MERKWAARDIGE ORDONNANTIE UIT 1384.
In het Collectorium op het Kamper Archief fol. 64 komt onderstaande ordonnantie voor, die mijns erachtens alleszins het epitheton merkwaardig verdient.
Immers daarin bepaalde de Kamper stadsregeering, dat hare burgers geenen priester zouden mogen berispen wegens zijne predicatie of houding op den predikstoel, noch buiten Kampen daarover aan geen persoon zouden schrijven of raad inwinnen ten laste van zoodanigen geestelijke (zoo zal men indraghen immers wel hebben te verstaan) en geen getuigenis omtrent hem zouden afleggen dan voor Schepenen, en geen onstuur meer zouden maken omtrent zijne prediking, noch heimelijke vergaderingen zouden houden. Het schijnt hieruit te blijken dat er wegens de prediking in de kerken ongenoegen tegen sommige geestelijken was ontstaan.
Wat de zaak evenwel eurieuser maakt is, dat er tevens in bepaald wordt dat niemand eene jonkvrouw hare vlechten zal afsnijden of beloften van haar zal nemen.
De ordonnantie dan luidt volgenderwijze:
Anno domini mccc octuagesimo quarto, mensis Junii die prima.
Item de scepen ende Raet mit oere ghemeente hebben ouerdraghen, dat neghien persone van oern borgheren ende jnnewoners neghien priester beryspelen soelen van predikene oft op den predicstoele noch buten Campen an nemande te scryuen, noch raet nemen van ienighen persone de in aldusdane gheystlichet draghet enighes synnes, ende neghien tuch te doene dan bi dien Scepen ende alduslike gherochte niet meer te maken van predike ende neghiene hemelicke verghadringhe te maken ende neghienen juncfern oer vlechten af te snyden of louede van hem nemen, bi c oelden schilden, ende de der niet betalen en mochte, de solde vyf jaer buten onser stat blyuen.
N.U.
Uit: Bijdragen tot de Geschiedenis van Overijssel uitgegeven door Mr. J.L. van Doorninck, Archivaris van Overijssel en Mr. J. Nanninga Uitterdijk, Archivaris van Kampen, Vierde Deel; Zwolle, De Erven J.J. Tijl. 1878; blz. 362-363.