Geschiedenis van het Beleg der Stad Hasselt

[pag. 1]

GESCHIEDENIS

 VAN HET

 BELEG DER STAD HASSELT

 in den jare 1657,

DOOR

 F.A. EBBINGE WUBBEN.

Lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, te

Leiden; van het Provinciale Utrechtsche Genootschap

van Kunsten en Wetenschappen; van het Histo­-

risch Genootschap te Utrecht en van de Veree-

niging tot Beoefening van Overijsselsch

Regt en Geschiedenis.

(NIET IN DEN HANDEL.)

GEDRUKT

TE ZWARTSLUIS BIJ

L. NIJHOLT,

[pag. 2]

{Blanco}

[pag. 3]

_____

 

Een inleidend woord tot opheldering van het geschied­kundige feit, dat wij wenschen mede te deelen, zal niet ondienstig zijn.

De aanleiding tot het beleg van Hasselt was eene Scheuring onder de souvereine staatsleden der provincie Overijssel. Te weten in het jaar 1651, bij gelegenheid van het ontijdig overlijden van den jeugdigen stadhouder Willem II, vereenigden Deventer en eenige leden der Ridderschap zich met het gevoelen van de staten van Holland, in welke provincie men het opengevallen stadhouderschap niet wenschte vervuld te zien.

Hasselt en Steenwijk, welke bij het verkiezen van een stadhouder, het maken van vrede, het opleggen van oorlogsbelastingen en andere zaken ter vergadering van Ridderschap en steden van oudsher beschreven werden, trokken in dezen met de staten te Deventer vergaderd ééne lijn en wilden evenmin het stadhouderschap, onder het luitenant-stadhouderschap van den Frieschen stadhouder, opgedragen zien aan het, na doode van Wil­lem II, geboren kind. De reeds ontstane verwijdering werd nog grooter, toen in de maand September 1653 door het afsterven van JOAN RIPPERDA TOT WELDAM het landdrostambt van Twenthe openviel en, in weerwil en tegenpsraak van Deventer en de met haar houdende minderheid der Ridderschap, dit aanzienlijk ambt werd opgedragen aan RUTGER VAN HAERSOLTE, landrent-

[pag. 3]

meester van Sallant en drost van Lingen, in welke laatstgemelde betrekking hij in dienst en eed was van het huis van Oranje. Hierdoor toch kon deze Heer, die buitendien verscheidene betrekkingen bekleede, nog meer zijn invloed ten gunste van het huis van Oranje doen gelden.

Tot tegenwigt tegen deze benoeming slooten de steden Hasselt en Steenwijk, den 10den November 1654, een naauw verbond met Deventer en de minderheid der Rid­derschap. Van dit verbond, te Deventer gesloten, is de acte, op Fransyn geschreven, nog voorhanden. Aan zijde van de staten, te Deventer vergaderd, komen daarin voor, namens Deventer; JELLIS NYLANT, JOAN VAN DER BEECKE, JOHAN VAN STRICK, HENDRIK NYLANT en de secretaris A.J. STRÖCKEL; uit de Riddersckap: RABO-HERMAN SCHELE en STEVEN-GERHARD VAN RHEMEN; namens de stad Hasselt: CORNELIS KARSTENS, JOHAN STUDICH VAN KEMNADE, ARNOLD WATERHAM en TYMEN TELVOOREN secretaris; en namens Steen­wijk: ARENT TEN BROECKE, JAN RAM, JAN WILLEMS BROUWER en GERHARD TER STEEGE. Dit stuk, na op 16den November daaraanvolgende door Raad en Meenthe van Hasselt geratificeerd te zijn, behelst van de zijde der staten eene plegtige qarantie om de steden Hasselt en Steenwijk bij hare aloude privilegiën te zullen hand­haven, haar op alle staten-vergaderingen te zullen beschrijven en, ingeval van overlast door de steden Zwolle en Kampen, of door die van de Ridderschap, welke het met die steden hielden, haar aangedaan, haar kracht­dadig te zullen ondersteunen, waarentegen de steden Hasselt en Steenwijk zich verbonden altoos ééne lijn met de staten, te Deventer vergaderd, te zullen trekken. Middelerwijl werden er wel pogingen in het werk gesteld om de breuk tusschen beide partijen te heelen, maar deze werden, volgens VAN HATTUM, niet met het gewenschte gevolg bekroond, eensdeels omdat partijen het niet eens konden worden voor wie en op welke wijze RUTGER VAN HAERSOLTE, wegens beschuldiging tegen hem ingebragt, zoude teregt staan, en anderdeels door de verbittering tusschen Hasselt en Zwolle.

[pag. 4]

Eerstgenoemde stad toch had in 1656 onder zware bedreiging van boeten en andere straffen, de pachters van den Havenaccijns gelast om hunne pacht, welke zij reeds aan de gedeputeerden van de staten, te Zwolle vergaderd, betaald hadden, andermaal aan die van Deventer te voldoen. Hierbij kwam, dat op den 5den December van het vorige jaar de secretaris TELVOOREN door den secretaris van Zwolle J. VRIESEN met adsistentie van een sergeant en drie musketiers te Zwolle gevangen was genomen. Over zoodanig gebruik van generaliteis-militie leverde de magistraat van Hasselt aan de staten-generaal in dato 28 December 1656 eene ampele klagte in. Voorts werden op den 6den Augustus des volgenden jaars twee afgevaardigden der stad Has­selt te Kampen in de gevangenis gezet en een paar dagen door boden bewaard. Hierover leverde de magis­traat een berigt in aan de staten te Deventer vergaderd, die beloofden voor behoorlijke satisfactie te zullen zorgen. Die van Zwolle over dit een en ander ongemeen verstoord namen voor, om, indien de magistraat van Hasselt deswege geene genoegzame voldoening wilde geven, de stad Hasselt met de wapenen te straffen, ten einde op deze wijze het hoog gezag der staten, te Zwolle vergaderd, voorbeeldiglijk te handhaven. Hiervan kwam evenwel niets tot in de maand Mei 1657, toen de magistraat der stad Zwolle door den commandeur ARENT VAN HAERSOLTE, die te Hasselt mede bevel voerde, doch zich buiten de stad bij de andere partij bevond, ofschoon zijne compagnie te Hasselt garnizoen hield en door de regering aldaar tot defensie werd gebruikt, en hij zelf den eed aan den magistraat gedaan had, van zeker geheim voor­val, volgens verhaal van VAN HATTUM, verwittigd werd. Waarin, evenwel dit voorval bestond heb ik tot heden niet kunnen ontdekken. Het verwekte echter zoodanige wrevel bij die van Zwolle, dat men den commandeur VAN HAERSOLTE gelaste, alle bevelen hem door de gedeputeerden van de staten, te Zwolle vergaderd, gegeven, zonder verzuim stiptelijk ten uitvoer te brengen. Dien ten gevolge bleef het nu niet langer bij bloote bedreigingen, maar werd, te midden van vollen vrede met het buiten-

[pag. 5]

land, het beleg der stad Hasselt ondernomen. Niet eene horde van roovers, die het platte land van ons gewest te voren wel eens afliepen, gelijk ruim eene eeuw vroeger onder den woelzieken KAREL VAN GELDER, maar burgers en geregelde militie van één en denzelfden staat waren zij, die nu het beleg om Hasselt sloegen. Naauw was de strijd van tachtig jaren om de vrijheid doorgekampt en begon men daarvan adem te halen, of reeds wroette men in eigen ingewanden.

Wij vooronderstellen den navorscher onzer vaderlandsche historie, inzonderheid den onderzoeker der geschiedenis van dit schoone gewest, waarin nog zoovele bronnen van oudheid en geschiedenis kunnen worden opgedolven, geen ondienst te doen, wanneer wij van dit merkwaardig beleg een en ander mededeelen.

____________________

[pag. 6]

Het Beleg der Stad Hasselt

in het jaar 1651.

_______

 

Reeds op den 24 Mei 1657 werd de Schans, Kijk in de Vecht, en de Reduite door gewapende burgers van Zwolle en Kampen bezet. De Reduite, eene wacht­post even buiten Hasselt gelegen en door die stad als haar eigendom versterkt, werd ingenomen voor en aleer zij door de burgers van Hasselt bezet konde worden, die nog bezig waren de Homeye te bouwen. Ofschoon de mare van dit feit nog dien zelfden dag de afge­vaardigden ter ooren kwam, die met de Staten te Zwolle vergaderd waren, om middelen tot accommodatie te beramen, zoo koesterden zij nogthans de hoop, dat het verder niet tot uitersten komen zoude. Dit leert ons het volgende stuk:

Edele Achtbare Heeren !

Mijne heeren hebben met leetwezen en niet sonder grootte alteratie, bevonden die sacke tegens UEd. achtb. in een desolaten staat te sullen moeten hebben uytbarsten. Hebben ons de voiren, so veel iets moegelyck was gedaen en door d’ absentie van die Heeren Sloot neffens die gecommitteerden van haer Ed. achtb. van

[pag. 8]

Campen, die dach van conferentie noch niet vastgestelt, maer sullen op morge geschieden en is op ons versoeck inmiddels die versekeringe gedaen, dat gheen ataque van hostiliteit, waeruyt bloetstortinge te bevresen sal worden voorgenomen (ten waere dat UEd. achtb. daer occasie muchte geven) vellicht in sulcken valle mede eenige ongelegenheyt aen ons sal veroirsaeken. Hiermede wil wij UEd. achtb. in Godes protexie bevolen hebben, binnen in der tusschen UEd. Achtb. dienstwillige dienaers

J. E. van den Clooster, B. Heute.

De stadsafgevaardigden vreesden teregt voor onge­legenheid, want reeds op dien eigen dag ontvingen zij het bevel hunner inhechtenisneming, met verbod om verder in ruggespraak met hunne Committenten te mogen treden, hoewel deze nog ten zelven dage in antwoord op bovenstaanden brief, het navolgende aanhen schreven:

WelEdele, achtbare, wijse, voorsienighe,

seer discreete Heeren. Insunders goede

Vrunden !

Wij hebben ontfangen UEd. missive en laeten ons het versouck gevollen en sullen aen onse sijde geene actien van hostiliteyt uytwercken, vertrouwende dat van gelycken aen die andere syde daerinne niet langer sal worden gecontinueerd, ter tyt so lange dye voirwaerden op een verseeckerde plaes sal wesen geconserveert, met genoegsaeme bevryinge voor gecommitteerden.

De regering van Deventer had reeds eenige dagen vroeger, toen zij van het nakende gevaar verwittigd was, alle hulp en ondersteuning toegezegd, waarbij zij het verzoek voegde om berigt te ontvangen van de middelen, welke nog noodig waren tot defensie. Dien ten gevolge antwoordden die van Hasselt den 20 Mei 1657, dat men wapenen en kruit genoegzaam in voorraad bezat, om te dienen voor de manschappen, die komen zouden, dat men verlangde om de Homeye boven de Reduite op den weg naar Zwolle te maken, dat ter bezetting dezer Reduite vijfendertig man voet-

[pag. 9]

volk noodig zouden zijn, en onder deze een kanonnier, dat men de gevraagde hulp ten spoedigste diende te zenden. Ten slotte werd hierbij het verzoek gevoegd om zijdgeweer over Amsterdam naar Hasselt te zenden. Dadelijk werden de gevraagde manschappen gezonden, de Reduite was echter reeds door de Zwollenaren bezet Binnen de wallen van Hasselt was evenwel deze hulp-bende zeer welkom en kwam nog tijdig aan.

Gelijk bij Deventer, zoo zocht men mede heul en troost bij de Hollandsche staatsleden, met name bij Amsterdam. Aan die stad schreef men onder anderen den 19 Mei 1657, het navolgende: ,,Die van Zwolle ,,soucken met ongehoorde middelen het beslooten veer ,,van Amsterdam en Hasselt illusoir te maeken en te ,,verkorten, met het laeden aen den dijck ten platten ,,lande voir Hasselt, fraeyderende daerdoir des landes ,,convoyen en licenten als blyck uit bygaende certifi-,,catie, alsmede door het gebruyck van des landes militie ,,en publycke dienst van den staet sijnde daermede die ,,gemeene heerenwegen te besetten en die passagie tot ,,tot haer groot ongereyff en schaede met gewelt te be-,,letten, om te Hasselt in die Amsterdammer of Hasseler ,,veerman niet sulcks te gaen, luit annex certificatie. ,,In de provincie kan daer over geen redres gemaeckt ,,worden, vermits die scheuringe van de regenten en ,,dat die van Swolle tot so danich gewelt gebruycken

,,des lants militie, UEd. gelieven haer gedachten te ,,laeten gaen, of niet die Amsterdammer veerschepen

,,so op Hasselt vare, sodane schaede kunnen verhaelen ,,an die Swolsche veerschepen so te Amsterdam an die ,,oude bruggen comen, met bevelinge’’ enz.

Die van Zwolle bleven onderwijl evenmin achter om te Amsterdam over molest hun door die van Hasselt aangedaan te klagen. Intusschen schreef de regering van Amsterdam aan die van Hasselt, dat zij alle mo­gelijke hulp aan Hasselt wilde verleenen om alle kwade praktijken te keer te gaan. Uit de certificaten in boven vermelden brief genoemd, blijkt, dat die van Zwolle, met behulp van Soldaten, de passagiers, welke te Hasselt wilden scheep gaan, aanhielden en tegen wil

[pag. 10]

en dank dwongen om zich op Zwolsche vaartuigen in te scheepen. Die van Hasselt wederkeerig de schade zoekende te verhalen, gaven bevel om door dwang van hunne gewapende burgermagt twee Zwolsche schepen die voor den dijk bij Hasselt lagen om varkens te laden, aan te halen en op te brengen, aan welk bevel dan ook terstond voldaan werd.

Onaangezien de beloften van wederzijdsch geen hos­tiliteiten te plegen, bevond zich reeds in den vroegen morgen van Maandag den 25 Mei 1657, oude stijl, op den dijk voor Hasselt een talrijke troep, zoo voetknechten als ruiters, en voorts aanzienlijke personen uit het corpus der vergadering van Ridderschap en Steden te Zwolle vergaderde, onder anderen de gecom­mitteerden uit de regeringen van Kampen en Zwolle, en uit de Ridderschap, met name de volgenden: Hiddo van Voerst, Landdrost van Salland, Wilhelm van Broekhuisen, Hendrik Sloet, Rutger van Haersolte, Hoogschultus van Hasselt, Anthonie van Haersolte, Luitenant Kolonel, Arent van Haersolte, Luitenant Kolonel, Arent Jurrien van Haersolte, Majoor, van Voerst, Kapitein.

Het meerendeel van dezen waren of bloedverwanten, of afhangelingen van den genomineerden Landdrost van Twenthe en alzoo met een bitteren wrok tegen Hasselt bezield. Op verzoek van de aldaar zamen zijnde Heeren werden uit de stad Hasselt derwaarts gezonden, de De Burgemeesteren Coppier van Coulenburgh en Johan Studick van Kemnade. Aan dezen werd door de boven­gemelde staatsleden in scriptis voorgesteld: dat de magistraat van Hasselt afstand doen en vernietigen zoude alle contracten met Deventer opgerigt, en geene andere Staten in de Provincie erkennen zoude, dan die, welke te Zwolle vergaderd waren. Op deze voor­waarden alleen zoude men Hasselt genadiglijk verschoonen. De gemelde gecommitteerden kregen vrijgeleide terug en belegden daarop vergadering van Burgemeesteren en Raad, ten einde van hun wedervaren verslag te doen. Burgemeesteren en Raad riepen dadelijk de gezworenen gemeente op, en deze vonden het noodzakelijk de gilden en de geheele burgerij op Stadsmeentehuis bijeen te

[pag. 11]

vergaderen. Deze talrijke vergadering verwierp de boven­gemelde voorslag ten eenemale, waarvan het gevolg was, dat op dien dag door Raad en Meenthe de na­volgende resolutie werd genomen: ,,is verstaen dat men zo

,,over drie of vier dagen sal vuteren die middelen en ac-,,comodacien met die gecommitteerden van Campen en ,,Swolle en inmiddels int werck stellen alle middelen ,,van Defensien en versoucken de Burgemeester Heute

,,tot Swolle gesaiseert in sijn vrijdom meuge worden ,,hersteld.’’ Dit stuk straks verzonden, vond bij de andere partij luttel bijval, men konde er genoegzaam uit opmaken, dat het die van Hasselt om uitstel te doen was. De volgenden dag schreef de Regering van Hasselt navolgenden brief aan de Gedeputeerde van de Staten te Zwolle vergaderd, om de zaak hangende te maken.

Edelmogende Heeren !

Wij vinden alomme die wegen beset en door macht van generaliteits Crijgsvolck geslooten, een ongehoorde manieren van doen in deze vrije Nederlanden, so dat wij niemant kunnen communiceren en sonder so dane communicatien wij met UEd. mog, oock niet kunen handelen, versoucken dat UEd. mog. ons die gemeene heeren wegen meugen laeten gebruycken, protesteren voor Godt en die geheele wereldt wegens sodane proceduyren als UEd. mog. tegens ons in ’t werck stellen als buyten exempel en noit in dese stadt meer gehoort. Met bevelinge des almogende, Hasselt 26 Mey 1657. Den eigen dag ontving de magistraat van Hasselt het volgende antwoord:

Erentfeste, vrome, discreete, goede vrunden !

Gelyck wy uyt UEd. vorige actien hebben bevonden, so oordelen wij uyt UEd. dilatoire antwoort, gegront op een te houden onnoodige communiecatie met die van Steenwyck, dat UEd. niet anders als trainnissement praktiseren om sich inmiddels van de auxillaire troupes

[pag. 12]

van Deventer, tot uytvoeringe van haere onbetamelycke proceduyren te mogen doen dienen, ’t welck de oirsaeck is dat UEd. cathegorycke verklaringe bij ons geprojecteerde en overhandigde concept van verdrach niet langer sullen te moeten sien als tot desen avondt te negen uyren alhier, binnen Swolle daertoe UEd. ten sulcke finevrij geleyde bij desen wordt geaccordeert ende wij het langer uytbleyven van dien sullen moeten houden voor eene absolute ongenegentheyd, tot vriendelijcke assopissemente ende verdrach, onder protestatie dat wij voor Godt en die geheele wereldt ontschuldich willen sijn, an die verwijderingen en de deplorabele gevolgen van dien, eerst door UEd. bekende quade proceduyren ende vervolgents nu noch door UEd. vilipen dieuse ende vervanckelijcke trainissementen veroorsaeckt, latende Godt daerover richten, beveelen UEd. Gode almachtigh.

datum Swolle 26 Mey 1657.

Wilh. van Broechuysen.

Erentfeste, vrome,                                         UEd. goede vrunden

discreete Burgemees-                                   die gedeputeerden van Rid-

teren, Scheepen en Rae-                               derschap en steeden, die Staten

den der Stadt Hasselt,                                   van Overijssel.

onse goede vrunden.                                    Ter ordonnan. van de selve,

D. Roelinck.

Na voorlezing in rade van deze aanschrijving, werd eenparig beslooten deswege in geene onderhandelingen te treden, zoodat, na het verstrijken van het bepaalde uur, de tegenpartij besloot om nog in den laten avond van dien dag een aanvang met de belegerings werken te maken. Ten dien einde werd de bezetting in de Schans, Kijk in de Vecht, en in de Reduite versterkt, bij de Reduite eene batterij aangelegd en voorts aldaar, gelijk mede digter bij Hasselt, acht stukken geschut geplant, waaronder twee halve kartouwen, welke ieder door 17 paarden werden getrokken. Vervolgens werden nog meer batterijen, ten getale van vier, in den dijk aan de overzijde in het gezicht van Hasselt aangelegd. Deze voorbereidingen verhinderden evenwel niet dat

[pag. 13]

op den 27 Mei in den vroegen morgen op nieuw onderhandelingen werden aangeknoopt. Tot de gecommitteerden uit Ridderschap en steden, welke zich per­manent op den dijk voor Hasselt bevonden, werd een tamboer gezonden, overbrenger van het volgende ge­schrift: ,,die gecommitteerden van de magistraet van ,,Hasselt hebben haer uyterste devoiren aangewend, ,,kunnende an miente en de samptlicke gilden als noch

,,niet smaekelyck maeken.’’ Nadat de tamboer terug gezonden was, begon in den vroegen morgen het be­schieten der stad. Volgens beëedigde verklaring van Theunis Roelofs, die door middel zijner dochter en knecht, daarvan naauwkeurige aanteekening had gehou­den, werden er op den morgen van 27 Mei 250 schoten gedaan, in den namiddag van dien dag 200 schoten, den 28 des morgens 260 en des nademiddags 140 schoten en alzoo op die beide dagen te zamen 780 schoten. Het vijandelijk vuur werd uit de stad kracht­dadig beantwoord. Meer dan een werd echter het offer van dezen rampzaligen stand van zaken. Zoo werd in den voormiddag van 28 Mei Jan Ter Linden, een tachtigjarige grijsaard, terwijl hij op het bolwerk, genaamd het Houten Wambuis, stond, door een kanon­kogel het hoofd afgeschoten. Hetzelfde lot trof, even­eens in bovengenoemd bolwerk, aan den avond van dien dag een jongeling. Intusschen was in de stad alles in de weer om den vijand afbreuk te doen. Nacht en dag was de burgerij in de wapenen.

De raad, het gevaar beseffende, waarin de stad ver­keerde, terwijl nieuwe hulp uit Deventer niet kwam opdagen, hield wederom ruggespraak met de gezworene gemeente, waarbij men anderwerf de gilden opriep. In den avond van den 28sten, toen het schieten met ver­dubbelden ijver werd hervat, nam men de volgende resolutie: „is verstaen dat men een tamboer sal uytzenden ,,om stilstand van wapenen tot morgen 8 uyr en is

,,gecommitteerd Burgemeesteren Harco Jansz. en Hendrik ,,Bloemert om met gedeputeerden tot afdoening van ,,belech absolutelijck en finaal te handelen.’’ Deze re­solutie werd terstond ten uitvoer gelegd en een tamboer

[pag. 14]

naar het vijandelijk gezonden. Het verzoek om wapen­stilstand werd echter afgeslagen. Gedurende deze onderhandelingen ontving men het berigt uit Deventer, dat men vandaar de noodige hulp verleenen zoude. De communicatie met de benaauwde stad was echter uiterst moeijelijk en de brieven liepen gevaar onderschept te worden en in vijands handen te geraken. Ten einde nu de inhoud der briefwisseling voor de belegeraars onleesbaar te maken, zond de Secretaris van Deventer A. J. Ströckel, op last van zijne principalen, aan den Secretaris Mr. Tymen Telvooren, den persoon, die in dezen het roer van zaken in handen had, een cijferschrift met alphabet of sleutel, opgesteld door Godofridus Biberus. Een brief van 28 Mei 1657, in cijferschrift opgesteld, is met de cijfers en het alphabet nog voorhanden. In het alphabet worden de navolgende personen en plaatsen aangeduid, als: Drost van Lingen – a, Drost van Salland – b, Hasselt – c, Steenwijk – d, Campen – e, Swolle – f, Zwartsluis – g, Kijk in de Vecht – h, Reduite – k, ruiters – l, soldaten – m, Arent Jansen – , Arent Jurrien – o, Langen – p, Vriese – q, nieuwe veer – r, Amsterdam – s, Mastenbroek – t, Berkenbrug – v, Staphorst – w, Deventer – x, Twenthe – y, edelen – z. Wij merken hierbij op, dat de Drost van Lingen de door de steden Zwolle en Kampen met de meerderheid der Ridderschap aangestelde Landdrost van Twenthe, Rutger van Haersolte was, doch die door de andere partij niet als zoodanig werd erkend en dus in het cijferschrift eenvoudig wordt gekwalificeerd, Drost van Lingen. Arent Jansen is de persoon van Arent van Haersolte, Luitenant Kolonel; Arent Jurrien is Arent Jurrien van Haersolte tot Oldenhove, Majoor, terwijl Langen en Vriese afgevaardigden waren uit de steden.

Intusschen vertrok de nieuwe, door Deventer toege­zegde hulpbende, reeds van daar op Maandag den 25 Mei, doch konde wegens de onveiligheid der wegen niet voor Woensdag morgen aan de Ligtmis te Rouveen aankomen, daar men den weg over Dalfsen had moeten nemen. Aan de Ligtmis gekomen durfde zij zich niet

[pag. 15]

verder op marsen naar Hasselt begeven, weshalve de bevelhebber van deze bende aan de regering van Hasselt den volgenden brief schreef :

An de edele Heeren, mijne Heeren van Hasselt !

Also ich Woensdach morgen met mijne trop so geluckig ben gearriveert en liggen hier met 58 man int pannenhuys en ben eergisteren te vier uyre van Deventer vertrocken en versoeck dat de edele Heeren toch dadelijk geliefden order te stellen, dat wij mooghen doch sonder eenich manckement van avondt binnen Hasselt mogten sijn en daedelijck ons laeten weten hoe wij het stellen sullen, de Edele heeren geven hier doch daedelijck bescheyt op. Uyt groter haest geschreven, de Edele heeren gelieven het so voor lief te nemen. lck Rodolff Wijckman.

Uit andere stukken blijkt het dat deze Roelof of Roedolf Wichman, ook genaamd Wichman, een zoon der rigters van Kedingen was en getituleerd werd Jr. Roedolf Wichman, Capitein.

Bovenstaande brief, door eenen der bewoners van het pannenhuis (de Ligtmis) naar Hasselt gebragt, veroorzaakte der regering geene geringe onrust, daar men aan de eene zijde begreep, dat de manschappen aan het pannenhuis niet lang konden vertoeven, onvoorzien alszij waren van mondkost, en tevens in eene gevaarlijke positie gebragt, waar zij door den vijand gemakkelijk konden worden achterhaald, terwijl aan de andere zijde geen uitweg denkbaar was om de manschappen veilig binnen de stad te brengen. Buitendien was men toen reeds door den nood gedwongen om te capituleren. Van hier dat men draalde met antwoord. Om van het pannenhuis naar Hasselt te komen, was de naaste weg de beentjes graven over het zoogenaamde poepenpad, nu de weg langs de Dedemsvaart, maar langs dezen weg de marsch te aanvaarden was ondoenlijk. Vóór de Enkpoort toch, door welke men deze zijde de stad binnen, trok lag de Reduite, alwaar des vijands legertros gelegerd was, terwijl aan de overzijde de

[pag. 16]

vijandelijke batterijen lustig op de stad speelden en dus de poorten bestreken. Aan dezen tocht was derhalve niet te denken. Een tweede weg naar Hasselt was de stadsweg, maar ook hierover was de passage gevaarlijk, dewijl vijandelijke soldaten van Zwolle komende, de hulpbende op dezen weg gemakkelijk konden achter­halen. Zoo toefde men tot den volgenden dag met antwoord te geven. Onderwijl kon de bende zich aan het pannenhuis niet langer ophouden en besloot de bevelhebber over Rouveen den stadsweg te naderen, maar werd intusschen door de landlieden gewaarschuwd dat de vijand zijne krijgsknechten op de hielen zat. Nu poogde men over de bouwakkers te ontkomen, dan de vlugt werd ontdekt en de vlugtelingen achter­haald, met dit ongelukkig gevolg, dat één soldaat benevens Kapitein Wichman werden dood geschoten. Eenigen werden gevangen genomen en met de handen op den rug gebonden, eerst in de kerk te Rouveen opgesloten, maar van daar naar Zwolle vervoerd, alwaar zij bij water en brood werden gevangen gehouden. De anderen redden zich langs ongebaande wegen en kwamen vermoeid en afgetobt te Wanneperveen aan, blijkens het volgende schrijven:

Achtbare, wijse, voorsienige heeren, mijne

heeren Burgemeesteren, Schepen en Raedt

der Stad Hasselt !

Mijne Heeren !

Also ich op gisteren ben geweest tot Claes Douwen met 58 man, gelijck UEd. uyt desen bijgaenden brief can vernemen, so was onse meeninghe om hier ter plaatse so lange te vertoeven tot naarder order van UEd., so ist dat ons de Swolsche ruyteren en soldaeten hebben geslagen, so belieft mijne heeren so wel te doen en schrieven mij wederomme terugge bij desen bode, hoe ik mij in desen saecke sal gedragen, also mij van de huyluyden is beright, dat sij op mij passen om mij doodt te slaen, gelijck sij velen van de soldaeten

[pag. 17]

hebben gedaen. Actum Wanneperveen den 30 Mey 1657, uyt den name van Hendrick Potman,

Wij merken hierbij op, dat de brief, waarvan in dezen wordt melding gemaakt, een afschrift was van den brief van kapitein Wichman en dat wat het dood­slaan van vele soldaten betreft, zulks in dien zin moet verstaan worden, dat toen kapitein Wichman, benevens één soldaat waren doodgeschoten en men bezig was met eenigen te binden, de anderen vlugtten, op welke vlugt nog twee of drie werden doodgeschoten. Waar echter de lijken van deze begraven zijn, is tot heden toe onbe­kend gebleven.

Het antwoord op bovenstaand schrijven ontvangen, behelsde niets anders dan een patent of marschorder, om ongemoeid dien terugtogt naar Deventer aan te nemen. Deze marschorder was het gevolg van eene gedwongene capitulatie, onderwijl tot stand gekomen. Wij zeggen met voordacht gedwongene capitulatie, de­wijl het vervolg van dit treurspel ons leeren zal, dat deze overeenkomst voor nul en van geen waarde werd gerekend.

Toen de Magistraat van Hasselt de treurmare van het ongelukkig omkomen van kapitein Wichman met de zijnen bekomen had, gaf zij aan den stadstamboer Andries Berends het bevel om te zorgen, dat de gedoode soldaten in Rouveen begraven werden, en het lijk van den officier naar Hasselt te brengen. Intusschen waren de schoolonderwijzer, Peter van der Burgh, benevens eenige ingezetenen van Rouveen reeds door den Schultus der gemeente, Albert Jansen, aangewezen om de dooden van de bouwakkers te halen, nadat hij eerst, naar landregte, lijkschouwing had gedaan, waar­voor hij een oud schild (ƒ2,10) in rekening bragt. Peter van der Burgh en de twee huislieden Roelof Jans Wolters en Klaas Peters, getuigden later onder eede, dat zij bij het lijk van Wichman zijn geweer nog geladen hadden gevonden, waaruit men naderhand be­wijzen wilde, dat hij zonder tegenweer en dus moed­willig was doodgeschoten; voorts verklaarden zij het ligchaam geheel ontkleed te hebben gevonden. Nadat

[pag. 18]

de soldaat te Rouveen begraven was, werd het zielloos overschot van Wichman naar Hasselt vervoerd en aldaar met statie ter aarde besteld.

Onderwijl werd de stad hoe langer zoo meer benaauwd en tevens een gerucht verspreid, dat zij in den volgenden nacht, althans op den volgenden dag, in brand ge­schoten of stormenderhand ingenomen zou worden. Onder de burgerij, gedurende reeds vier nachten in de wapenen, ontstond aan den avond van Donderdag eene geweldige gisting, zoodat de Regering, haars ondanks zich bewegen liet, door het geweldig gejammer van vrouwen en kinderen nog meer daartoe genoopt, om met de belegeraars in onderhandeling te treden. Ten dien einde begaven de reeds gecommitteerde Burge­meesters Harco Jansz Withoed en Hendrick Bloemert, na vrijgeleide bekomen te hebben, zich buiten de stad op den dijk, alwaar zij in den nacht van dien dag met gecommitteerden uit de Staten, te Zwolle ver­gaderd, eene capitulatie tot stand bragten.

Het Convenant deswege opgemaakt, is in zijn geheel gedrukt te vinden op bladzijde 96, 97, 98 en 99, onder de bijlagen numero 13 van de Deductie voor de regering der stad Hasselt, uitgeveven bij Johannis Hondekoeter, Boekverkooper te Hasselt 1786, waartoe wij, omdat ons bestek niet gedoogt dit stuk alhier te inserreren, den belangstellenden lezer verwijzen.

Zoodra het verdrag door Burgemeesteren, Scheepen en Raad, nevens gezworene gemeente, geratificeerd was, werd het beleg opgebroken en aan de Deventer hulpbenden, welke zich binnen de stad bevonden, door den Commandeur Arent van Haersolte patent gegeven om naar Deventer zich op marsch te begeven. Door het kortstondige beleg was de stad zwaar gehavend en eene aanzienlijke schade veroorzaakt, gelijk blijkt uit volgende authentieke bescheiden. Gedurende het beleg was er berigt uit Deventer ontvangen met de verma­ning om zich behoorlijk te verdedigen, waarbij alle hoop op ontzet geopend werd. Het antwoord op dezen brief luidt aldus:

[pag. 19]

Edele Erentfeste Achtbare Vrome voorsienige,

seer discrete Heer en insunders

goede Frunden.

UEd. missive van 31 Mey is ons denzelven avondt ter handt gekoomen, waerinne onder anderen vermelt om te weten hoe het tegenswoordigh binnen en buyten onse stadt gelegen is, so vertrouwen wy, dat UE. wetet, dat men veel volck ende canon voor onse stadt heeft gebracht en daermede verleden woensdach ende donderdach grouwelyck geschooten niet alleene met cogels, maer meest met andere ongehoorde instrumenten sodat wy op donderdach tegen den avondt (als daertoe door de vrouwen gedronghen) met onse tegenpartye in accoord oock om de grootte en menichvuldige schade aan kercken en huysen geleeden en daerby dreygementen om met granaten de stadt in brant te schieten getreeden syn; wy hebben alle devoiren in der tyd van deesen onlust aengewendet om UE. ’t geene passeerde te adverteeren maer alle passen so naauwe beset geweest dat wy niemant conden door crygen oock by onsse tegenpartye een wegh van plancken door het leege lant gemaeckt daerover die Ruyters van de eene dyck tot de andere conden coomen, vreesende tegenwoordich by UE. te coomen om die onveylicheyt van de wegen, wenschende dat UE. onse geleedene schaede in aenschouw mogte nemen. Wy hebben oock verstaen dat eergisteren avont op Rouveen een gevecht tusschen dat volck nae ons toegezonden met het crygsvolck van Campen en Swolle is geweest waerdoor twee van UE. volck souden gebleven syn, onder anderen Capiteyn Wychman en die 36 man daervan binnen Swolle ge­bracht en te water en te broot geset, dese tot geen ander fine willen UE. in de Heylige Protexie Godes beveelen. Hasselt den 1 Juny 1657.

UE. goede Vrunden

Burgemeesteren, Scheepen en

Raedt der stadt Hasselt.

[pag. 20]

Den vorigen dag, 31 Mei, hadden de Burgemeesteren, Scheepen en Raad reeds aan de Staten Generaal, Raad van State, Admiraliteiten en de Steden Amsterdam en Haarlem navolgende missive gezonden:

Wij roepen tot Godt en alle vrome ingesetenen van deesen vereenichde Staet, over die ongehoorde ende grouwelicke tyrannye, door die van Campen ende Swolle onder commando van Haersolte ons aengedaen; op Sondach den 24 Mey hebben sy deese stadt alomme op alle posten geblocqueert ende belegert, ’t aensien van ons, haere batterijen voor onse stadt gemaeckt, wij haer doen afvroegen in welk gemoet sij aldaer quaemen off sy haer vyantlyck teegens ons wilden aenstellen, gaven t’ antwoort dat staet onss noch te seggen. Woensdach en Donderdach den 27 en 28 Mey hebben sy van vier batterijen, begraeven in de dyck in Mastenbroeck, voor deese stadt affgryselyck geschooten door canon met cogelsschroet, ketelingen, isere bolten en schuyftangen, gebruyckende daertoe constapels uyt het lant van Hessen, so dat noch Godtskerck noch tooren hebben verschoont en 8 scheuten met canon door de kerck en drie op de tooren geschoten, die grootte ende merckelyke schaede aen die borgerhuysen gedaen en syn in de twee daghen meer als 700 scheuten door canon soo van binnen als buyten geschiet, en van eene Hessen batterye is op een dach 105 mael geschooten, wy hebben in die twee daghen gesocht door natuyrlycke tegenweer haere batteryen schaedeloos te maecken, de geheele borgerye hebben vier daghen, dach en nacht aen die wallen gelegen, den 29 tegen den avondt quam alhyer intelligentie, dat sy des anderen daghe door een mortier en vuurwercken die stadt wilden in brant steeken, waeruyt groot gejammer en geschreye onder die vrouluyden en kinderen ontstond, so dat de Magistraat gedwongen werde een tamboer uyt te senden en den 29 Mey des nademiddaegs drie uyre hebben sy een uyre van dese stadt op Rouveen een trop volk, so van die Staeten bynnen Deventer ver­gadert, tot onsse defensie gesonden was, een soldaet en die Capitein doot geschoten en syn noch zes

[pag. 21]

dooden gevonden en de reste met handen gebonden op de rugge op Rouveen in de kercke gebracht. Die gemeene of generaliteyts fortificatie wercken syn door dese onverwachte hostiliteit merckelyck beschaedicht, so dat het selve mede kraght die gemeene intrest van den staet redres noodich hebben, met bevelinge enz.

Lang voor het uitbreken der vijandelijkheden was de Raadpensionares Johan de Wit door de beide par­tijen der Staten van Overijssel aangezocht, om door zijn aanzien en invloed middelen ter verzoening te beproeven. Ofschoon de Wit de inzigten van de Staten, te Deventer vergaderd, welke met de zijne ten opzigte van het niet benoemen van een Stad­houder strookten, natuurlijk was toegedaan, zoo be­grepen de Staten te Zwolle vergaderd, te regt, dat zonder den invloed van de Staten van Holland, de vereeniging, welke zij evenzeer wenschten, uiterst moeijelijk tot stand zoude komen. Van hier dat beide partijen met de Wit in briefwisseling traden, waar­van de groote staatsman meesterlijk ter bereiking zijner oogmerken partij wist te trekken. Ten einde zich bij beide partijen aangenaam te maken, spoorde hij de twistenden aan tot inschikkelijkheid en om alle vij­andelijkheden te staken, eene raad, die bij de Staten te Zwolle vergaderd, zeer goed werd opgenomen, zoo­als blijkt uit navolgenden brief:

Edele, Erentfeste, vrome, voorsienighe,

seer discreete Heer, Insunders goede Vrunt !

Op huyden aen ons door die Heere Langen synde gecommuniceert ende openinge gedaen van het geen ten overstaen van UEd. in ’s Gravenhage met gecom­mitteerden van de Heeren van die andere syde is gehandelt ende voor een interem op approbatie ende aggreatie geaccordeert ende vastgesteld hebben wy ons het selve om daerdoor te bevorderen het wechnemen van de swevende verschillen laeten welgevallen ende

[pag. 22]

aengenaem syn. En tot dat eynde terstont order gegeven dat van onse syde alle daedelyckheden sullen worden opgeheven ende gelyck wy UEd. bedancken voir die moeyte so deselve heeft beliefft daeromtrent op sich te nemen, so versoecken wy oock vrundelyck dat ons op het spoedichste moge worden bekent gemaeckt hetgene die Heeren van de andere syde hyer in mede sullen hebben goetgevonden opdat ons hetselve moge strecken tot narichtinge, hiermede Edele, Erentfeste, vrome, voorsienige seer discreete Heer, Insunders goede Vrunt, doen wy UEd. in die genadighe protexie Godes bevelen. Datum Swolle 31 Mey 1657.

Hendrick Sloot,

UEd. goede Vrunden,

die Gedeputeerde van Ridderschap

en Steden, die Staten van

Ter ord. van deselve

D. Roelinck.

Toen deze brief geschreven werd, was het beleg reeds opgebroken, gemakkelijk konde men dus den Raadpensionaris beloven om de vijandelijkheden te staken, daar Hasselt als ’t ware reeds onderworpen was, waarvan echter de Wit op dien oogenblik nog niet onderrigt konde zijn.

Intusschen schreef de Regering van Amsterdam op den 9 Junij 1659 (nieuwe stijl) aan de Magistraat van Hasselt, dat zij met groot leetwesen onderrigt was van de ontstane differenten rakende de stad Hasselt, en dat die dagelijks vermeerderden, zoodat de verbittering tot dadelijkheid was overgeslagen, daar de partijen zich niet ontsagen elkander vijandelijk met de wapenen te bejegenen. Deze procedures tusschen leden van dezelfde provincie door God en de natuur vereenigd en met Amsterdam tot nabuur begiftigd, verstrekten der Rege­ring tot groote droefheid, te meer daar zij betere tijding van de stad had verwagt, nadat de Heeren Gedepu­teerden van de Edele Mogende Heeren Staten van

[pag. 23]

Overijssel, zoo te Zwolle als te Deventer vergaderd, tijdens hun verblijf in ’s Gravenhage schriftelijk hadden beloofd de Heeren hunne respective Principalen tot verzoening te zullen aanmanen in de zoete hoop en het vaste vertrouwen dat deze poging door een gewenscht gevolg bekroond zoude worden, zoodat men voortaan van alle hostiliteiten afstand deed om de disputen te doen verblijven aan de uitspraak van eenige Heeren uit het midden der vergadering van hunne Edele Groot Mogende Heeren Staten van Holland en West-Friesland. Nu echter zulke goede hoop vervallen was, kon men niet nalaten, na zijne droefheid te hebben betuigd, alsnog uit Christelijken pligt en ijver aan te manen, dat men wederzijds de vijandelijkheden staakte en de dissicie der verschillen overliet aan gecommitteerden uit de Staten van Holland, aan welke de Regering van Amsterdam dezen brief schreef.

Ofschoon de militie, door de Staten te Deventer aangeworven, van vóór en uit Hasselt wederom naar Deventer was teruggezonden en dus het doel der aan­werving niet bereikt was, aarselde men te Deventer toch zich van die manschappen te ontslaan, waarop Zwolle en Kampen sterk aandrongen. Immers die van Deventer schreven aan de Regering van Hasselt den 18 Junij, dat de Heeren van Kampen en Zwolle hun hadden aangezocht om tot nakoming van het project van mediatie, waarover men te ’s Gravenhage handelde, zich te ontslaan van de meest aangeworvene militie. Doch, daar men niet verzekerd was, of die van de andere zijde wel behoorlijk contentement hadden ge­geven omtrent de havenaccijns te Hasselt en Zwartsluis en alles gelaten was in state als ten tijde van de laatste conferentie met Kampen en Zwolle, zoo verzocht men dienaangaande berigt van de Regering van Hasselt. Deze antwoordde den volgenden dag dat de havenaccijns was gelaten in zoodanigen staat, als zulks voor de feitelijke aanranding geweest was, maar dat men, alvo­rens tot het ontslaan der militie over te gaan, bewerken zoude, dat het contract op den dijk gesloten, voor krachteloos verklaard werd, dewijl het door geweld was

[pag. 24]

afgedwongen, en dat de hoofden van de militie, welke tegen de stad waren gebezigd, gecorrigeert mogten worden. In antwoord hierop schreven die van Deventer aan de Magistraat van Hasselt onder dagteekening van den 15 Junij, dat ,,al hetgeen op den dijk voor Has­selt pretenselyk gedaen in sich sy nul, crachteloos

,,ende van geenre weerden; gelijk het ook te Deventer ,,daarvoor gehouden werd, zoowel dewijl het strijdig was ,,tegens het gecontracteerde wedersyds in ’s Gravenhage,’’ als dewijl het niet was ,,in de magt van de Magistraet ,,van Hasselt ten respecte van het accoord dezersyds ,,ingegaen,’’ weshalve de Regering van Deventer zich verzekerd hield, dat ,,bij die van Hasselt zulcks niet ,,anders zoude opgenomen kunnen worden of verstaen

,,op zodane fondament daertoe alles te zoeken te dirigeren dat Hun Ed. Mog. de Staten van Overyssel

,,tegen de instellen dag van conferentie te ’s Gravenhage, die van Hasselt mede worden beschreven, waer

,,op men het noodig berigt was verzoekende.’’ In den geest van dit schrijven antwoorde de Regering van Hasselt reeds den 17 Junij, ,,dat bij hun nooit andere ,,wille en meninge geweest was of te verzien zoude

,,worden, als het eigenlyk te verblyven by hetgeen den ,,16 November 1654 tusschen de Regering van Hasselt ,,en de Staten te Deventer vergadert, was overeingekomen, met voornemen om dit alles en in allen dele

,,na te komen ;’’ en dat de Regering van Hasselt ,,tot sulcks ontallyke malen instancie had gedaen om

,,vertrouwd garnisoen, met hetwelk men oock de Reduite bekwamelyk konde besetten,’’ dat men voorts door den hoogen nood gedrongen de afgeperste capi­tulatie had moeten aangaan, maar plegtig beloofde zich aan het bovengemelde convenant van 10 Novem­ber 1654 stiptelijk te houden, en in dien zin te con­tinueren. Hierop leverde men van de zijde der Staten te Deventer vergaderd, aan de Commissarissen te ’s Gravenhage eene memorie in van dezen inhoud: dat de Staten met leedwezen de vijandelijkheden hadden vernomen, door de andere partij tegen de stad Hasselt gepleegd, dat men door de stad van krijgsknechten

[pag. 25]

te voorzien en door andere middelen alle pogingen had in het werk gesteld om Hasselt te behouden, waarin men vertrouwde met Gods hulp ook te zullen geslaagd zijn, wanneer men in Hasselt zelve niet zoo haastig was geweest met het aangaan eener Capitulatie. Na nog eenige gevoerde correspondentien besloten de Staten, te Deventer vergaderd, tot het aannemen van den voorslag, om de hangende geschillen aan de Staten van Holland of eenige leden dier vergadering ter beslissing voor te dragen. Van dit besluit werd de navolgende acte gepasseerd:

De Staten van Overyssel hebben gecommitteert ende geauthoriseert, committeren ende authoriseren by dese de Heeren Nicolaas Christoffer van Bevervoorde toe die Oldemeulen, Verwalter drost van Twenthe, drost van Haexbergen etc. Rabo Herman Schele toe die Ve­nebrugge ende Welborgh, Bernhard Bentinck tot Diepenhem praebts van Deventer ende Steven Gerhardt van Rhemen Erffgeseten tot Vollenhove, mitsgaders de Heeren Johan van Schrick ende Henrich Nylant beyde der rechten Doctoren, Burgemeesters der Stadt Deventer om met de Heeren deser sydts gecommitteerden in ’s Gravenhage en den geenen so hen uyt dese vergaderinge daermede souden willen byvoegen met assumptie van de Heeren Arnold Waterham, Johan Studich Bur­gemeesters ende Tyman Telvooren Secretaris der Stadt Hasselt mitsgaders Arnolt Ten Broecke ende Gerhardt Ter Steegen, Burgemeesters der Stadt Steenwyck in saeken der steden Hasselt ende Steenwyck mede concerneerende te saemen offte het merendeel derselver de besoignes nopende die provinciale onlusten ende ver­schillen door mediatie der Heeren Cornelis de Graeff Heere van Zuid-polsbroek oud Burgemeester der Stadt Amstelredam etc. ende Johan de Wit Raedpensionaris van Hollandt ende Westvrieslant als by d’ Ed. Groot mog’ Heeren Staten van welgemelde Provintie daertoe genomineert volgens wedersyts geplaciteerde van den sesten Juny stilo novo lestleden te entameren voor­slagen ten fine voirschreven t’ ontfangen ende te doen Projecten te maecken te teeckenen ende op onse be-

[pag. 26]

haegen ende Ratificatie aen te nemen ende voorts alle officacieuse ende bedenckelicke middelen te contribueeren, dewelck tot herstellinge van een oprechte ende goede enicheyt in dese Provintie ende tot meesten oirbaar ende dienst van dien sal bevonden worden te behooren met speciale last om bij de bequaemste ende geschickelicke wegen uit te wercken ten einde eer ende bevorens tot die onderlinge in ’t Particulier getreden wedersyts werde gearresteert ende vastgesteld dat bij so verre eenige differentieuse poincten tot onderlinge contentement niet geaccordeert ende door de Heeren mediateurs niet finaallyk geassopieert connen worden, dat haar Ed. d’selve alsdan absolutelick sullen mogen submitteren ende verblyven ter discisie ende uitspraeke der gemelde heeren mediateurs. Belovende haar Ed. mog. van weerden te behouden en te doen houden alles wat bij hen heeren gecomitteerden ende derselver geassoci­eerden in desen van tyt tot tyt gedaen sal syn, oock haer Ed. in ende van alles ’t indemniseren ende schade­loos te houden alles onder verbant als nae rechte oock sonder arg ofte list. Ten oirconde deser lantschaps grooten segel beneden op ’t spatium deser gedruckt. Deventer den 27 Juny, Anno 1657. Ter ordon. van haer Ed. mog.

A. S. Ströckel

Het stuk waarvan in den brief van de Regering van Amsterdam van den 9 Junij 1657 gesproken wordt en ten gevolge waarvan de voornoemde comissie door de Staten, te Deventer vergaderd, werd uitgevaardigd, luidt als volgt:

De Heeren Gedeputeerden van Overyssel, tegenwoor­dig alhier in ’s Gravenhage aenwesende, soo van de eene als van de andere syde der discreperende leden van deselve Provintie hebben respectivelijk aangenomen gelijck deselve aennemen bij desen bij de Heeren haere respective committenten alhier in ’s Gravenhage voorn., sullen afzenden haere Gedeputeerden volcomentlyck gelast ende geinstrueert, omme die swevende questien ende verschillen tusschen die gemelte leden van de

[pag. 27]

welgedachte Provintie, nu voor desen ontstaen alle ende geene uytgesondert door tusschenspraek ende mediatie van twee Heeren bij de Staten van Hollant en West-Vriesland te committeren, ist doenlick in der minne te laten assopieeren ende ter neder te leggen met absolute authoriteit ende pouvoir omme daertoe voorslagen te mogen hooren ende doen ook die voors. saeke devinitivelik ende sonder eenige verderen ruggespraeke aff te handelen tot herstellinge ende consoli­datie van der gewoonliche regeringe, in die welgemelte Provintie, ende tot restablissement van de vereischte vrede en enicheyt ende confidentie tusschen die regenten van deselve. Ende ingevalle buyten vermoede die voors. questien en verschillen door tusschenspraeck ende mediatie als boven in der minne niet finalick geassopieert ofte ter nedergeleyt soude connen worden, dat men als­dan deselve questien offte die overige poincten d’ifferentiael absolutelick sal submitteren ende verblyven elck aen die gemelte Heeren mediateurs offte aen soodanige andere als men geraeden vinden sal. Ende hebben die voorgenoemde Heeren Gedeputeerdens van Overyssel soo van de eene als andere syde wyders aengenomen ende belooft, elck by de haeren te sullen besorgen dat middelerwyl alle saeken in de voornoemde Provincie sullen worden gelaten in soodanige state als deselve geduyrende de jongst gehoudene conferentie tusschen Gedeputeerden van de drie hoofdsteden der voorss. Provintie syn ge­weest ende dat dien volgende van alle wegen van feytelykheden te wedersyden sal worden geabstineert sonder dat eenige nieuwigheden directelyck of indirectelyk van de eene of andere syde in ’t werk gestelt ofte ondernomen sullen worden, wel verstaende dat die middelen die gewoon syn gebracht te worden aen de generaele ontfangers over die quartieren van Sallant ende Vollenhove oock geduirende die voorgevoerde onderhandelingen aen de comptoiren van deselve ontfangers gefurneert sullen worden gelyck de incomsten van de praebsdye van Ste. Lebunes tot Deventer sullen volgen aen den tegenswoordighen proost Bentinck als naer gewoonte, dat mede verder aentykeningen sal worden gedaen van alle

[pag. 28]

veerscheepen het Swerte water afcomende, sonder onderscheyt by de collecteurs ofte pachters tot Hasselt ende op de Swartesluis van de eene ende andere syde respectivelick aengestelt ofte geordonneert. Ende sullen die voorgemelde Gedeputeerden haer herwaerts na ’s Gravenhage begeven, soo haest als de eene en de andere syde advertentie sal syn gedaen dat de Hoochgemelde Heeren Staten van Hollant ende West-Vriesland wederomme by den anderen vergadert sullen wesen. Actum den 6 Juny 1657.

Aan de Regering van Hasselt werd van het boven­staande eene copie gezonden, doch, met reden beducht dat de belangen der stad bij de conferentie op den achtergrond zouden worden gesteld, schreef de Magis­traat van Hasselt op den 8sten Junij aan de Witt, met verzoek, om de belangen der stad voortestaan en te zorgen dat stads-gecommitteerden hunne grieven bij de debatten mogten uitbrengen en daarover gehoord worden, opdat men geene redenen tot misnoegen bekwam. Op dienzelfden dag schreef de Regering van Hasselt eveneens aan de Magistraat van Amsterdam, dat men gecommitteerden derwaarts zoude zenden, die vervolgens de conferentie te ’s Gravenhage zouden bijwonen. Hierbij voegde men het verzoek aan de regering van Amster­dam, om de belangen van Hasselt voortestaan, wanneer de zaak in de vergadering der Staten van Holland ter tafel werd gebragt.

Toen de afgevaardigden van Hasselt te Amsterdam gekomen waren, verzochten en verkregen zij audientie bij de stadsregering. Zij begonnen met uit naam hunner committenten de Regering van Amsterdam ,,hartgrondelyck te saluteren, met toewensing dat Godt almachtig ,,hunne regering hoe langs hoe meer voorspoediglyk

,,geliefden te zegenen, voorts hooglyck bedankende voir ,,de sincere genegentheyt, innerlyke commisseratie en ,,medogenheyt, die de Regering van Amsterdam in ,,d’ aen die van Hasselt toevallene seer droevige ongelegentheyt, eenige dagen herwaerts’’ had betoond en ,,daerby niet weinig gesoulegeerd hebben, van welcke ,,droevige toestant’’ zij gecommitteerden door hunne

[pag. 29]

committenten gemagtigd waren verslag te geven. Hierop gaven zij een breedvoerig verslag van de belegering en daarop gevolgde capitulatie, hetwelk zij eindigden met deze woorden: ,,dat dit droevige en horribele feiten ,,waren tusschen leden van een deselve Provincie, te ,,meer noch, daer het bekend was dat de Heeren Gedeputeerden in ’s Gravenhage weesende, zoowel van ,,de eene als andere zyde schriftelyck hadden belooft ,,aengenomen hunne principalen aen te manen om de ,,overige provintial differenten finalyk te stellen tot ,,arbitrage en uitspraeck van gecommitteerden van hun „Ed. Gr. mog. de Staten van Hollant en West-Vrieslant, welck project die van Campen en Swolle naderhand ,,oock by geschrift hadden aengenomen, nadat sy dese ,,vyandelycke actien aen de stadt en hare goede borgerey ,,volbragt hadden tot merckelyke schaede en intrest ,,oock aen de Generaliteyt, wier fortificatie wercken ,,niet weinig beschadigd waren, dat het nu alzoo de

,,regten, ja de natuur zelve leerdt, dat sodaene contracten en accoorden, door gewelt van buiten en van

,,binnen opgedrongen, waren kragteloos, nul en van ,,onwaerden te meer ten regarde van het project van

,,6 Juny voirmeldt in ’s Gravenhage gemaeckt en aengenomen, en over sulcks een stadts wettelyck verkregen vryheyt, regten en privilegiën niet behoort te ,,prejudiceren.’’ De gecommitteerden verklaarden door hunne committenten uitdrukkelijk gelast te zijn dit verslag te geven, met vriendelijk verzoek, dat de Rege­ring van Amsterdam deze zaken bij de gecommitteerden uit de vergadering der Staten van Holland en West-Vriesland ten favorabelste voordroeg. Voorts bragten de gecommitteerden uit Hasselt ter sprake de aanleg van het nieuwe veer door die van Swolle bij Hasselt aangelegd, terwijl zij de Heeren van Amsterdam gratieuselijk bedankten voor de belangstelling ook in die zaak ten faveure van Hasselt betoond. Nadat genoemd verslag der Regering van Amsterdam gegeven was, schreef de Magistraat van Hasselt aan die van Amster­dam, onder dagteekening van 3 Julij 1657, dat zij andermaal er op moest aandringen om de belangen van

[pag. 30]

Hasselt dringend aan te bevelen aan de gecommit­teerden uit de vergadering der Staten van Holland en West-Vriesland, voor wie de geschillen zouden worden ter tafel gebragt.

Onderwijl waren wederzijds tot gecommitteerden be­noemd de Heeren de Graef en de Witt, die al spoedig de respective partijen opriepen om voor hunne vierschaar te komen. Beide partijen voldeden hieraan, terwijl de Staten te Deventer vergaderd, niet nalieten, om de belangen van de stad Hasselt krachtig bij de Heeren bemiddelaars te ondersteunen. Ten dien einde verza­melden zij alles, wat ter zake dienende was, en schreef de Heer S. G. van Rhemen aan den Secretaris Telvooren, den 14 Julij 1657, dat men te Deventer bezig was om perfecte kennis te verzamelen van al het geene, gedurende ’t forceren van Hasselt, aldaar voorgevallen was, waarom hij antwoord verzocht op de navolgende poincten.

1°. Op wat dag of nacht de militie zich eerst voor Hasselt heeft vertoond.

2°. Wat dese in het aenkomen hebben gedaen en wat zij van de Heeren van Hasselt hebben geeischt of begeert.

3°. Wat de partij op den dyk voor Hasselt of in de eerste conferentie van de magistraet hebben geeischt en wat andere onderhandelingen aldaer mogten zijn voorgevallen.

4°. Of oock en hoedanige meer schepen behalven de tegen den 24 Mei bij die van Hasselt aengehaalt, nagejaagt of op deselve geschoten is en wanneer zulks geschiet is.

5°. De eigentlycke summe, hoeveel alle de ontvan­gen penningen, gedurende den geheelen ontvangst te Hasselt komen te bedragen en hoeveel de restanten nog zijn.

Bij dezen brief is een postscriptum met de volgende woorden: ,,wij vertrouwen dat de musketten aldaer al „aengekomen zullen wezen, alzoo alvoor een geruimen [tijd] daertoe order gegeven is.’’ Op den brief zelven is een klein briefje met een speld vastgehecht, mede

[pag. 31]

van de hand van den Heer S. G. van Rhemen, lui­dende: „nopende de canonnen ben van opinie (voor

,,mijn particulier) dat de Heeren van Hasselt sonder ,,versuym ende metter daed die beschadichte stucken

„tot Amsterdam tegens andere (alwaeren die dan oock „wat swaerder) te verbuiten ende nieuwen binnen Has­selt met ten eersten te doen overbrengen. Men heeft ,,aldaer rechtvaerdige vreese, quod factum est infactum

„fieri nequit, ende het sal daernae hieten transeat cum „ceteris. Geloove niet dat sulk off hier offte in Hollandt qualyck sal opgenomen worden. Naer expresse „ordre van hier daartoe te geven ende dat sulk eclattere,

„dat heeft soo wat bedunckens, maer off het al openbaer wort als de stucken te Hasselt gebracht sijn

,,daeraen dunct mij is heel weinich gelegen.’’

De noodige bescheiden werden dus opgespoord, on­derzoekingen in het werk gesteld en alles ter zake dienende opgezonden. Ook de beroemde Robo Herman Scheele, bekend als een ijverig lid der Statenverga­dering te Deventer, schreef over de onderwerpelijke zaak een eigenhandig geschrevenen en geteekenden brief aan den Secretaris van Hasselt Mr. Tymen Telvooren. Deze brief, nog voorhanden onder de stukken, bekend onder den naam van Notabilia, deel II, No. 2237 der door mij gecatalogiseerde stukken van het oude Hasseler archief, luidt als volgt:

Myn Here !

 

UE. missive is my te rechte geworden, neffens by gevoegde documenten ende bewijsdommen. En bedancke deselve voir de communicatie, soude mynes erdunckens oock wel dienstich wesen, dat so veel doenlick noch informatie genomen of oock voir het aenhouden van het eerste verkensschip (den 16 of 17 Mey) voir Pinxteren by die van Swolle feitelyckheden gepleecht, de Berkemerbrugge beset of andere attentaten in ’t werck gestelt syn geweest ende wat meer ter saecke kan dienen, men seyt ons hier syluyden eene deductie met veele bewysdommen ende condschappen gereet souden hebben

[pag. 32]

tot pretensee justificatie van haer gepleechde feytelyckheden, daeromme is het noodich dat oock van dese syde alle devoiren aengewent werden, indien UE. op Rouveen oock eenig nader informatie soude kunnen becomen, belangende het feyt an de persoon van van Wichman begaen of namentlic het roer aldaer synde noch geladen geweest ofte dier gelicke versoecke, mede met geregte beset moge worden. De missive de aenwesende Gedeputeerden belangende is een puur abuis van den Secretaris dewelck expresse last ontfangen hebbende omme de van Hasselt en Steenwyck te verschrijven, omme ten aenbestemde dage voir haer Ge­deputeerden in ’s Gravenhage te willen compareren, echter het selve schijnt vergeten te hebben ende in plaetse van dien een simpele notificatie overgesonden, sonder deselve yemand van d’ heren te laten lezen. Ick hebbe den brief daerna noch soeken te lesen, dan hadde daervan geen copie bewaert, is daeromrne goed gevonden desen morgen een andere missive af te senden. Hiermede naest myne dienstelycke salutatie aen d’ He­ren aldaer desen eindigende

Mijnheer

Deventer 23/11                                                                                 dienstwillige

  1. R. E. Schele.

Onder den brief is nog geschreven: ,,aengaande het ,,logement hebben d’ heren alhier noch geen antwoordt ,,ontfangen, kan daeromme niet seekers schryven wat ,,plaetse ofte gelegentheyt aldaer wesen sal.’’

Nadat de mediateurs door de Heeren Staten van Hol­land en West-Friesland als zoodanig waren benoemd en partijen zich wederzijdsch die benoeming hadden laten welgevallen, schreven de Staten van Holland en West-Friesland op den 23 Julij 1657 aan de Staten van Overijssel te Deventer vergaderd, dat zij zich ten hoogste verblijdden, dat de personen, die zij tot mediateurs hadden benoemd bij hun Ed. mog. aangenaam waren, terwijl zij tevens verzochten; dat

[pas. 33]

de gecommitteerden alsnu tegen maandag eerstkomende te ’s Gravenhage verschenen, dewijl op dien en volgende dagen de zaak zoude dienen.

De stedelijke afgevaardigden van Hasselt begaven zich derhalve op reis en, terwijl de Regering van Hasselt den 31 Julij wederom aan de Witt schreef om hem de belangen van Hasselt aan te bevelen, waarbij zij navolgende stukken voegden:

Een deductie groot 8¼ bladen. Antwoord groot een blad. Extract uit een stuk van den jare 1602, dito van den jare 1623; een brief van 27 April 1623, senten­tien groot 4¼ blad, contract van 10 November 1654, acte reformatoor van 8 Maart 1657. Extract der resolutie van de Staten van Holland van 23 Julij 1653.

Memorie groot een blad. Brief van Henrick van Vianden. Acht confirmatie brieven en acht acten aangaande Scholtambt. Toen de Witt alle deze stukken ontvangen had be­loofde hij dezelve naar behooren in te zien. Dat het hem niet aan ijver in deze zaak ontbroken heeft getuigen Aitsema, Wickquefort en zelfs zij neeigene brieven, die in druk zijn uitgegeven.

De gecommitteerden Waterham, Studich en de secrettaris Telvooren hebben van hun verblijf en wedervaren te Amsterdam en elders een schriftelijk verbaal gehou­den, hetwelk hierop nederkomt, dat zij op Maandag 27 Julij getracht hebben Heeren Burgemeesters van Amsterdam mondeling te spreken. Niemand van hen was echter in de stad, behalve Burgemeester Schaep. Dezen hebben zij na voorgaande salutatie bekend ge­maakt met de ophanden zijnde mediatie in ’s Gravenhage over de provinciale differenten, waarbij zij het verzoek aan Zijn Ed. hebben gevoegd om bij gelegen­heid voorzorgen te nemen dat de stad Hasselt in hare belangen naar eisen werd voorgestaan. Voorts hebben zij advies gevraagd, of die van Zwolle nopens de navi­gatie iets op ’t tapijt mogten brengen. De Heer Schaep beloofde een en ander.

[pag. 34]

Met de middelerwijl aangekomene Heeren van Steenwijk reisden zij dienzelfden avond naar ’s Gravenhage, alwaar zij den 28 des morgens aankwamen. Van hunne aankomst werd door de beide secretarissen aan hun Ed. Mog. gecommitteerden van de Staten van Overijssel kennis gegeven en zij des namiddags door den landschapsbode verzocht om bij hun Ed. Mog. te komen. Na wederzijdsche voorafgaande salutatie werd den gecommitteerden van Hasselt en Steenwijk door hun Ed. Mog. medegedeeld dat zij door de Heeren mediateurs van hun Ed. Groot Mog., de Staten van Hol­land en West-Vriesland verzocht waren blootlegging van zaken te doen. Hierbij voegden de gecommitteerden der Staten van Overijssel de belofte, om, wanneer de zaak de beide steden rakende, ter sprake kwam, niet in gebreke te blijven de gecommitteerden van Hasselt en Steenwijk daarvan bij tijds te verwittigen. Den 29 Julij hebben degecommitteerden der beide steden bij hun Ed. Mog. aangedrongen om bij de Heeren mediateurs behoorlijk geïntroduceerd te worden en tevens copie van de credentialen der mediateurs te ontvangen. Dit verzoek werd door hun Ed. Mog. toegestaan met bijvoeging van de copie der credentialen. Des nademiddaags zijn de gecommitteerden van Hasselt en Steen­wijk verzocht om hij hun Ed. Mog te komen ter plaatse, waar de Heeren van Holland en West-Vriesland vergaderden. Aldaar gekomen is hun door hun Ed. Mog. zekere acte van submissie vertoond, waarbij de provinciale differenten ter uitspraak worden gesteld van de bovengenoemde Heeren mediateurs, om te trachten bij mediatie de hangende verschillen uit den weg te ruimen, of indien dit niet mogt gelukken, naar regt, reden en billijkheid daarin te beslissen. Hierbij voegden hun Ed. Mog. het verzoek dat bovengenoemde gecom­mitteerden zich daarmede mogten contenteeren. Deze vertrokken hierop en gaven na deliberatie ten antwoord, dat zij nog niet bij hun Ed. Groot Mog. geïntrodu­ceerd waren, verzoekende dat dit alsnog mogt geschieden, en daar het moeijelijk viel aan Heeren mediateurs, in regart van het gecontracteerde van 10 November 1654,

[pag. 35]

het regt van terminatie of beslissing toe te kennen, zoo verzochten zij tijd van deliberatie tot morgen. Hierop werden de gecommitteerden van de beide steden bij de Heeren mediateurs geïntroduceerd en hebben laatstgenoemde uit naam van hen zelven en van de beide steden uitstel bij hun Ed. Groot Mog. verzocht tot den volgenden dag, hetwelk ook toegestaan is.

Den 30 hebben gecommitteerden van beide steden goedgevonden aan de Heeren mediateurs en alzoo in effecte aan hun Ed. Groot Mog. te kennen te geven, dat zij uit naam van hunne heeren committenten hun Ed. Groot Mog. bedanken voor de genomene moeite om eindelijk weg te nemen de droevige en dagelijks meer en meer aangroeijende onlust in de provincie Overijssel. Tevens waren zij verblijd te vernemen, dat Heeren gecommitteerden van de andere zijde eveneens alle zwervende onlusten aan hun Ed. Groot Mog. ter mediatie, of zoo dit niet mogt gelukken, ter terminatie naar justitie, redenen en billijkheid hadden onderworpen. Ook zij waren volkomen geneigd alle provinciale verschillen met betrekking tot de beide steden aan de judicatuur van hun Ed. Groot Mog. te onderwerpen, terwijl zij zich vastelijk verzekerd hielden, dat hun Ed. Groot Mog. in dezen niet anders zouden handelen dan naar regt, reden en billijkheid. Zij zouden reeds gisteren avond, alhoewel hun de zaak plotseling en onverwachts was overgekomen, gaarne bij gestemd heb­ben, ware het niet dat zij gemeend hadden alvorens van hun Ed. Groot Mog. berigt te moeten inwinnen of de Heeren van de andere zijde bij hunne onderwerping ook eenige restrictie hadden gemaakt, zooals hun van ter zijden ter ooren was gekomen. Voorts waren zij van gedachte hun Ed. Groot Mog. de privilegiën, vrijheden en geregtigheden van de beide steden te moeten mededeelen, zooals die door hun Ed. Mog. de Staten van Overijssel, te Deventer vergaderd, waren vastgasteld; terwijl zij in dezen algeheele instemming van de andere partij verlangden. Eindelijk gevoelden zij zich gedwongen eene klagte in te leveren over het algemeene beheer van zaken in de provincie Overijssel

[pag. 36]

vóór en tijdens de nu hangende verschillen, zoodat zij redenen hadden zich ook voor de toekomst bevreesd te maken, weshalve zij eene deugdelijke regeling van zaken in dezen verzochten, terwijl zij overigens vertrouwden op de goede intentie van hun Ed. Groot Mog en op het goede regt van de beide steden. De gecommitteerden ontvingen hierop ten antwoordt, dat hun Ed. Groot Mog. een en ander in advies hielden om daarvan nadere opening te doen aan de vergadering van Heeren mediateurs. Nadat de gecommitteerden der beide steden en van de Staten te Deventer vergaderd, ter vergadering van hun Ed. Groot Mog. verschenen waren, is door Heeren mediateurs medegedeeld, dat de Heeren van de andere zijde op gisteren zich aan de gestelde voorwaarden onderworpen en deze geteekend hadden, en de redenen niet konden begrijpen, waarom aan deze zijde met de teekening zoo lang werd gedraald, waarop vervolgens door den Secretaris Ströckel, uit naam der Staten van Overijssel, te Deventer vergaderd, geteekend werd.

Den 2den Augustus zijn de gecommitteerden der beide steden door de gecommitteerden der Staten van Overijssel, te Deventer vergaderd, ter maaltijd genoodigd en ont­haald. Hierbij was mede tegenwoordig de drost van Vollenhove.

Den 3den Augustus zijn de gecommitteerden van beide steden door Heeren mediateurs verzocht om in de vergadering van hun Ed. Groot Mog. de Staten van Holland en West-Vriesland te komen, alwaar door de mediateurs werd voorgesteld de zaak van Hasselt en Steenwijk ter sprake te brengen. Toen de gecommit­teerden daarna boven waren zaamgeroepen is door den Raadpensionaris voorgesteld over de zaken van Hasselt en Steenwijk te handelen, waarbij de Heer Schele de propositie voegde om opening te doen van de privile­gien en geregtigheden der beide steden, welk gevoelen ondersteund werd door de gecommitteerden van beide steden met overlegging van verscheidene stukken tot justificatie van het regt der beide steden en bijgevoegde belofte om nog meerdere stukken dienaangaande in han­den van hun Ed. Groot Mog. over te leggen.

[pag. 37]

Laatstgenoemde gaven hierop ten antwoord, dat zij het voorgestelde in overweging nemen zouden, de overgelegde acten met naauwkeurigheid doorlezen en daar­aan hunne opmerkzaamheid wijden zouden. Hierop is door de gecommitteerden overgelegd eene korte memorie en voorts eene beknopte aanwijzing nopens het regt van de beide steden, bijzonder hoe en op welke wijze beide de steden op de landdagen werden verschreven. Hierbij voegden zij verscheidene documenten.

Den 4den Augustus zijn de gecommitteerden der beide steden wederom door Heeren Mediateurs ter vergadering van de staten van Holland en West-Vriesland verzocht, alwaar hun werd medegedeeld, dat de Heeren van Kampen en Zwolle verscheidene tegenwerpingen hadden opgeworpen tegen de door hen overgelegde stukken, welke, eerst behoorlijk moesten wederlegd worden. Na dat de gecommitteerden boven geroepen waren, zijn hun deze tegenwerpingen ten getale van tien of elf door den Raadpensionaris medegedeeld, doch daar de tijd te kort schoot, om terstond hierover te spreken, zoo is dit tot nademiddags uitgesteld. Toen werden echter de tegenwerpingen door de gecommitteerden van beide steden mondeling en schriftelijk grondig weder­legd. Met de Edelen en gecommitteerden van Deventer wederom ter vergadering van hun Ed. Groot Mog. ver­schenen, hebben de gecommitteerden van Hasselt en Steenwijk de tegenwerpingen mondeling wederlegd en voorts eene schriftelijke wederlegging neergelegd in handen van hun Ed. Groot Mog. Hierbij voegden zij eene korte memorie en aanwijzing van de regten en privilegien der beide steden en hoe deze op de land­dagen behooren beschreven te worden. Hun Ed. Groot Mog. beloofden alles na behooren na te gaan en met naauwkeurigheid te onderzoeken.

Den 5den Augustus zijn de gecommitteerden van beide steden ter vergadering van hun Ed. Groot Mog. verzocht, en met de Edelen en gecommitteerden van Deventer boven geroepen zijnde is over de belegering van Hasselt, door die van Zwolle, Kampen en eenige weinige Edelen meerendeels Haarsolten geschied, door den Heer Schele

[pag. 38]

gesproken, die een tafereel ophing van de horribele en destetabele actien met dat beleg gepaard gegaan, en eischte dat de aanleggers van deze feitelijkheden gestraft zouden worden, gelijk mede de militairen, die zich tegen bevel van hun Hoog Mog. daartoe hadden laten gebruiken, zoo ook straffe inspecie voor den dood van Wichman eindelijk voldoening voor alle geledene schade. Dit voorstel werd door de gecommitteerden van Hasselt ondersteund. Hun Ed. Groot Mog. stelden hierop voor het door den Heer Schele medegedeelde en geëischte ter kennis van de andere partij te brengen.

Des nademiddags zijn de gecommitteerden van beide steden, benevens de Edelen en gecommitteerden van Deventer boven te zamen gekomen om de debatten te hooren, indien de andere partij tegenbedenkingen mogt hebben ingebragt. Middelerwijl hadden hun Ed. Mog. te Deventer vergaderd, hunne in druk uitgegevene ware schuldbetuiging tegen de drost van Lingen overgeleverd. Dit stuk ter kennisse der partijen gekomen, veroorzaakte groote alteratie. In deze zaak werd echter niets verder gedaan, terwijl hun Ed. Groot Mog. verzochten, dat de boekjes, ter gelegenheid van de hangende ver­schillen uitgegeven, weder ingetrokken en niet verspreid mogten worden. Op dezen dag viel wijders niets voor als tusschen die van Deventer en de andere partij de behandeling van eenige geschilpunten, rakende de schuld­betuiging en de vlugschriften ter dezer zake uitgegeven, waarover zij nader met hun Ed. Groot Mog geconfe­reerd hebben.

Den 6den Augustus hebben de gecommitteerden Wa­terham en Ten Broeke, de Heeren Mediateurs hunne groete gebragt en na voorafgaande begrooting aan hun Ed. Groot Mog. gevraagd of deze aangaande hunne zaak ook eenigen twijfel koesterden en om in dit geval hiervan nader onderrigt te worden. Voorts hebben zij de zaken der beide steden bloot gelegd en aanbevolen.

Des nademiddags zijn de gecommitteerden van beide steden door den Secretaris Ströckel ter vergadering van hun Ed. Groot Mog. genoodigd. Te zamen boven ge-

[pag. 39]

zijnde, is hun door den Raadpensionaris medegedeeld op welke wijze die van Kampen en Zwolle de

begering met hare gevolgen hadden voorgesteld. In deze voorstelling kwamen vele onwaarheden voor, dewijl het echter laat in den avond was heeft men op dien dag over deze zaak niet verder gesproken.

Den 7den Augustus zijn de gecommitteerde Waterham en de Secretaris Telvooren tot hun Ed. Groot Mog. gegaan met verzoek om te spreken over het geene tegen de beweringen van Kampen en Zwolle ter ver­gadering voorgesteld zoude worden. Hiervan zijn in het kort eenige punten opgeschreven.

Ten zelfden dage hebben de gecommitteerden Studich en ter Steege den Heer van Zuid-polsbroek een bezoek gebragt om Zijn Ed. aangaande nog eenige zaken rakende de beide steden, te onderrigten. Het doel van het bezoek was inzonderheid om voornoemden Heer opmerk­zaam te maken op de onjuistheid van het uitgestrooide berigt als zoude men nopens de hoogwigtige poincten submissie gedaan hebben, ten welken einde men ver­wees naar de schriftelijke memorie.

Tegen elf uur verschenen daarop de gecommitteerden van beide steden met de leden der Staten, die te De­venter vergaderden, ter gewone plaats; de mediateurs werden echter verhinderd wegens buitengewone verga­dering van de Staten van Holland. Des nademiddags verschenen zij wederom ter vergadering en werd door den Heer Schele geantwoord op de beweringen van Kampen en Zwolle en voorts het schriftelijk verzoek ingediend om de stukken en bescheiden met betrekking tot deze zaak te vertoonen.

Den 8sten Augustus wederom gezamenlijk ter verga­dering verschenen, hoorden zij van de mediateurs het­geen Zwolle en Kampen hadden medegedeeld en voor­gesteld aangaande den dood van Wichman.

Den 10den Augustus vernamen zij de uitspraak van de mediateurs uit naam en in tegenwoordigheid van Heeren gecommitteerde raden van Holland en West-Vriesland gegeven. Den 11den zijn de Staten van Overijssel door hun Edel Groot Mog. de gecommitteerde

[pag. 40]

Raden op de Nieuwe Doelen ter maaltijd genoodigd en feestelijk onthaald.

Den 12den heeft het de gecommitteerden van beidp zijden goedgedacht om de Heeren mediateurs over de gedane uitspraak te begroeten. Deze hebben de gecom­mitteerden bekend gemaakt, dat dewijl de zaak der beide steden zoowel bij de gecommitteerden der andere steden als elders was afgedaan, in dezen nu geen ander besluit meer genomen konde worden, dat echter de uitspraak zoo was gesteld, dat aan de beide steden eene resolutoire stem werd toegekend, maar hoe de stem ingebragt zoude worden, dit was nog onbeslist. Overigens waren de regten en privilegien der beide steden onveranderd gebleven.

De gecommitteerden zijn mede tot de Heeren van Deventer gegaan, welke eveneens zeiden dat in de uit­spraak eene volkomene, resolutive en conclusive stem was toegestaan. Hierbij voegden zij de belofte om in de naast komende vergadering met de edelen hiervan eene schriftelijke verzekering aan de beide steden te doen toekomen, ten welken einde beide Secretarissen aldaar zouden verschijnen.

Den 14den Augustus zijn de gecommitteerden van Hasselt tot den Heer van Maarseveen President, Bur­gemeester van Amsterdam, gegaan, om met Zijn Ed. te spreken over het gemeene veer, alwaar zij zonder­linge contentement van maintenue deswege bekomen hebben, met belofte van alle infractie door Zwolle behoorlijk te zullen weigeren.

Gedurende de hangende verschillen werden eene me­nigte van vlugschriften omtrent Rutger van Haersolte en de scheuring tusschen de staatsleden van Overijs­sel in het licht gegeven. Tegen Rutger van Haersolte en zijnen aanhang verschenen onder anderen in druk :

Oprechte ende naekte ontdeckkinge van de gronden der verschillen in de provincie Overyssel, geschreven door een vroom Patriot aan alle syne ware vrienden ende landsluyden, gedrukt in ’t jaer 1654.

Extract uyt een brief geschreven uyt Deventer den

[pag. 41]

7 November 1654 te Amsterdam, naer de copye van Deventer, Anno 1654.

Rescriptie der Heeren van de magistraet der stad Deventer aen de Heeren van Campen ende Swolle tot hooch noodich bericht op die bekende onwaerheyden en onbehoorlijcke positiven ende onbeschaemde calumnie vervattet in een brief van dato 9 Mey 1655, op den name van Burgemeester en Schepenen ende Raden der steden Campen ende Swolle. Parophure van H. van Hoogstraten Secretaris, ende J. Vriesen Secretaris, niet alleen aen de Heeren van Deventer gesonden, maer ook omme de gemoederen der goede ingesetenen door sodane finistre vonden ende quade impressien te abuseren in openbaren druck uytgegeven tot Deventer by Nathanael Cost, ordinaris drucker van de Ed. Mog. Heeren Staten van Overijssel, anno 1655.

Korte verklaring van Burgemeesteren, Schepenen en Raden der stadt Hasselt, inhoudende een sommier berigt van de vrijheden, rechten en de gerechtigheden der voors. stadt, soo omtrent de particuliere directie ende regieringe desselfs stadt, alsmede omtrent de algemeene besturinge van de Provintie van Overijssel, mitsgaders de onwettelijkcke proceduyren en de nieu­wigheden bij sommige leden van deselve Provintie gepleeght in ende omtrent het verkiezen ende aannemen van een stadthouder. Te Amsterdam, bij Jan Jacobsz. Bouman, Boekverkooper op ’t water, in de Lelije onder de doornen, 1655.

Redenen en de motiven wegens de separate aenneminge (van Kampen, Zwolle enz.) van een Capiteyn-Generaal ende Luitenant-Capeteyn-Generaal over de Provintie Overijssel ende wat onlusten dat daardoor wel souden komen uyt te spruyten en met eenen remedie om de selvige te weeren. Te Amsterdam gedrukt voor alle liefhebbers, anno 1654.

Van de zijde der Staten te Zwolle vergaderd, liet men evenmin de drukpers ongemoeid. Zoo verschenen van die zijde: Missive, geschreven uit den naem van de steden Campen ende Swolle aen die van Deventer, behelsende

[pag. 42]

het redelicke ende nootsaeckelick verzoek om te komen tot een gewenschte accomodatie van de alreeds geresene differenten der voornoemde steden, ’t Amsterdam, na de copye van ’s Gravenhage, bij Wilhelm Breekevels. Anno 1654.

Defensions schrift voor den WelEd. Gheboornen Gestrengen Heer Rutger van Haersolthe tot Haerst en Oosterveen, Heere tot Staveren, Drossart der graefschap Lingen, landt Rentmeester van Sallandt, Dinckweerder van Overijssel en g’ eligeerde Lantdrossart van Twenthe op en tegens de oprechte en naeckte ontdekkingen van de gronden der verschillende in de Provintie van Over­ijssel, door een genoemden Patriot doen emaneeren, getoecheert en doen maken door E. Hoogh geleerden Willem Roijer, U. J. D. en ordinares advocaet van welgemelten Heere Drossert Haersolthe en Burgemeester der stadt Swolle. Anno domini 1654.

Missive van de twee steden Campen ende Swolle gheschreven ende afgesonden aen de Magistraet der stadt Deventer, waerinne gecomprehendeert is een successyf gronden dichverhael van de ware beginselen ende den schaedelijcken voortgang der swervende onlusten in Overyssel bij die magistraet der stadt Deventer ende eenige weynige Edelen onrechtmatig veroorsaeckt met eene influeerende summaire justificatie van de wel geraisonneerde ende moderate proceduiren van Haer Ed. Mog. Staten van Overijssel, omtrent derselver onlusten. Bekleedet met die documenten daertoe dienende door cijffergetallen in den text van de missive aengeduydet. Uytgegeven op voirgaende resolutie van de Staten van Overyssel voornoemt tot Zwolle. Gedruckt bij Jan Gerritsz. Tijden an, ordinares drucker van de Ed. Mog. Heeren Staten van Overyssel, 1655.

Propositie van de Heeren Arend Jurrien van Haetsolte tot Oldenhove, Luik-Colonel, Roelof van Langen, Burgemeester der stadt Kampen, Hendrich Wolffen, J. U. D., Burgemeester der stadt Swolle. Extra ordinaris en ordinaris gedeputeerde van Haer Ed. Mog. Heeren Staten van Holland ende West-Vrieslant. Anno 1655 1/11 May. In ’s Gravenhage gedruckt bij Isaac

[pag. 43]

Burghoorn, Boekdrucker op de veerkaey, in de nieuwe druckerij, 1655.

Antilogia ende kort grondich bericht uyt namen ende van wegen de Heeren Rutger van Haersolte tot Haerst ende Oosterveen, Heer van Staverden, Landtdroste des Graefschaps Lingen ende bij eene Notabele pluraliteyt van stemmende leeden van de Staten van Overyssel, ge­kozen Drost van Twenthe tot justificatie ende defensie van Zijn Ed. qualificatie eere ende goede naem ende faem, dewelcke door eenige malignanten met schynlycke reden valsche positien onwaere narraten ende eerroerige diffamatien ondermynt zynde by seeckere declaratie in dato 30 December 1654, uyt een ongematichden yver ende passie van eenige weynige door de Heeren van Deventer en het kleyn getal met deselve gecompareerde Edelen (haer door quade fugesten abusivelijck ende geheel onrechtmatich qualificerende Staten van Overyssel) werde vyandelyck besprongen ende aangegrepen.

Invidia fortunae Comes. Tot Swolle gedruckt by Jan Gerritsz. Tydeman, ordinaris drucker van de Ed. Hooch Achtbare Magistraet der stad Swolle.

Behalve deze gedrukte stukken bestaan er eenige schotschriften in die dagen verspreid. Onder dezelve vermelden wij alleen den titel van het volgende:

Vier hoofdt pointen ende daeruyt volgende vragen, die welcke wordende in dispuut gehouden, die eenigste oirsaecken syn waeromme die Provintie van Overyssel in haer gewenschte ruste ende eenigheyt niet en wordt gesteld, voorgesteld doir Heilradum Pacificum.

Bij het behandelen der verschillen voor de mediateurs vonden, gelijk wij zagen, zoowel mondelijke als schriftelijke debatten plaats. Onder laatst genoemden bekleedt eene voorname plaats een stuk van navolgenden in­houd door de steden Kampen en Zwolle met de edelen aan hunne zijde verbleven aan Heeren mediateurs ingeleverd.

Vermeinte redenen van de van Campen en Swolle, waerom sy de stadt Hasselt viantelycke wys belegert en alsoo beschoten hebben:

[pag. 44]

Dat de leden van de Provintie van Overyssel niet syn genecessiteert ende verbonden geweest wederomme in ’s Gravenhage te comen ende aen de vorige Heeren mediateurs Prins Willem van Nassouw ende Heere de Witt, Raadtpensionaris van Hollandt ende West-Vrieslant haere saeken afhandelen laten.

Noyt by die van Deventer daeromme aengehouden.

Soo daer niet overich geweest als de saecke van den drost van Lingen ad quid dese nieuwe conferencie.

Die conferentien syn by die yan Campen ende Swolle affgeschreven omdat by de laetste conferentie by die van Deventer affgedaene dingen geresusciteert souden syn.

Die van Deventer hebben nooyt categorice hare myninge willen onderschr=

In de laetste missiven is by die van Deventer geen mentie gemaeckt van de te doene verpachtinge.

Tot Eouveen is de verpachtinge geschiet omd#t di­versie in de cantoren werde gemaekt.

Sy syn gebleven op haer eygen bodem an de

[pag. 45]

middelen verpachtinge gedaen soo tot haere cantoren gehoort.

De verpachtinge hebben sy gedaen met ruiteren ende soldaeten omdat die van Deventer daer van daen wilden jagen, staende te bewysen met de ruyters tot Deventer.

Aen de sluys syn de bieren aengehouden omdat sy twee jaren in possessie syn geweest die havenaccyns aen de sluys te ontfangen en syn vervallen in den jare 1658.

Syn wel met die van Deventer in een ander gespreck geweest, doch siende met de van Deventer niet te connen voortcoomen, hebben daeromme haer wederom gestelt in voorige possessie.

Die van Deventer hebben haer eerst den oorlog aengedaen met de introductie in Twenthe van den persoon des drosten van Lingen.

Dat sy de posten tot Hasselt hebben besettet is ge­schiet in haer district.

Bij die van Hasselt geschooten.

Die van Hasselt hebben ’t selve gedaen off uyt haer selve off uit authorisatie.

[pag. 46]

Uyt haer selven compt de van Hasselt van ’t swerte water niet een druppel waters.

Haer Ed. Mog. te Deventer vergadert, hebben die van Hasselt niet connen authoriseren.

Binnen gevoucht geweest omme soodane maetregel by der handt te nemen omdat het in haer distrikt geweest is ende gegaen hebben defensive.

De aenschryvinge van haer Hooch Mog. aen de mi­litie is te verstaen over ’t point van offensive en niet defensive.

Dickwils geclaegt over de proceduyren van Hasselt met wel 10 brieven.

Geen oorloch aengevangen maer gedaen executie om ordre te holden defentie van violentie.

Op de clachten bij die van Deventer over de aenhalige ende vercoping der Bieren is niet beantwoordet, om dat de van Deventer crygsvolck warven om binnen Hasselt te stuyren.

De belegeringe is gedaen uyt craft van de resolutie

[pag. 47]

Op den 23 Mey 1656 met 30 jonckeren en twee steden genomen, om met polityeke ende militaire macht tegen te gaen de inbreucke van de financien de ruste daermede te maintineren, naderhant geresumeert met 36 jonckeren ende twee steden.

Versouck en visie van de naemen der jonckeren soo contrarie geteykent hebben.

Wie authorisatie gegeven heeft om de riviere te urberen.

Wie authorisatie gegeven heeft om volck binnen Hasselt te stuyren.

Wie d’ Heeren Strick en Nijlant geauthoriseert heeft om na Hasselt te reyzen ende magistraet aldaer te annimeren en garant te belooven.

Off de gemeente binnen Deventer daervan kennis gehad heeft.

Dat by haer gegeven is ordentlyck in districte defensive.

Debaucheren van de militie wort ontkent, gebruickt deselve ordentelyck na districtie.

[pag. 48]

Die van Deventer hebben de militie aengenomen ende gebruyckt extra districtum.

Die van Deventer hebben d’ ordre van haar Hooch Mog. niet gepareert nit aennemen van de besendinge.

Soo sy tegens ordre van haer Hooch Mog. gedaen hadden, waerom hebben de van der andere syde aldaer niet geclaget.

d’ Luitenant van Itlersum is gegyselt, om dat hy haer ordre niet wilde pareren aen wien hy den eedt hadde gedaen.

Gesien hebbende ’t project van 6 Juny, hebben sy den Luitenant gerelaveerdt.

De grouwelyckheit voor Hasselt gepleecht, wordt ontkent gegaen met alle civiliteyt.

De gemeente van Hasselt is door eenige uyt de magistraet misleydet quade rapporten gedaen, dat sy haer alle privelegien wilden ontnemen.

Van de kruyttoiren in brant te schieten, wordt ontkent.

[pag. 49]

Eenigen van die van Hasselt hebben brieven aen de Hollantsche steden geschreven sonder Raatsvergaderinge daerop aengelecht naer beleg en pretens accoort opden dyck.

De Luitenant-Colonel Arent van Haersolte heefft wel den eedt an de stadt van Hasselt gedaen doch te Swolle Commandeur geworden synde is niet meer daeraen geobligeert.

De eed soo an de steden worden gedaen syn subaltern aen de eed van de Provintie.

Die van Hasselt hebben geene stemme in staat.

De Luitenant wordt zyn tractement niet onthouden alsowel wel gemeriteert.

Wichman is bekend gemaakt de passen besettet waren.

Wichman hadde wel connen retireren heefft eerst geschooten op twee ruyters op contschap gegaan.

Bussinet daerop gecommendeert ende haer gesecht, dat sy souden retireren belovende quartyr.

[pag. 50]

Wichman heeft sich daertegen geopposeert maer desselfe soldaeten siende andere soldaeten aencomen hebben haer wapens wel neer gesmeten doch Wichman heefft wederom geschooten en geen quartyr willen hebben.

Die gevangen syn in ’t Project van 6 Junij gerelaxeert.

Conclusie

dat de autteurs van dese onlust sullen gestraffet worden; dat het bloet van de dootgeschootene op de van Deventer off dies haers moeten revunderen; satisfactie en de vergoedinge van schaden en intressen.

Die van Deventer hebben in de volgende artikelen: bovenstaande punten schriftelijk weerlegd.

Ad. 1. Dat wel waer is dat geene speciale verbin­tenis is geweest om in ’s Gravenhage te comen in cas de saeke by de Provintie hadde gevonden connen wor­den, ’t selve manqueren wordt telkens genoch te verstaen gegeven dat men wederom tot de Heeren mediateurs soude moeten adresseren, die noyt in mora syn gebleven en de conferentie by die van Deventer niet anders als op al sulcke conditie aengenomen syn.

Ad. 2. Solutum als hyr boven.

Ad. 3. Noyt gecorgeert syn overich gebleven 4 poincten waervan ’t voirnaemste poinct van den drost van Lingen, de welcke by d’ Heeren mediateurs wel had connen afgedaen worden.

Ad. 4. Daer is noyt finelyck gearresteert gevonden.

Ad. 5. By den secretaris ’t geen different was op­gesteld.

Ad. 6. De districten speciale is absurd. ’t Geheele district ligt onder de Provintie.

Ad. 7 en 8. Beantwoordt met ’t vorige. Overmits reducul was op het territoir te willen sich

[pag. 51]

funderen alsoo in Overyssel geen districts secretaris is by de Gedep. van ’t eene quartier hebben sy wel de verpachting gedaen in een ander quartier.

Ad. 9. Pure voorgevens noyt deliberatien syn ge­vallen, hadden anders wel bejegent conden worden.

Ad. 10. Alle de personen welckers bieren aengehouden waren niet schuldich geweest van de jare 1653. Noyt daervan by de Magistraet van Hasselt daeromme aengehouden. Van de reste hebben sy geene executie, doch volgens onderlinge verspreck tusschen de drie steden gecommitteerden.

Ad. 12. Noyt hebben haer Ed. Mog. te Deventer eenigen oirlog aengevangen, in Twente is niet anders belettet als de introductie van Twente te beletten. Sonder enige feytelyckheyd te betonen, hadden anders die van de andere syde wel connen roemen noch spottelycker dat sy onder sodanig protext Hasselt belegert souden hebben.

Ad. 14. Drie schepen heeft men soucken aenteholden. ’t Eerste is aengeholden sonder enige feytelyckheyt vrywillig aengelecht. Het tweede te voren feytelyckheden bedreven by die van de andere syde. Het derde op ’t aenholden van de chercher en Contrarolleur hebbende licenten gefraudeert.

Ad. 20. Twee missiven zyn geschreven, eene van Swolle, eene van de Provintie van geene speciale feytelykheden vernemende.

Ad. 33. Eerst mogte genomen worden informatie van saeken de Provintie in ruste te stellen.

Gelijk wij boven zagen werd de uitspraak der mediateurs, nadat de geschillen door hen beslecht waren, den gecommitteerden in eene vergadering van gecom­mitteerde raden medegedeeld. De eindelijke en laatste uitspraak had echter op den 20 Augustus 1657 plaats door hunne Edele Groot Mogende de Staten van Hol­land en West-Vriesland. Het stuk zelf handelt over onderscheidene zaken, is in hoofdstukken afgedeeld en te vinden bij Aitsema, historisch verhael van saken van staet en oirlog, 9de deel bladz. 1-36. Het zal dus onnoodig zijn dit stuk hier op te nemen, gelijk

[pag. 52]

wij ook met stilzwijgen voorbijgaan hetgeen door reeds vroeger gekozen mediateurs, de prins Stadhouder van Friesland en de Witt ten papiere was gebragt.

De schade door het beleg aan de Stad Hasselt in het algemeen en de Burgerij in het bijzonder veroor­zaakt, was niet gering. Op aanhouden van de Staten te Deventer vergaderd besloot de Magistraat om vier leden te committeeren, welke met den stadstimmerman en metselaar de schaden zouden opnemen. Hiertoe werden de Burgemeesters Roderinck, Coppier van Coulenburgh, Studich en Backer benoemd, welke op den 24 Junij 1657 in vergadering van Schepen en Raad verslag van hun onderzoek gaven. In dit zeer breedvoerig verslag worden de eigenaren van 57 huizen met name opge­noemd, welke schade aan hunne eigendommen hadden geleden. De grootste schade had het huis van Jan van Duren bekomen, in dit pand waren toch meer dan 80 schooten gevallen. In Mastenbroek waren eenige beesten van de weduwe Waterham doodgeschoten en een ander beest aldaar, toebehoorende aan Meynert Hendriks was door de ruyters geslagt. De schade aan de kerk, toren, school, gasthuis, en ’s lands ammunitiehuis beliep de som van f 650; aan de schepen in het kanaal liggende was eene schade veroorzaakt van ƒ 300; aan de stads brug en de homeye aldaar f 175. Buitendien had men uitgegeven voor ’t maken van eene halve maan voor de Veerpoort aan rolaarde, hout, balken en arbeidsloon f 300; voor vuren hout en ijzerwerk tot de blinden enz. ƒ 245; voor dunbier in de bolwerken gedronken f 120; voor het veranderen van twee metalen stukken op de bolwerken tot tegenweer gebruikt en toen gebor­sten; gelijk mede voor vier affuiten door ’t beleg onbruik­baar geworden f 3500; dijken en landschade bedroeg eene som van ƒ 400; 2400 g kruit waren verschoten en ruim 400 kogels en 10 tonnetjes met musketkogels, daarbij eene groote partij lonten verbrand en voorts veel schade veroorzaakt aan schuppen, bijlen, geschut, gelijk ook aan s’ lands fortificatie werken, voor arbeidsloonen gedurende vier dagen, voor het maken voor batterijen in de bolwerken, gelijk mede aan de kanoniers

[pag. 53]

en hunne assistenten en voor schade en verzuim van werk door eenige gekwetsten ƒ 685; voor twee oxhoofden wijn van Hoorn aan de Burgemeesters Studich en Withoet in een Zwolsch schip gezonden en den 23 Mei 1657 te Zwolle aangehouden f 88; aan de soldaten, zoowel die tot hulp gezonden als te Hasselt nieuw aangeworven waren ƒ 250; de schade van de Hasseler bieren door de soldaten aan de Zwartsluis aangehaald en aldaar verkocht werd be­rekend op f 2000. Dit een en ander beliep de totale som van f 11,625 en 5 stuiver. Door eene tweede ingeleverde rekening werd later dit bedrag nog verhoogd met eene som van ƒ 3760 = 1=12. Van beide vorderingen zond men een dubbel afschrift aan de mediateurs in ’s Gravenhage, ten einde behoorlijke schadevergoeding te bekomen. Hierbij voegde de Magistraat eene derde vordering ten bedrage van ƒ 2190 = 16 = 0. Op die vordering komt voor eene post van ƒ 300 aan Lysbeth Nahuis, weduwe Jan ter Linde, wier man in de belegering het hoofd was afgeschoten. Deze post was het bedrag van het haar door de Staten toegestane kapitaal voor aankoop van een lijfrente. Ook werd in rekening gebragt voor drie nieuwe glazen met de namen en wapens van de steden Deventer, Campen en Zwolle ieder glas f 175. –

Ingevolge dit alles verstonden Schepenen en Raad der stad Deventer, blijkens hunne resolutie van 11 Maart 1659, na het rapport van de heeren van de rekenkamer gehoord te hebben, dat aan de stad Hasselt wegens gedane kosten, geledene schaden en intressen voor, in en na de belegering behoorde te worden toegelegd de som van 13,524 Caroli gulden, 14 stuivers, en dat de ƒ 2000 wegens verkochte bieren aan de Zwartsluis behoorde verrekend te worden tegen de ontvangst van de havenaccijns van de jaren 1655 en 1656.

Hiermede eindigt de geschiedenis der povinciale ver­schillen en van het daarmede gepaard gaande beleg der stad Hasselt. Alvorens echter van onze lezers afscheid te nemen, laten wij een woordelijk afschrift van een nog voorhanden verhaal dier belegering volgen.

[pag. 54.]

VAN ’T BELEGEREN VAN HASSELT.

Anno 1657 den 24 Mey werde het reduit ingenomen van d’ van Campen en van Swolle, tusschen Sondagh en Maandagh des naghts belegerden sy d’ Stad en sloegen haer legerplaetsen aen den Mastebroecker dick ende sneden de dick door om haer geschut daer in te stellen up verscheiden plasen, sy stelden 4 reght voir de veerpoorte en beliepen de stadt rontomme als sprinckhanen, soo datter qualick yemant conde inkomen dan omtrent 14 mannen van Deventer, die van Hasselt lieten die van Campen en Swolle haer hooghmoet bedryven, sy maeckten haer batteryen veerdich, brachten haer geschut daerinne, wij stonden en sagent aen, dat de Hessen haer de stucken toevoerden 15 à 16 paerden voir yder stuck. Ja men liet haer toe, dat sy haer wagens met amonitie daer bybrachten nu haer volk was hongerich en hadden niet veel te eten. Sy stallen een Hasseler koe, sy vilden daer ’t vel af, sy verkoften aen de Swartesluys voor peper, kruyt en nagelengruys, sy leefden op hoope van de stadt te plunderen, sy moesten haer soo wat behelpen met het boeren speck en vleesch, sy stallen en namen wat sy krygen conden, jae des Capseyns harbarch moeste al haer tin en coper daer in schieten, het was alles uytgecommandiert tot Swolle en Campen. Jae de voorleser en voorsanger moeste ook Has­selt mede comen bespringen, somme het was alles op de been groot en cleyn twee wolven tegen een schaep. Men gaff haer 5 voiruyt men liet haer toe dat sy gingen spansieren op de veerdick, sy pronkten met hare carossen voir onze stadt met haer jufferen by der handt, het scheen een harten lust voir haer te wesen. Ondertusschen onse borgerye en stint niet stil maer bereyden haer op haer comste. De vrouwen en kinderen brochten het geschut op de wal, de wyven waren lustich, brochten ris en twigh om de schans korven te maecken. Elck was bezich met schuppen en spaden om de wallen te verdicken en te verhoogen en de batteryen veerdich te crygen. Men maeckte eene halve maen voir de veerpooite, men verseeckerde de poorte met het vullen soodat

[pag. 55]

de veersteege van het canon bevryt was. Het was een wonderlicke cryg, de Capteyn lach voir de stadt en syne soldaeten, daer binnen de suns, voir de stadt de vaders, daer binnen de man, buyten wyff en kinderen, daerinne nabuyr tegen nabuyr, broer tegen broer, susters tegen susters. Men mynde het en sou tot geen schieten ge­komen hebben, doch den 27 des morgens omtrent te half drie uyre hebben sy haer vyandelyken haet tegens onss uitgeschuddet, dat veel hondert jaeren in haer herten gelegen heeft en branden op ons los met drielingen en halve cartouwen waerop wy haer weer lustich antwoorden met deselfde munte met haken, musketten en lange roers, soodat sy ’t niet allen en sullen vertellen, hoe het haer is vergangen sy schooten met halve koegels, met bolten, daer knoopen an waren als vuysten, met veeselingen, met stucken van sarck, met halve hoefyzers, met steen, met allerley ontgruys uyt smits huys. Sy verschoonden geen gebouwen, de kerck kreegh wel 12 cannons schooten, het Raethuys, noch gasthuys werden niet verschoondt, de school 2 halve kortouwen koegels door het dack. Sy hadden Hessen tot konstapels, gelyck als Biliam gehuyrd was om Godts volck te vloecken. Onse borgerye hield goede lustighe wachte tegen haere vyanden, diese hadde van buyten en van binnen en weerde haar lustigh. Des vyants grootte batterye daer sij ons mede meynden te dwingen werde in 4 uyren tyts te schande geschooten, ja tot een molshoop. Onse borgers hielden goede wacht by dage en by nachte en deden een uytval op here vyanden, brochten nogh eenige buyt daervan dogh eenige kelderkruypers bedachten quade tydinge en seyden dat se 4 stucken geschut hadden sien liggen an de andere syde van de stadt daer men ons soude mede vernestelen van achteren en anderen bedochten woorden, die woorden die voort quamen uyt een valsch herte waerover eenige vrouwen quamen op de been, maekten groot onlust in de stad. Men seyt voorwaer dat daer tusschen 700 à 800 cannonsschooten sijn gedaen in 2 dagen en duisenden met musketten en halven. Sy dreygden ons den toecomende nacht in brant te schieten, maer onse constapels hielden haer als leeuwen

[pag. 56]

en schooten een van des vyants halve kartouwen te schande, dat de koegel daer niet uyt en konde. Sonder twijffel is er menig gesneuveld die niet na seggen sul­len, die an de Mastenbroecker dich begraven syn sonder klockluyden, maer het op lijfstrafsstraffen bij haer verbooden niet te moeten seggen, maer het begint al te openbaeren men segt van 23 dooden. Nadat onse borgery 5 á 6 nachten niet uyt haere kleeren waeren geweest gaven nogh de moet niet verlooren. Soo gebeurde dat de vyandts overste een trompetter aan onse Magestraet heeft gesonden en onse heeren voeren over in ’t leger, de quaestie werd gemiddeld; de Heere heeft syn hand voir ons gesonden en heeft ons bewaert uytgenomen 2 sijn doot in onse stadt een out man met een jonge knecht, die Heere sy gelooft die ons niet in des vyandts handt heeft overgegeven.

Gij borgers van Hasselt

Syt dit gedachtich neemt

Geen meer Swolschen en

Campers in als ghij zij

Machtich, want dat

Sij u vijandt binnen

Connen sy niet ontkennen.

Omtrent dit beleg en de provinciale geschillen wor­den op het provincale archief van Overijssel te Zwolle de navolgende stukken gevonden, welke, volgens mijn oordeel, der vermelding waard zijn.

No. 2308. 22 Jan. 1655. Resol. van de Mag. v. Deventer houdende verzoek aan de Gedep. van R. en St. om derselver besognes naar luid der Res. van R. en St. binnen hunne stad te continueeren en die van Swolle te inviteren de chartars en zegels aan hun te laten volgen.

2309. 19 Jan. 1655. Res. van de Ged. van R. en St. inviterende de Magistraet van Swolle om de charters en zegels aan hun collegie thans binnen Deventer vergaderd, benodigd aen de daertoe Gecomm. klerk over te geven.

2310. 5 Aug. 1654. Missive van den heere van Voerst aen den Griff. van R. en St. hondende zijne

[pag. 57]

propositie ter vergadering van R. en St. of van derzelver gecommitteerden over de verschillen tusschen de stad Deventer en de andere leden van de Staten der Provincie.

2311a. 24 Junij 1654. Memorie van ’t voorgeval­lene aan den nieuw benoemden Drost van Twenthe en gecommitteerden van R. en St. bij de verweigering van introductie van gemelden Drost door eenige Staats­leeden van ’t kwartier Twenthe en eenige afgevaardigden van Deventer.

2311b. 8 Junij 1657. Missive van de Magistraet van Deventer aen zeker ongenoemd heer over de fytelyckheden den voorigen Pinksterdag te Hasselt hebben plaets gehad.

2312. 1657. Pointen aen de Heeren van de Reg. van Hasselt voortestellen om weder door R. en St. te worden aengenomen mits deze leeden te erkennen voor wettige Staten der Provincie met ontkenning van de leeden te Deventer.

2313. 1654. Concept en voorslag van gecom. van R. en St. omtrent de wijze waarop de Drost van Twenthe in deszelfs ambt zal worden gemaintineerd.

2314. 1657. Missive van R. en St. aan de gecom. in ’s Hage berigtende dat bij ontstentenis van dadelijk en satisfactoor antwoord van die van Hasselt op de gehoudene conferentie de stad zal worden gebombardeerd met last hiervan ter generaliteit kennis te geven.

2315. Missive van dezelve aan de Magistraat van Amsterdam kennis gevende dat ter beletting van toevoer van krijgsvolk en ammuuitie aan Hasselt alle de schepen, ook de Amsterdammer veerschepen zullen moeten worden gevisiteerd verzoekende deze maatregel te agreëren.

2316. 1657. Idem aan den Secretaris van Breda te Kampen hem inviterende om aldaar te rekwireren 15 schippers en de noodige soldaten om tegen de stad Hasselt te ageren.

2317. 26 April 1655. Missive van gecomm. van R. en St. tot de bezending naar Amsterdam enz., te kennen gevende dat hunne mede gecom. van Haersolte door eene ziekte overvallen is verzoekende dat in zijne plaats een ander moge worden gekwalificeerd.

[pag. 58]

5942. 14 Februarij 1656. Kopy eener missive aan Z. M. gelijk mede aan den Raadspensionaris de Witt over de oneenigheden tusschen de leden van de Staten dezer Provincie.

5943. Novemb. 1657. Missive van de Gedep. aan den Drost Bevervoorde wegens de admissie van den Heere Bentinck tot Diepenheim tot de Binnl. deputatie en de geschillen deswegen geresen met de stukken daartoe relatief.

6455. 14 Febr. 1656. Missive van R. en St. aan H. H. M. kennis gevende van de nieuwe feitelijke pro­cedures van de Heeren van Deventer gepleegd te Hasselt tegen de regering en den pachter van den havenaccijns niettegenstaande de plaats hebbende onderhandelingen te ’s Hage tot herstel der ruste en eensgezindheid in de Provincie waardoor de pogingen van de gecomm. tot vereeniging van de wederz. partijen nutteloos worden gemaakt.

6456. 8 Februarij 1656. Concept van vereeniging tusschen de leeden van de Staten van Overijssel opge­maakt en voorgeslagen door H. H. M. gecomm. den Heere Prince Willem van Nassau en Johan de Witt, Raadsp. van Holland.

6457. 26 Jan. 1656. Missive van W. F. van Nassau over de schikking en bijlegging der Prov. geschillen,

6458. 1655. Poincten van de order en maintenu der regering in Overijssel.

6459. 1655. Concept betrekkelijk de persoonen welke tot de regering admissibel zijn.

6460. 1658. Concept rakende het vergeven van officien, commissien en deputatien.

6639. 17 Mey 1657. Missive van ord. Gedeputeer­den aan de gecomm. ter generaliteit over de feitelijke ondernemingen door de Magistraat van Hasselt gepleegd tegen de Zwolsche karveelschippers.

6689. 10 Maart 1655. Resolutie van de Staten van Friesland over de onlusten en verschillen tusschen de leeden der Hooge Regering van Overijssel ingevolge en naar aanleiding der commissie uit R. en St. derwaarts gezonden.

[pag. 59]

7718. 25 April 1655. Verbaal van ’t geen der ord. Ged. van R. en St. van den 23 en 24 April is beje­gend op de verpachting van de generale middelen te Deventer.

7719. 10 Junij 1657. Missive van H. Sloet aan de Gedep. van R. en St. dezelve bedankende voor de communicatie der gedane opening tot bemiddeling der Prov. verschillen met verzoek om berigt van den tijd, waarop R. en St. derzelver deliberatien ter dezer zaak zullen aanvangen.

7720. 19 Julij 1655. Placaat van de Gedep. van R. en St. verbiedende alle comptabele ambtenaren aan iemand anders als aan de respectieve gewone ontvangers eenige penn. uittekeeren op poene van invaliditeit en niet aan den door de Magistraat van Deventer en consorten aangestelden ontvanger.

7721. 21 November 1654. Verbaal der extr. Ord. verg. van R. en Steden binnen Zwolle principaal aan­gelegd over de Provinciale geschillen met den Magis­traat van Deventer en de zich daarbij gevoegd hebbende edelen.

7722. 26 Junij 1656. Verb. der Extra ord. vergadering van R. en St. binnen Kampen handelende over een concept conciliatie tusschen de Magistraat van De­venter en eenige edelen en tusschen de verdere Ridd. en de St. Zwolle en Kampen.

7724. 29 Mei 1657. Missive van gecomm. van R. en St. aan de regering van Amsterdam kennis gevende dat hun uit herhaalde conferentien met de leeden van die regeering gebleeken was, dat deselve zich met de Prov. geschillen niet wilde bemoeijen.

7725. 29 Mei 1657. Missive van R. en St. aan den Kn. van Deutechem denzelven gelastende om het garnisoen van Zwartsluis naar Kampen te doen mar­cheren met achterlating van een Sergeant en 4 man aangezien de geschillen met Hasselt zijn bijgelegd geworden.

7726. 29 Mei 1657. Missive van R. en St. naar Amsterdam houdende kennisgeving van de bijlegging der verschillen met de Magistraat van Hasselt.

[pag. 60]

7727. 1 Junij 1657. Missive van Kn. Meyer kennis gevende dat de Magistraat van Hasselt geweigerd heeft hem en zijn volk binnen te laten, verzoekende nadere orders.

7728. 1 Junij 1657. Order van Rid. en St. aan den Commd. van Zwolle om 9 man onder geleide van een Sergeant te doen trekken naar Hagenvoorde om aldaar te blijven tegen het volk ’t welk de stad Deventer en geassocieerde edelen op onderscheidene passages en wegen had gelegd.

7729. April 1655. Verbaal van de onderhandelingen van Ridd. en St. over het rapport van Gedep. over de geleden hoon door de burgerij van Deventer ter gele­genheid van de verpachting der gem. middelen binnen de stad.

7739. 8 Junij 1657. Missive van de gecom. naar de Reg. van Amsterdam, houdende dat de Burgemeester dier stad met verklaring zich met de verschillen tusschen R. en de St. Hasselt en Steenwijk niet te willen bemoeijen derzelver ongenoegen hadden te kennen gegeven over hetgeen bij R. en St. tegen de stad Hasselt onder­nomen is.

7740. 25 Novb. 1654. Missive der aanwezig zijnde Gedep. aan de Mag. van Deventer dezelve proponerende om wederzijdsch ordinaire en extra ord. gecomm. op eene neutrale plaats te doen zamenkomen ten einde eenparig te delibereren over de Provinciale financien ter voorkoming van verdere confusie en schade welke uit de zwevende verschillen zouden kunnen voortvloeijen.

7741. 13 Novb. 1654. Verbaal der deliberatie van R. en St. op derzelver extr. vergadering over de mid­delen en voorslagen tot bijlegging der verschillen met de Magistraat van Deventer.

7742. 30 Mei 1657. Missive aan de hoplieden en de schutterijen van Zwolle en Kampen dezelve bedan­kende voor de aangeboodene vrijwillige adsistentie tegen de stad Hasselt uit hoofde der bijlegging van de ver­schillen.

7743. 31 Mei 1657. Missive aan de gecom. naar de Regering van Amsterdam kennis gevende van eene

[pag. 61]

schermutseling tegen eenige militairen welke tot Has­selt wilden indringen tot adsistentie van die stad.

7969. 20 Januarij 1655. Verbaal van de besoignes van de ord. Gedep. bij de verpachting der generale midd. te Deventer.

7970. 29 April 1656. Verbaal van het gepasseerde bij de verpachting der gemeene middelen te Hasselt op voors. datum.

8560. 1656. Missive van de gecom. ter gen. over de bij H. H. Mog. genomen resolutie ter bijlegging der provinc. verschillen.

8561. 7 Mei 1656. Resolutie van de ord. Gedep. bepalende eenige mesures te nemen wegens de Prov. verschillen.

8564. 5 Sept. 1654. Missive van de Reg. van Deventer aan den griffier van R. en St. verzoekende kopie der voorw. van de verpachting van landerijen in Salland.

8565. Missive van de gecom. ter gen. van 9 October 1654 voornamelijk kennis gevende van de demarche van den Heer Ripperda om ingevolge hem gegeven orders eenig krijgsvolk ter zijner dispositie te krijgen binnen Deventer.

8566. 12 October 1654. Missive van de Ged. ter generaliteit mede over het verzoek van den Heer Ripperda om 3 kompn. krijgsvolk te Deventer te mogen hebben.

8570. 2 November 1655. Missive van R. en St. aan die van Gelderland wegens de verschillen.

8867. 6 Junij 1654. Missive van de extra ord. gecom. van R. en St. aan de Regering van Deventer ten betoge van de wettigheid van derzelver vergadering bijeen gekomen tot bestuur der zaken gedurende de plaats hebbende Prov. verschillen over de benoeming en introductie van R. van Haersolte tot Drost van Twenthe.

8868. 11 Julij 1654. Missive van voorn. Gecom. aan de Regters en Magistraat van Twenthe houdende aanschrijving tot de erkenning van R. van Haersolte als Drost met verbod van eenige orders uit name der

[pag. 62]

Staten van Overijssel door de stad Deventer en de edelen van derzelver partij uitgevaardigd te gehoorzamen.

8869. 18 Julij 1654. Missive van de Reg. van Oldenzaal aan genoemde gecomm. houdende acceptatie van de ontvangst der voorzegde missive met kennisge­ving dat de afkondiging en aankondiging van placaten aan den regter van Oldenzaal behoorde.

8870. 20 Julij 1654. Missive van de regters van Twenthe verklarende geene andere bevelen dan van den Verwalter Drost te zullen naleven.

8871. 16 Junij 1656. Missive van de gecom. van Zeeland en van de gecomm. ter generaliteit berigtende dat zij nog niet ter audientie waren geweest.

8872. 7 October 1655. Idem van de gecom. van Gelderland over de Provinciale verschillen.

8873. 1655. Acte van de Staten van Zeeland hou­dende propositie tot wegruiming van de Prov. verschillen.

8874. 1655. Instructie voor de gecom. van H. H. M. gezonden naar Overijssel ter wegruiming der Prov. verschillen.

8875. 1 Maart 1656. Resolutie van H. H. M. op de klagten door de in verschil zijnde leden deProvinciale regering tegen den anderen over de wederr zijdsche financieele operatien ingebragt houdende aan­maning om gedurende de deliberatie over het plan van accomodatie door de Prins Willem van Nassau en den Raadspensionaris de Witt voorgedragen alles in staat te houden.

11914. 16 Sept. 1655. Concept van eene resolutie van H. H. M. tot vereffening van de ontstane oneenigheden tusschen de stad Deventer en R. en St.

12024. 28 Junij 1657. Missive van den Heer A. van Haersolte geschreven voor Hasselt aan Ged. Staten.

12008. 16 Januarij 1666. Missive van de Burge­meesters en regeerders der stad Amsterdam over de gezondene vivers en ammunitie naar de stad Hasselt, waarvoor zij betaling verzoeken.

Category(s): Niet gecategoriseerd
Tags: , ,

Comments are closed.