De betekenis van historisch kaartmateriaal bij een onderzoek naar de stadsmuren van Kampen in de 14e en 15e eeuw


De betekenis van historisch kaartmateriaal
een onderzoek naar de stadsmuren van Kampen
in de 14e en 15e eeuw

Theo van Mierlo

INLEIDING
     Historische kartografie is een wetenschap die zich bezighoudt met de bestudering van historisch kartografisch materiaal, de makers ervan en de methoden die zijn toegepast bij het vervaardigen van kaarten. Behalve dat het historisch materiaal zelf onderwerp van studie is, kan het ook als een belangrijke informatiebron fungeren bij verschillende vormen van ander onderzoek, zoals historische geografie, bouwhistorisch en historisch onderzoek.(1 [1. Voor een populair maar goed overzicht van de betekenis van kartografisch materiaal met betrekking tot de historische geografie, zie: M.W. Heslings, A.P. de Klerk e.a., Nederland in kaarten. Verandering van stad en land in vier eeuwen kartografie (Ede 1985).
Zie voor de betekenis, mogelijkheden en beperkingen van het gebruik van stadsplattegronden bij locaal historisch onderzoek en bouwhistorisch onderzoek: F. Bakker, E.A.J. Boiten en W.K. Van der Veen (ed.) Stad in kaarten. (Alphen aan de Rijn 1984) Waarin opgenomen de voordrachten gehouden op het congres ‘De historische stadsplattegrond, spiegel van wens en werkelijkheid’ te Groningen 18/19 november 1983.]
) Uiteraard dient men daarbij de betrouwbaarheid en dus de informatiewaarde van het kartografisch materiaal steeds te bepalen. Men moet zich ondermeer bewust zijn van het doel waarvoor en de context waarin een bepaalde kaart is vervaardigd. Daarnaast is het beeld dat via een kaart tot ons komt in tweëerlei opzichten tijdsgebonden. Enerzijds kan een kaart ons de situatie weergeven van de tijd waarin de kaart vervaardigd is. Anderzijds nam men met name in de 16e en 17e eeuw, indien men niet over exacte informatie kon beschikken, vanuit de toen geldende opvatting soms genoegen met een verouderd beeld.
     Aangezien kartografisch materiaal eerst vanaf het tweede kwart van de 16e eeuw op ruime schaal werden vervaardigd – er zijn slechts enkele kaarten van het Nederlandse grondgebied van voor die tijd overgeleverd – lijkt historisch kartografisch materiaal bij middeleeuws onderzoek dan ook niet of nauwelijks

|pag. 45|

als informatiebron aangewend te kunnen worden. Aan de hand van het in dit artikel besproken voorbeeld wil ik proberen aan te tonen dat post-middeleeuws kartografisch materiaal wel degelijk als informatiebron gebruikt kan worden bij onderzoek naar middeleeuwse situaties. Bij mijn onderzoek dat moest leiden tot een reconstructie van de stadsmuren van Kampen vóór ca. het jaar 1500, zijn namelijk ten aanzien van een aantal aspecten 16e en 17e eeuwse stadsplattegronden en een kadastraal-minuutplan uit 1817 van deze stad van een grote betekenis gebleken.

KEUZE VAN HET ONDERWERP
     Tijdens mijn onderzoek in het kader van mijn kandidaatsscriptie, naar de topografische ontwikkeling van Kampen in de eerste helft van de 14e eeuw, was mij gebleken dat er nog slechts weinig bekend was over de middeleeuwse ommuring van Kampen. Voor zover er iets over deze ommuring was gepubliceerd, gaf de beschikbare literatuur niet meer dan een globaal beeld van de middeleeuwse verdedigingswerken. Enig systematisch onderzoek naar deze verdedigingswerken had er dan ook nog niet plaatsgevonden. Bovendien waren er de laatste jaren bij graafwerkzaamheden in de Kamper binnenstad resten van oude verdwenen stadsmuren aangetroffen op plaatsen die volgens de bestaande, zij het zeer globale, inzichten onmogelijk waren. De keuze van het onderwerp van mijn doctoraalscriptie viel dan ook op de verdedigingswerken van Kampen voor het jaar 1598.

BRONNEN
     Na een eerste oriëntatie leek het er op dat het – weliswaar rijke – laatmiddeleeuwse archiefmateriaal in het gemeentearchief van Kampen slechts een beperkt aantal gegevens over de verdedigingswerken zou gaan opleveren. Informatierijke serieële bronnen die het schetsen van een relatief compleet beeld van de verdedigingswerken mogelijk zou maken, en die sommige andere steden wèl bezitten, ontbreken namelijk in Kampen of beginnen redelijk laat. Zo zijn de

|pag. 46|

stadsrekeningen van Kampen – in tegenstelling tot bijvoorbeeld te Deventer en Arnhem, waar de rekeningen respectievelijk al even voor en even na het midden van de 14e eeuw beginnen – eerst vanaf 1504 bewaard gebleven. Terwijl in Utrecht vanaf 1428 een groot aantal schutmeestersrekeningen overgeleverd is – tussen 1461 en 1528 zelfs in een nagenoeg ononderbroken reeks, die voor L.C. van der Vlerk de belangrijkste bron is geweest om een beeld te kunnen schetsen van de middeleeuwse ommuring van de stad Utrecht (2 [2. L.C. van der Vlerk, Utrecht ommuurd. De stedelijke verdedigingswerken van Utrecht (Vianen 1983). NB Schutmeestersrekeningen zijn de rekeningen van die leden van het stadsbestuur die verantwoordelijk waren voor het beheer van de stadsmuren.]) – is te Kampen slecht een drietal zogenaamde muurmeestersrekeningen uit respectievelijk 1435, 1442 en 1505 bewaard gebleven.
     Het werd mij duidelijk dat meer informatie over de verdedigingswerken van Kampen alleen verkregen kon worden door een zo groot mogelijk aantal archiefbescheiden systematisch door te nemen en daarbij letterlijk alles wat maar enigszins met verdedigingswerken te maken zou kunnen hebben te noteren. Na zo tientallen archiefnummers daterend uit de periode 1300-1500, naast uitgegeven bronnen en literatuur doorgewerkt te hebben, bleek de omvang van de gevonden informatie alsnog boven verwachting. Er kwamen zoveel gegevens boven water dat de aanvankelijk gestelde terminus ad quem van 1598 – het jaar waarin Paulus Utenwael een relatief zeer betrouwbare plattegrond van Kampen vervaardigd heeft teruggebracht kon worden tot eind 15e eeuw. Om een afgerond geheel te krijgen heb ik daarbij het onderwerp van mijn scriptie tevens beperkt tot de verdedigingswerken van Kampen gelegen binnen de rivier de IJssel en de oude vestinggracht, de Burgel genaamd. Deze gracht verloor haar functie als vestinggracht nadat de stad tussen 1462 en 1505 aanzienlijk was uitgebreid en werd aldus een binnengracht, zoals dat op de plattegrond van Kampen van Joan Blaeu van ca. 1665 te zien is. (afb. 1)

     Ten aanzien van een aantal aspecten van de Kamper verdedigingswerken bleek de gevonden schriftelijke informatie evenwel onvoldoende om een duidelijk beeld te kunnen krijgen. Het gebruik van ander bronnenmateriaal, namelijk archeologisch, kartografisch en iconografisch materiaal, bleek onontbeerlijk. Een deel van het schriftelijke bronnenmateriaal bleek zelfs slechts met behulp van deze andere bronnen op zijn waarde ingeschat te kunnen worden. Soms kon een synthese dan ook

|pag. 47|

Afbeelding 1


|pag. 48|

eerst verkregen worden door een combinatie van deze drie belangrijke informatiebronnen. Een betere combinatie van mijn hoofdvak met twee van mijn doctoraalbijvakken – historische kartografie en middeleeuwse archeologie – kon ik mij dan ook niet wensen.
     Ten aanzien van met name de volgende drie aspecten in mijn onderzoek, hebben oude stadsplattegronden van Kampen een wezenlijke functie gehad:

  1. het traceren van de verschillende ommuringen die de stad gehad heeft (kan hebben), voordat de stad rond het midden van de 14e eeuw haar volledige omvang tussen de IJssel en de Burgel (de oude vestinggracht) bereikt had;
  2. de reconstructie van het tracé van de stadsmuur die de stad vanaf het midden van de 14e eeuw heeft, omringd, evenals het aantal poorten en torens en hun locatie.
  3. de reconstructie van de vorm en het uiterlijk van de muren, poorten en de torens.
    Het volgende kartografische materiaal is daarbij gebruikt (in chronologische volgorde):


– plattegrond van de omgeving van de Hagenpoort uit 1543, een manuscriptkaart (afb. 3) (de Hagenpoort is de poort uiterst rechts op de plattegrond van Joan Blaeu: afb. 1; en nr. 33 op afb. 2)
– vogelvluchtkaart van Kampen van Jacob van Deventer, ca. 1560; manuscriptkaart
– vogelvluchtkaart en panorama van Kampen van Frans Hogenberg, ca. 1580; uit G. Braun en F. Hogenberg, ‘Civitates orbis terrarum, liber tertius’ (3 [3. De vogelvluchtkaart van Lodovico Guicciardini, van Kampen ca. 1580, uit zijn ‘Beschrijvingh der Nederlanden’, bleek gezien zijn onnauwkeurigheid onbruikbaar.])
– vogelvluchtkaart van Kampen van Paulus Utenwael, 1598
– vogelvluchtkaart van Kampen van Joan Blaeu, 2e staat, ca. 1665; uit: J. Blaeu, ‘Toonneel der Steden Van de Vereenighde Nederlanden’ (afb. 1)

A. DE OUDSTE OMMURINGEN
     De oudste schriftelijke vermelding van een stenen ommuring van Kampen dateert uit 1302. Archeologisch onderzoek heeft evenwel aangetoond dat Kampen zeker reeds in de tweede helft van de 13e eeuw een stenen ommuring heeft gehad. Het tracé van deze 13e eeuwse muur is echter afhankelijk van de omvang die de stad Kampen op dat

|pag. 49|

Afbeelding 2.

|pag. 50|

moment gehad heeft. Maar noch het tracé van de stadsmuur (of muren), noch de stadsomvang vóór ca. 1300 heeft men tot op heden via archeologisch of archivalisch onderzoek vast kunnen stellen. De topografische ontwikkeling van de stad en de verschillende ommuringen die ze heeft gehad voordat Kampen rond het midden van de 14e eeuw het gebied tussen de IJssel en de Burgel omvatte, levert dan ook zeer levendige discussiestof op voor historici. Gezien mijn streven een zo volledig mogelijk beeld te geven van de Kamper verdedigingswerken voor ca. 1500 gelegen binnen IJssel en Burgel, kon ik in mijn scriptie niet aan deze discussie voorbijgaan. De materie rond de topografische ontwikkeling is evenwel te complex om er hier nader op in te gaan. Ik heb het hier desondanks aangesneden, omdat het kaartbeeld van Kampen in deze discussie een belangrijke rol heeft gespeeld en nog steeds speelt. Immers, zaken als oude, thans verdwenen weteringen, vreemde grachtlopen, breukvlakken in een gevelwand of veranderingen in een stratenpatroon die op plattegronden afgebeeld staan, kunnen aanwijzingen zijn voor vroegere stadsuitbreidingen en stadsgrenzen.
Dat ook het kaartbeeld van Kampen en ook de eerder genoemde plattegronden dergelijke aanwijzingen vertonen moge duidelijk zijn. De zo specifieke langgerekte vorm van de stad, zoals die te zien is op de plattegrond van J. Blaeu (afb. 1) en op het kadastraal minuutplan van Kampen uit 1817 (afb. 2), levert alleen al voldoende discussiestof op over de topografische ontwikkeling van Kampen.
     Overigens wordt het weergeven van de ruimtelijke ontwikkeling van een aantal steden aan de hand van een reeks kaarten – zowel historische stadsplattegronden als nieuw samengestelde kaarten-, naast een historische beschrijving, systematisch toegepast in de ‘Historische Stedenatlas van Nederland’. Deze wordt in Nederland, als onderdeel van een internationaal project onder auspiciën van de Internationale Commissie voor Stedengeschiedenis, samengesteld door een samenwerkingsverband tussen de Technische Hogeschool te Delft en de Vrije Universiteit van Amsterdam. Van deze atlas zijn tot op heden vier delen verschenen, waaronder ook een deel dat gewijd is aan Kampen (4 [4. Historische stedenatlas van Nederland, onder redactie van G. van Herwijnen, C. van de Kieft, J.C. Visser, J.G. Wegner. Tot nu toe verschenen:
afl. 1: Haarlem (Delft 1982), Afl. 2, Amersfoort (Delft 1982), afl. 3, Zutphen (Delft 1983), afl. 4, Kampen (Delft 1986).]
).

|pag. 51|

B. HET TRACÉ EN HET AANTAL POORTEN EN TORENS, HUN LOCATIE IN DE STADSMUUR

     Over het aantal poorten en torens en hun locatie in de 14e en 15e eeuwse stadsmuur was tot voor mijn onderzoek nagenoeg niets bekend. In het gemeentearchief van Kampen zijn evenwel een aantal 14e eeuwse ‘sleutellijsten’ bewaard gebleven. Dit zijn lijsten van personen die sleutels van stadspoorten en -torens in bewaring hadden. De oudste lijst daterend uit 1377 – de andere lijsten dateren uit 1379 en 1383 – geeft behalve de persoonsnamen ook de namen van verschillende poorten en torens, waaronder voor onze tijd ook een beperkt aantal bekende namen, zoals de Koornmarktspoort (zie afb. 2, nr 1) en de Vispoort (afb. 2, nr. 15). Hoewel de lijsten ook reeds voor mijn onderzoek bekend waren, wist men de in de lijsten genoemde poorten en torens evenwel niet te localiseren, noch de lijsten anderszins te gebruiken. Maar met behulp van de stadsplattegronden van Kampen en nader archiefonderzoek bleken deze lijsten wel bruikbaar te zijn. Ook konden de daarin genoemde poorten en torens voor het merendeel gelocaliseerd worden. Een reconstructie van de 14e/15e eeuwse stadsmuur bleek zelfs ten dele op basis van de plattegronden mogelijk. Enerzijds heb ik namelijk de verschillende 16e en 17e eeuwse stadsplattegronden en het stadsgezicht van Hogenberg met elkaar en met het kadastraal-minuutplan uit 1817 vergeleken. Op deze wijze kon de betrouwbaarheid van de verschillende plattegronden worden bevestigd.
Bovendien was het hierdoor mogelijk kleine afwijkingen per kaart te analyseren en te verklaren. Anderzijds kon een reeks van de in de sleutellijsten voorkomende persoonsnamen via ander archiefmateriaal (onder andere lijsten van personen die stedelijke functies uitoefenden, en lijsten van personen die de stad geld leenden) binnen verschillende stadswijken), in Kampen espels genooemd, gelocaliseerd worden. De sleutellijsten uit 1379 en 1383 konden nu aan de oudste lijst uit 1377 gekoppeld worden. Vervolgens bleek de sleutellijst uit 1377 over de 16e en 17e eeuws stadsplattegronden gelegd te kunnen worden. De combinatie van kartografische en archivalische informatie maakte namelijk duidelijk dat deze lijst de opeenvolgende poorten en torens – een enkele toren uitgezonderd – vanaf de Vispoort (afb, 1, Nr. 15) tot ver voorbij de Koornmarktspoort (afb 2, nr. 1) weergeeft. Tevens werd duidelijk dat de 16e en 17e eeuwse stadsplattegronden tussen beide genoemde poorten de 14e en 15e eeuwse situatie van de stadsmuur weergeven. Dat dit ook geldt voor het andere deel van de stadsmuur langs de IJs-

|pag. 52|

sel tussen Vispoort en Louwenpoort (afb. 2, nr. 26), kon met behulp van andere verspreidde archivalische gegevens eveneens bevestigd worden. Doordat de sleutellijst uit 1377 nu gelocaliseerd was, konden de sleutellijsten tezamen met ander materiaal vervolgens als basis dienen voor een reconstructie van het aantal poorten en torens en hun locatie in de stadsmuur langs de stadsgracht, de Burgel (zie voor het resultaat afb. 2).

     Voor het vaststellen van het tracé van de 14e/15e eeuwse stadsmuur was ik geheel aangewezen op kartografisch materiaal en archeologische gegevens.
Het tracé van de stadsmuur langs de IJssel tussen Koornmarktspoort (afb. 2, nr. 1) en de Louwenpoort (afb. 2, nr 26) is enerzijds bekend omdat een deel van deze stadsmuur thans – zij het zwaar verminkt – nog bestaat, anderzijds omdat het kadastraal-minuutplan van 1817 de gehele muur nagenoeg weergeeft.
Het tracé van de stadsmuur langs de Burgel, de oude stadsgracht, was reeds globaal vastgesteld bij de aanleg van riolering langs dit water in de jaren vijftig van deze eeuw. Hierbij werd de muur in grote lijnen ingemeten en in tekening gebracht. Helaas is dit echter niet gebeurd met de toen ook ongetwijfeld aangetroffen poorten en muurtorens.
     Er bestond daarentegen onduidelijkheid over het exacte verloop van de beide uiteinden van de stadsmuur langs de IJssel. Mede doordat de oude 14e/15e eeuwse hoektoren aan het zuidoosteinde van de stad (afb. 2, nr. 49) nog op de 16e eeuwse plattegrond van Utenwael en op de plattegrond en het stadsgezicht van Hogenberg voorkomt, kon het tracé van de stadsmuur langs de IJssel voorbij de Koornmarktspoort (afb 2, nr., 1), voor de 15e eeuwse stadsuitleg, bij benadering bepaald worden. Na de stadsuitleg van 1462-1505 komt de de toren – die in de bronnen nog tot in het begin van de 17e eeuw voorkomt als ‘Paardentoren’ -, zoals op de plattegronden staat afgebeeld, binnen de stadsmuur te liggen.
     Het tracé van de stadsmuur langs de IJssel ten noorden van de Louwenpoort (afb. 2, nr. 1), dat eveneens afweek van de van de stadsplattegronden bekende situatie (zie bijv. afb.1) kon alleen vastgesteld worden door een combinatie van archivalische gegevens met beeldmateriaal en gegevens van archeologisch

|pag. 53|

Afbeelding 3.


|pag. 54|

Onderzoek.
     In 1984 werd in deze hoek van de stad tijdens graafwerkzaamheden een stuk stadsmuur met rondeel aangetroffen. Nadat het was ingetekend in het kadastraal-minuutplan van 1817, bleek de ligging van de gevonden muur af te wijken van het aldaar bekende muurtracé (zie afb. 4, de gevonden muur ligt in de cirkel).

In tegenstelling tot wat reeds verondersteld was, blijken zowel de stadsplattegronden als het kadastraal-minuutplan dus niet de oorspronkelijke situatie – dat wil zeggen de situatie voor de 15e eeuwse uitleg – weer te geven. Ook archivalische gegevens wezen vervolgens op een van de plattegronden afwijkende situatie voor de stadsuitleg; in de noordoosthoek van de stad. Hoe de situatie ter plekke dan wel geweest moet zijn, was uit de schriftelijke bronnen echter niet te destilleren. Verder wordt in het gemeentearchief van Kampen een tekening bewaard uit 1543, gemaakt door ene A.L.P., waarop de stadsmuren in dezelfde noordoosthoek worden weergegeven (zie afb.3 en 5).(5 [5. Hoewel ik er nog geen volledige zekerheid over heb, gaat het er steeds meer op lijken dat de uit Bologna afkomstige Alexandro Pasqualini, Bouwer van onder meer de toren van de St. Nicolaaskerk te IJsselstein, en met name in de jaren veertig van de 16e eeuw in de Noordelijke Nederlanden zeer actief op het gebied van vestingwerken, de maker van deze tekening moet zijn geweest.])
     Uit bronnenonderzoek is nu gebleken dat op de kaart behalve de stadsmuren van na de stadsuitleg van 1462-1505, ook een stuk muur staat afgebeeld dat behoord heeft tot de ommuring ter plaatse van voor deze stadsuitleg (afb.5, muur B).
Deze oude stadsmuur blijkt, zo is op afbeelding 5 te zien, min of meer aan te sluiten op het in 1984 gevonden muurdeel (afb 5, muur A). Deze gevonden muur blijkt in 1475 gesloopt te zijn. Het op de uit 1543 daterende tekening afgebeelde muurdeel met de kleine ronde muurtoren en de grote zware vierkante hoektoren is, zo is uit de stedelijke rekeningen naar voren gekomen, pas in de jaren 1552-1554 gesloopt. Tevens is vast komen te staan dat niet zoals steeds verondersteld werd, de op de kaart afgebeelde ronde hoektoren, maar de oude vierkante reeds vanaf de 14e eeuw de ‘Wiltvang’ genoemd werd, en zeker vanaf het begin van de 15e eeuw dienst deed als stadsgevangenis.
     Zonder de kaart uit 1543 en de in 1984 gevonden muur hadden de archivalische gegevens betreffende de verdedigingswerken in de noordoosthoek van de stad niet geïnterpreteerd kunnen worden. Anderzijds werd de op de kaart uit 1543 weergegeven situatie eerst duidelijk dankzij de informatie uit de schriftelijke bronnen.
Kortom, alleen een combinatie van de drie verschillende informatiebronnen heeft het geven van een betrouwbaar totaalbeeld mogelijk gemaakt.

|pag. 55|

Afbeelding 4 en 5


|pag. 56|

C. VORM EN UITERLIJK VAN MUREN, TORENS EN POORTEN
     Zoals reeds in de inleiding is gezegd, geven kaarten ons een al of niet redelijk betrouwbaar tijdsbeeld. De informatiewaarde van bijvoorbeeld de stadsplattegronden van Kampen uit de 16e en 17e eeuw is in het kader van mijn studie uiteraard het grootst wanneer wij haar gebruiken voor informatie over, bijvoorbeeld, het uiterlijk van de verdedigingswerken in diezelfde eeuwen. Maar ik heb ook al geconstateerd dat men bij het gebruik van kaartmateriaal de nodige voorzichtigheid in acht dient te nemen.
     Toch bleken de 16e en 17e eeuwse plattegronden van Kampen bruikbaar te zijn om een – zij het beperkte – indruk te krijgen van het uiterlijk van verschillende poorten en torens langs de IJssel van voor het jaar 1500. In de eerste plaats kon de betrouwbaarheid van de verschillende plattegronden bepaald worden door ze te vergelijken met tekeningen en schilderijen van het Kamper IJsselfront uit de 17e en 18e eeuw, en met nog bestaande bouwwerken.
Zo blijkt bijvoorbeeld met name de plattegrond van Blaeu, 2e staat (afb. 1) een zeer betrouwbaar beeld te geven van het uiterlijk van de belangrijke bouwwerken zoals kerken, raadhuis en vooral ook van de verdedigingswerken met hun poorten en torens in de eerste helft van de 17e eeuw. Verder heeft vergelijkend onderzoek tevens aangetoond dat veranderingen die voor 1700 aan poorten en torens aangebracht zouden kunnen zijn, relatief beperkt zullen moeten zijn geweest. Derhalve kan men het 16e en 17e eeuwse uiterlijk van de verdedigingswerken zoals wij dat van de plattegronden kennen als min of meer representatief beschouwen. Aangevuld met enkele weliswaar schaarse schriftelijke gegevens kon soms van het 14e/15e eeuwse uiterlijk van bepaalde poorten en torens een aardige indruk verkregen worden.

     Duidelijker dan het uiterlijk kon het grondplan van de muurtorens, deel uitmakend van de ommuring binnen IJssel en Burgel, met behulp van stadsplattegronden bepaald worden, (afb. 2.) Naast een achttal grote stadspoorten heeft Kampen zowel langs de IJssel als langs de Burgel een reeks muurtorens met poortdoorgang gekend. Op de plattegronden bleken muurtotens met poortdoorgang langs de IJssel steeds een rechthoekig grondplan te bezitten, terwijl de muurtorens zonder poortdoorgang voor het merendeel een rond

|pag. 57|

grondplan gehad blijken te hebben. Soms kon dit ook via schriftelijke bronnen bevestigd worden. Hoewel via archeologisch onderzoek nog niets bekend is over het grondplan van muurtorens langs de Burgel, ligt het voor de hand te veronderstellen dat de situatie hier niet anders geweest zal zijn. Toekomstig archeologisch onderzoek zal dit mogelijk nog eens kunnen bevestigen. Voor een aantal muurtorens zonder poortdoorgang langs de Burgel kon een rond grondplan evenwel via schriftelijk bronnenmateriaal bevestigd worden.

TOEPASSING VAN HET BEELDMATERIAAL IN DE SCRIPTIE
     Uit het bovenstaande zal duidelijk zijn geworden dat bij mijn scriptie naast tekst, de afbeeldingen een belangrijke rol hebben gespeeld.
Afbeeldingen zijn voor het begrip van bepaalde schriftelijke bronnen onmisbaar geweest.
In een apart deel, separaat van de geschreven tekst, zijn dan ook – tezamen met bijlagen en noten – zo’n 35 afbeeldingen toegevoegd. Het betreft hier niet alleen afbeeldingen van kartografisch materiaal. Ook zijn tekeningen opgenomen die betrekking hebben op de topografische ontwikkeling van de stad en tekeningen die in de bodem aangetroffen oude stadsmuren weergeven. Verder zijn bijvoorbeeld ook nog tekeningen van poorten en torens opgenomen die door een 15e eeuwse stadssecretaris (uit verveling?) zijn gemaakt in het ‘Digestum Vetus’, een 15e eeuws register dat in het Kamper archief bewaard wordt en dat onder andere stedelijke keuren, vonnissen en aantekeningen van financiële zaken en van dagelijkse gebeurtenissen bevat. In een aparte bijlage is dan nog van iedere poort en toren langs de IJssel een reeks uitvergrotingen van de betreffende poort of toren langs de IJssel opgenomen. De uitvergrotingen zijn gemaakt van de plattegronden van Utenwael en Blaeu, de plattegrond en het stadsgezicht van Hogenberg en voor zover noodzakelijk van andere afbeeldingen. Op deze wijze kon per poort en toren langs de IJssel een indruk worden gegeven van het 16e en 17e eeuwse uiter!ijk. Dit uiterlijk mag echter, zoals ik al geconstateerd heb, ten dele ook las representatief worden beschouwd voor de 15e eeuw en wellicht de 14e eeuw.
     Doordat de afbeeldingen in een apart deel zijn opgenomen, kunnen zij steeds naast de tekst worden gelegd, waardoor een grotere eenheid tussen tekst en af-

|pag. 58|

beeldingen wordt bewerkstelligd. Bovendien is de reconstructiekaart van de 14e/15e eeuwse stadsmuur met zijn poorten en torens uitklapbaar gemaakt (afb 2), zodat zonder te bladeren de besproken poorten en torens (in de tekst steeds genummerd) op het stadsplan van Kampen gelocaliseerd kunnen worden.

BESLUIT
     Steeds meer wordt bij historisch onderzoek naast schriftelijke bronnen gebruik gemaakt van andere disciplines. De toepassing van historisch kartografisch materiaal – zeker in het geval van post-middeleeuws materiaal – komt bij middeleeuwse studies echter nog slechts sporadisch voor. Uiteraard lenen niet alle onderzoeken zich zonder meer voor het gebruik van dergelijk materiaal.
Bovenstaand artikel heeft echter naar ik hoop duidelijk gemaakt van welke betekenis het gebruik van – zelfs post-middeleeuws kartografisch materiaal – juist ook bij een onderzoek betreffende de late middeleeuwen kan zijn. En uit eigen ervaring kan ik zeggen dat die betekenis soms groter zal zijn dan men bij aanvang van een onderzoek zou verwachten!

Noten

     De noten op pag. 59-60 zijn opgenomen als zijnoten.

________________
– Mierlo, Th.M. van (1987) De betekenis van historisch kaartmateriaal bij een onderzoek naar de stadsmuren van Kampen in de 14e en 15e eeuw. Aanzet 6 [6. Aanzet is een tijdschrift van Utrechtse geschiedenisstudenten.], 5 (2), 45-60.

Category(s): Kampen
Tags: , , ,

Comments are closed.