Stedelijke munt van Hasselt


STEDELIJKE MUNT VAN HASSELT (1 [1. Dat Hasselt eene eigene stedelijke munt zou hebben gehad, is, behalve door den Heer v. D. ook door anderen zeer betwijfeld. (Alm. 1851 blz. 217 vgg.).
Dit belette echter niet dat wij aan dit opstel, dat nieuwe bronnen mededeelt, gaarne eene plaats hebben ingeruimd, omdat het zal bijdragen om de geschiedenis der munt, die onzes erachtens nog zoo geheel helder niet is, licht bij te zetten. — Hierbij nog de vermelding, dat in de Kameraarsrekening van Deventer van het jaar 1404 de volgende posten voorkomen: — woensdag na pinksteren werd eene Commissie van Deventer raadsleden naar den bisschop van Utrecht gezonden om te spreken van der Munte te Hasselt, en op St. Servatius dag waren twee leden van den rand op die maelstad to weruen ghereden van der munte te Hasselt, want men daer ghelt sloech na onser munte. — En in 1418.
Item des Saterdaghes na Sinte Michiel enen bode van Zwol die unser stad enen brief brachte dat men nye payment slaen solde toe Hasselt gegeven den ridenden bode xij. pl. — Item des wonsdages na Zantgange enen bode de gelopen was te hasselt omme te vernemen oft die muntmeister daer yet begonde weder te munten xij. pl. — Item den donred. na Sente Seuerinusdagh der stad bode van Zwol die unser stad enen brief brachte daer ene nye hass. placke inne was dat beste daer ynne te proeuene geg. xij. pl.
— Item des manend. na alle godes hilgen dage bi lubbers Johanss. en Johan van Ocken die gereden waren tot Windesem te sprekene omme die munte te Hasselt en van den zaken die die bissc. unsen vrienden daer af toegeseget hadde des he nyet en volghede. vert. ij. gul. xvj. pl.]
).

_______

     De Hoogleeraar van der Chijs heeft, in zijn uitmuntend werk de Munten der voormalige Hee-

|pag. 206|

ren en Steden van Overijssel, uitgegeven te Haarlem 1854, op bladz. 342 en volgende melding gemaakt van de munten der stad Hasselt.
     Dat in de stad Hasselt bisschoppelijke munten geslagen zijn, heeft de Heer van der Chijs bladz. 82 van zijn werk teregt vermeld; ook was aldaar onder de Regering van Philips II eene landsheerlijke munt. De Heer van Doorninck beschouwt de munt, te Hasselt geslagen en op bladz. 342 boven genoemd, als landsheerlijke munten, juist om dat zij in de tweede helft der 16de eeuw geslagen zijn; en van daar dat de heer van der Chijs, bij het vermelden van de munten der stad Hasselt, het onzeker stelt of de stad immer regt bekomen heeft tot het doen vervaarrligen van eigen munt.
     Ofschoon wij den kundigen heer van Doorninck alle geloof schenken, zoo komt het ons,

|pag. 207|

naar ons bescheiden oordeel, evenwel voor, dat deze beschouwing aan tegenspraak onderhevig is. Dat er landsheerlijke munten, zoo wel onder Bisschop Frederik van Blankenheim als onder de regering van Philips II. te Hasselt geslagen zijn, is buiten kijf en zijn de bewijsstukken van het laatste, zoo ver die voorhanden zijn, door ons aan den heer van der Chijs medegedeeld, die dezelve, als der vermelding waardig keurende, wel in zijn bovengemeld werk heeft opgenomen; doch dat de munten, op bladz. 342 vermeld, geene stedelijke maar als landsheerltike munten te beschouwen zijn en gevolglijk de stad Hasselt geene eigen munt zoude bezeten hebben, hierin verschillen wij van den heer van Doorninck. Onze meening sullen wij, zoo wij vertrouwen, kunnen staven.
     Na 1568 schijnt de koninklijke munt te hebben opgehouden met werken.
     Van dien tijd tot 1580 hebben wij in het archief der stad Hasselt geene bescheiden kunnen vinden, die betrekking hebben tot eene stedelijke munt aldaar. Dit mag vreemd schijnen; meer nog dat er niets voor handen is, dat tot bewijs kan verstrekken, dat vroeger dit Privilegie aan die stad is geschonken. Doch men bedenke daarbij, dat bij het verzekeren der stad Hasselt aan de staatsche zijde door het clandestien inbrengen van staatsche bezet-

|pag. 208|

ting, onder aanvoering der hoplieden Wolter Doorninck, Crom en anderen, de stad en derzelver ingezetenen een prooi van plundering werd en de spolie zich tot alles, ook tot stads secreten uitstrekte, hetwelk blijkt uit het volgende stuk.
                              Den Edelen Erentfesten hoich gheleer-
                    den well achtbaere wysen ende voer-
                    sichtige Heeren Ridderschap ende steden
                    der landtschap van Oueryssell.
     Vertonen ende geuen klaachelycken tho kennen Burgemeystren Schepen ende Raedt sambt die gesworen gemeinte der stadt Hasselt, welcker gestalte niet verhopet hadden dat die heren van den land Raedt van wege die generaliteit eenige hoplieden commissie offte beuel solden gegeuen hebben omme oir stadt onder dexel van frundtschap met sodanighe middelen tho inuadeeren ende der mathen tho tractieren wie leyder Godts tegenwoerdich geschiedt, veel weynigher dat Ridderschap vnd steden der landtschap van oueryssell daeruan wy lidmaten syn sulckes geordineert ende haer consent daertoe solden gegeuen hebben, naedemael niet anders beuonden sall worden dat die van Hasselt den eedt, so die seluige van wege de generaliteit mitt der landtschap van Oueryssell ingeghaen, trouwelick gequeten ende intminste niet gecontrarieert hebben, wien die seluige haer inheb-

|pag. 209|

bende soldaten (die bij weten ende wille van Ridderschap ende steden van oueryssel angenomen by denseluen in den eedt gebracht ende so ver die assignatie die in die Licenten als in het kerspell van Hasselt by welgemelte Ridderschap vnd steden verleendt ten deele betaeld syn) tot (dit woord onleesbaer) an den Isseldyck als ooick op Rhuvene, alwaer sy ten versoecke van hopman Doirnix omme syne soldaten die up Rhuvene aldaer Inder kercke van den vyandt beset weren toe ontsetten, ende up andere plaetsen daer men die van wege der generaliteidt offte landtschap van Oueryssell geuordert ende van doen gehadt, niet minder als andere soldaten hebben gebruycken laten, ende volgens oir contributien nha oir vterste vermoghen ende gelegendtheid niet minder als andere steden vp gebracht hebben. Desniettegenstaende hebben moeten leyden ende mitt guede oghen ansien datt int versekeren van die stadt Hasselt (also gesecht wordt), niet alleene die kercken cloesteren ende gasthuys van alle oir kostelicke innerlick goldt siluer metaal iser ende meestendeell loet werck beroefft maer oick der huysluiden so hyr doer oir syn ingebracht van alle huer gereetste goederen, so die selue Inder kerck op ’t wynhuys inde cloesteren ende gasthuysen, oick ten deele in burger huyssen hadden staen, deerlick gespolieert

|pag. 210|

ende berouet, behalue ’t seluige den burgeren ende inwoonderen affgenomen is, sich te samen tot een merckelicken som bedragende; daarendebouen syn die arms wesen kinderen van alle oir geldt welcke verleden jaer in die sware pest by den krancken ende versteruen tot edificatie eens wesen huys seer liberalicken gegeuen, ende noch van twe silueren schalen, die nhamaels voer XXI Car. gl. weren verkoft, syn beroefft ende gespolieert geworden. Ende dat bouenal tho beclaghen is hefft men der stadt Raethuyss meentehuyss die sloten afgeslaghen ende die doeren vpgebroocken ende niet alleene der stadt geldt ende het cantoir an stucken geslagen maer oick den silueren ende golden panden soe ver aldair tho pande geaet weren, waeruan onse burgeren en ock van borgen die int gerichte gelacht waren ende die stadt tot vierhonderd drie Car. gl. mitt. VIII dalers ende XI st. werden geremedieert (en waeruan het vierde noch niet ter handen gecomen is) bussen siluerwerck ende der dienaers silueren roeden ende anders daer vthgenomen, sambt het ghene van rhoers, hellebaerden ende derghe-licks ende neffens dien der stadt Cysskaste van den mollen Cyss gespolieert ende alle dat geldt daer vthgenomen. Ende des meer is der stadt secreet brieuen ende Priuelegien vele gespolieert ende berouet, ’t welck de gedeputeerden van

|pag. 211|

Ridderschap ende steden, die mitt den eersten toe Hasselt geweest, seluet genoechsaem gesien hebben, all ist datt ettelicke mael by trommelslagh omme geslagen dat men die weder ter handen solde brenghen, vermits den soldaten die niett nutte waren ende men die seluige oick well begheerde mitt geldt to remedieeren. Is daeruan weynigs weder to rechte gecomen tot groitte nadeell van de stadt. Also mynheeren wanneer wy vyandelicker weyse verouert offte ingenomen waren solde een vyandt insgelyckes moghelick onser stadt Raethuyss ende secreeten meer gespaert ende verschoont hebben als tegenwoirdich die vrunden gedaen hebben. Bouen dien syn die arme Borgeren ende inwoonderen der stadt ouer XX dagen (behalue die Camper soldaten die niet langer als vier offte vyf daghen daer inne gelegen hebben) mitt drieerley garnisoen als Doornix Crom ende Boeckholts soldaten beswaert geweest, daerby noch verleden woensdagh een corporaelschap van Dorp ingetogen is, die alle tot desen dach toe in kost ende bier mitt wyuen ende kinders niet sonder elendich schryent ende jammer der arme burgeren ende tot oir grontlich verderff onderholden syn geweest. Dewyle dan myn heren sulcx alles waerafftich ende de Burgemt. Schepen ende Raedt sambt gesworen gemeente hen vastelicken vertrouwende datt VER. ende Achtb. der stadt

|pag. 212|

ende burgeren (als oir medelidtmaten) grondtlich verderff ende onderganck oick niett sullen begheren, sonder vele meer den seluigen achteruolgende den algemenen eedt helpen voorstaen, beschutten ende beschermen, daerom is oir dienstelich versoeck ende begheren VEE. unde Achtb. die handt daeran holden ende datelich bearbeyden dat voer eerst die stadt by oir olde priuelegien recht ende gerechticheyd costumen ende olde gebruycken, die by denseluigen in generley wyese verkortet moghen, onuerkort blyeuen ende daerby gehandthaeft worden, die arme borgeren ende gemeenthe van die montkosten der soldaten moghen gevryet worden en met gheen weyder seruys als onsen nabuersteden beswaert ende dien volgens mitt so weynich garnisoen als immer moghelick sall syn, moghen beswaert worden.” — Op dit vertoog hebben de gedeputeerden van den landraad geappostilleerd, dat de geldelijke schaden, door deze dus genoemde verzekering geleden, van wege de Generaliteit zoude vergoed worden, zoo als blijkt uit de dispositien op deze materie genomen den 9 April 1583 en 11 Mei 1583; doch van de gespolieerde goederen, papieren enz. bleef alles zonder gevolg, zoo dat zelfs het stads zegel, hetwelk door een soldaat van hopman Doorninck geroofd werd, welke naderhand tot den vijand overliep ofschoon door hem te

|pag. 213|

Oldenzaal verkocht, nimmer is terug gekomen.
Onder de geroofde stukken bevond zich mede het Privilegie der munt. Dat zulks van ons geene gewaagde stelling is, ten ware men de Regering van Hasselt wilde betichten van valsche voorgevens, zal zoo aanstonds blijken.
     De rampen, de stad Hasselt door dit verzekeren overkomen, en die wij in vorige jaargangen van dit jaarboekje hebben vermeld, het zware garnisoen, de leening der soldaten, die de magistraat verpligt was uit te betalen, deden de Regering op middelen bedacht zijn, om er in te voorzien.
     Onder deze behoorde dan ook het doen slaan van kleine penningen binnen hunne stad. Zij besloot om, uit aanmerking van de dringende tijdsomstandigheden „ onse olde priuilegien belangende die munte, als andere onse nabuyren steden Deuenter, Campen ende Zwolle en die stadt Zutphen, wederomme te renoueren en mitt der daet in ’t werck te stellen, en volgens die profyten daeruan komende tot behoeff onser stadt gelyckfals andere onser nabuyrsteden voergenoempt dieselue genieten. Ende omme die selue munte mitt eenen goeden nutte ende bequemen muntmeyster toe voersien, hebben wy mitt weten willen ende belieuen van onser gesworen meente, omme het goede anbrengen ons gedaen van die persoon van Claes Vleugell,

|pag. 214|

vollenkomentlicken betrouwende syner bequaemheit en expirentie in ’t stuck der munte deselue toegelaten gunnen ende accordieren hem by desen, omme vth onsen naeme ende van wege onse stadt die selue munte als muntmeyster toe bedienen ende toe excercieren binnen onse stadt, omme by hem alhyer eenen seeckere tydt tot reuocatie van ons te maken ende toe munten alsulcke kleyne silueren penningen gelyck in onse voorss. nabuyrsteden gemuntet worden, achteruolgens die instructie so hem daeruan gegeuen sall worden, nae die welcke hy geholden sall wesen sich toe reguleeren in sulcke wegen ende manieren oick vp alsulcke emolumenten ende profyten als andere der voerss. steden muntmeysteren die munte bedienende syn, ende die seluigen penningen van so gueden alloy ende also sware van gewichte maken als in die voerss. nabuyr steden gemaeckt ende gemuntet worden, achteruolgende die instrucktie die hem daeruan sall gegeuen worden nae diewelcke hy geholden sall wesen sich toe reguleeren. Des sall die voerss. muntmeyster verbonden ende geholden wesen die busse toe maeken ende die onderholdinge van die behuysinge ende alle andere gereytschappen tot der munte dienende bekostigen, ende die gagien van die officieren die daertoe noetwendich moeten wesen vp syne kosten betalen sonder ons sulcks in rekeninge

|pag. 215|

toe brengen offte ons daer voor ietwes toe korten. Ende omme hem well ende getrouwelick toe quyten in ’t bedienen van ’t selue muntmeysterschap van onse stadt sall die voorss Claes Vleugell geholden wesen den behoerlicken Eedt in onsen handen te doen ende sall daerbouen verplicht wesen tot betalinge van die voorss profyten daeruan comende goede sufficiente cautie ende borge tot onsen genoegen te stellen, alles sunder argelist. Des in waren oirconde hebben wij vnser stadt segell in groenen wasse gedruckt hyer onder vthgehangen ende is gegeuen in den Jaere duisent vyff hondert twe en tachtich den tweden dach der maent Octobris.”
     De Instructie, waarvan in deze aanstelling melding wordt gemaakt, is van den volgenden inhoud.
     „ Also wy Burgemeysteren Schepen ende Raedt der stadt Hasselt met vollen belieuen van onse gesworen meente tot renouatie van onse olde Priuelegien belangende die munte voer genomen hebben dat wy omme seker Profyts wille daermede onse inhebbende soldaten onderholt ende in leeninge verplicht worden, willen doen munten eenige penningen van drie placken, eenige halue placken daeruan 30 (onleesbaar) gelden sullen, als ander onser nabuyr steden Deuenter Campen en Zwolle en die stadt Zutphen idtzun-

|pag. 216|

der merkende syn ende daer mitt sulcks mitt den eersten angeuangen ende mitt der daet in ’t werck sall mogen gesteldt worden, ordonneren ende beuelen wy by desen onsen muntmeyster, mitt naeme Claes Vlengell, denwelcken wy durch het guede anbrengen ons van syn persoon gedaen gantzlicken betrouwende syner bequaemheyt en expirentie int stuck van de munte daertoe gecommitteerdt ende geauthori-seerdt hebben, dat by gelycke penning tot drie placken t stucks ende gelycke half placken als vooras versiende van gelycke alloy ende ge-wichte waeruan die drie placken vorgen. een marck holden sail in fynen siluer 24 greynen in alloy (onleesbaar) holdende ses greynen siluer in alloy die marck; des sall hy voer onse gerechticheit van ieder marck betalen 2 st. brab. alles in sulcke gestalt als bouengemelde onse nabuyrsteden die selue doen munten ende daeruan voir oire gerechticheit genieten, mitsdien dat die selue drie placken ende halff placken so goet van alloy ende also swaer int gewichte als opgem. onse nabuyrsteden in gelycke munte doen maecken vorsien sullen, ende dat die instructie die hy ons daeruan voorgesteldt in allen punten conform wesen sall die instructie by onse nabuyrsteden daeruan gemaeckt ende die selue oiren muntmeysteren by geschrifte voorgestelt dat so waer oock enige van die

|pag. 217|

voorss steden meer Profyten voir oir gerechticheyt als by ons angegeuen nu offte naemaels muchten genieten, sall hy geholden wesen gelycke Profyten an onse handen toe betalen wairvoer hy tot onsen begheren genoechsame borge gesteldt vermoghens seeckere acte daeruan schriftelick vpgericht; des in waren oirconde hebben wy onser stadt segell hyeronder doen drucken en is gegeuen desen IX dach der maent Octobris XVc twe en tachtig.”
     De Eeds aflegging en de borgstelling geschiedde ten zelven dage.
     Eenigen tijd voor het aanstellen van den muntmeester Vleugel schijnen burgemeesteren, schepenen en raad zich vervoegd te hebben bij de algemeene Staten omtrent het weder invoeren der stedelijke munt, en waaruit zal blijken, dat met name het Privilegie van de munt was gespolieerd. Het stuk luidt aldus:
Denn Welgeboren Edelen Strengen
Ehrentfesten hoich geleerde voersienighe
Heren Heren Generale Staten once in-
sunders gunstighe gebiedende Heren ende
vrunden.
     Vertonen ende geuen mitt behoerlicke erbiedinge seer deenstelicken toe kennen Burgemeysteren Schepen ende Raedt derseluer stadt vann Hasselt welcker gestalt Burgeren ende inwoneren

|pag. 218|

der seluer stadt sich dagelichs beklagen als dat sie voer desen tydt mitt gene kleyne munte van placken ende halue placken penningen verschien syn, streckende tott groten nadeell van die arme gemeinte aldaer; die wyle dann die stadt vann Hasselt vth kracht vann seecker regalie ende hebbende gerechticheyt, die in die verseeckering derseluer stadt mitt meer andere Priuillegien van den ingebrachten Garnisoen geplundert vernieldt ende verbracht syn, hyer toe beuorends ende in verleeden tyden diuersche penningen hebben doen munten en slaen laten, die alhier loop gehadt ende alnoch hier gangber synn als wth by gevoechde penningen ogenschynelick toe beuinden is; dann mittdien die burgeren ende inwoneren derseluer stadt mitt al sulcke voirgemelte placken, doende vyftyne 1 st. offte half placken doende dertich 1 st., mogen gegunt worden, also is der Supplianten dienstelick bidden ende versuecken dat V.E.L. in anschin van dien ende mede tot Conseruatie vann onse hebbende gerechtichheyt willen toelaten ende voir guet beuinden dat Supplianten vth kracht van oers hebbende gerechticheyt sodane placken oder halff placken tott welgeuallen van V.E.L. sunder wiens voirgaende toelatinge Supplianten sulx niet hebben willen attenteren, binnen derseluer stadt sullen mogen munten laten tot al sulcken nomber van seecker mark suluers als

|pag. 219|

die selue na noetdruft der saecken sullen beuinden toe behoeren.
des doende.
     Het antwoord op deze supplicatie is niet aanwezig, althans niet kunnen opgespoord worden; dan het daarop genomen besluit tot invoering van de stedelijke munt schijnt niet afwijzend of verbiedend te zijn geweest. Althans dadelijk na de beëediging van den muntmeester Vleugell werden er kleine muntpenningen geslagen, die in omloop werden gebragt, en werd daarbij door den magistraat der stad Hasselt het navolgende bevel uitgevaardigd.
     „ Burgemeysteren Schepen ende Raedt laten weten ende well ernstelick gebieden, dat nu voort aen alle Burgeren ende Inwoneren der stadt alhier van malcanderen bueren ontfangen ende wthgeuen sullen tyn drie plack penningen, by de steden Deuenter Campen ende Swolle als oick der stad Hasselt gemuntet, voer 1 st. so well die gestempelt als die ongestempelte zyn ende datt by prouiesie ter tydt ende so lange dat anders daerinne voersien sall wesen, als by die gene om XX q ende verbeurte der penningen, die daer bouen doende beuonden worden, daer na een Ieder hem mach weten is richten ende schutten synen schade.”
     Men kan dus als zeker stellen, dat de stedelijke munt in 1582 te Hasselt wederom is

|pag. 220|

ingevoerd en men tot het slaan van stedelijke munt is overgegaan, zonder dat ons iets is voorgekomen van eenig verbod aan de zijde der Hooge Regering; wel heeft het zwarigheid ontmoet ten aanzien van de profijten, die de munt afwierp, en het in omloop brengen van enkele muntpenningen, zoo als uit de volgende stukken blijkt.
     „ Eerbare wyse voersienighe vrome und discreete gunstige vrunden.
     Ick hebbe VEerb. niet moghen vnderlaeten Also bi der landtschap angenomen is die Profyten van der munten als dann tot leninge van den soldaten t Imployeren, so ist dat de seluige munte, ouermits die gedeputeerden van den steden een Ieder myt hoechtydt nha huyss vertoghen is vnd willen mytt allen spoedelichtsten daeruan resolueren, als noch in geen voortganck gekomen, hebben dan nogh evenwell vmb VEerb. indie leninge assistentie tho doene, ingewillicht vnd ouergekomen dat VEerb. die pluechschattinge van Staphorst Rouvene vnd hasseler kersspel moghen laten inforderen vnd tot de leninge anlegghen bes ter tydt voorss. van denn munten nuttelicken vnde spoedelichsten sall gedaen worden dat ick VEerb. gunstig welmeininghe niet hebbe moghen verholden, doende deselue in geluckzelige schutz vnd scherm des almechtighen beuelende. Illents da-

|pag. 221|

tum Campen den 23 december 1581 VEerb. gode vrundt
Johan Sloett Drost Slandes Vollenho
Casteleyn der heerlicheyt Cuinre ende
Gouverneur der stadt Campen.
Johan Sloet.”

     „ An die stadt Campen.
     Erentfeste hoich geleerte wyse voersichtige en insunders voelgunstige goede vrunden.
     VErentf. missive van XXVII tegenwoerdigher aflopende maentz belangende die kleyne penningen van drie placken, die wy vth kracht van seeckere olde Priuelegien ende hebbende gerechticheyt binnen onse stadt hebben doen munten, by ons gelesen synde, hebben wy VErentf. voer een gelick antwoirt weder thoe schryuen niet kunnen onderlaten, dat wy omme alle nabuerlicke vrundtschap toe onderholden nae volgende VErentf. schriftelicke begheren onsen muntmeyster anstondts hebben doen beuelen dat hy van sodaene drie placken penningen tho munten sall supercederen ende die Iseren daeruan doen intrecken. Ende begheren niet toe weyniger VErentf. die voersieninghe doen wilden, dat dieselue drie plack, binnen onse stadt gemunt die weynighe in getall syn en nochthans so goet van alloy syn ende also swaer int gewichte als die drie plackken binnen Deuenter lest ende Zutphen gemuntet, sollen beuonden

|pag. 222|

worden niet meerder als andere drie plack penningen moghen uerboden worden, des wy ons altyt tot VErentf. (die Godt almechtig in syne voerspoedighe Regieringe willen erholden) toe geschieden doen vertrouwen. Datum hasselt desen XXIX decembris anno 1582.” Doch uit deze beide aangehaalde stukken blijkt niet, dat eenig lid van Ridderschap en Steden of andere authoriteit de Regering der stadt Hasselt in het slaan van munten bespiering, veel min verbod heeft gedaan, of dat men het aangetogen regt tot munten heeft betwijfeld. Omtrent de drie plackpenningen, waarover de brief aan die van Campen handelt, vindt men al aanstonds bij het afzenden het volgende geboekt.
     „ Alnoch laten Burgemeysteren Schepen ende Raedt weten, dat nu voertaen alle drie plack penningen die mitt ordinantie der steden Deuenter Campen ende Zwolle gemuntet syn, niet meer als twee placken sullen gelden ende alle die burgeren ende ingesetenen van deze stadt, die eenige drie plack penningen bynnen Hasselt gemuntet by sich hebben, sullen dieselue nu toe middagh toe een uuren brengen vp der stadt Raethuyss, als waer men dieseluige goet doen sall, ende die desen dagh niet en komen en sodane drie placken niet en leueren in handen van Schepen en Raedt, sullen na desen tydt niet meer gelden als twee plac-

|pag. 223|

ken waer nae sich een ieder mach weten to richten.”
     Uit het volgende stuk is mede blijkbaar dat, behalve de plack-penningen in 1581, ook andere munten en voor particulieren legpenningen gemunt zijn. Het is een kondschap, luidende:
     „ Claes Vleugell behoerlicken geciteert synde tuyget ter instantie ende versoeck van vrouwe ditmar weduwe salige ditmar die Vrede, dat hem deposant well bewust is dat hy na dode van seligen Ditmar die Vrede in anno 81 in het leste vierendeell Iaers tot verscheyden tyden en onderwylen acht daghen lanck alhyer binnen hasselt in die munthe gearbeydet ende syner beste ontholden die selue tydt leggepenningen oder rekenpenningen ende ander kopperen geldt by beuell van den muntmeyster gemaket hefft, daermede syn kundtschap besluytende, affirmerende by een ghelooffelike eedt die hem behoerlicken affgenomen is t selue alsoe waerachtich toe wesen voer Schepen Wessel Rost en Wilhelm Hendricx.”
     Hieruit, dunkt ons, is daar gedaan en bewezen, dat de stad Hasselt het regt om te munten heeft bezeten, maar van dat Privelegie ook gebruik heeft gemaakt, zonder dat wij eenig gebod tot staking van de werking dezer stedelijke munt hebben aangetroffen, terwijl nog

|pag. 224|

in 1586 de Regering dier stad het navolgende bevel liet afgaan.
     „ Burgemeysteren Schepen ende Raedt laten weten en wel ernstelicken gebieden dat binnen deser stadt drie plack penningen voer 1 st., die by ordonnantie van der steden Deuenter Campen ende Zwolle ende Hasselt gemuntet syn, vthgegeuen ende ontfangen sullen worden ende daervoer loop ende ganck sullen hebben wes ter tydt dat by ordinantie van Schepen ende Raedt mitt andere middelen daerinne voirsien sal wesen. Aldus gedaan op den XVII der maant Octobris 1586.”
     Hoe ’t verder met de stedelijke munt te Hasselt is afgeloopen, behoort niet tot de taak, die wij ons voorstelden, dat is om te bewijzen dat de stad Hasselt eene eigen stedelijke munt heeft bezeten en daartoe Privilegie was verleend.

_______

     Er is nog Copie eener missive van Burgemeesteren Schepenen en Rand der stad Hasselt van 4 Februarij 1585, houdende dat hun de Stadhouder graaf van Nieuwenaar had aangeschreven ten believe van de Staten van Overijssel, dat hem ter ooren was gekomen dat die van Hasselt zich onderstonden eenige kleine penningen te munten zonder regalie of priviligie daarvan te hebben waar-

|pag. 225|

om de Stadhouder hen had bevolen dat zij zich van munten zouden onthouden of zijn genade copie der Privilegien, indien zij er eenige hadden, over zenden, verder kennis gevende dat, bij aldien zijne genade te Hasselt mogte komen, zij van die Privilegien al zulk berigt zouden geven als noodig was.
     De brief van den Stadhouder luidt als volgt:
     „ Erentfeste wise voersichtighe lieue besondere vnd goede vrunden.
     Die staten van Ouerissell hebben ons to kennen gegeuen als dat ghy onderstaen solden enighe penninghen bynnen Hasselt te doen munten sonder regalie offte Priuelegie daeruan to hebben, so beuelen wy v dat sich d’seluer die munte zullen ontholden off onss copie van oir Priuelegien indyen deselue enyghe daeruan hebben sult overzendenn dat. 16 January 1585.”

F. A. EBBINGE WUBBEN.

_________________
– Ebbinge Wubben, F.A. (1855) Stedelijke munt van Hasselt. OAvOeL, 20, 205-225.

Category(s): Hasselt
Tags: ,

Comments are closed.