (1844). Ook in Den Helder, Apeldoorn, Dordrecht en Haarlem is zo’n vergadering een keer gehouden, in Gouda tweemaal.]
     Wat deden nu de Afgescheidenen in Zwartsluis na de breuk in hun kerkverband in 1838? Bleven ze als zelfstandige gemeente bestaan, ja, waren ze ooit zelfstandig geweest?3 [3. In een rapport van de hervormde classis Kampen van 2 maart 1836 wordt Zwartsluis niet genoemd in de rij van classisgemeenten, waar ‘separatisten’ waren te vinden.]
     Het is niet duidelijk. Ze zullen (weer) volop hebben meegedaan met het conventikel houden. Maar toen de Kruisgezinden in 1844 hun kerkeiijk leven landelijk organiseerden, werd ook Zwartsluis door deze organisatiezucht aangeraakt. Het blijkt uit de beginpagina’s van het notulenboek van de kerkeraad, dat met 1847 begint. Daarin lezen we een verslag van ‘de uitgang uit de Hervormde en overgang tot de Gereformeerde kerk onder het kruis’. Dus niet een zich onttrekken aan de Chr. Afgescheiden kerk te Zwartsluis. Het is weer een bewijs, dat deze toen in Zwartsluis nog niet bestond. Ook blijkt dit uit een notitie in de notulen

|pag. 103|

______↑______

     van de Afgescheiden classis in 1848 in Staphorst gehouden: ‘Zwartsluis dat nu bijna geheel W. Smitt volgt’.4 [4. Classisnotulen 2 februari 1848. W.W. Smitt, de bekende Kruisgezinde predikant van Zwolle-Zalk was overigens al in september 1846 overleden.]

Ontstaan Gereformeerde gemeente onder het kruis te Zwartsluis (1847)

     De tweede pagina van het notulenboek van de kerkeraad begint met een in plechtige stijl gesteld verslag van de ‘uitgang uit de Hervormde en overgang tot de Gereformeerde kerk onder het kruis’ in 1847.5 [5. Op de eerste pagina vinden we een ‘gedicht’ van vier 4-regelige coupletten, getiteld: ‘Voor de schriba’. Het eerste luidt:
Gij Broeder! wie gij zijt, die ooit hier komt te schrijven
’t Gebeurde in der tijd, of wat er is geweest:
Weet toch dat veel papier, met inkt te gaan beschrijven
Gans ijdel wezen zal, is ’t niet in Waarheids Geest.]

     Uit dit verhaal wordt duidelijk, dat in het laatst van 1846 ‘van tijd tot tijd in een geringe particuliere woning voor eene kleine veragte schare menschen’, als oefenaar optrad Cornelis Jacobszoon Kloppenburg.6 [6. Cornelis Kloppenburg is in september 1813 in Maassluis geboren en in september 1876 in Grand Rapids overleden. In 1846 werd hij oefenaar, in 1848 predikant in Zwartsluis. Hij vertrok in 1849 naar Amsterdam, in 1857 naar Oud-Vossemeer, waar hij bleef tot 1870. In 1871 werd hij predikant bij The First Netherlands Reformed Congregation te Grand Rapids.]
Het was een kleine Hervormde gezelschapskring.7 [7. F.L. Bos, Kruisdominees (Kampen 1953), 148.] Maar hij beviel zo goed en trok zoveel hoorders, dat men hem, hoewel hij geen ‘menschelijke of kerkelijke bevoegdheid’ bezat, toch graag als officieel voorganger in Zwartsluis wilde hebben. De kleine schare was groot geworden.
Men zou dan vergaderen in de van Evert Lier8 [8. Evert Lier, scheepstimmerman, is op 14 april 1852, als weduwnaar van Klaasje Post en zoon van Hendrik Jan Lier en Niesje Everts, te Zwartsluis overleden, oud 78 jaar.] gehuurde timmerschuur aan de Nieuwe Sluis. En zo kwam Kloppenburg met zijn vrouw Susanna Dorothea Binnebösz in Zwartsluis wonen. De schuur zat vol, wanneer hij optrad. Toen het er echter op aankwam zich nu ook officieel van de hervormde kerk af te scheiden, en zich aan te sluiten bij de Gereformeerde gemeenten onder het kruis, bleken toch maar weiningen uit ‘de grote menigte van bestendige bijwoners’ bereid deze stap te doen.
Slechts 13 personen onttrokken zich aan het ‘Liberaal kerkgenootschap’, via een 11 november 1847 gedateerd schrijven. Vijf dagen later vond de aansluiting bij de Gereformeerde gemeente onder het kruis plaats, althans toen werd het plan dit te doen in een verklaring vastgelegd, en ondertekend. In een stuk voorzien van 25 handtekeningen. Omdat we hier voor een belangrijk deel de namen van de eerste leden van de Gereformeerde gemeente onder het kruis vinden, geven we ze in de aantekeningen door.9 [9. Het waren Jacob Gisolf en zijn vrouw Annigje Boorsma, Elisabeth Gisolf, C.J. Kloppenburg en zijn vrouw S.D. Binnebos, Toon Bolink, Alyda de Boer (wed. A. Bolink), Hillegie Bolink (ze is in december 1863 met haar toenmalige man Gerrit de Vries op de Zuiderzee verongelukt), Klaas Laske en zijn vrouw Femmegie Klazen.
Verder Jan Jonkman en vrouw Maria van Raalte, Jan Huisman, Pieter de Boer en vrouw Hendrika Toeters, Lammert Jan Marsman, (een schipper, die als weduwnaar in 1850 hertrouwde met de al genoemde Hillegie Bolink), Koob Huisman (een schoenmaker), Geugie Keiser, schipper Koendert Pott en zijn vrouw Geertje van der Stouw, Jan Estié (een huisschilder) bakker Jan Smit Janszn en vrouw Jentien Slager, Aaltje de Graaf (getrouwd met de winkelier Dirk Tielbaard) en Grietje Hendriks de Boer (getrouwd met Derk Slot).]

     Tegelijk werden enige vroeger-afgescheidenen in hun kring opgenomen, zodat in de notulen van de Afgescheiden classis genoteerd staat, dat ‘de samenkomst te Zwartsluis zich geheel heeft afgescheurd en aangesloten bij de Smittsgezinden’, d.w.z. bij de volgelingen van ds W.W. Smitt (al in 1846 overleden), de Kruisgezinden.
     Hoe nu die aansluiting te realiseren? Men besloot oefenaar Cornelis Kloppenburg naar ds C. van den Oever in Rotterdam te sturen, waar de Gereformeerde gemeente onder het kruis groeide en bloeide. Deze Van den Oever was daar in juni 1844 door de ook in Zwartsluis zeer bekende ds W.W. Smitt van Zalk als predikant bevestigd en was bij de Kruisgezinden de grote man aan het worden.10 [10. Dr F.L. Bos schrijft o.a. over hem: ‘Met zijn praktische, mystiek getinte prediking vol pakkende allegorieën, weet hij de volksziel te grijpen’ (Kruisdominees, 102).] Hèm zou men vragen hoe het nu moest met het zich als gemeente voegen bij het kerkverband van de Kruisgezinden en men verzocht hem binnen korte tijd de brenger van de brief (Kloppenburg) als voorganger in Zwartsluis te bevestigen en te helpen een kerkeraad te kiezen.
     Met dit schriftelijk verzoek in de zak en gesteund door een ‘aanbeve-

|pag. 104|

______↑______

[foto 1]

Cornelis Kloppenburg. Sedert 1846 oefenaar in Zwartsluis, daarna van 1848 tot 1849 predikant aldaar.

lingsbrief’ toog Kloppenburg op 22 november ’44 over Zwolle naar het verre Rotterdam. Vijf dagen later kwam hij weer thuis in Zwartsluis met bij zich een antwoord-schrijven van de Rotterdamse pastor, later wel eens ‘de paus van de Kruisgezinden’ genoemd.
     Deze had de broeders in Zwartsluis eerst een zachte terechtwijzing en een advies gegeven. Hoe wilden ze nu in het kerkverband van de gemeenten onder het kruis worden opgenomen als ze zelf nog niet eens een gemeente uitmaakten? Maar hij wilde hen niet ‘weigeren’ en adviseerde eerst een ‘biduur’ te houden om een kerkeraad te kiezen. Vervolgens konden ze een dominee laten komen om de ouderlingen en diakenen te bevestigen en de sacramenten te bedienen. Ze moesten er echter wel om denken, dat het een ‘wettig’ leraar diende te zijn. Daarvoor kwamen z.i. in aanmerking de predikanten C. Noorduyn te Noordwijk aan Zee, W.H. van Leeuwen te Den Helder, B. Sterkenburg te Oosterland, J. Plug te Woerden en hijzelf. Eén van deze genoemde predikanten kon dan worden uitgenodigd om de gemeente te Zwartsluis te institueren.
     Natuurlijk volgden Kloppenburg c.s. deze raad op. Twee december ’47 was de dag van het ‘biduur’. Tijdens deze plechtigheid werd Cornelis Kloppenburg tot dienstdoend ouderling en ‘voortdurende’ voorganger gekozen, en Pieter de Boer tot ‘regerend’ ouderling. Als diaken zouden optreden Jan Smit Jzn (de bakker), T. Bolink en Geugien Keiser. Koender Pott werd de kerkmeester en Jacob Gisolf ‘scriba’, wat hier zoveel als boekhouder zal betekenen.
     Al de volgende dag ging er een brief naar ds C. van den Oever in Rot-

|pag. 105|

______↑______

     terdam met het verzoek als ‘bevestiger’ op te treden. Deze beloofde naar Zwartsluis ‘ter bevestiging’ over te komen, maar kon niet op de gevraagde datum.11 [11. Schrijven 8 december 1847.] Want ten eerste had hij de brief pas maandagmiddag ontvangen en kon dus toen niet dadelijk weg.
     In de tweede plaats was het reizen ‘met de Beurtman zoo onzeker met wind en weer, dat men daar weinig staat op kan maken, en de Stoomboten varen niet meer’. ‘Maar nu heb ik zoo gedacht: als de Heere wil en wij leven, zal ik van hier op de Spoortrein gaan naar Arnhem, en vandaar per Deligans naar Zwolle en dan de naaste weg zoeken naar Zwartsluis, het zij over Kampen of elders, dan zoude ik zien dat ik Donderdagavond den 16 December te Zwolle predikte, en dan Vrijdags of Zaterdag naar U te komen, om dan Zondags het Dienstwerk onder U te verrigten enz.; dit zoo gesteld zijnde, kunnen wij dan eenige rekening op elkander maken, doch dit alles naar onze bedenking; maar de Heere bestuurd onze gangen’.
     Inderdaad arriveerde ds Van den Oever vrijdagmiddag 17 december om 4 uur in Zwartsluis met de ‘leerouderling’ Kloppenburg, die hem van Zwolle had afgehaald. Nog diezelfde avond was het kerkeraadsvergadering bij Kloppenburg in huis, waarin de gang van zaken voor a.s. zondag werd geregeld en waarin ds Van den Oever ‘teffens’ iets meedeelde ‘van de wonderlijke middelen en wegen door den Heere in Zijn alwijs en aanbiddelijk Godsbestuur gehouden tot het beklimmen van den kansel’ en vertelde van ‘eene ruime voorraad van eigen bevindelijke Geestelijke gaven en genade’.12 [12. C. van den Oever was in juni 1844 op de Algemene vergadering te Linschoten gehouden, geëxamineerd, en 4 dagen later door ds W.W. Smitt in Rotterdam bevestigd.] Wat zullen de broeders aan zijn lippen hebben gehangen! De broeders gingen niet laat naar bed: Om 10 uur ’s avonds ‘is de vergadering gescheiden in eene zielsvereenigende stemming des gemoeds’. Van den Oever ging met diaken Jan Smit mee naar huis, bij wie hij zou logeren.
     De volgende dag (zaterdag) zag men af en toe mensen bij Smit aankloppen: ze wilden graag met de gastdominee over hun bevindelijk geloofsleven praten, maar kregen niet de kans. In de notulen staat het als volgt aangegeven: ‘Wegens buitengewone en bijkomende afleidende omstandigheden is tot bittere droefheid van deze en gene bekommerde of heil begerige ziel … niet veel toegang kunnen worden verleend, om met den Godzaligen leeraar over zielstoestanden of den wonderlijke weg des geloofs en bekeering te spreken, hopende echter de belangstellenden op nadere daartoe voorkomende gelegenheid’.
     Zondag 19 december 1847 was het dan eindelijk de ‘lang verwachte en met reikhalzend verlangen tegemoet geziene dag’, de dag van de stichting van de gemeente. De timmerschuur bij de Nieuwe Sluis zat stampvol, doordat ‘velen van elders waren toegevloeyd’. De notulen worden lyrisch, als ze de instituering vermelden: ‘o blijde, o statelijke, o nooit door deze Gemeente te vergeten dag’.
     ’s Morgens preekte ds Van den Oever over Hand. 20: 28, en ’s middags bediende hij het Avondmaal met als tekst Joh. 6: 31.13 [13. Hand. 20: 28: Zoo hebt dan acht op uzelven en op de geheele kudde, over dewelke u de Heilige Geest tot opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden, welke hij verkregen heeft door zijn eigen bloed.

Joh. 6: 31: Onze vaders hebben het manna gegeten in de woestijn, gelijk geschreven is: Hij gaf hun het brood uit den hemel te eten.] De notulen

|pag. 106|

______↑______

merken hierbij nog op, dat ‘aan twee vrouwen de Heere zich aan des Heeren Tafel levendig en gevoelig heeft geopenbaard’.
     ’s Avonds preekte ‘leerouderling’ C. Kloppenburg uit Hooglied 3: 6,14 [14. Hooglied 3: 6: Wie is zij, die daar opkomt uit de woestijn als rookpilaren, berookt met mirre en wierook en met allerlei poeder des kruideniers?] waarna ds Van den Oever nog een jongetje doopte, nl. de 2 maanden oude Gerrit Marsman, een kind van L.J. Marsman en T. Somer.
     De gemeente groeide snel. De notulen van de Afgescheiden classis van 2 februari 1848 te Staphorst gehouden, delen mee, dat Zwartsluis ‘nu bijna geheel Smitt volgde’.
     Personen, die zich bij de pas ontstane Gereformeerde gemeente onder het kruis te Zwartsluis wilden aansluiten, kregen eerst de volgende vragen te beantwoorden:

  1. Of gij gelooft dat de Schrift des O. en N. Verbonds Gods onfeilbaar Woord is en dat de gansche leer der zaligheid daarin volkomen vervat is, en in de daarop gegronde formulieren van Eenheid.
  2. Of gij gelooft na uwe overtuiging, dat alhier de zichtbare kerk van Jezus gevonden wordt, zooals deze beschreven is in art. 29 Nederl. Geloofsbelijdenis.
  3. Of gij uw leven en zaligheid buiten uzelf in Christus zoekt en daardoor bekent, dat gijzelf midden in den dood ligt en of gij u voorgenomen hebt bij die vrije genadeleer te blijven, de wereld te verzaken en een nieuw Christelijk leven te leiden, en zo gij u kwaamt te misgaan of gij u dan de Christelijke straf en de kerkelijke tucht wilt onderwerpen.

     De toelating als lid ging dus niet zo maar.
     Intussen was Kloppenburg nog steeds niet officieel predikant, maar er werd wèl een beroepsbrief voor hem opgesteld, zeer tegen de zin van ouderling J. Estié en diaken J. Smit. Deze wilden een dominee en niet een ouderling als voorganger hebben. Zo ontstonden er spanningen in de kerkeraad. Toen in de vergadering van 9 januari ’48 de aankoop van een pastorie en het bouwen van een kerk ter sprake kwamen, gaf dit aanleiding tot ‘veel deliberatiën’ en ‘ongepaste uitboezemingen’, zo erg dat ‘men gescheiden is op eene wijze die zeer veel te wenschen overliet’.
     Gelukkig kwam er een doorbraak in de moeilijkheden, want Kloppenburg toonde zich bereid zich te laten examineren voor het predikantschap. Nadat nu ook Estié en Smit de beroepsbrief hadden ondertekend en ‘hun vooringenomenheid met den Leeraar schenen te hebben afgelegd’ en ‘tekenen van oprechte toegenegenheid aan Z.E.W.’ toonden, nam Kloppenburg het beroep 24 maart aan, hoewel hij het examen nog niet had afgelegd! Maar dit kwam enige dagen later in orde.
     Op dinsdag 28 maart arriveerden de predikanten C. van den Oever, C. Noorduyn, W.H. van Leeuwen en J. Plug met hun ouderlingen in Zwartsluis, waar een Algemene vergadering zou worden gehouden.
Hierop werd Kloppenburg geëxamineerd. Nu, hij heeft het geweten.
Twee middagen en een volle dag werd hij aan de tand gevoeld met als resultaat, dat hij als predikant kon worden toegelaten. De eerstvolgende

|pag. 107|

______↑______

zondag werd hij door ds Van den Oever ‘met oplegging der handen van hem en ds Van Leeuwen’ als dominee van Zwartsluis bevestigd.15 [15. Met een toespraak over Ezechiël 3: 17: Menschenkind, Ik heb u tot een wachter gesteld over het huis Israëls; zoo zult gij het woord uit mijnen mond hooren en hen van mijnentwege waarschuwen.] En ’s middags deed Kloppenburg zijn intree met Filip. 1: 12: Genade zij u en vrede van God onze Vader, en de Heere Jezus Christus.
     Lang is ds Kloppenburg niet in Zwartsluis gebleven. Was hij op 2 april 1848 door ds Van den Oever als predikant in Zwartsluis bevestigd – na daar vanaf eind 1847 als ouderling-oefenaar te zijn opgetreden – al in 1849 vertrok hij naar Amsterdam. Zijn kerkeraad bestond toen uit de ouderlingen P. de Boer en G. Last (uit Genemuiden), en de diakenen Jan Smit, G. Keiser, T. Bolink en J. Estié (onder wie ook enkele kerkvoogden waren). Kloppenburg verklaarde schriftelijk dat hij in liefde, vrede en eensgezindheid in Zwartsluis had verkeerd (was dit wel helemaal waar?) en dat hij de zo juist genoemde broeders ‘volgaarne aan zijn opvolger in het Heilig Dienstwerk’ aanbeval.16 [16. Zijn afscheidspreek handelde over Hand. 20: 31 en 32.]

Ds Joh.C. Plug, 4 aug. 1850 – juli 1862
     Deze opvolger werd de 36-jarige Joh. Plug, die na tweemaal te zijn beroepen, op 1 augustus 1850 vanuit Apeldoorn met zijn vrouw Johanna Smit, twee kleine kinderen en een dienstbode in Zwartsluis arriveerde.17 [17. In Zwartsluis zijn tijdens zijn verblijf aldaar (1850-’62) nog 6 kinderen geboren: Leuntje (1851), Cornelis (1852), Engelina (1853), Adriana (1856), Johanna (1858) en in 1861 een levenloos geboren kind.]

[foto 2]

J. Plug (1824-1869). Van 1850-1862 predikant bij de Kruisgemeente in Zwartsluis.

|pag. 108|

______↑______

     Hij was in Noordwijk aan Zee geboren en daar opgeleid door ds C. Noorduyn, die hem in april ’48 in Apeldoorn had bevestigd. Op zondag 4 augustus ’50 werd hij door zijn voorganger ds C. Kloppenburg tot zijn dienstwerk ingeleid en deed zijn intree met Ezech. 3: 17. Het was dezelfde tekst, waarmee ds C. van den Oever enkele jaren geleden Kloppenburg als predikant in Zwartsluis had bevestigd!
     ‘Menschenkind, Ik heb u tot een wachter gesteld over het huis Israëls; zoo zult gij het woord uit mijnen mond hooren en hen van mijnentwege waarschuwen’.
     Zijn traktement zou ƒ 10,- per week bedragen plus de inhoud van de catechisatie-bus. Bovendien had hij vrij wonen, een tuin en ‘vrije brand’. Turf hoefde hij dus niet te kopen. Acht jaar later kwam er ƒ 2,- per week bij.
     Zoals wel meer voorkomt, bracht ook hier de komst van een nieuwe dominee enige opleving met zich mee. Bij de gemeente sloten zich als lid aan Jan Post (de bakker) en zijn vrouw Femmegie Baarslag, Jan Marsman en vrouw Trijntje Ammer, Margien Marsman, Matje Broek de vrouw van Jan Estié en nog enkele anderen.18 [18. Trijntje Ringenier vrouw van Kl. Koobs, Klaasje Broek wed. B. van Daalen, Hendrikje Huisman vrouw van Jan Zwiers.]
     De kerkeraad besloot voortaan onderzoek te doen naar de beweegredenen van hen die zich bij de gemeente wilden aansluiten en hen te verplichten zich te onttrekken aan het dwalend kerkbestuur van de hervormde kerk. Verder zouden de namen van de adspirant-leden tweemaal worden afgekondigd. Elk gemeentelid kon dan eventueel wettige bezwaren indienen. Ook moesten de nieuwe leden de drie reeds onder ds Kloppenburg vastgestelde vragen positief beantwoorden en zou men hun ‘een woord tot bevestiging toespreken’.
     Ds Plug pakte de zaken wel stijlvol aan.

Kerkbouw

     Omdat de timmerschuur, waarin de gemeente samenkwam, te klein werd, was de kerkeraad genoodzaakt zich met het probleem kerkbouw te gaan bezighouden. Hadden in 1850, na de komst van ds Plug in augustus, al 15 volwassenen zich bij de gemeente gevoegd, in 1851 werd het een springvloed van 56 personen, van wie bij ds Plug in de pastorie in aanwezigheid van beide ouderlingen op 24 januari ’51 niet minder dan 27 personen tegelijk als leden van de gemeente na het afleggen van een gereformeerde belijdenis zijn aangenomen. Onder die 27 nieuwelingen waren nogal wat schippers, zoals het lidmatenboek aangeeft. Ongetwijfeld overwinterden ze in Zwartsluis.19 [19. Paul Slurink, varende en zijn vrouw Barendina van Raalte, Arie de Jong, varende, en vrouw Femmegie Apperlo, Albert ten Heuvel, varende, Willem Johannes van de Beld, varende, Barteld van Daalen, Egbert Hoogeveen, varende, en vrouw Niesje Schurink.

Verder Klaas Koobs, Volker van de Weide en vrouw Klaasina Tuitema, Harm ten Heuvel, varende, en vrouw Aaltje van der Kolk, Hendrik Bouwman, Ilberd de Goede en Jan de Goede beiden uit Schutsloot, Jan Visscher, varende, en vrouw Meintje Bouwman, Jan W. van der Stouw, Maria van der Stouw wed. J. Schraa, varende, Peter Snippe, varende, Wolter Marsman en vrouw Rika Johanna Schoonewelle, en tenslotte Hendrika Apperlo van Hasselt.]
     Geen wonder, dat de hervormde kerkeraad van Zwartsluis constateerde, ‘dat de Gemeente onder het kruis hier zeer toeneemt’.20 [20. Notulen hervormde kerkeraad 16 april 1851 (aanwezig Rijksarchief Zwolle).] Voor 1852 telden we 18 aansluitingen. Het nieuwe kerkgebouw trok blijkbaar aan.
Want dat was inmiddels al lang klaar gekomen. De kerkeraad had de zaak doortastend aangepakt.
     Kerkmeester Koert Pott (een schipper) had in 1850 voor ƒ 4300,- plus

|pag. 109|

______↑______

de kosten van Jacob Siebrands van Richteren een huis met tuin gekocht.
Pott bleef eigenaar en bezitter, maar de Gereformeerde gemeente onder het kruis kreeg het vrij gebruik tegen betaling van een jaarlijkse rente van 4%. Een gedeelte van het huis werd al door ds Plug bewoond. En de eigenaar had reeds een stuk van de tuin voor kerkbouw afgestaan. Dit karwei – hierbij niet inbegrepen de ijzeren balken, verf en glas, banken enz. – was door de timmerlieden Jan Beukers en Jan Korver Huisman aangenomen voor ƒ 2350,-, onder voorwaarde dat bij de voltooiing van het gebouw ƒ 800,- moest worden betaald en het resterende bedrag in 3 termijnen, telkens op 1 oktober. Als borg tekenden K. Pott, G. Keiser en Jan Smit. En in augustus 1850 – hij woonde toen nog maar heel kort in Zwartsluis – legde ds Plug de eerste steen.
     Half oktober 1850 waren de timmerlieden volgens het bestek bijna klaar met het bouwen.21 [21. Notulen kerkeraad 16 oktober 1850.] Ze waren ook de laagste inschrijvers voor het maken van de banken (ƒ 380,-). Enige weken later kon het eenvoudig kerkje door ds Plug plechtig in gebruik worden genomen met een ‘leerrede’ over Ps 27: 4: ‘Eén ding heb ik van den Heere begeerd, dat zal ik zoeken: dat ik al de dagen mijns levens mocht wonen in het huis des Heeren, om de lieflijkheid des Heeren te aanschouwen en te onderzoeken in zijnen tempel’.
     En op 24 november ’50 werd voor het eerst het Avondmaal in de nieuwe kerk gevierd.

     Een belangrijke notitie vonden we in de notulen van 18 december 1850.
Toen in 1850 13 manslidmaten, behorende tot de gemeente van Hoksbergen in Kampen, met hun voorganger braken en een eigen gemeente wilden vormen, was ds Plug door drie broeders benaderd met het verzoek in Kampen een gemeente te ‘stichten’.22 [22. Ze hadden eerst hun toevlucht bij de kruisgezinden in Zwolle gezocht, maar deze wilden Hoksbergen niet afvallen.] Maar ds Plug weigerde zijn medewerking te geven, omdat hij had vernomen, dat de dissidente groep in Kampen ‘uit haat en nijd van de gemeente van Hoksbergen was afgegaan’. Ze zocht dus ‘meer scheuring en verwoesting dan stichting’. Onder die ‘afgescheurden’ bevonden zich ook ouderling G. Vos en een diaken, en deze zouden in die functie zonder meer moeten worden overgenomen! Maar ds Plug was van mening, dat daarvoor een nieuwe verkiezing noodzakelijk was. Bovendien zou de nieuwe groep ook nog de armengelden van Hoksbergen onder haar beheer houden! Plug bedankte dus voor de eer. Terloops merken we hier op, dat enkele maanden later de groep met assistentie van Afgescheiden predikanten – allicht waren er meer gegevens ter beschikking gekomen – op 5 maart 1851 geïnstitueerd werd tot de Christelijke Afgescheiden gemeente te Kampen.23 [23. F.L. Bos, Kruisdominees, 32, 33.]

     Af en toe preekte ds Plug in een andere gemeente, maar niet vaak, want er waren hem slechts 4 zondagen per jaar toebedeeld om buiten Zwartsluis voor te gaan. Zo zou hij op de eerste zondag van februari 1851 in Rouveen preken. In zijn plaats kwam dan in Zwartsluis Frederik

|pag. 110|

______↑______

Drok de gemeente ‘stichten’. Deze Frederik Drok behoorde tot de eerste Afgescheidenen in Smilde. We vinden hem later als oefenaar terug bij een kleine, niet geïnstitueerde kruisgezinde groep in Ambt Vollenhove.
Ook in Dedemsvaart heeft hij gewerkt. Pas in 1858 wordt hij door de classis Overijssel toegelaten als catechiseermeester. In 1874 is hij als voorganger in de Chr. Gereformeerde kerk in Ambt-Vollenhove overleden.24 [24. F.L. Bos, Kruisdominees, 41.] In mei ’51 moest ds Plug weer een zondag absent zijn. De kerkeraad zou dan oefenaar Klaas Smit van Hasselt, ‘onlangs bij ons aangesloten’, vragen ds Plug die dag te vervangen. En zo probeerde de kerkeraad de preek voorziening zo goed en kwaad als het ging, te regelen.
     Aan het eind van het jaar werden de kerkeraadsleden gekozen of herkozen. Aan het eind van 1851 kwam er opnieuw een wisseling. In plaats van ouderling Jan Smit werd nu Jan Kragt gekozen en Barteld van Dalen nam de plaats in van diaken Koob Huisman, terwijl ook Klaas Coelink diaken werd.
     De pas gekozen ouderling Jan Kragt liet zich al dadelijk gelden: hij bracht bezwaren in tegen oefenaar Klaas Smit, want deze liet zijn kinderen naar de ‘bedorven’ school gaan. Maar de kerkeraad merkte terecht op, dat Smit als oefenaar door de kerk was toegelaten en ook al vaak in Zwartsluis had geoefend. De broeders spraken het vermoeden uit, dat er persoonlijke antipathie van Kragt tegen Smit achter zat. De verkiezing van J. Kragt tot ouderling werd nu ongedaan gemaakt en ouderling Jan Smit kwam nu weer in de kerkeraad te zitten. In september ’53 bereikte deze schoolkwestie zelfs de Algemene vergadering in Zwolle gehouden.
Deze oordeelde, dat Klaas Smit niet als voorganger mocht worden geweerd wegens het sturen van zijn kinderen naar de ‘algemene’ school, zolang er geen ‘byzondere’ school was opgericht.25 [25. In 1858 kwam in Zwartsluis een Christelijke school tot stand.]
     Maar Jan Kragt – blijkbaar geen gemakkelijk heer – bleef oefenaar Klaas Smit dwarsbomen en wilde hem niet als ouderling erkennen.
‘Laatst zocht een door hem (Kragt) opgeruide menigte te verhinderen, dat Kl. Smit in Zwartsluis voorging’. Kragt bleef eigenzinnig elke vermaning verwerpen, en kwam niet meer in de kerk. De Algemene vergadering in 1854 te Rotterdam gehouden, moest er weer aan te pas komen.
     Een merkwaardige tuchtzaak vonden we in de kerkeraadsnotulen van 1 september ’53. Jacob Gisolf had een deel van zijn huis beschikbaar gesteld voor sommige Israëlieten, die zich tijdens een bruiloft met onmatig drinken van wijn en sterke drank en met het spelen op de viool ‘vleeslijk’ hadden vermaakt, dit alles tot ergernis van de gemeente. Gisolf werd van het Avondmaal afgehouden.
     Dan was daar ook Jentje Koobs,26 [26. Waarschijnlijk is ze Jentje Koobs Huisman, vrouw van Albert ten Heuvel, een schippersechtpaar.] die op zondag naar het Kampereiland en elders reisde om ds Ledeboer te horen en zich in de eigen kerkdiensten niet liet zien. Als reden gaf ze op: Hier is de kerk niet, het preken van ds Plug voldeed haar niet; ds Ledeboer ‘preekte de breuke’. Ze wenste niet gebonden te zijn, maar naar de kerk te gaan waar ze wilde.
Ook Jentje mocht niet aan het Avondmaal deelnemen. Ze onttrok zich

|pag. 111|

______↑______

later aan de gemeente.
     Zoals in elke gemeente wel het geval is kwamen ook in Zwartsluis kleine verdrietelijkheden voor. Er werd over de koster geklaagd, wiens taakvervulling niet onberispelijk was. Niet alleen hield hij de kerk ‘niet rein en zindelijk’ genoeg, maar ook gebruikte hij zand en bezems – eigendom van de kerk – voor zichzelf. Dit kon natuurlijk niet. Er kwam een nieuwe koster, Jan Estié, voor ƒ 50,- per jaar.
     Doordat het gezin van ds Plug groeide, was de pastorie te klein geworden. Daar moest wat aan gedaan worden. Daarom besloot de kerkeraad een nieuw huis te bouwen en op 3 april ’56 werd de bouw aanbesteed voor ƒ 1839,50 met de conditie, dat het werk in 4 maanden geklaard moest zijn. Wed. L. Stam werd de aanneemster. Een dag later werd in het gezin-Plug weer een dochtertje geboren, Adriana. Het was al het 4e kind, dat in Zwartsluis het levenslicht zag (en er zouden nog twee volgen).
     Ds Plug genoot veel vertrouwen in de classis, want in 1857 kreeg hij het verzoek R. Kamans les te geven. De student kwam bij bakker Jan Smit in de kost voor 60 cent per dag.

School

     Wat belangrijker was: In 1858 werd de mogelijkheid aangegrepen ook in Zwartsluis een ‘byzondere’ school op te richten. Tot onderwijzer benoemde de kerkeraad Hendrik Frugte uit Amsterdam op een traktement van ƒ 400,- per jaar plus vrij wonen. Wegens zijn zwakke stem kon hij echter geen voorzanger zijn. Het was weer wed. L. Stam, die aannam ook de nieuwe school te bouwen volgens het bestek opgemaakt door de gebrs. Stam. Zolang de school nog niet klaar was, zou meester Frugte vanaf 1 april voorlopig het onderwijs in de kerk geven. Uit de notulen van mei 1863 blijkt, dat er een vereniging tot ondersteuning van het Christelijk onderwijs is opgericht, die aan de Christelijke school in Zwartsluis ƒ 200,- subsidie geeft. Meester Frugte zou daarvan ƒ 20,- ontvangen. Maar deze vond dit te weinig en drong aan op een traktementsverhoging van ƒ 50,-. De reactie van de kerkeraad was: Nu goed, dan ƒ 4,- per maand meer ‘zolang de vereniging haar subsidie geeft’.
     In het najaar van 1866 kreeg Frugte een benoeming in Alkmaar. Hoewel de kerkeraad hem verzocht in Zwartsluis te blijven, meende hij toch te moeten gaan. G. Bos uit Koudum werd zijn opvolger: hij begon per 1 januari ’67 zijn werk aan de school in Zwartsluis. De kerkeraad was hem zeer terwille en liet voor meester in huis een ‘bovenkamer’ timmeren.27 [27. Notulen 30 januari 1867.] Maar zie, nog geen 4 maanden later verdween deze al weer uit Zwartsluis en ging naar Kampen. De kerkeraad boos! De broeders wezen hem er terecht op, dat er grote kosten voor hem waren gemaakt. En dan maar zo kort blijven?
     Nu besloot de kerkeraad meester Frugte in Alkmaar weer te benoemen op een traktement van ƒ 600,- per jaar. Maar meester liet zich niet meer

|pag. 112|

______↑______

naar Zwartsluis lokken. Dan wordt in oktober 1867 J. Postma – die net geslaagd was – benoemd op ƒ 550,- + vrije woning, brandstof en vrij van personele belasting. Deze arriveerde in het laatst van november ’67 in Zwartsluis en ging wonen in het huis ‘waarin nu J. van Veen woont’.
     We besluiten onze paragraaf over de Christelijke school met de vermelding, dat op 21 augustus ’83 de school haar 25-jarig bestaan (1858-’83) vierde.

     Toen in 1858 in het kerkverband van de Kruisgezinden het verzet tegen de heerszucht en het wederrechtelijk optreden van ds C. van den Oever tot een scheuring leidde, liet die breuk ook de gemeente van Zwartsluis niet onberoerd. We gaan het grote conflict hier in haar algemeenheid niet ophalen. De lezer kan het beschreven vinden o.a. in de studie Kruisdominees van dr F.L. Bos.
     Alleen voor zover het Zwartsluis en omgeving aangaat, zullen we enige bijzonderheden geven. De aanleiding tot de breuk was de volgende: Ds C. van den Oever te Rotterdam was consulent van de gemeente in Den Haag. Hier moest een dominee komen en vader Van den Oever zette alles op alles om zijn zoon Adrianus daar beroepen te krijgen. Het lukte, maar hij had om zijn doel te bereiken duidelijk onkerkrechtelijke middelen gebruikt. Ouderling F. Boers en diaken P. Taal van de Haagse gemeente protesteerden daar heftig tegen. Beide ambtsdragers werden geschorst. Ze gingen in beroep bij de Algemene vergadering van 1856 in Zwartsluis gehouden. Het werd een slepende kwestie.
     Toch ging de classis Rotterdam in mei ’57 over tot afsnijding van de genoemde broeders, met als gevolg steeds stijgende spanning in het kerkverband. Ds Klinkert van Zwolle-Zalk en ds Plug van Zwartsluis en nog anderen kozen partij tegen ds C. van den Oever.
     De explosie kwam op de Algemene vergadering in 1858 in Dordrecht gehouden. Daar liep het mis. Van den Oever sr. uitte zulke woeste beschuldigingen en ging zo te keer, dat de meeste leden van de vergadering ‘er van ontzetteden’. Een aantal afgevaardigden liep nu zelfs uit de vergadering weg, nl. ds Plug van Zwartsluis met zijn ouderling P. Slurink, en de vertegenwoordigers van Hasselt, Zwolle-Zalk en Vlissingen.
In de kerkeraad van Zwartsluis kozen echter ouderling Jan Smit en diaken Volkert van der Weiden de partij van C. van den Oever. Ze geloofden de verhalen ‘Ds van den Oever moet er uit of er onder’ en beschuldigden ds Plug van leugen. Deze had volgens hen toch gezegd: ‘Nu zal Van den Oever toch eens goed op zijn kop hebben’.
     Ze kwamen niet meer in de kerk en verwaarloosden hun ambt. De kerkeraad sprak uit, dat ze slechts ‘scheurmaking op het oog hebben’.28 [28. Notulen kerkeraad 1 januari 1859.] Dit kon zo natuurlijk niet langer. Ze werden van het Avondmaal afgehouden. De ambtsperiode van Jan Smit was per 1 januari afgelopen, maar Volkert van der Weiden mocht pas na gedane schuldbelijdenis zijn ambt weer uitoefenen.

|pag. 113|

______↑______

Scheuring in Zwartsluis

     Er waren ook enkele gemeenteleden die pro-Van den Oever waren o.a. P. de Boer, K. Pot en B. Vink(en). De groep ging zelfs kerkdiensten beleggen en liet dominees voorgaan ‘die zelf scheurmakers zijn’, aldus de notulen van 29 september ’59. De kerkeraad besloot hen van hun kerklidmaatschap vervallen te verklaren, als ze binnen één jaar en zes weken niet meer in de kerk kwamen.
     Ook Jan Kragt en R. van Dorsten met vrouw gingen bij de aparte groep kerken. Het jaar 1859 is door de C. van den Oever-troebelen wel een moeilijk jaar voor ds Joh. Plug in Zwartsluis geweest! Het van ds Plug afgescheurde deel van de kerk van Zwartsluis beriep en kreeg in juli 1860 zelfs een eigen dominee: M. Keulemans. In de notulen lezen we de namen van nog enkele personen, die kerkten bij ds Keulemans nl. R. Lier, Hendrik Knol (een landbouwer) en L. Nekeman. Ze zouden worden vermaand en desnoods afgehouden van het Avondmaal. In augustus ’61 lieten Tieman Ottink en Derkje Kragt hun tweeling dopen door ds M. Keulemans. De ouders zouden nu niet meer als leden worden beschouwd. Het is wel duidelijk, dat de Van den Oever-gezinde groep onder leiding van ds Keulemans de Gemeente onder het kruis te Zwartsluis ernstige schade heeft toegebracht. Dit had o.a. gevolgen voor het kiezen van kerkeraadsleden.
     De notulen van de Gemeente onder het kruis erkennen eerlijk, dat daarvoor maar weinig geschikte personen zijn, want ‘de gemeente is klein’.
     Nee, ds Plug had het moeilijk. In 1862 ontving hij een beroep naar Amsterdam, dat hij in juni aannam. Zijn afscheidspreek in juli ’62 handelde over 1 Petr. 5: 10, 11,29 [29. De God nu aller genade, die ons geroepen heeft tot zijn eeuwige heerlijkheid in Christus Jezus, nadat wij een weinig tijds zullen geleden hebben, deze volmake, bevestige, sterke, versterke en fundere ulieden. Hem zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen.] in welke tekstkeus iets van zijn lijden doorklinkt.
     Op 1 februari 1869 overleed hij in de hoofdstad van het land, nog maar 44 jaar oud. Voor de opleiding – aldus dr Bos – heeft hij zich verdienstelijk gemaakt door het geven van onderwijs aan Kamans jr, Raman, en in zijn Amsterdamse periode aan Van der Vegte. Vijfmaal heeft hij een Algemene vergadering gepresideerd; ook is hij verscheidene keren scriba geweest.30 [30. Kruisdominees, 18.] Hij deed zich kennen als een nuchter, rondborstig man.

     De gemeente was dus vacant. De afgescheurde Van den Oever-groep had al in september ’61 haar ds Keulemans naar Middelburg zien vertrekken en van haar bespeuren we nauwelijks nog enig levensteken. Wèl van de gemeente van ds Plug. Daar ging ouderling Geuchie Keizer aan de ‘grootste’ leerlingen catechisatie geven en meester Frugte aan de kleinste. Nog in hetzelfde jaar kreeg de gemeente weer een eigen dominee.

Ds P.J. Korbee, 7 december ’61 – 19 september 1868
     Nadat eerst ds Klinkert van Zwolle met 31-2 stemmen was beroepen, de

|pag. 114|

______↑______

man die altijd zo harmonieus met ds Plug had samengewerkt, ging het volgende beroep met 40-3 stemmen naar proponent P.J. Korbee uit Oude Wetering (Z.H.). Hij was de vorige dag geslaagd en verklaarde al na enkele dagen naar Zwartsluis te zullen komen. Daar werd hij op zondag 7 december bevestigd door ds D. Klinkert, die bij deze gelegenheid preekte over Jes. 62: 6 en 7.31 [31. O, Jeruzalem, Ik heb wachters op uwe muren besteld, die geduriglijk al den dag en al den nacht niet zullen zwijgen. O gij, die des Heeren doet gedenken, laat geen stilzwijgen bij ulieden wezen.

En zwijgt niet stil voor Hem, totdat Hij bevestige en tot hij Jeruzalem stelle tot een lof op aarde.]
     De intreetekst van ds Korbee was Col. 4: 3: ‘Biddende meteen ook voor ons, dat God ons de deur des woords opent, om te spreken de verborgenheid van Christus, om welke ik ook gebonden ben.’
     Zijn traktement bedroeg ƒ 600,- plus vrije woning, tuin, belasting en brandstof.
     Op de Algemene vergadering in oktober 1863 in Amsterdam gehouden – waar ds Korbee met ouderling J. van Veen als afgevaardigden van Zwartsluis present waren – werd besloten om in de naam van de kerk de toevoeging ‘onder het kruis’ voortaan weg te laten, en nu alleen de naam ‘Gereformeerde kerk’ te dragen. ‘Daar wij toch altoos Gereformeerd geheten hebben’. ‘Ofschoon wij wel niet erkend worden bij den staat, echter door ’s Heeren goedheid grote voorrechten mogen genieten, dat wij onbelemmerd onze Godsdienst mogen verrigten’. ‘Wij zijn en blijven dezelfde personen, die eertijds de bijnaam ‘onder het kruis’ gedragen hebben’.32 [32. Notulen kerkeraad 14 oktober 1863.]

     De Van den Oever-groep in Zwartsluis was inmiddels weggekwijnd. In de notulen lezen we, dat Jan Smit, Berend Vinken en zijn vrouw Janna de Boer weer als leden willen worden toegelaten. In 1858 hadden ze ‘scheuring aangericht’ met de geschorste ds C. van den Oever. Zowel Jan Smit als Berend Vinken hadden hun schuldbelijdenis op schrift gezet en konden daarom weer als leden worden aanvaard. Maar zo niet de vrouw van J. Smit ‘van wie geen goed getuigenis gaat’. Dit zou moeilijkheden geven.33 [33. Idem 1 juli 1864. Een paar jaar later doen Geert Vinken en vrouw Grietje Moorman schriftelijk schuldbelijdenis en worden weer als leden aangenomen (not. 1 mei 1866).] Ook Anna Visscher, die bij de scheurmakers had behoord, werd weer in genade aangenomen. We zouden dus geneigd zijn te constateren, dat de kerkelijke rust in 1864 in Zwartsluis begon terug te keren. Niets was echter minder waar. Terwijl de notulen er vrijwel over zwijgen, blijkt er in 1864 plotseling een Chr. Afgescheiden gemeente te zijn geïnstitueerd. Dit feit trok uiteraard in hoge mate onze aandacht en we verbreedden het veld van ons onderzoek. Na enig gezoek was het geluk met ons. Achterin het notulenboek, dat we onder handen hadden, lagen een aantal losse blaadjes. Toen we deze wat nauwkeuriger bekeken, bleken het de kerkeraadsnotulen te zijn van de Chr. Afgescheiden gemeente te Zwartsluis over de periode 1864-’68! Verderop in dit hoofdstuk zullen we dan ook nog een paragraaf toevoegen over de stichting van de Chr. Afgescheiden kerk in 1864 in Zwartsluis en de eerste jaren van haar bestaan.
     Dat in 1869 de Kruisgemeenten en de Chr. Afgescheiden gemeenten zich hebben verenigd, is wel bekend.

|pag. 115|

______↑______

     We vervolgen dan nu ons verhaal over de Gereformeerde kerk (de bepaling onder het kruis was immers weggevallen) in Zwartsluis.
     Af en toe krijgt ds Korbee toestemming een zondag elders te preken.
Zo op 11 september in Zwolle. Student Koestapel34 [34. Nadere bijzonderheden over hem zijn ons niet bekend.] van Putten zal hem die dag in Zwartsluis vervangen. In januari 1865 zitten in de kerkeraad ds Korbee, de ouderlingen G. Keizer en J. van Veen, met de diakenen W. Smit, H. Woelderink, J. Post en J. Corporaal (van laatstgenoemden waren enigen kerkvoogd).
     Jannes Ysman blijft bij de Chr. Afgescheiden kerken en zal niet meer als lid worden beschouwd.35 [35. Notulen kerkeraad 3 mei 1865.] In 1866 besluit de kerkeraad elke woensdag een biddag te houden ‘wegens de roede Gods in de cholera’.36 [36. Idem 30 mei 1866.]
     In het jaar 1868 werd de gemeente in Zwartsluis door een droevige gebeurtenis getroffen: op 19 september overleed, na een ziekte van 12 dagen, haar herder en leraar Pieter Johannes Korbee, nog maar 36 jaar oud.37 [37. Hij overleed ‘in wijk 3 no. 83’ en was een zoon van Jacob Johannes Korbee en van Jaapje Plug te Noordwijk. Zijn moeder was in 1868 al overleden. Zijn vrouw heette Neeltje Maagdelijn. De 51-jarige schilder Jan Estié en de 29-jarige onderwijzer Jacob Postma hadden zijn overlijden aangegeven.] Zijn laatste preek had gehandeld over Joh. 20: 26.
     Tot 1 januari zou de weduwe Korbee nog het halve traktement ontvangen, maar dan moesten de predikanten die kwamen preken, wel bij ‘de Juffrouw’ logeren. En dan? Het stond er financieel gezien niet best voor met predikantsweduwen. In elk geval werden de begrafeniskosten van ds Korbee nog uit de gemeentekas betaald.
     Het volgend jaar werd het sterven van ds Korbee nog gememoreerd in ‘Een woord vooraf’, opgesteld door ds J.W.A. Notten, toen scriba van de ‘Synodale Vergadering der Gereformeerde Kerk in Nederland’.38 [38. In juni 1869 in Rotterdam en Amsterdam gehouden.]
Ook bracht hij nog ter sprake het overlijden van de vroegere predikant van Zwartsluis, Joh. C. Plug. In dat woord vooraf vermeldde Notten, toen nog predikant bij de Kruisgezinden, ook het volgende:
     De eerste dominee die in de ontstane vacature-Korbee werd beroepen, was verrassenderwijs de vroegere ‘scheurmaker’ M. Keulemans, die zich echter in 1865 in Middelburg weer met de oude kruisgezinde groep had verzoend. Hij bedankte echter uiteindelijk.
     Laten we nu nog kort iets mogen meedelen over de geschiedenis van de in 1864 in Zwartsluis ontstane Chr. Afgescheiden gemeente. We hebben het feit al terloops vermeld.

Chr. Afgescheiden kerk in Zwartsluis geïnstitueerd 1864

In de notulen van de Afgescheiden classis Zwolle 39 [39. Notulen classis Zwolle 14 juni 1864.] lezen we, dat de afgevaardigde uit Genemuiden een brief voorlas van sommige mensen uit Zwartsluis. Deze spraken daarin de wens uit in Zwartsluis een Chr. Afgescheiden gemeente te ‘vestigen’. Ook spraken ze hun leedwezen uit over ‘hun zo zeer lang omdolen en omzwerven buiten het echte standpunt der kerk’. Binnen een half jaar was de instituering een feit geworden. De losse blaadjes met kerkeraadsnotulen beginnen met het geven van enkele details over de directe voorgeschiedenis. Daaruit putten we het volgende: Op 22 november ’64 waren de toekomstige leden van de te stichten nieuwe gemeente in Zwartsluis bij elkaar gekomen om onder

|pag. 116|

______↑______

leiding van ds W. Coelingh uit Genemuiden en ds T. Westrik uit Staphorst een kerkeraad te kiezen. Het resultaat hiervan was, dat Hillebrand Kragt (een veehouder) en Willem Ester (een boer) tot ouderling werden gekozen. Als diakenen zouden optreden Roelof Wagter (een kleermaker) en Jan van den Bongaard (een schoenmaker). In De Bazuin 40 [40. De Bazuin 9 december 1864. De tussen haakjes geplaatste woorden zijn van ons.] lezen we over de instituering het volgende bericht: ‘Zwartsluis, 23 november 1864. Psalm 126: 3 (De Heere heeft grote dingen bij ons gedaan; dies zijn wij verblijd). Hedenavond werd alhier een Christelijke Afg. Ger. gemeente gesticht. Ds Coelingh preekte bij die gelegenheid over Lucas 12: 32 (Vrees niet, gij klein kuddeken; want het is uws Vaders welbehagen u het koninkrijk te geven).
     Na de predikatie ging ds Westrik over tot het bevestigen van ouderlingen en diakenen. De meesten onzer waren te voren leden der zich noemende Gereformeerden onder ’t Kruis. Wij vonden echter bezwaar om langer leden van die gemeente te blijven, niet omdat wij iets hebben tegen de leer der waarheid aldaar voorgestaan, integendeel: gaarne zouden wij zien, dat die gemeente alhier ons voorbeeld volgde, door zich met de Chr. Afg. Gereformeerden te verenigen. De Heere wil toch, dat Zijn volk één zij. Ons hoofdzakelijk bezwaar was, dat wij de oorspronkelijke zending hunner leraars niet voor wettig volgens Gods woord en kerkelijke ordinantie konden blijven erkennen. Onze bede is, dat de Heere ons zegene in de door Hem verordende weg. Ook bevelen wij ons klein kuddeken aan in de gebeden van de kerk van Christus, waar wij ons door genade aan verbonden gevoelen.’ Tot zover het bericht in De Bazuin.
     We sprokkelen nu nog uit de kerkeraadsnotulen van de nieuwe gemeente enkele gegevens over de periode 1864-’68 bij elkaar. Het was niet altijd pais en vree, vooral ouderling Ester deed moeilijk. Maar gelukkig maken de notulen ook melding van een ‘verzoeningsvergadering’ onder leiding van de oude ds Luitsen Dijkstra van Steenwijk, in zijn jonge jaren de krachtige medestander van ds Hendrik de Cock. Na veel moeite en uiteindelijk tot blijdschap van allemaal wist ds Dijkstra een klimaat van vergevensgezindheid te scheppen.41 [41. Notulen kerkeraad 11 maart 1866.]
     Blijkbaar had de gemeente wel enige werfkracht, want in september ’66 overwoog de kerkeraad in overleg met Genemuiden een predikant te beroepen ‘daar er nu veel volk ter kerk komt’. Voorlopig ging het beroepen niet door. Wat de preekvoorziening betreft had men veel gemak van studenten uit Kampen.42 [42. Notulen kerkeraad 19 februari 1867.] In juni ’67 kwam de toestemming van de classis af een predikant te beroepen. Na op dit punt herhaaldelijk vruchteloos te zijn bezig geweest, nam tenslotte de 23-jarige W.S. Veltman het beroep aan en deed op 11 oktober 1868 zijn intree in Zwartsluis.

Vereniging Kruisgezinden met Chr. Afgescheidenen

     Het volgend jaar (1869) is voor de Kruisgezinden en Chr. Afgescheidenen, ook in Zwartsluis, een uiterst belangrijk jaar geworden. Want op

|pag. 117|

______↑______

18 juni van dit jaar vond landelijk de officiële vereniging van beide kerkengroepen plaats. De verenigde gemeenten zouden voortaan de naam Christelijke Gereformeerde kerk dragen. Als gevolg van die éénwording vond op 6 juli 1869 in Zwartsluis een dubbele kerkeraadsvergadering plaats in de consistorie van de kerk aan de Nieuwesluis (dit was het gebouw van de Kruisgezinden). Alle leden waren aanwezig, d.w.z. namens de Kruisgemeente de ouderlingen J. v. Veen, G. Keizer, en de diakenen J. Korporaal, W. Smit, H. Woelderink en J. Smit; en namens de Chr. Afgescheiden kerk ds W.S. Veltman, de ouderlingen W. Ester en H. Kragt, en de diakenen Soer en J. Ysman met de kerkmeester J. Post.
     De praeses, ds Veltman, vroeg eerst of de beide kerkeraden elkaar erkenden als kerkeraden van de Christelijke Gereformeerde kerk, waarop met algemene stemmen ja werd geantwoord. De broeders stonden nu op en reikten elkaar de broederhand. Een heerlijk moment.
     Natuurlijk moest men ook nuchter blijven, nu de financiële kant van de zaak aan de orde kwam. De conclusie was, dat de financiële kracht van de gecombineerde kerken het niet toeliet, dat de gemeente door twee predikanten zou worden gediend. De Chr. Afgescheiden kerk bezat een predikant in de persoon van ds W.S. Veltman en de Kruisgemeente was vacant, doordat ds Korbee was overleden. Er was dus maar één dominee. Toch werd aan de kerk van de Nieuwesluis, dus aan de kerkeraad van de Kruisgemeente gevraagd, of deze ermee instemde, dat ds Veltman de nu gefuseerde gemeente zou dienen. Het antwoord was, dat men het aan de manslidmaten van de Kruisgemeente zou vragen, mits men erover ook met ds K. Kleinendorst uit Putten mocht spreken, die al een

[foto 3]

Afgescheiden kerk in een steeg aan de Nieuwesluis.

|pag. 118|

______↑______

keer beroepen was, maar toen had bedankt. In september ’69 blijkt hij voor de tweede keer te hebben bedankt, en in november van dit jaar vertrok ds Veltman ook nog, naar Onstwedde en Stadsmusselkanaal. Zo bezat dus de nieuwe gemeente helemaal geen dominee meer.
     Maar eind 1869 kreeg de gemeente toch weer een eigen predikant nl. Jodocus Freerks Petersen, die het beroep ‘met volle vrijmoedigheid’ had aangenomen. Hij stierf echter nog geen jaar later, op slechts 40-jarige leeftijd.43 [43. Ds Petersen overleed op 30 oktober 1870 en was getrouwd met Grietje Hinderks Siebens. Hij was de zoon van Freerk Geerds Petersen en Grietje Jodocus Heddinga, wonende in Iowa, Amerika. Hij overleed in dezelfde pastorie als ds Korbee, ‘in huiswijk 3 no. 83’, d.i. bij de Nieuwesluis. Het overlijden was aangegeven door de 54-jarige Jan Post, zonder beroep, en de 53-jarige schilder Jan Estié.] In die dagen werd men niet zo oud.
     De kerk bij Nieuwesluis was tengevolge van de kerkelijke vereniging te klein geworden. Daarom besloot men in augustus 1870 de kerk te verhogen en te vergroten o.a. door het aanbrengen van een galerij. In 1893, na de vereniging tussen Chr. Gereformeerden en Dolerenden, is de fraaie kerk op het Singel gebouwd.

AANTEKENINGEN

Aantekeningen op pag. 119 t/m 121 zijn in de tekst opgenomen als zijnoten.

Category(s): Zwartsluis

Comments are closed.