|pag. 236|
TWICKELO onder het rigterambt van Delden.
Dit huis met daarbij behoorende goederen was een leen van Overijssel. Het werd in 1347 onder den naam van Eysinck of Ensinck door Berend van Hulsger verkocht aan Herman van Twickelo, die er zijnen naam aan gaf en in wiens adellijk geslacht het gedurende twee eeuwen bleef. Deze Herman van Twickel voerde in 1367 met andere heeren oorlog tegen Jan van Vernenburg, Bisschop van Utrecht, dien zij te Goor overrompelden en gevangen namen, en niet anders dan tegen een onmatig losgeld ontsloegen. Om de penningen daar-voor te bekomen, moest de Kerkvoogd een aanzienlijk deel van het Nedersticht verpanden.
|pag. 237|
Afbeelding: HET HUIS TWICKEL.
Rudolf van Diepholt gaf aan Jan van Twickel, in 1448 (1 ), voor eene pandsom van 243 Overlandsche Rhijngulden het rigter- en achterrigterambt Delden. Twickelo zelf schijnt in de Spaansche beroerten versterkt te zijn geweest, alzoo men vindt, dat de Spaansche Hopman Johan Baptista Taxis, in een brief van 1582, verklaart „ dat de boeren van de heerlijkheid Almelo een dag uit vriendschap op den huize Twickeloo hadden helpen schansen.”
Joan van Twickelo, bijgenaamd de Rijke, geen’ zoon hebbende, liet, omstreeks 1550, zijne goederen aan zijne dochter Angnis, welke gehuwd was met Goossen van Raesfelt, Drost van Twenthe. Het Drostambt van Twenthe heeft langen tijd van vader op zoon bij den Huize Twickelo behoord, tot vergoeding der vrije jurisdictie, welke aan hetzelve in vroeger dagen door den Bisschop van Utrecht was ontnomen, ten gevolge der door Delden en Goor tegen hem gevoerden oorlog.
Tot in het vijfde geslacht bleef Twickel in de familie van Raesfelt. De kleinzoon van Goossen van Raesfelt, Joan, kocht in 1639 van den Graaf van Croy en Reulx de vrije en onafhankelijke heerlijkheid Lage, welke bestendig bij den Huize Twickel is gebleven. — Zijn zoon, Adolf Hendrik van Raesfelt, ook Drost van
|pag. 238|
Twenthe, was gehuwd met Amadea Isabella van Flodorff en liet bij zijn sterven, in 1682, ééne dochter na, Adriana Sophia van Raes-felt, sedert 1676 gehuwd met Jacob Jan, Baanderheer van Wassenaer, zoon van den Admiraal van Obdam. Door dit huwelijk ging Twickel over in het geslacht der Graven van Wassenaer. Jacob Jan van Wassenaar overleed in 1714 en liet aan Unico Wilhelm, zijnen tweeden zoon, Twickelo na. Deze trouwde met Dodonea Lucia van Goslinga, dochter van den beroemden staatsman van dien naam.
Bij zijn overlijden in 1766 werd eigenaar van Twickel zijn tweede zoon, Carel George, die het in 1800 naliet aan zijnen eenigen zoon Jacob Unico Wilhelm, van wiens eenige dochter en laatste afstammeling het thans nog het eigendom is, zijnde alzoo vijf eeuwen bij erfopvolging in de voornoemde geslachten ge-weest.
VELLENAAR in de marke van Linderte, kerspel Raalte. In 1642 was hiervan geadmit-teerd Joachim de Baecke en den 25 Maart 1733 Karel August Emanuel van Rechteren.
VENEBRUG, onder de vrijheid der stad Hardenberg, aan de marke van Baalder, in het jaar 1500 door Bisschop Frederik van Baden in erfleen opgedragen aan Jacob van Uijterwijck. Het wordt genoemd eene bisschoppelijke Berchvreden, geschiedende de opdragt van dit erfleen onder gehoudenheid aan de zijde des leenmans, om het huis in een’ weerbaren staat te brengen en als een open huis tot des
|pag. 239|
Stichts behoef te onderhouden. In 1578 was er nog een kastelein op; eene akte van transport van 1588 van het kasteleinschap en berchvrede der Venebrug is nog aanwezig.
Toen behoorde het aan het geslacht der Ittersum’s. Op den 7 April 1607 werd bij de Generale Staten de navolgende resolutie genomen : „ Is gelesen een brief bij den Drost van Salland geschreve aan zijn Esc., daarbij dezelve voorgeeft het innemen van Venebrugge vóór het ingaan van den stilstand tegen des vijands brandschat in Vriesland, Overijssel en Drenthe, hetwelk zijn Esc. heel goed en verdienstelijk vindt en geordonneerd daarop te verstaan het advies van den raad van State”; hetwelk op den 9 April daaraanvolgende werd ingeleverd, houdende „ dat HED hun lieten bedunken, dat het grootelijks zoude strekken tot nadeel van de goede reputatie van deze zijde, dat in deze gelegenheid zulk exploit, alware ’t schoon van meerdere importantie, zoude voorgenomen en ook uitgevoerd worden, en daarop gedelibereerd wesende, hebben de heeren Staten Generaal geconformeerd en den griffier gelast, hetzelve in handen aan Zijne Exc. te stellen.” Venebrug bleef tot in de zeventiende eeuw nog versterkt, alzoo bij resolutie van Ridderschap en Steden van den 7 Mei 1668 werd bepaald om tweehonderd zesennegentig £ te besteden tot reparatie der Venebrugge, en bij resolutie van den 5 Junij 1669, dat het vaste garnizoen zoude blijven op de Venebrugge, om zooveel meer in den
|pag. 240|
post van scheeps- en wagenvrachten te besparen. In dien tijd behoorde deze havezathe aan het geslacht van Scheele, alzoo Herman Rabo in 1647 het havezaaths-regt bewees en de admissie van verschrijving verkreeg, onder de verpligting om de havezathe met een adellijk getimmerte te voorzien. In 1670 werd zijn’ opvolger Karel Otto, bij resolutie van den 30 Januarij, de possessie der Venebrogger-rogge geaccordeerd. Het geslacht Scheele in de mannelijke linie in dit gewest uitgestorven zijnde en de vrouwelijke nakomelingen tot armoede gerakende, is later de Venebrug stukswijze in diverse handen gekomen.
VERBURG in het Schoutambt Zwollerkerspel, in de marke van Genne. In 1682 behoorde het in het geslacht van Rechteren; in 1732 werd er van verschreven Adolf Julius Burchhard Baron van Huffel, Landdrost van Salland, wiens weduwe naderhand in huwelijk trad met den Prins de Louvois. Aan deze vrouwe behoorde de aloude tiende op de Lankhorst, reeds in 1464 bekend en toen gehoorende aan den vermaarden Zwolschen Burgemeester Reinold ten Bussche, een geslacht, dat aan de meest adellijken in dit gewest was vermaagschapt.
_________
– Ebbinge Wubben, F.A. (1847) Beschrijving van de Havezathen in Overijssel. OAvOeL, 13, 236-240.