Op even uitvoerige wijze zouden het tractement en de emolumenten kunnen opgegeven worden van andere Rentmeesters, doch uit vrees den lezer met zooveel cijfers te vervelen, bepaal ik mij tot de opgave, dat hun inkomen, alles te zamen genomen, bedroeg als volgt:
De Rentmeester van het klooster Diepenveen | f 547—8— |
De Rentmeesters van Mr. Geerts- en Buskesklooster | „ 327—: — |
De Rentmeester der Proostdij-goederen | „ 238—11— |
De Rentmeester der Boedekerianen-goederen 1 ) | „ 117—:— |
De Ambtman van het Kapittel | „f 284—7— |
Behoorden al deze rentambten ook al tot de begeerlijke posten, zij stonden daarin bij het Cameraarschap achter, dat zij, als vaste ambten, zich niet met dat van Schepen lieten vereenigen.
Dit was wel het geval met een legio van kleinere ambten, waarvan krachtens het stadregt (dl. I tit. V) de verdeeling acht dagen na den keurdag van Schepenen, Raden en Gemeenslieden, namelijk op Octava Petri (1 Maart of 29 Febr.) plaats had. Door de 4 jongste Schepenen en de 4 Raden werden dan uit de 8 oudste Schepenen verkozen:
Een Cameraar, over wiens tractement reeds gesproken is.
2 Zegelaars, die f 2—2— van de Cameraars en denkelijk jura van elk zegel ontvingen.
2 Cathen-tollenaars, die uit het Cameraarschap f 26 en elk een loop zout ontvingen.
2 Bisschops-tollonaars.
Een Timmermeester, die f 280 voor zijne administratie kreeg.
Een Hooftmeester, die in plaats van vacatien f 100 ontving.
Een Dijkgraaf van Brixkamp, over wien reeds boven gehandeld werd.
Voorts twee van elk soort der volgende ambtenaren, waarvan één uit de 8 oudste en één uit de 8 jongste Raadspersonen.
Weerdeijns van den payemente, die op Lucie f 4—16— en van de Cameraars f 4—4— ontvingen.
Weerdeijns van de lakenen.
Weerdeijns van den vleesche.
Artelerije-meijsters, die op Lucie f 4—16— genoten.
Strate-meijsters, waarvan de oudste voor de ,,maniance” der penningen f 30 genoot.
Wege-meijsters, waarvan de oudste om reden als voren f 30 kreeg.
Opzienders van ’t Spin-huijs.
Stockmeijsters, wier jura bij de executien vroeger door mij gemeld werden.
Opzienders van ’t broot, maete ende gewichte. Genoten elk f 22—8—.
Commissarien van Echt-saken.
Opsienders over de Koecken.
Commissarien tot de Monsteringen ende op de Schutterijen.
Kerckmeijsters. Deze ontvingen uit de Berkkerk elk f 25 en uit de Groote f9—6—5$$\frac{1}{2}$$, met Nieuwjaar elk 7$$\frac{1}{2}$$ ggl. of f 10—10—, op Lucie elk f 4-16—; voor een 2jarige rekening der Bergkerk trokken 4 Heeren 4 ggl., dus elk f 1—8 —; voor een 3jarige rekening der Groote Kerk 6 Heeren 6 ggl., dus elk f 1—8—; voorts:
Voor eene visite naar de | Gr. Kerk | f 2—2— |
„ „ „ „ | Bergkerk | „ 2—:— |
„ „ „ „ | Broerenkerk. | (Niet ingevuld.) |
Curatoren over de scholen genoten vacatien bij de promotien.
Provisoren over het Geestes-Gasthuys. Voor het doen van rekening f 2 – 16; voor het copieeren er van f 5—12—.
Provisoren over het gasthuis de Voorst. (Dit gasthuis was in den tijd, waarvan ik spreek, met het vorige vereenigd.)
Provisoren over het Onnoselen-gasthuys, Pesten-gasthuys, Weesen-huys, Huys-armen, Meyershof, Armgart-Swartjes-huys en Mouwijks-huys.
Provisoren over alle ambten en Gilden, geen bijzondere Provisoren hebbende.
Provisoren over de Jufferen-kloosters, het Mannen-huis, het Melaten-huis.
Reinmakers en Marktmeesters. De Marktmeester van de Nieuwe Markt kreeg f81—4 — en om de 4 jaar voor laken f 23. Die van den Brink had f 28 en f 10 voor laken in de 4 jaar.
De Reinmaker genoot f 28 en de jura bij de executien.
Opzieners van de Waag, die uit het Cameraarschap f 26 kregen.
Eindelijk nog werden door de volle vergadering van Schepenen en Raad aangesteld:
Een ambtman van Colmschate, wiens inkomen f 182—9—8 bedroeg.
Een Dijkgraaf der Twentsche of Markelsche Schipbeek.
Een Venvalter van het Landgerigt.
Een Heemraad van Salland. (Zie boven.)
Alle Gedeputeerden in Landszaken.
2 Weidegreven, die elk f 15 ontvingen.
Mr. J.I. v. D.
_________________
– Doorninck, Mr. J.I. van (1883, 17 September) Uit Overijssel’s Verleden. IX. (vervolg) Tractementen. Prov. Overijs. en Zwol. Cour. (218), p. 1.