Redactie | 2 |
Voorwoord | 3 |
Regelement | 5 |
Kalender: | 11 |
Datums | 12 |
Koninklijke Familie | 13 |
De thans regeerende Europeesche Vorsten | 15 |
Waarde van eenige vreemde muntspeciën in Nederland | 18 |
Het Briefport, Postwissel enz. | 19 |
Inspectie van het Militair Onderwijs | 22 |
Hoofdcursus: Naamlijst der Leeraren | 22 |
Naamlijst der Leerlingen aan den Hoofdcursus | 24 |
Hoofdcursus-Vereeniging ,,Minerva’’ – Muziekvereeniging ,,Euterpe’’ | 29 |
Revolver-Schietvereeniging ,,Willem Tell’’ | 30 |
Hoofdcursus-Zangvereeniging ,,Polyhymnia’’ – Letterlievende Vereeniging ,,Dr. Jan ten Brink’’ – Gymnastiek- en Schermvereeniging ,,Mavors’’ | 31 |
Cricket- en Footballclub ,,Quick’’ | 32 |
Naamlijst van hen, die in het afgelopen jaar den Hoofdcursus hebben verlaten en aangesteld zijn tot Officier | 33 |
Regeling van den dienstplicht in de naburige Staten | 34 |
Kroniek 1893-1894 | 41 |
Kroniek van de Letterlievende Vereeniging Dr. Jan ten Brink. | 62 |
Kroniek van de Muziekvereeniging ,,Euterpe’’ | 65 |
Kroniek van de Revolverschietvereen. ,,Willem Tell’’ | 67 |
Politiek overzicht | 72 |
In Memoriam. A.J. Levert | 86 |
Nederige hulde | 90 |
Mengelwerk: | |
De Hoofdcursus. 1869-1894 | 99 |
Het Zilveren Feest van den Hoofdcursus, 1869-1894 Feestmarsch | 105 |
Haar plicht? | 106 |
Bladvulling | 111 |
Idylle | 112 |
Een droom | 113 |
Na 25 Augustus 1894 | 117 |
Cora. Dramatische schets | 119 |
Langs een’ omweg van schoolmeester tot kruidenier | 137 |
Bladvulling | 152 |
Uit Indië | 153 |
Onbegrepen | 174 |
Bladvulling | 179 |
Later. – Bladvulling | 180 |
Illusiën | 181 |
Bladvulling | 187 |
De Tower. Eene reisherinnering | 188 |
Tirailleeren | 191 |
Mijn reismakker | 194 |
Eene wachtkamer ,,fin de Siècle’’ | 196 |
Varia | 198 |
Advertentiën |
[In bewerking]
|pag. 2|
REDACTIE.
Ere-Voorzitter: | Leeraar J.G. KLEIBOER. |
Voorzitter: | J.A.H. ABELEVEN. |
Secretaris: | B.J. VERBRUGH. |
Penningmeester: | K. SPOELSTRA |
Leden: | M. DE WILDE. |
S.D. VAN DER SPEK. |
|pag. 3|
Waarde Kameraden en Geachte Lezers!
Bij deze bieden wij U den 13en jaargang van onzen almanak aan.
Niet zonder aarzeling aanvaardde de Redactie-Commissie hare moeilijke taak, maar dank zij de welwillende medewerking van velen, is haar deze aanmerkelijk verlicht geworden. Aan allen, die daartoe hebben bijgedragen, onzen oprechten dank.
Wij drukken hierbij den wensch uit, dat ieder in dit boekske iets moge vinden, dat hem bekoort en het eene eereplaats op zijne boekenplank waardig maakt. Moge de samenstelling van dezen jaargang van dien aard zijn, dat Gij in later jaren bij het doorbladeren daarvan, U nog eens op den Hoofdcursus terugdenkt en alle lief en leed te samen gedeeld, vooral het eerste, voor Uw geest verrijst, dan mag de Redactie tevreden zijn en zich ruimschoots beloond achten.
DE REDACTIE.
KAMPEN, Dec. ’94.
|pag. 4|
{blanco}
|pag. 5|
|pag. 41|
Alweder is een jaar verstreken, en, evenmin als het voorgaande, zonder bij vele pleizierige, ook treurige herinneringen na te laten.
Een algemeen bemind kameraad moesten wij bij ’t einde van het studiejaar missen.
Het overgangs- en ook het eindexamen was niet voor allen even bevredigend. Laat ons hopen dat zij, die er ditmaal niet aan voldaan hebben, den volgenden keer gelukkiger zullen zijn.
De verschillende vereenigingen mochten zich in toenemenden bloei verheugen, dank zij de uitstekende leiding. Vooral was dit het geval met de Zangvereeniging „Polyhymnia’’, die uit een’ langdurigen winterslaap ontwaakte.
Hieronder geven wij een beknopt verslag der gebeurtenissen.
2 October. Aankomst der nieuwe leerlingen, uitgezonderd één, die wegens ziekte eenige dagen later zou verschijnen. De begroeting door de leerlingen van het oudste jaar was hartelijk, en dezelfde avond zag ons gezellig vereenigd in de cantine, ten einde, meer van nabij, kennis met elkaar te kunnen maken.
|pag. 42|
De president der hoofdcursus-vereeniging Minerva opende de vergadering met het verzoek aan den directeur der muziekvereeniging Euterpe, den heer Donk, om het Wilhelmus (oude zetting) en den Excelsior-marsch te spelen, ten einde aan te toonen, dat die liederen bij ieder waardig lid van den H. C. het hoogst aangeschreven staan.
Daarna begroette hij de nieuwelingen en wees hun op de noodzakelijkheid om hier de kameraadschap hoog te houden. De oudste der nieuwe leden van Minerva bedankte hem voor zijn hartelijke woorden.
Het verdere van den avond werd gepasseerd met het houden van voordrachten, waarbij wij kennis maakten met de uitstekende talenten van de heeren Kenninck, van Doorn, Koolhaas Revers, Boerrigter, de Jongh, Abeleven en Kole, wier stukjes alle evenveel bijval verwekten.
Ook Euterpe maakte zich verdienstelijk door nu en dan een vroolijk stukje te doen weerklinken.
Na een hartelijke eindtoespraak van den president van Minerva werd de vergadering gesloten en wierp men zich in Morpheus’ armen, zeer voldaan over den afgeloopen avond.
3 October. Deze dag was gewijd aan de zoo onvermijdelijke inspectiën, waarbij menigeen tot de ontdekking kwam, dat zijne uitrusting nog lang niet compleet was.
4 October. Aanvang der lessen en tevens kennismaking met de leeraren.
|pag. 43|
Denzelfden avond vergadering van Minerva, ten einde een nieuw bestuur te kiezen. Tot president werd gekozen de heer Terwiel, die ook in die functie in het voorloopig bestuur der vereeniging was opgetreden. De nieuwe president aanvaardde zijne gewichtige betrekking met de belofte, steeds met de meeste zorg voor de belangen der vereeniging te zullen waken.
5 October. Vergadering Minerva, tot bespreking der installatie-fuif.
De president, die binnen de gastvrije muren van het hospitaal was gaan vertoeven, werd in zijne functie op verdienstelijke wijze vervangen door den heer Watrin, den vice-president. Besloten werd, dit feest den 9den October nog eens te bespreken.
9 October. Nogmaals vergadering over de installatie-fuif, en nu wordt besloten het feest te houden in de Sociëteit, en wel op 21 October a.s.
21 October. De avond van dezen dag, al zoo lang met ongeduld verwacht, zag de leerlingen van den H.-C. gezellig vereenigd in het gebouw der Sociëteit, tot het vieren der installatie-fuif.
Het programma, bestaande uit eene feestcourant, „de Helkreet’’ getiteld, veroorzaakte door den grappigen inhoud, al aanstonds eene groote belangstelling in de dingen, die komen zouden.
De WelEdelgestr. Heer Brouwer, onze kapitein-leeraar, gaf blijken van zijne sympathie voor de
|pag. 44|
vereeniging Minerva door zijne komst in de feestzaal. Even voordat de kapitein binnentrad, was Euterpe begonnen met het eerste nummer van het programma, n.1. het Wilhelmus van Nassouwe, dat door allen staande werd aangehoord.
Behalve door den kapitein-leeraar werd ook door de meeste officier- en burger-leeraren aan onze uitnoodiging voldaan, wel een bewijs, dat zij ook in ons privaat leven belang stellen.
Het 2de nummer van het programma was de openingsrede van den president van Minerva, een speech, zooals zeker te voren slechts door weinigen was gehoord, waarvoor hem dan ook alle lof te beurt viel, getuige het herhaald applaus. De president wees er voornamelijk op, dat slechts de kameraadschap de band is, die ons in staat stelt, om de twee moeilijke jaren, die men in Kampen doorleeft, gemakkelijker te doen doorbrengen, heette de nieuwe leerlingen nogmaals welkom, bedankte, uit naam der geheele vereeniging, de leeraren voor hun blijk van sympathie en belangstelling, dat zij door hunne komst gaven, en verzocht ten slotte om, begeleid door ons „Euterpe’’ gezamenlijk en staande den marsch der marschen, het Excelsiorlied te zingen. Dit verzoek vond algemeenen bijval en spoedig weerklonk het geliefde lied uit volle borst.
Nu volgde het belangrijkste nummer van het programma, n.l. de kroning van den nieuwen nestor, tot welke hooge betrekking onze algemeen geachte Jan Veenendaal, ook wel genoemd Jan Kanon, uitverkoren was.
|pag. 45|
De kroning was plechtig en maakte een grooten indruk, welke nog verhoogd werd door de troonrede, die op geestige wijze ingekleed was, en voor ons nog een wijze les bevatte, die ontleend was aan het lievelingswapen van den nieuwen nestor, het kanon. De naam van den nieuwen vorst was: Stoepi I.
Het verdere van den avond was gewijd aan voordrachten, op verdienstelijke wijze aangevuld door de welluidende tonen van Euterpe.
Van alle voordrachten eene beschrijving te geven, zou ons te ver voeren. Alleen dit zij gezegd, dat ze alle uitstekend van stapel liepen en geene er van over te weinig succes te klagen had. Van eene tijdruimte tusschen twee stukjes maakte de kapitein Brouwer gebruik om ons zijne tevredenheid te betuigen over de wijze van feestvieren en tevens om voor den verderen avond afscheid te nemen.
Om l½ uur keerden allen in opgeruimde stemming en zeer voldaan over den gezelligen avond naar het gebouw terug om zich te sterken voor den volgenden dag.
11 November. Gezellige bijeenkomst in de cantine, ter gelegenheid van het bezoek der nieuwbenoemde Indische officieren. Aardige voordrachten, afgewisseld door de muziek van „Euterpe’’, die voor ’t laatst gedirigeerd werd door haren oud-directeur, den heer van Beuge, verkortten den avond, zoodat het klokje van gehoorzaamheid, l½ uur, zoo laat, dank zij de welwillendheid van den Adjudant-onderofficier, geslagen had, vóór dat men het wist.
|pag. 46|
17 November. Vergadering van Minerva, tot de verkiezing eener commissie voor de St. Nikolaasfuif. Een bal werd, om voor ons zeer belangrijke redenen, door den Majoor-Directeur geweigerd.
Aangezien de uitslag der stemming niet bekend was bij het sluiten der vergadering, werd deze nogmaals belegd op.
21 November. toen na vele discussies besloten werd, het St. Nikolaasfeest in de cantine te houden, en tevens de commissie benoemd werd. Ook werd in deze vergadering een crediet toegestaan, ten einde een artisten-gezelschap te betalen, dat den volgenden Zaterdag in de cantine zou optreden.
25 November. Een avond vol kunstgenot! Het sedert eenige dagen met nieuwsgierigheid verbeide artistengezelschap verscheen om 9 uur in ons midden, en hield ons tot 12 uur ongeveer bezig.
De leden waren, behalve op het gebied van muziek, ook met gymnastiek, goochelen en tooneelspel op de hoogte, zoodat er nog al afwisseling in hun optreden was. De twee jongste artisten, ongeveer 7 a 8 jaar oud, verdienden, behalve door hun spel, ook nog opmerking door hun eetlust. Was aanvankelijk door het weinig artistieke uiterlijk van het troepje onze verwachting teleurgesteld, spoedig dacht men hier niet meer aan en lustig werden de refreinen der verschillende, doorgaans populaire, liedjes meegezongen.
6 December. Na sedert verscheidene dagen het geheimzinnig vergaderen der feestcommissie opge-
|pag. 47|
merkt te hebben, waardoor onze verwachtingen zeer hoog werden opgevoerd, waren wij toch verrast bij het binnentreden in de cantine, des avonds om 9 uur. Voor Sint had men eene verhoogde standplaats gebouwd, die kwistig was versierd met vlaggen en groen, terwijl in de veranda op smaakvolle wijze de prijzen der tombola waren uitgestald.
Het gedrang er om heen bewees, dat de commissie eer van haar werk had.
Nauwelijks waren allen gaan zitten, of wij werden aangenaam verrast door de binnenkomst van den Majoor-Directeur, den Kapitein en bijna alle leeraren. Bijna onmiddellijk daarop trad Sint-Nikolaas binnen, gevolgd door zijn’ knecht. Euterpe deed dadelijk de liefelijke tonen van St.-Nikolaas’ lievelingslied: „Ziet de maan enz.’’ weerklinken, en intusschen besteeg de goedheilige man het gestoelte, dat men hem bereid had. De knecht maakte van dit oogenblik gebruik om met kwistige hand St.-Nikolaasgebak rond te strooien. Daar gaf Sint een wenk. Hij ging tot zijne kinderen spreken. Diepe, aandachtige stilte heerschte in de zaal. Ziehier ongeveer den inhoud van zijne toespraak:
Op zijne gewone rondreis had zijn knecht hem in eens gebracht voor een groot somber gebouw en had gezegd: „Baas, daar heb je nu den H. C.’’ Eerst meende hij dat het niet waar was, omdat alles er buiten zoo dof uitzag, maar het sierlijke opschrift en het schilderhuis brachten hem toch eindelijk tot de overtuiging, dat dit de H. C. moest zijn. Hij vond er veel veranderd, en veel, heel veel verbeterd. De
|pag. 48|
tochtschermen op de slaapzalen noemde hij vooral een flinken stap in de goede richting, daar er nu zeker wel niemand meer te laat op het morgenappèl zou verschijnen, uit vrees voor kou-vatten. Eveneens de matglazen in de ramen van de eetzaal, hetgeen toch de huiselijkheid en de gezelligheid aan tafel bevorderde. Hij drukte zijne tevredenheid uit over de vlijt en het gedrag der leerlingen in ’t algemeen en over den ijver in ’t poetsen, door het jongste jaar aan den dag gelegd, in ’t bijzonder. Ook de asymptoten kregen een hartelijk woord van hem: „Beschuiten moeten ook wel tweemaal in den oven, voordat ze te gebruiken zijn.’’
Nadat St. Nicolaas uitgesproken had, begon de tombola. Voor sommige heeren was aan het verkrijgen van een lot een voorwaarde verbonden. Voor den president van Minerva bestond de voorwaarde in het houden van een speech. Als naar gewoonte voldeed onze president daaraan, zonder even te haperen, zoodat hij ook hier, behalve een hartelijke tevredenheidsbetuiging van Sint, onzen algemeenen bijval verwierf.
Hij begon met ons op het eigenaardige van den avond te wijzen en verwelkomde daarna den Directeur en de leeraren. De Majoor-Directeur antwoordde daarop, en dronk daarna met ons op de gezondheid van onzen Sint en van Minerva.
Achtereenvolgens werd nu ieder voorgeroepen en trok een lot.
Zoo nu en dan deed Euterpe hare welluidende tonen hooren, en werden voordrachten gehouden,
|pag. 49|
waaronder vooral die van den heer Koster en den heer Kenninck veel succes hadden. Tegen twaalf uur stond de Directeur op, sprak een kort afscheidswoord, en verliet met de leeraren de cantine. Gedurende het overige van den avond wisselden luimige voordrachten en muziek elkaar af. De feestvreugde was zoo gezellig, dat onze geachte Adjudant-Onderofficier het niet van zich kon verkrijgen, die zoo maar te verbreken, weshalve hij de cantine nog één uur langer openstelde. Om twee uur ongeveer eindigde het feest, en ieder zocht in opgewekte stemming zijne slaapzaal op.
Een woord van dank nog aan de feestcommissie, die zich met zorg van de vrijwillig op zich genomen taak gekweten heeft.
23 December. Aanvang van het Kerstverlof, dat reeds lang met verlangen te gemoet gezien was.
3 Januari. „Ils sont passés, ces jours de fêtes!’’ Het verlof is om, en met nieuwe werkkracht toegerust, zetten wij de studie voort.
27 Januari. Had „Euterpe’’ tot dusver slechts de feestavondjes opgeluisterd, heden avond zou zij ons overtuigen, dat hare veelvuldige repetitiën niet zonder vrucht waren. Voor het eerst in dit studiejaar zou er eene werkelijke soirée gegeven worden. Dank zij de welwillendheid der heeren Vieweg en Eerdbeek waren eenige net uitgevoerde programma’s vervaardigd, ten einde die aan de invité’s te kunnen aanbieden.
|pag. 50|
Om 9 uur nam de uitvoering een’ aanvang. Juist zou de directeur, de heer Donk, het sein tot beginnen geven, toen wij aangenaam verrast werden door het binnentreden van onze leeraren, den kapitein Brouwer en den luitenant Luber, die hierdoor toonden veel belang te stellen in het welzijn der muziekvereeniging.
Zij werden door den president van Minerva ontvangen en naar de bestuurstafel geleid.
Het programma telde 12 nummers, die zeer verdienstelijk uitgevoerd werden, inzonderheid het „Am Mühlbach’’, dat herhaald moest worden.
In de tijdruimte tusschen twee der laatste nummers nam de WelEd.Gestr. Heer Brouwer het woord, en uitte een zeer vleiend oordeel over de vorderingen, die Euterpe gemaakt had; hij noemde het eene eer, beschermheer van zulk eene vereeniging te mogen zijn, en wijdde een dronk aan den directeur, die door zijne onvermoeide vlijt en grooten tact de vereeniging tot zulk een trap van bloei had weten te brengen. Daarna namen zoowel de kapitein, als de luitenant Luber afscheid.
Een half uur later klonk de bel en eindigde onze eerste soirée-musicale, die voor het auditorium, zoowel als voor de leden van Euterpe, niet zonder voldoening was geweest.
De maanden Februari en Maart gingen zonder noemenswaardige bijzonderheden voorbij.
25 April. Heden werd het ouderhart van onzen algemeen beminden Adjudant en van zijne echtgenoote diep getroffen door het verlies van hun zoontje,
|pag. 51|
dat na eene ziekte van ongeveer twee weken, overleed. Dat het ons ook diep trof, behoeft geen betoog.
7 Mei. Vergadering Minerva tot het kiezen van een nieuw bestuur. Het oude stelt zich in zijn geheel herkiesbaar, zoodat bij acclamatie besloten werd geen nieuw bestuur te kiezen.
20 Mei. Uitbreiding der etalage van verschillende koopwaren in de cantine, door het plaatsen van een keurig eikenhouten kastje, waarin door onzen braven Veldjanus op artistieke wijze gelei bij schoensmeer, tandpoeder bij koperen knoopen, gember bij haarkammen en koperborstels enz., was neergelegd. Op zeer practische wijze was achter dit kastje een schrijftafel aangebracht.
26 Mei. Evenals eenige maanden geleden, zou Euterpe heden avond eene uitvoering geven. De Majoor-Directeur, die reeds zoovele malen bij de Zondagsche repetities was tegenwoordig geweest, had besloten ons gezellig samenzijn met zijne tegenwoordigheid op te luisteren. Eenige dagen te voren had de verdienstelijke directeur van Euterpe, de heer Donk, den Majoor-Directeur verlof gevraagd een marsch, door hem en den heer Schaeffer gecomponeerd, aan hem te mogen opdragen, op welk verzoek door Z.H.E.G. toestemmend was geantwoord. Euterpe had voor heden avond hare beste muzieknummers uitgekozen, en de lof van den Directeur bleef dan ook niet achterwege. Ook onze geachte Kapitein-leeraar Brouwer en de
|pag. 52|
1e Luitenant Luber, die door hunne tegenwoordigheid hunne voortdurende belangstelling in ons privaat leven toonden, schenen evenzeer met de muziek ingenomen. Toen de heer Donk bekend maakte, dat het den Majoor-Directeur behaagd had, het beschermheerschap over de eerste muzikale vrucht van hem en den onder-directeur Schaeffer, te aanvaarden, bewees een algemeen applaus, hoezeer dat allen genoegen deed.
Bij deze gelegenheid werd ook de nieuwe marsen gedoopt met den naam „Minerva-marsch’’
Een kwartet, genaamd „Les enfants de Paris’’ en het gezang van de weder ontwaakte Vereeniging „Polyhymnia’’ verhoogden de gezelligheid.
Niettegenstaande den korten oefeningstijd liepen alle stukken goed van stapel. Even vóór half twaalf verlieten de Directeur en de officieren onze cantine, en de avond werd besloten met het zingen van het zoo geliefde Excelsior-lied.
Over ’t algemeen mocht de uitvoering uitstekend geslaagd heeten.
27 Mei. Reeds vóór de reveille, op Zondagen vooral een hoogst zeldzaam verschijnsel, heerschte er op de slaapzalen een ongewoon leven. Alle leden van Euterpe waren opgestaan, en hierdoor nieuwsgierig geworden, stonden ook vele anderen op.
Euterpe verzamelde zich hierop met de instrumenten in de cantine en wachtte vervolgens de reveille af. Wat was toch het doel van deze ongewoon vroege bijeenkomst ? Niets meer of minder dan het
|pag. 53|
brengen eener ovatie aan onzen nestor, den braven Jan Kanon, die heden zijn 31ste levensjaar intrad.
Alles was natuurlijk voor onzen Veenendaal geheim gehouden. Zoodra de hoornblazer bemerkt werd, die de reveille zou blazen, marcheerde Euterpe, gevolgd door eene groote schaar belangstellenden, naar de slaapzaal, waar onze algemeen beminde jubilaris, nog van niets bewust, in Morpheus’ armen lag. Zoodra de muziek voor zijn bed was opgesteld, dat door de goede zorgen zijner zaalgenooten en dank zij de behendigheid van de heeren Jullien, Eerdbeek, de Roock en Lamster in alle stilte, geheel met groen was versierd, werd de reveille gespeeld. De maar al te bekende melodie maakte den slapenden nestor wakker, en grappig was het om te zien, hoe hij zijn’ nog slaperigen blik over al dat groen deed gaan, dat hem als een heg omringde. Spoedig kwam 1 A in groot tenue aangemarcheerd en bood Jan een huldeblijk aan in den vorm van een blikken penhouder.
Geroerd stond Jan op en bedankte allen hartelijk voor het vriendschapsbewijs, dat hij van ons, zijne kameraden, ontvangen had. Toen de speech van Jan ten einde was, speelde Euterpe opgewekte marsenen, en na eenige malen het bed van den jarigen nestor te zijn voorbij getrokken, verlieten we de slaapzaal.
Op de studiekamer, waar Jan zijn domicilie had, was door zijne medeleerlingen der Administratie het bord met groen versierd, terwijl eveneens zijn stoel in de eetzaal met kwistige hand getooid was. Door alle klassen werd nu voor zijn ontbijt gezorgd. Elk
|pag. 54|
bracht er wat aan toe, hetzij suiker, beschuit, eieren of iets anders.
De feestelijkheden van den dag bestonden verder uit een parade, die zeer goed afliep, en des middags om 12 uur uit eene matinee, die door sommigen uiterst kort van duur gevonden werd, maar den leden van Euterpe lang genoeg viel, daar zij sedert den vorigen avond bijna onophoudelijk met hunne instrumenten waren bezig geweest.
Ja, de dag van den 27en Mei zal door Jan Veenendaal niet licht vergeten worden. Duidelijk is het hem toen gebleken, hoe goed al zijne medeleerlingen, zoowel van het jongste, als van het oudste studiejaar, hem genegen waren.
5 Juni. Vergadering van Minerva over de afscheidsfuif, Helaas! de ziekte van onzen beminden Levert, maakte, dat het grootste gedeelte van de besluiten van dezen avond niet tot uitvoering gekomen zijn.
12 Juni. Vertrek der leerlingen van 2I’ en 2I naar het kamp van Oldebroek. Als bewijs dat Piet Kasteleyn nog niet vergeten was, maar in onze herinnering steeds voortleefde, namen zij een’ krans mede, ten einde dezen op het graf neer te leggen.
15 Juni. Begin van het overgangsexamen.
18 Juni. Heden middag werd Levert, door eene hevige ingewandsziekte aangetast, naar het hospitaal
|pag. 55|
vervoerd, helaas! om het slechts voor het kerkhof te verlaten. Dagelijks verwachtten wij de tijding van zijn overlijden, totdat op eens na eene angstige spanning van een dag of negen, zich verschijnselen van beterschap vertoonden, ’t Was echter de laatste opflikkering eener vlam, die op het punt is uit te gaan. Nadat wij gedurende 6 dagen het beste gehoopt hadden, werden wij den 4en Juli des te dieper getroffen door het doodsbericht. In hem verloren wij een vroolijk, hulpvaardig kameraad.
24 Juni. Heden werd de zilveren medaille voor 24-jarigen trouwen dienst uitgereikt aan onzen geachten Adjudant-onderofficier C. O. Wicherts. Om 11½ uur stond het geheele personeel aangetreden op de binnenplaats, waar de plechtige uitreiking der medaille door den Majoor-Directeur plaats had. In zijne toespraak wees Zijn HoogEdelGestrenge er op, hoe de jubilaris zien in zijn geheelen diensttijd door onvermoeiden ijver en rusteloozen arbeid die onderscheiding volkomen had waardig gemaakt, daarbij tevens vermeldende, dat in de jaren, aan den Hoofdcursus doorgebracht, door hem een moeilijke en gewichtige dienst was verricht. De Directeur releveerde ten slotte de omstandigheid, dat de medaille, hoewel periodiek en bijna zonder uitzondering toegekend wordende, den drager het meest eert door de herinnering aan de wijze, waarop de verloopen diensttijd is doorgebracht, en dat zij in dit geval daaraan eene groote waarde ontleende.
Na afloop der plechtigheid begaven zich de Direc-
|pag. 56|
teur en de leeraren naar de vergaderzaal der officieren, alwaar den jubilaris als souvenir van leeraren en oud-leeraren een fauteuil werd aangeboden. Dit cadeau ging vergezeld van een prachtig uitgevoerde oorkonde, door een der officier-leeraren daartoe vervaardigd, waarop de handteekeningen der gevers waren geplaatst.
Verscheidene namen kwamen hierop voor van personen die, vroeger aan den Hoofdcursus werkzaam, thans hooge betrekkingen in het leger bekleeden.
Inmiddels hadden de leerlingen zich vereenigd in de eetzaal, die door de zorg van een der officieren en eenige leerlingen allerkeurigst was versierd, en waar een feestelijk dejeuner-dinatoire zou worden gebruikt.
Toen de jubilaris, vergezeld van den Directeur en de leeraren, de eetzaal binnentrad, werd hij verwelkomd door den President der Hoofdcursusvereeniging Minerva. Deze wees op de uitstekende verstandhouding, tusschen de leerlingen en den Adjudant, betuigde hem aller groote sympathie en bood namens allen hem met hunne gelukwenschen een cadeau aan, bestaande uit eene pendule met coupes, waarbij een album met de handteekeningen van alle leerlingen.
Door den sergeant-majoor werd hem namens de onderofficieren van het vaste personeel, die reeds jaren met hem hadden samengewerkt, een bloementafel met thermometer-standaard overhandigd.
Nadat de jubilaris zijn dank had betuigd voor de hem bereide verrassing, bracht hij een dronk op een der afwezige kameraden, die, zwaar ziek zijnde, in
|pag. 57|
het Hospitaal werd verpleegd, ’t Is zeker wel onnoodig te zeggen, dat vooral deze toast met daverenden bijval werd begroet.
Na afloop van het dejeuner werd verder de middag gezellig doorgebracht in den tuin, waar het Hoofdcursus-muziekkorps Euterpe eene uitvoering gaf, bij welke matinee ook nog de Majoor-Directeur met eenige familie-leden tegenwoordig was.
Ook van buiten den Hoofdcursus, in ’t bijzonder van oud-leerlingen, ontving de jubilaris talrijke gelukwenschen en blijken van belangstelling.
Moge het hem gegund zijn, nog lang zich te kunnen wijden aan zijn werkkring, waarin hij steeds de tevredenheid en achting van zijn meerderen, de toewijding en sympathie zijner ondergeschikten heeft weten te verwerven.
29 Juni. Einde van het overgangs-examen.
30 Juni. De morgen van dezen dag werd besteed aan de inspectie over de vertrekkende leerlingen van het jongste jaar. De middag eveneens. ’s Avonds om half zes begon het concours van „Willem Teil’’, dat tot 10 uur duurde. Het ging er zeer opgewekt toe, zoodat de tijd niemand te lang viel. Voor de prijzen was uitstekend en met veel smaak gezorgd. Na de uitreiking der prijzen werd den Hooggeachten Beschermheer, den 1en luitenant Luber, door den president een hartelijk afscheidswoord toegesproken, waarbij hem tevens, als blijvend aandenken aan de oefeningen, door zijne leiding zoo
|pag. 58|
aantrekkelijk gemaakt, een cadeau werd overhandigd. Het vertrek van ZEd. is voor de vereeniging een groot verlies.
In optocht werd nu naar het Hoofdcursus-gebouw teruggekeerd, waar de cantine in orde gebracht was voor de laatste bijeenkomst van de leerlingen der beide studiejaren. Euterpe had op algemeen verzoek besloten nu en dan een stukje muziek ten gehoore te brengen. De 1e luitenant Luber vereerde de vereeniging Minerva met zijne tegenwoordigheid. Jammer was het, dat de president juist even te voren een telegram ontvangen had, hetwelk hem noodzaakte zoo spoedig mogelijk met verlof te vertrekken.
De vroolijkheid werd verhoogd door grappige voordrachten, zoodat het velen wel wat spoedig 1 uur werd. Na eenige hartelijke afscheidstoasten werd in opgeruimde stemming de bijeenkomst geëindigd. Toch was er een oogenblik waarop de ernst op de vroolijkheid de bovenhand kreeg en wel, toen de Vereeniging Minerva afscheid nam van den 1en luitenant Luber, als eerelid en als leeraar. De president wees op de uren, die hoewel over minder opwekkende onderwerpen handelende, door ZEds. tact tot aangename, ja soms wel eens tot vroolijke lessen gemaakt werden.
Ook hier werd ZWEG. uit dankbaarheid en hoogachting een souvenir aangeboden, hetwelk door ZWEG. onder hartelijke woorden aanvaard werd.
2 Juli. Vertrek van de leerlingen van het jongste studiejaar der Infanterie en van de Administratie hier te lande naar de regimenten.
|pag. 59|
6 Juli. Hedenmorgen had de begrafenis plaats van onzen beminden kameraad Levert.
Om 11 uur verliet de treurige stoet het hospitaal voorafgegaan door het vuurpeloton en de muziek. Daarop volgde de lijkbaar, bedekt door tal van kransen, als laatst bewijs van hoogachting door vrienden en vereenigingen, waarvan de overledene lid was, daar nedergelegd.
Hier achter kwamen de rijtuigen, waarin Leverts bloedverwanten en oude vrienden en de leeraren van den Hoofdcursus zaten, terwijl de leerlingen en de vele vrienden, die Levert zich, niettegenstaande zijn nog niet langdurig verblijf alhier, bij het Instructie-Bataillon verworven had, den stoet sloten.
Aan het graf werden door den Majoor-Directeur, den len Luitenant Luber en door den President der vereeniging Minerva treffende woorden gesproken. Aangrijpend vooral waren die van den len Luitenant Luber, waar deze wees op den vreeselijken slag, door dit overlijden de moeder toegebracht.
Nadat door den broeder van den overledene bedankt was voor de eer aan onzen braven makker bewezen, verliet men diep bedroefd den doodenakker.
5 Juli. Uitslag van het overgangsexamen: Drie leerlingen kwamen niet voor overgang in aanmerking terwijl een vierde in een paar vakken herexamen moest doen.
12 Juli. Vergadering van Minerva tot het kiezen van een nieuw plaatsvervangend bestuurslid, welke
|pag. 60|
vacature opengevallen was door den dood van Levert.
(Plaatsvervangend bestuurslid, omdat het oude bestuur grootendeels naar de regimenten was vertrokken).
Nadat tweemaal gestemd was, werd het bestuur dientengevolge samengesteld als volgt:
President, de Heer Schotborgh.
Penningmeester, de Heer Karsten.
Secretaris, de Heer Kuiper.
15 Juli. Begin der eigen oefening voor het eindexamen.
20 Juli. Vertrek van de leerlingen van 2 I en 2 I’ naar het kamp van Zeist en 2 I’ verder naar Haarlem en IJmuiden, teneinde de geniewerken te bezichtigen en een nauwkeuriger kennis op te doen van de voortbrengselen van Insulinde en van de inrichting van een pantserfort.
26 Juli. Terugkomst in Kampen, waarna met alle krachten de laatste worsteling voor het eindexamen werd voortgezet.
14 Augustus. Vertrek der leerlingen van A’ met verlof tot 1 September.
16 Augustus. Vergadering van Minerva. De President, nu nog de heer Terwiel, opent voor de laatste maal in die functie de vergadering. Hij schetst in korte woorden het bijna afgeloopen jaar en wijst er op dat het grootste deel der aanwezigen aan het
|pag. 61|
einde staat van het Hoofdcursusleven, met zijne vele pleizierige, doch ook met zijne minder aangename herinneringen.
Verder wenscht de President den leden van het oudste jaar succes bij het ophanden zijnd examen en bedankt voor het in hem gesteld vertrouwen en voor de hulp, hem door zijne medebestuursleden in ruime mate verleend, hij spreekt de hoop uit, dat het tijdelijk bestuur zijne taak naar aller genoegen moge vervullen.
27 Augustus. Begin van het eindexamen, dat tot 15 September duurde. Van 6—10 September werd het examen bijgewoond door den Kolonel-Inspecteur van het Militair Onderwijs. De uitslag was bepaald schitterend: slechts door één leerling werd niet aan de eischen voldaan.
17 September. Vertrek der leerlingen van het oudste studiejaar met onbepaald verlof in afwachting hunner benoeming
En hiermede meenen wij de voornaamste gebeurtenissen in het afgeloopen jaar vermeld te hebben. Eindigde de commissie tot Redactie van het jaarboekje voor 1894 hare kroniek met den wensch, dat wij minder treurige feiten te boeken zouden hebben dan zij, helaas! ook voor ons bestaat reden hetzelfde te hopen.
DE REDACTIE.
|pag. 62|
|pag. 97|
|pag. 98|
{Blanco}
|pag. 99|
Wie in vorige eeuwen fortuin genoeg bezat, om op zijn kosten een zeker aantal manschappen aan te werven, trad als aanvoerder of hoofdman van dien troep op. Hij verhuurde zich en de zijnen bij deze of gene oorlogvoerende partij tegen een van te voren bepaalde som, of ook wel, sloot zich bij den meestbiedende aan. In de Napoleontische oorlogen was dikwijls persoonlijke moed voldoende, om den officiersrang te verwerven! Wie herinnert zich niet het verhaal van den sergeant Noël, die, jaren lang vergeten, eindelijk er in slaagde, de aandacht van Napoleon op zich te vestigen, en in een half uur tijds van sergeant tot kapitein bevorderd werd; inderdaad, een promotie, om van te watertanden. In die tijden, toen het meer op lichaamskracht, op moed, op het getal, de numerieke meerderheid aankwam, leverde deze wijze van bevordering geen bezwaar op. Zij paste in het kader van die dagen.
In latere tijden, toen alles met reuzenschreden vooruitging, dus ook het oorlog voeren, werd dit niet
|pag. 100|
alleen een kunst, dat is, een vaardigheid, het werd ook een kunde, een wetenschap; het werd krijgskunst of krijgskunde. Behalve de bovengenoemde eigenschappen, lichaamskracht en persoonlijken moed, moest de oficier een bijzondere kennis van zijn vak, en bovendien een zekere algemeene ontwikkeling bezitten. Deze nu kon men slechts bij inrichtingen verkrijgen, welke tot dit bijzonder doel waren in het leven geroepen. De eerste van dien aard was de Militaire Academie, welke door koning Willem I in 1827 te Breda werd opgericht, en zich tot op onze dagen, moge het al zijn in verschillenden vorm, heeft gehandhaafd.
Uit den aard der zaak kon deze inrichting slechts aan een beperkt aantal jongelingen de gelegenheid geven, den officiersrang te verwerven. Voor de toe-lating toch werd een mate van kennis vereischt, welke zeer velen niet bezaten; bovendien waren aan het verblijf aan de inrichting kosten verbonden, die de minder door de fortuin begunstigden van zelf uitsloten.
Daarbij komt nog iets. Bij de uitbreiding, welke de staande legers in geheel Europa ondergingen, was er natuurlijk meer behoefte aan onderofficieren en korporaals. Menigeen had wel lust, in dienst te gaan, doch hij had een gewichtig bezwaar: hij kon het nooit verder brengen dan tot sergeant, soms tot sergeant-majoor, bij uitzondering tot adjudant-onderofficier. En men wilde gaarne hooger op. De behoefte dus, zoowel aan officieren als aan onderofficieren en korporaals met meer geestesgaven bedeeld, dan ge-
|pag. 100|
woonlijk het geval was, deed een tweede gelegenheid ontstaan, om den officiersrang te behalen, de zoogenaamde Regiments-cursussen.
Doch ook deze wijze van opleiding voldeed op den duur niet. De leerlingen van dien cursus, die des daags hun gewone diensten moesten doen, hadden alleen hun vrijen tijd, gedurende twee jaar, ter beschikking, om zich voor het officiersexamen te bekwamen. De opleiding was gebrekkig, en de vruchten waren daaraan geëvenredigd.
Het was daarom, dat 15 Maart 1869 bij ministerieel besluit werd bepaald, dat er twee Hoofdcursus-sen zouden worden opgericht, een te Maastricht en een te ’s-Hertogenbosch. De hoogste klasse van de Regiments-cursussen werd opgeheven, behalve bij het Instructie-Bataillon, waar die tot in 1877 is blijven bestaan. Toen werd de Hoofdcursus te Maastricht opgeheven en feitelijk naar Kampen verplaatst. Daar evenwel het onderwijs aan bovengenoemden cursus gelijken tred hield met dat aan de Hoofdcursussen, en het officiersexamen voor de drie inrichtingen gelijk was, blijft het alleen een kwestie van naam.
Den 1en November 1869 werden de beide Hoofdcursussen geopend. De cursus was éénjarig, doch de leerlingen konden zich den gansenen dag aan de studie wijden. Zij ontvingen geregeld onderwijs volgens een vastgesteld tableau, van officieren-leeraren, die geen andere diensten te verrichten hadden. In Mei 1878 werd te ’s-Bosch en een paar jaar later te Kampen, een burger-leeraar in de Fransche en de Hoogduitsche taal aan de inrichting verbonden.
|pag. 102|
Maken wij nu een vergelijking van den Hoofdcursus, zooals hij tegenwoordig is, met dien van toenmaals, ja, dan krult zich onwillekeurig een glimlach om onze lippen. Wie der leerlingen van 1878 te ’s-Bosch herinnert zich niet den primitieven toestand èn van leerzalen èn van studiekamers. De leerzalen waren twee ontzettend groote lokalen, waarin het kleine troepje leerlingen bijna verloren ging. Zij waren gezeten op lange houten banken zonder leuning, aan reusachtige tafels. Lucht was er voldoende, maar het licht liet te wenschen over. De leermiddelen waren gebrekkig. De onderofficieren waren met vijf of meer gehuisvest in donkere kamers, koud, kil en vochtig, met het uitzicht op, of liever tegen den wal der citadel. Daar werd gegeten, gestudeerd, geslapen, alles in één vertrek. Dat er echter gewerkt, geblokt werd, bewijzen de vele mannen, die thans nog een sieraad van het leger hier te lande en in Indië zijn, en zeer goed een vergelijking met kameraden, beter gevormd, kunnen doorstaan.
Die min of meer spottende glimlach gaat echter weldra in een trek van tevredenheid, van dankbaarheid over, wanneer wij de veranderingen en verbeteringen gadeslaan, die achtereenvolgens zoowel in leerzalen en studie- en slaapkamers als in het leerplan, onderwijzend personeel, leermiddelen, enz. werden aangebracht. Ik breng in herinnering de instelling van een tweejarigen cursus, de uitbreiding der leervakken, het aanstellen van burger-leeraren voor sommige vakken, de verbetering der leerzalen, het aanbrengen van licht, waar dit noodig was, het ver-
|pag. 103|
schaffen van stoelen en tafels aan de leerlingen; het met onbekrompen hand voorzien in leermiddelen, het oprichten eener cantine met leesbibliotheek, enz. enz., en onwillekeurig komen ons met een gevoel van dankbaarheid namen als van Generaal-Majoor NETSCHER en Generaal-Majoor DEN BEER POORTUGAL in de gedachte.
Veel, zeer veel hebben de Hoofdcursussen aan die mannen te danken gehad; hunne portretten prijken als een onvergankelijke hulde aan den wand der cantine van den Hoofdcursus te Kampen.
In 1880 werd bij koninklijk besluit een geheel nieuwe regeling in het leven geroepen, die in 1882 eveneens bij koninklijk besluit werd herzien en verbeterd.
Bij de nieuwe wet op het militair onderwijs in 1890, werd bepaald, dat er één Hoofdcursus zou zijn en wel te Kampen, zoodat die te ’s-Bosch werd opgeheven; tevens werd aan die inrichting een veel vaster vorm gegeven, doordien de opheffing daarvan slechts door indiening eener nieuwe wet kon geschieden. Ook het onderwijs werd bij diezelfde wet meer ingericht naar de eischen des tijds. Onder anderen ontvangen de adspirant-officieren voor het Nederl.-Indische leger, met het oog op hunne bestemming in sommige vakken een bijzondere opleiding; zij leeren Maleisch en de adspirant-luitenant-kwartiermeesters bovendien Engelsch. Dienovereenkomstig is het aantal leeraren zeer uitgebreid, zoodat thans daaraan verbonden zijn: Een majoor als directeur, een kapitein, 8 luitenants der Infanterie, waaronder 2 van het O.I.l., 1 luitenant-kwartiermeester van
|pag. 104|
het leger h. t. 1. en 1 van het O. I. l., twee vaste en vier tijdelijke burgerleeraren. Het aantal leerlingen bedraagt gewoonlijk 100, dit jaar 109.
En zoo staan wij dan aan den vooravond van het feest, dat gevierd zal worden ter herinnering aan het vijfentwintigjarig bestaan dezer inrichting. Het aanvankelijk zwakke kind heeft zich ontwikkeld tot een flinken krachtigen man, die de kenmerken van een lang leven in zich draagt. Heeft hij het in zijn jeugd niet te breed gehad, het heeft hem geen kwaad gedaan; integendeel, het heeft hem gestaald en krachtig gemaakt. Nood leert bidden, zegt het spreekwoord, en wij voegen er bij, werken. Want daarop komt het aan. Dat hebben die honderden van mannen bewezen, die zich, hetzij in den strijd in onze overzeesche gewesten, hetzij op een meer vreedzaam gebied hier te lande hebben onderscheiden. Wij vieren feest met een blij en dankbaar gemoed, en vormen den stillen, maar hartelijk gemeenden wensch: de Hoofdcursus groeie en bloeie tot in lengte van dagen!
H.K. VAN DER WOERD.
Kampen, 30 Oct. 1894.
|pag. 105|
(Mei.: Sequah-marsch: Als wonderdokter wijd vermaard, enz.)
Barst, makkers, thans in jub’len los, en denkt aan vreugd slechts hier,
Verbant de zorgen voor een wijl’, en wijdt u aan ’t plezier!
Kom, réunistenschaar rijs op, en vier dit Zilv’ren Feest,
Terwijl gij denkt aan vroeg’ren tijd, met opgeruimden geest!
Gij kwaamt van Oost en West, gij kwaamt van Noord en Zuid,
Gij trokt naar Kampen heen: dat was een schoon besluit;
Stemt allen dan ook in met ’t hartverheffend ,,hoog’’,
Met opgeheven glas, en tint’lend krijgsmansoog:
,,Vivat, de Hoofdcursus, hoezee!
O, bloei nog jaren hier ter steê!
En schenk nog menig sterrenpaar
Aan Neêrlands kloeke krijg’renschaar!’’
Wij, réunisten, hier vereend, herdenken graag den tijd,
Toen wij nog waren Hoofdcursiaan, dien tijd van sterrenstrijd.
Steeds met ’t Excelsior voor oog, de zege in ’t verschiet,
Dit maakte, dat wij wonnen veld, de moed ons niet verliet.
Steeds met een ijz’ren wil, met stoeren, vasten gang
Bereikten wij het doel, verkregen wij den rang,
Dien rang, waar w’ allen hier zoo fier en trotsch op zijn,
Den rang van Officier, zoo smetloos en zoo rein.
,,Vivat, de Hoofdcursus, hoezee!
O, bloei nog jaren hier ter steê!
En schenk nog menig sterrenpaar
Aan Neêrlands kloeke krijg’renschaar!’’
VINCKERS.