|pag. 1|
H.1.1. Inleiding.
Nadat er al enkele studies over verschillende plaatsen in Overijssel in de jaren 1780-1787 zijn verschenen, zal in het navolgende werkstuk een poging ondernomen worden de ontwikkeling van Steenwijk in die jaren te kenschetsen. Mede door een persoonlijke band met Steenwijk en het feit dat deze plaats haast niet genoemd wordt in de bestudeerde literatuur en scripties, komt bij mij de vraag op welke rol Steenwijk dan wel speelt aan, het eind van de 18e eeuw. Of gaat “de revolutie van de 18e eeuw” aan deze stad voorbij? Uit het navolgende zal blijken dat uitingen van revolutionaire elementen ook in Steenwijk aanwezig zijn; ook zal aangetoond worden dat Steenwijk een “aparte” plaats inneemt binnen het kader van de strijd tussen aristocratie en democratie. Geen ommezwaai zoals in zoveel andere steden plaatsvindt maar het vasthouden aan de kenmerken van het stadhouderlijk regiem.
H.1.2. Uit de literatuur.
In de tweede helft van de 18e eeuw wordt het wel duidelijk dat de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden op haar laatste benen loopt. Economisch gezien is onze leidende rol voor een groot deel uitgespeeld. Aan onze leidende internationale rol is een einde gekomen. Tijdens de 4e Engelse oorlog wordt het algehele verval voor een ieder duidelijk zichtbaar.
In de nu volgende jaren doen er in de zeven gewesten allerlei partijen van zich horen. De meest eenvoudige indeling volgens de schoolboekjes is die in twee partijen: de Patriotten en de Prinsgezinden. Dit blijkt bij een nadere analyse van de literatuur over dit onderwerp onvolledig te zijn. Bij de bestudering komt men al snel in aanraking met H.T. Colenbrander en zijn boek “De Patriottentijd”. (1 ) P. Geyl zegt van dit werk dat het “met al zijn ongemene kwaliteiten onbevredigend is.” (2 ) De hoofdstelling van Colenbrander is dat de partijen hier te lande maar “de potsierlijke marionetten waren van de Franse en Engelse diplomatie. Dit zou dan onbekwame mensen hebben opgeleverd en de Nederlandse beschaving toentertijd volslagen minderwaardig en onvruchtbaar hebben doen zijn”. P. Geyl verwerpt deze stelling niet omdat het “zijn nationaal eergevoel zou krenken, maar het onhistorisch zou zijn”. (3 ) Colenbrander baseert zijn boek hoofdzakelijk op “buitenlandse bescheiden”, die hij op zijn reizen langs de hoofd-
|pag. 2|
steden van Frankrijk, Engeland en Oostenrijk in de archieven tegen gekomen is en tengevolge daarvan zou hij tot een te eenzijdig en negatief oordeel gekomen zijn. Als reactie hierop publiceert Geyl zijn boek over “de Patriottenbeweging”. Hij wil in dit boek die hele periode nog eens “onbevangen bekijken”. (4 )
Geyl komt tot de volgende partij-indeling:
a. de hofpartij, dat is de prinsgezinde partij. Behalve op een groep onder de regenten, steunt deze voor een groot deel op het kerkelijke volk, orthodoxe leden van de staatskerk en ook op duizenden kleurlozen.
b. de Vaderlandse regenten, die “Hollandse pruiken”, Zij willen de Stadhouder-Kapitein-Generaal weer verlagen tot uitvoerder van de bevelen van de Staten.
c. burgers, die ijveren voor de publieke zaak.
De scheidingslijn tussen deze twee laatste groepen is niet scherp te trekken. Aanvankelijk steunen ze elkaar. Op den duur zal de democratische stroming onder de Hollandse burgers zo sterk worden, dat de regenten-patriotten zich er naar moeten voegen of er mee moeten breken. De democratische patriotten komen met hun program van Grondwettige Herstelling. Tot ergernis van de tegenstanders worden daarin “onze brave regenten, onze brave representanten” genoemd, dat is eind 1784. In augustus 1786 komt er vooral door de gebeurtenissen in Utrecht enige duidelijkheid omtrent de partijen. Er blijken nu drie groepen te zijn in Utrecht:
a. conservatieve regenten, die tegen de representanten van de burgerij in Utrecht ageren.
b. Patriotse regenten die nauwe banden met de democraten hebben.
c. de Burgerij die de representanten heeft gekozen.
Het gevolg van dit alles is dat de Prins van Oranje verder gaat samenwerken met de aristocraten. Harris, de Engelse gezant, wordt een belangrijk organisator van de Oranjepartij. In november 1786 komt er een prinsgezinde Acte van Verbintenis. De algemene strekking ervan is “de tegenwoordige constitutie mainteneren”. (5 ) Het Engelse geld, dat Harris van zijn regering weet los te krijgen, moet zorgen voor vrienden en met dat geld moet de Oranjepartij overeind gehouden worden. Er heerst binnen die partij alom verdeeldheid en verwarring met het enige doel voor ogen: “het behoud van de onhoudbare constitutie”. (6 )
C.H.B. de Wit zegt in “De Nederlandse Revolutie van de 18e eeuw” dat men eerst een onderscheid moet maken tussen de groepen patriotten, De oppositie-regenten dragen de naam patriotten. Zij verdedigen echter de rechten van de standen of
|pag. 3|
de politieke liberteit. De crisis echter die in haar beginfase voortkomt uit het conflict tussen standen en de stadhouderlijke patroon, zal uitmonden in de ware crisis van de Nederlandse Staat: de strijd tussen het Oudeuropese en het moderne staatsrecht. (7 ) Hierin komt een andere patriot naar voren: de voorstander van de politiek die juist het ancien regiem bestrijdt. Dus hier lopen volgens De Wit de twee revoluties door elkaar nl. één van de standen en één van de middengroepen. In het artikel “De Nederlandse revolutie van de 18e eeuw en Frankrijk” (8 ) van dezelfde schrijver, komt hij tot een indeling van de jaren 1780-1787 in 4 fasen:
a. de eerste gaat tot 1782. Deze fase wordt genoemd die van de aristocratische revolutie. Van de grote teleurstelling over de nederlagen tijdens de 4e Engelse oorlog maken nu regenten gebruik om hun vroegere zelfstandige macht te herwinnen. De Amsterdamse regenten onder Rendorp nemen hierbij de leiding.
b. de tweede fase van 1782 tot 1785. Regenten zoals bijv. Rendorp willen wel de patroon Willem V uitschakelen, maar niet ten koste van dergelijke risico’s als aan een verbond met de burgers verbonden zijn. Deze ontwikkeling doet de oppositiepartij’ in tweeen splijten. Rendorp en anderen houden zich als aristocraten dan maar voorlopig afzijdig. De overige opposanten gaan als patriotse regenten op de ingeslagen weg verder. Zij publiceren in 1784 het eerste deel van hun program met de titel “Grondwettig Herstelling”. Deze oud-patriotten, zoals ze ook wel genoemd worden, willen het oude terug zonder het patronage-stelsel van Willem V. De burgers die verder willen gaan worden patriotten genoemd. De strijd spitst zich toe in Utrecht.
c. de derde fase van 1785 tot 1786. Gedurende deze tijd neemt de militaire en politieke macht van de middengroepen sterk toe. De stedelijke vrijcorpsen sluiten zich aaneen tot een gewestelijke en zelfs tot een nationale federatie. Deze federatie krijgt haar beslag in 1785 in Utrecht. In september 1785 vertrekt de stadhouder uit Den Haag. Hij gaat nu naar Het Loo of naar Nijmegen.
d. de vierde fase van 1786 tot 1787. De burgeroorlog loopt uit op een orangistische contrarevolutie. Het begin van de burgeroorlog is te vinden in het Declaratoir van 26 mei 1787. De stadhouder verklaart daarin dat hij met geen enkele partij tot een schikking wenst te komen. Desnoods met geweld zal hij het patronagesysteem herstellen. In de zomer van 1787 is de organisatie van het gepeupel in Holland en Zeeland en van de garnizoenen in Gelderland zover gevorderd, dat de Oranjepartij op eigen kracht een contrarevolutie wenst te ondernemen. Als Wil-
|pag. 4|
lem niet naar Den Haag gaat om het sein te geven voor de aanval op de vrijcorpsen, gaat prinses Wilhelmina. Zij wordt bij Goejanverwellesluis tegengehouden. Dit incident weten de orangisten zo uit te spelen, dat Pruisen en Engeland militaire steun toezeggen om een satisfactie van de Hollandse Staten af te dwingen. Zij weten deze satisfactie tevens te gebruiken voor een staatsgreep.
De Wit ziet de ontwikkelingen hier in de jaren 1780-1787 als een onderdeel van de Revolutie die in bijna alle landen van West-Europa en in Amerika plaatsvindt. Burgers komen in verzet tegen de voorrechten van de aristocratie. Democratische revoluties in verschillende kleine landen gaan vooraf aan de grote Franse Revolutie. Palmer en Godechot hadden al voor De Wit op dit verschijnsel gewezen. (9 )
H.1.3. Doelstelling van het onderzoek.
1. In het navolgende werkstuk zal getracht worden de jaren 1780-1787 in Steenwijk nader te bezien in het licht van de partijstrijd. Onderzocht zal moeten worden of er ook een relatie bestaat tussen de sociaal-eeonomische en de politieke sfeer in Steenwijk.
2. Ook zal de fase-indeling die De Wit noemt in “De Nederlandse revolutie van de 18e eeuw en Frankrijk” getoetst worden aan de gebeurtenissen in de jaren 1780-1787 in Steenwijk.
3. Is er in Steenwijk een persoon aan te wijzen, die als leider van de oranjepartij optreedt en met de stadhouder een correspondentie voert? Zo’n iemand is in enkele Overijsselse steden wèl aan te wijzen.
H.1.4. Bronnen.
De gegevens voor het derde hoofdstuk komen uit het Oud-archief van de gemeente Steenwijk (O.A.S.). Een inventaris van het Oud-archief is destijds samengesteld door P.Berends. (10 ) De inleiding van deze inventaris geeft verschillende gegevens over de bestuursinrichting van de stad Steenwijk, die gebruikt zijn in hoofdstuk 2.2.: “Het bestuur van de Stad Steenwijk”.
Verder zijn veel gegevens over de gebeurtenissen in Steenwijk in 1780 tot 1787 te vinden onder de nummers 16-17 van de inventaris van het Oud-archief. Het zijn de memorialen vanaf 1780 tot december 1787 die een doorlopend verhaal vormen (± 1000 blz.). Onder het hoofdstuk Openbare orde en veiligheid van de inventaris van P. Berends, gevens de nummers 212, 213 en 214 informatie over de twee elkaar vijandig gezinde groeperingen nl. het Oran-
|pag. 5|
jecorps en het vrijcorps “Voor Vrede en Vrijheid”.