De Cellebroeders, die leefden naar den regel van St. Augustinus, leeken waren en zich bezig hielden met ’t verplegen van zieken en ’t begraven van dooden, kwamen in 1475 in Kampen en vestigden zich in 1477 met toestemming der regeering in een huis bij de
[pag. 114]
poort naar hen genoemd, waarin later het grootburgerweeshuis werd gevestigd. Op een steen die vroeger in den gevel stond las men:
A°. domini 1475 wilt doch besinnen,
in September den 25 wel bedacht,
uamen de Cellebroeders te Kampen binnen,
begonnen dit klooster, A°. 81 volbragt.
In de kapel van ’t convent waren drie altaren ter eere van Lazarus, St. Anna en St. Augustinus. Bij de opkomst der hervorming, waren de Cellebroeders deze nog al gunstig gezind en lieten in 1566 reeds hervormde prediking op hun kerkhof toe. Toen de her-vorming hier voor goed gevestigd was, gevoelde men behoefte aan een weeshuis op protestantsche leest geschoeid en daarom richtte de stad in 1592 in het vroegere klooster der Cellebroeders, dat als onbeheerd geestelijk goed aan haar was gekomen, een weeshuis op, waarin hoogstens zesendertig weezen van ingezetenen der stad zouden opgenomen worden. De Cellebroeders die toen nog waren overgebleven, waren slechts drie in getal, Hendrick Thoniss, Bartholt Gerrytsz en Frerick Gerritsz, aan wie in 1592 door de stad jaarlijks 25 goudguldens werden toegelegd en den laatsten ook vrij kleeren.
Bij besluit echter van 27 Februari 1657 bepaalde de raad, dat voortaan alleen de weezen van grootburgers der stad daarin zouden mogen worden opgenomen. De grootburgers waren vroeger dat deel der burgerij, dat door geboorte of aankoop zeker staatsburgerlijke rechten had verkregen, die onder anderen noodig waren tot het bekleeden van ambten en het uitoefenen van beroepen. Thans bestaan er nog zoogenoemde grootburgers, maar daar de staatsomwenteling der vorige eenw alle dergelijke rechten heeft afgeschaft, en onze nieuwe wetten dergelijke verschillende soorten van burgers niet kennen, is alleen de naam maar niet het wezen bewaard gebleven. Gelijk echter de grootburgerweiden te Kampen uitsluitend worden gebruikt door de ouders tot het weiden van vee, zoo is het weeshuis uitsluitend bestemd
[pag. 115]
voor de huisvesting en opleiding van hunne weezen. In hoeverre, waar de eigendom, zoowel van ’t een als van ’t ander, bij de gemeente is, deze toesvand met eene goede huishouding der gemeente te rijmen is, zullen we voor ’t oogenblik niet beslissen.
In dit weeshuis werden op 31 December 1877 verpleegd, 11 jongens en 9 meisjes, terwijl bovendien drie weezen, niet in het gesticht verpleegd wordende, toelagen ontvingen. De kosten van verzorging en opvoeding bedroegen in het afgeloopen jaar ƒ 8467.555, terwijl de inkomsten van dit weeshuis in 1876 bedroegen ƒ 16479.40.