Het waaggebouw te Deventer


_____↓_____

|pag. 81|

Het waaggebouw te Deventer.

     Deventer ís de oudste stad van Overijssel, en zelfs eene der oudste van geheel ons vaderland. Reeds in de tijden van KAREL den grooten, en dus meer dan duizend jaren geleden, vindt men van haar melding gemaakt. Toen vond men hier reeds een Christenkerkje, hetwelk echter omtrent het jaar 778 door de ongeloovlge Saksers, die de opkomende stad overvielen, in de asch werd gelegd. De ligging van Deventer aan den Yssel verhief haar reeds vroeg tot eene stad, welker inwoners aanzienlijken handel dreven. Zij maakte een belangrijk deel uit van het beroemde Hanze-verbond, dat vele koopsteden van het noorden van Duitschland en van ons vaderland, tot onderlinge bescherming, zamensnoerde. In de

_____↓_____

|pag. 82|

     middeleeuwen en tot de oprigting van het Nederlandsche gemeenebest, die de vroegere betrekkingen van steden en gewesten in ons vaderland geheel van aard deed veranderen, toonden zich de mannen van Deventer bij menige gelegenheid een krachtig volk, dat den vrede lief had, maar toch, als de vrijheid en bloei des handels dit vorderden, niet schroomde, om met naburige vorsten en steden den strijd aan te gaan. Het hiervoor afgebeelde gebouw is een gedenkteeken van dezen kloeken aard der Deventerschen. In 1528 was Hertog KAREL van Gelder met de stad Deventer in oorlog, en had, om haren handel te stremmen, aan de overzijde van den IJssel twee schansen opgeworpen. Maar op zekeren dag van het genoemde jaar maakten de mannen van Deventer zich eene gunstige gelegenheid ten nutte, trokken gewapend hunne stad uit en vernielden de schansen. Daarmede nog niet tevreden voerden zij de bouwstoffen dier sterkten weg en stichtten daarvan eene nieuwe waag te midden hunner stad, op den Brink. Die naam van Brink draagt een plein te Deventer, hetwelk zich bijna van de eene poort tot de andere uitstrekt, de voornaamste marktplaats is, en op hetwelk, zoo als een oud schrijver het uitdrukt, tien straten, als rivieren op een meer, uitloopen. Nog is dit waaggebouw bijna onveranderd.
Het gelijkt met zijne fraaije, ouderwetsche torentjes naar een kasteel uit den ouden tijd. Een daarop geplaatst opschrift vermeldt nog het leggen van den eersten steen op Lievevrouwen-dag van 1528, maar de beelden, die vroeger tot bespotting der Gelderschen aan het gebouw te zien waren, zijn lang verdwenen. Bij de onderscheidene lotwisselingen, waaraan Deventer sedert het zoo evengenoemde jaar bloot stond, is deze waag dikwijls het tooneel van belangrijke gebeurtenissen geweest. Daar werden vorsten gehuldigd of feestelijk ontvangen; daar was van oudsher de hoofdwacht der burgerij, die voor de veiligheid der stad waakte, doch in 1587 niet beletten kon, dat zij door den Engelschman STANLEY aan de Spanjaarden verraderlijk in handen werd geleverd; daar wordt nog in onzen tijd de hoofdwacht gehouden; en nog denken de Deventerschen met schrik aan de dagen van 1814, toen het aloude gebouw, als in eene vesting herschapen, door stukken geschut omringd was en de Fransche bevelhebber van daar de bevelen gaf, die Deventer nog onder het juk van NAPOLEON deden zuchten, toen het: Oranje boven ! reeds klonk door geheel het land. In ouden tijd hadden voor het waaggebouw op den Brink de openbare teregtstellingcn plaats. Nog hangt aan een der zijmuren een groote koperen ketel, die blijkbaar van zeer hoogen ouderdom is. Er bestond eene overlevering te Deventer, dat deze ketel gebruikt was om aan eenen valschen munter de vreesselijke straf, toen op zulk eene misdaad gesteld, het versmoren in kokende olie, te doen ondergaan. Sommigen hadden de juistheid dezer overlevering wel eens betwijfeld, maar wisten dan ook niet, waarom die ketel daar was opgehangen. De onderzoekingen van eenige oudheidlievende mannen, waaraan het tegenwoordig in de provincie Overijssel minder dan ergens in ons vaderland ontbreekt, hebben zeer onlangs tot de uitkomst geleid, dat die overlevering gegrond is. In het jaar 1434 heeft men te Deventer werkelijk eenen valschen munter in kokende olie den dood doen vinden, en later heeft men den ketel, waarin deze strafoefening had plaats gehad, tot afschrik voor anderen, aan een der hoofdgebouwen van de stad opgehangen. De verbeelding onzer jeugdige lezers deinst zeker terug voor de verregaande barbaarschheid van zulk eene straf. Het zou evenwel verkeerd zijn, daarom de mannen van Deventer van wreedheid te beschuldigen. Het levend verbranden was destijds de algemeene straf voor het slaan van valsche munt.
Danken wij intusschen den Almagtige, dat hij ons in eenen tijd heeft doen geboren worden, waarin overal menschelijker denkbeelden omtrent het straffen

_____↓_____

|pag. 83|

der misdadigers hebben gezegevierd, en men het gelaat niet meer met diepen afschuw van het schouwspel van radbraken en verbranden van medemenschen behoeft af te wenden. Nog gelukkiger zouden wij ons mogen prijzen, indien in onzen leeftijd, te gelijk met het afschaffen van allerlei het gevoel van menschelijkheid kwetsende straffen, ook de menschen beter en de afschuwelijke misdaden zeldzamer wierden.
 
– (1841). Het waaggebouw te Deventer. Hollandsch Penning-Magazijn voor de jeugd, 7, 81-83.

Category(s): Deventer
Tags:

Comments are closed.