Kampen’s eeuwenoude ringmuur met zijne rondeelen en torens werd sinds het einde der 16e eeuw allengs vervangen door aarden wallen met bastions bij de stadspoorten. Toen koning Lodewijk Napoleon er den 17en Maart 1809 een bezoek bracht had hij de vestingwerken en wallen aan de stad in eigendom geschonken. Ten gevolge daarvan waren de gronden hier en daar door particulieren in gebruik genomen, waardoor in 1813 o. a. het bastion links van de Veenepoort werd aangeduid met den naam van ,,bastion van den heer Erdman’’. In dat jaar bestonden namelijk behalve de poorten (fragmenten van torens), welke thans nog uit de oude stadsmuren zijn overgebleven, o. a. ook de Veenepoort, in het zuid-oostelijk deel der stad, die den weg afsloot, welke naar Elburg leidt en de Vischpoort, welke uit de stad toegang verleende tot de daarbuiten liggende vischmarkt en verder tot de Visch-, thans IJsselbrug – toenmaals een houten jukbrug, voorzien van een val ten dienste van de scheepvaart, hetwelk, daar het vaarwater in dien tijd meer den linkeroever volgde, dichter dan tegenwoordig bij de stad gelegen was.
Om die brug te beschermen en den toegang tot de stad aan die zijde te kunnen tegengaan, was in 1589 aan den rechter oever op de plaats, waar tegenwoordig de buitensocieteit is gelegen, eene schans opgeworpen, welke evenwel in 1792 werd geslecht. De herberg binnen hare wallen – de stadsherberg ge-naamd – was echter blijven staan. Eerst in 1835 is deze in de tegenwoordige buiten-societeit herschapen, waarbij de omliggende gronden tot plantsoen werden aangelegd. In de nabijheid van
Gedenkboek IV.
[pag. 2]
deze stadsherberg bevonden zich in 1813 de later te noemen Mastenbroeker sluis en een zaagmolen, toebehoorende aan de familie Bijsterbos.
De plantsoenen en wandelingen, op de vroegere wallen en bolwerken der stad aangelegd, dateeren uit het midden der 19e eeuw. Wel werden reeds in 1813 op de Vischmarkt tusschen den stadswal en den IJssel enkele woningen aangetroffen; doch eerst in den loop van genoemde eeuw werd de thans bestaande lange rij huizen aan den IJsselkant gebouwd.
Kampen telde in 1813 eene bevolking van ongeveer 7000 zielen, waarvan een deel zich toelegde op veeteelt, land- en hooibouw, terwijl de duffel- en trijpweverijen – hoewel gedurende het Fransche bestuur in aantal afgenomen – aan een ander deel nog een voldoend middel van bestaan opleverden. In het stadswerkhuis werd jaarlijks eene groote hoeveelheid wol voor sajet en kousen geproduceerd. Eene geregelde scheepvaart op Amsterdam, Deventer, Hoorn, De Lemmer, Enkhuizen en Zwolle gaf nog wat levendigheid en vertier.
Het stadsbestuur was sinds 1808 samengesteld uit een burgemeester, vijf wethouders en dertien leden van de vroedschap. Na de inlijving bij het Fransche keizerrijk bleven wel dezelfde per-sonen zitting houden, doch onder de gewijzigde namen van maire, adjoints au maire en conseillers municipaux. In 1811 werd hier een vredegerecht gevestigd. Het ambt van maire werd in 1813 bekleed door den heer mr. F. Lemker.
Hoewel in de beide kazernes en in daartoe van particulieren gehuurde woningen ± 900 man onder dak konden worden gebracht, was hier in het begin van November 1813 slechts eene zwakke brigade onbereden gendarmes in garnizoen, onder commando van een onderofficier, deel uitmakende van de compagnie gendarmes van het departement van de Monden van den IJssel, gevestigd te Zwolle, onder den kapitein De Flavard de Wolff; voorts was er eene afdeeling van de nationale garde, die echter voor de Franschen weinig betrouwbaar was, en die ook hare wapenen had moeten inleveren; haar commandant was de baron Van Goltstein. Buiten hetgeen verborgen werd gehouden, waren er geene wapenen beschikbaar dan twee kanonnen, bestemd voor alarmschoten.
{afbeelding: Kampen aan de Yssel. Naar een gekleurde teekening door P. Remmers, in het Stadhuis te Kampen.}
[pag. 3]
Den 11en November marcheerde een detachement pupillen, ter sterkte van ruim honderd man, onder commando van kapitein Michel de stad binnen.
Toen op 12 November bericht kwam, dat dien dag omstreeks 5 uur n.m. de Kozakken Zwolle waren binnengerukt, werden de toegangen tot Kampen door genoemd detachement bezet, en tevens aanstalten gemaakt, om de Vischbrug geheel of gedeeltelijk te vernielen. De vrees echter, dat deze maatregel tegenstand van de zijde der bevolking zou uitlokken en het belang om de gemeenschap tusschen beide IJsseloevers te bewaren, spoorden den maire aan, om de uitvoering der gegeven bevelen te voorkomen. Het gelukte hem dan ook den commandant van het nuttelooze en het gevaar eener verdediging der stad te overtuigen. Wel werden nog enkele planken en liggers van de brug losgemaakt, het val in de brug opgehaald, eene borstwering van planken en eene versperring van sleeperswagens in de nabijheid van de brug gemaakt, doch verder kwam men niet. Integendeel vertrok een deel der bezetting in den nacht van 12 op 13 November om 2 uur met stille trom over Hattem naar Deventer, van welk detachement evenwel een veertiental deserteurs heimelijk te Kampen achterbleven.
De berichten over de nabijheid der Russische troepen en de hoop op eene aanstaande bevrijding deden den moed der burgerij herleven en bij haar het plan ontstaan, om de achtergebleven bezetting te overmeesteren en te ontwapenen. Met de grootste moeite gelukte het evenwel aan de stedelijke regeering om een rechtstreekschen aanval op de troepen te voorkomen.
Toen in den loop van den 13en zich bovendien nog verschillende militairen afscheidden van de reeds zwakke bezetting, om zich aan de zijde te scharen van den prins van Oranje, wiens overkomst spoedig werd verwacht, achtte de commandant Michel zich hier niet meer veilig en verliet hij met het restant zijner troepen de stad.
Wat van de beambten der douanen en registratie nog niet vertrokken was, ging denzelfden dag ongemoeid scheep naar Amsterdam, terwijl de keizerlijke kantoren en bureau’s gesloten en alle kenteekenen, welke aan de Fransche overheersching deden denken, o. a. de adelaars, verwijderd werden.
[pag. 4]
’s Avonds verscheen om 6 uur eene patrouille Donsche Kozakken uit Zwolle, welke zich zoowel binnen de stad, als buiten de Veenepoort in de richting van Elburg overtuigde, dat geen Franschen aanwezig waren. Na met gejuich verwelkomd en door het gemeentebestuur in de open lucht op brood en worst onthaald te zijn, vertrok ze weder om 8 uur n.m., onder verzekering den volgenden dag te zullen terugkeeren en de stad met eene voldoende macht te zullen bezetten.
Hoe goed het stedelijk bestuur had gehandeld door elk optreden van de bevolking tegen de Fransche bezetting te voorkomen, bleek reeds den 14en d.a.v., toen onder kerktijd een detachement Fransch voetvolk van ongeveer 200 man en eenige gendarmes te paard met slaande trom de stad binnenrukten, onder bevel van den vorigen commandant Michel. Blijkbaar had deze opnieuw opdracht ontvangen, om Kampen en den overtocht over de IJssel te verdedigen, waartoe spoedig meerdere troepen zouden aanrukken.
Door het diepe stilzwijgen van de bevolking omtrent de door haar gekoesterde plannen en bovendien door het feit, dat de Franschen onze taal niet machtig waren, bleven represaillemaatregelen van de zijde der bezetting uit. Omgekeerd deden de valsche geruchten, welke omtrent overwinningen der Fransche legers werden verspreid, de bevolking van vijandige demonstraties afzien.
Eenige Kozakken, welke dien dag uit de richting Zwolle naderden, keerden onmiddellijk terug toen zij vernamen, dat Kampen weder door de Franschen was bezet.
Nog dienzelfden avond kwam de commandant der gendarmes, de kapitein De Flavard de Wolff, die bij het verschijnen der Kozakken met een twaalftal bereden gendarmes uit Zwolle eerst naar Deventer was gevlucht, Kampen binnen.
Dezen en den volgenden dag werden alle maatregelen voor eene ernstige verdediging getroffen; het val in de Vischbrug werd weder opgehaald, de poorten werden gesloten en versperd. Eene afdeeling cavalerie bracht op 17 November bevel om kwartieren in gereedheid te brengen voor eenige honderden infanteristen, behoorende tot de garde-soldée uit Amsterdam, welke troepen echter tusschen Elburg en Kampen om onbekende
{afbeelding: Gezicht op de Vischmarkt en Poort te Kampen. Naar een teekening van P. Remmers, in het stadhuis te Kampen}
[pag. 5]
reden terugkeerden, waarop ook de cavalerie onze veste weder verliet.
In de eerstvolgende dagen vertoonden zich herhaaldelijk Kozakken-patrouilles aan de overzijde van den IJssel en op de brug, welke zich bepaalden tot het wisselen van geweerschoten met de bezetting van de stad.
Deze patrouilles maakten deel uit van eene grootere afdeeling welke aan de overzijde en wel in Oosterholt (ten z.o. van IJsselmuiden) bij den heer Bondam en Jan Hueyer was gelegerd.
De kastelein van de stadsherberg, L. Westendorp, zich buiten de poort niet meer veilig wanende, bracht zijne meubels binnen de stad, welk voorbeeld door meerdere bewoners van de Vischmarkt werd gevolgd.
De stad verkeerde nu voorloopig in een soort van staat van beleg. Daar alle gemeenschap met de omliggende plaatsen was verbroken en geen schuit of post meer van Zwolle aankwam, heerschte de grootste onzekerheid omtrent den algemeenen toestand. Alleen uit Amsterdam bracht de beurtschipper nog enkele berichten over.
Het groote gewicht, dat de Russen aan het bezit van de stad, Kampen met hare vaste IJsselbrug hechtten, lag voor de hand, daar de IJssel met hare weinige overgangen aan de legers der verbonden mogendheden tot het verder doordringen in ons land ernstige vertraging kon veroorzaken. Groote schrik verspreidde zich dan ook onder de bevolking, toen, door de komst van een kar met kruit binnen de stad, aan de bezetting het plan werd toegeschreven om de schoone IJsselbrug te doen springen, welk plan echter niet ten uitvoer werd gebracht.
In den avond van den 18en November werden eenige kanon-schoten uit de richting van Hattem vernomen, terwijl op den 19en een aanhoudend geweervuur bij de Vischbrug plaats had tusschen Kozakken en bezetting.
Commandant Michel, beducht voor een aanval op de stad langs den linker IJsseloever, liet eenige kleinere bruggen op de buitensingels afbreken en de Veenepoort met balken versperren, zoodat alle toegang aldaar verder afgesloten was.
Toen op 20 November de zwakke Fransche bezetting van het veer bij Wilsum al vechtende op Kampen was teruggetrokken,
[pag. 6]
daarbij bericht inkwam, dat Hattem den vorigen dag door de Kozakken was vermeesterd en eene afdeeling Russen voorzien van geschut naar Kampen in aantocht was, had men hier de zekerheid verkregen, dat een aanval ook langs den linker IJsseloever niet uitgesloten was, waarom de commandant met een deel zijner troepen het bastion van den heer Erdman, links van de Veenepoort deed bezetten. Thans wendde de maire nogmaals pogingen aan om de Franschen van verzet tegen de aanrukkende Russische troepen te doen afzien.
De majoor Cérisier, departementaal commandant, die daags te voren hier was binnengekomen, bleef echter volharden bij het plan om de stad tot het uiterste te verdedigen. Eene poging van baron Van Goltstein, om de nationale garde, over te halen de Fransche bezetting te ondersteunen, gelukte evenwel niet.
Inmiddels waren de Kozakken in groot aantal voor de stad verschenen en begonnen zij tegen den middag wederom hevig te schieten, met het gevolg dat een der inwoners, Jan de Wolf, die evenals andere nieuwsgierigen uit een hoog dakvenster lag te kijken, door een musketkogel ernstig aan de rechter hand werd gewond.
Omstreeks half drie van dienzelfden middag werd ook kanonvuur aan de overzijde der rivier geopend, en wel uit een paar kleine stukken geschut afkomstig van de heerlijkheid De Gelder bij Wijhe en bediend door Zwolsche kanonniers, onder aanvoering van den burger-artillerie-kapitein J. Janssen. Een kanon in de buurt van de vroeger vermelde oude schans bij de sluis en een ander links van de zaagmolen geplaatst, beschoten de stad, tengevolge waarvan de kogels hier en daar in de gevels der huizen sloegen.
Toen ook nog eene laatste poging om den commandant van zienswijze te doen veranderen mislukte en aan verscheidene burgers, wier huizen aan den buitenkant van het vuur te lijden hadden, de toegang tot de stad werd ontzegd, was het met het geduld der burgerij gedaan. De burgers buiten de Vischpoort dreigden deze open te rammen, daarbij gesteund door een aantal anderen binnen de poort, die zich heimelijk van wapens hadden voorzien.
{Afbeelding: Het nederlaten van de Vischbrug te Kampen en het binnenrukken der Kozakken op den 30sten November 1813. Prent van A. Vinkeles. Naar een teekening van J.W. Pieneman.}
[7]
Bij het stadhuis gekomen, werd de majoor Cérisier door de daar samengeschoolde menigte aangevallen en overmand. Zeker zou zijne standvastigheid hem het leven hebben gekost, zoo niet een kordaat man, Johannes Rietberg genaamd, hem aan de volkswoede had ontrukt, door den majoor, die klein van persoon was, op te nemen en op een torentje in het stadhuis in veiligheid te brengen. Intusschen brachten eenige voorname burgers, onder wie de heer H. Rijks, de gemoederen der opgewonden menigte tot bedaren.
De soldaten die gepoogd hadden hun chef te ontzetten werden ontwapend, de Fransche wacht aan de Vischbrug onderging een zelfde lot en de Vischpoort werd door de burgerij met geweld geopend.
Eenige moedige ingezetenen, onder wie Laurens van Eekeren, Jan van Heerde, David de Wilde en de Italiaansche schoorsteenveger Jacob Benuenuti snelden onder het vuur van de overzijde de poort uit en bereikten ongedeerd de brug. Benuenuti beklom onder het zwaaien van zijn hoed, als teeken van overwinning, onversaagd de hooge wip, liet geholpen door anderen het val neer en met luid hoera stoven de Kozakken over de brug en door de geopende poort de stad binnen en renden met gevelde lansen de straten door.
De kapitein der gendarmes, De Flavard de Wolff, die op den Cellebroedersweg nog rustig zat te dineeren, trachtte met de zijnen naar Elburg te ontvluchten, doch de doortocht naar die zijde versperd zijnde, werden zij door de kozakken gevangen genomen. Hunne paarden werden later voor een spotprijs verkocht.
De Fransche bezetting aan de Veenepoort, meerendeels uit pupillen van het detachement Michel bestaande, gaf zich zonder tegenweer over, werd ontwapend en in hunne witte huisjes, evenals de overige Franschen, naar de stadsherberg gevankelijk weggevoerd.
De majoor Cérisier, van de torenkamer gehaald, gaf den commandant der Kozakken zijne portefeuille over, bood aan zijn redder zijn degen ten geschenke aan, en volgde onder geleide den weg der overige gevangenen.
Inmiddels reden de Kozakken de gansche stad door, lieten geen plek ondoorzocht om Franschen op te sporen en deden
[pag. 8]
eene afdeeling in de richting van Elburg verkennen. Niemand werd echter eenig letsel toegebracht dan een enkel Fransch soldaat, die bij de eerste verwarring werd gewond en tot zijn algeheel herstel in het stads-ziekenhuis is verpleegd geworden.
De Russen bezetten nu de poorten, de brug en de stadsherberg, terwijl de burgerij hare blijdschap uitte door hare bevrijders op versnaperingen te onthalen, waarbij tot haar eer dient vermeld te worden, dat ook alles werd in ’t werk gesteld, om het lot der gevangenen te verzachten. Dien Zaterdag-middag was in Kampen alles leven en beweging, en hoewel Oranjelint moeilijk te verkrijgen was, hadden toch vele burgers hoed of ander kleedingstuk er mede versierd. Zelfs zag men officieren in hunne vroegere uniform gekleed, dateerende uit den tijd van Willem V, in ’t publiek verschijnen.
Met achterlating van de noodige wachten bij de poorten, ontruimden de Kozakken ’s avonds de stad en betrokken zij een bivak aan de overzijde van den IJssel bij de stadsherberg.
De voornaamste burgers meldden zich vrijwillig op het stadhuis aan, om een soort politiewacht te vormen, tot handhaving van de inwendige rust. Voor een klein deel was deze wacht gewapend met de enkele geweren, welke tot nog toe verborgen waren gehouden, doch thans ter beschikking werden gesteld, en voor de rest met oude hellebaarden, afkomstig van eene wapenkamer op het stadhuis. Zij onderhield een geregelden patrouillegang in en om de stad en werd zelfs door de Kozakken en later door de geregelde vreemde troepen gerespecteerd.
Zondag 21 November vertoonde zich een ieder op straat, versierd met Oranjelint. Men ging naar de overzijde en aanschouwde het vreemde tooneel, dat de legerplaats der Kozakken aldaar bood, terwijl deze op hun beurt de winkels in de stad bezochten en het niet altijd even nauw met de betaling namen.
Den 23en November werd van de puie van het stadhuis bekend gemaakt dat baron Bentinck van Buckhorst tot provisioneel gouverneur van het departement benoemd was en dat de toenmalige stedelijke regeering verzocht werd, hare taak voorloopig op den huldigen voet te blijven waarnemen.
Den volgenden dag kwam de commandant der Russische troepen in dit gewest, prins Narischkin uit Zwolle eene inspectie te
[9]
Kampen houden, terwijl den 26en November onder geleide van eene afdeeling Kozakken, de beide stukken geschut, welke enkele dagen geleden Kampen hadden beschoten, met de Zwolsche kanonniers door de stad naar Deventer trokken.
Gedurende de eerstvolgende weken trokken nu Russische detachementen van verschillende sterkte en uit verschillende wapens bestaande, over de brug, tot Zutphen toe den eenigen vasten overgang over den IJssel, zoolang Deventer in handen der Fran-
DATA | TROEPEN | STERKTE | TOELICHTINGEN |
20 Novr. | Verscheidene detachementen Kozakken | Doortrekkend naar Deventer. | |
22 ,, | Verscheidene detachementen Kozakken. | Doortrekkend | |
26 ,, | Een detachement Kozakken met 2 stukken geschut en Zwolsche kanonniers. | Doortrekkend naar Deventer. | |
Nog een det. Kozakken. | 40 man | Doortrekkend | |
27 ,, | 5 compagnieën Kozakken met standaards. | 220 ,, | Doortrekkend richting Amersfoort na gekampeerd te hebben in de oude schans over de brug. |
Russische infanterie. | 300 ,, | Dien dag uit Rijssen gekomen, ingekwartierd en volgenden dag doorgemarcheerd. | |
28 ,, | Russische ruiterij. | 260 ,, | Ingekwartierd |
Russische infanterie. | 200 ,, | Ingekwartierd | |
30 ,, | De infie naar Elburg en Harderwijk, ook de cavie behalve ± 100 man die naar Zwolle gingen en 50 à 60 man die achterbleven. | ||
1 Decr | Kozakken. | 300 ,, | Twaalf uur ’s nachts deels in de Plantage gebivakkeerd en deels ingekwartierd. |
2 ,, | ’s Nachts vertrekt de nog achter gebleven cavalerie. | ||
3 ,, | Cavalerie met eenig geschut. | 300 ,, | Doortrekkend vermoedelijk naar Deventer. |
13 ,, | 200 Kozakken van hier naar Zwolle | ||
21 ,, | De nog overgebleven troepen verlaten de stad. |
[10]
schen bleef. Zij marcheerden somtijds met krijgsgezang door de stad, en als zij nachtkwartier hielden, werden grootere en kleinere troepen-afdeelingen bij de burgerij ingekwartierd.
Kortheidshalve zijn in vorenstaande tabel eenige gegevens betreffende deze troepen opgenomen.
De vele werkzaamheden, zoowel bij dag als bij nacht, en de buitengewone uitgaven, welke het verblijf en de doormarsch der vreemde troepen vereischten, werden van 21 November af door eene afzonderlijke commissie geregeld. Van de burgerij werd in die dagen veel gevergd. Niet alleen hadden verscheidene inwoners soms zes, acht tot tien man huisvesting te verleenen, doch het ruwe krijgsvolk, dat bovendien onze taal niet machtig was, stelde vaak onbillijke eischen, welke hier en daar met dreigementen en geweld gepaard gingen. De stedelijke regeering, voor onheilen beducht, maakte daarop den 2en December bekend dat het verboden was om militairen te mishandelen of geweld met geweld te keeren, en dat klachten moesten worden ingediend bij den commandant of op het stadhuis. Het verblijf der vreemde troepen gaf echter ook wel eenige afleiding in deze zorgelijke tijden, daar zij nu en dan hun fraai krijgsgezang en eigenaardige krijgsmuziek lieten hooren en hunne gastheeren met nationale dansen trachtten op te vroolijken. Bij zulke gelegenheden werden groote hoeveelheden jenever geschonken, welke de Kozakken liefst met peper vermengd gebruikten. Het artikel visch, dat hier in ruime mate verkrijgbaar was, wisten zij op hoogen prijs te stellen. Ook betoonden zij zich lang niet ongevoelig voor het schoone geslacht. Eene lading tabak en sigaren uit Deventer afkomstig en door de Kozakken buit gemaakt, werd door deze aan de stad voor 600 gulden verkocht. De publieke verkoop dezer goederen bracht daarna 3000 gulden op, zoodat de winst eenige tegemoetkoming opleverde in de groote kosten door de verschillende vorderingen veroorzaakt.
Den 21en December verlieten de laatste Russische troepen de stad; sinds werden de wachten uitsluitend door burgers betrokken. In het midden van Januari 1814 werd de landstorm geformeerd, van welke 110 Kamper burgers, met pieken gewapend, naar Deventer trokken, om de boeren uit de omgeving dier plaats voor plundering en brandstichting van de zijde der belegerden
[pag. 11]
te beschermen. 27 Januari keerde dit detachement weder terug; de manschappen hadden door koude en ontbering veel geleden, ook omdat de landlieden bij Deventer, reeds van alles beroofd, niet in staat waren voor behoorlijke inkwartiering en voeding te zorgen.
Door het overstroomen van rivieren en het doorbreken van dijken was de overtocht van Rijn en IJssel van Dusseldorf af gestremd, zoodat de vaste brug bij Kampen, welke toch ook door den zwaren ijsgang veel geleden had, toen de eenige veilige
DATA | TROEPEN EN TREINEN | STERKTE | TOELICHTINGEN |
30 Jan. | Infanterie, cavalerie en artillerie met vele bagage- en amniunitiewagens, van het korps van den hertog van Saksen-Weimar. | 1500 man | Deels doortrekkend en deels ingekwartierd. |
31 ,, | De artillerie-trein met 10 stukken kanon vervolgt zijn marsch. | ||
Uhlanen, kurassiers en huzaren met een grooten trein paarden en wagens. | 1500 ,, | Doortrekkend. | |
4 bataljons infie en 1 bataljon jagers met muziek, behoorende tot het Saksische legerkorps. | 4000 ,, | Ingekwartierd. | |
1 Febr. | Cavalerie. | 1200 ,, | Doortrekkend om zich naar het groote leger in Champagne te begeven. |
Infanterie, benevens 16 stukken kanon en houwitsers behoorende tot hetzelfde korps. | 3000 ,, | ||
Dagelijks in Februari | Talrijke korpsen Pruisische cavalerie, infanterie en landweer. | Doortrekkend endoorgaans alhier nachtverblijf houdend. | |
20 Febr. | Een sterk korps Hannoversche huzaren | Doortrekkend | |
24 ,, | Een trein artillerie met congrevische vuurpijl-machines, benevens een park rijdende-artillerie. | Doortrekkend | |
26 ,, en eenige volgende dagen. | Fransche krijgsgevangenen van het garnizoen van Gorinchem, waarbij senator Rampon en een menigte Fransche officieren, geëscorteerd door een detachement Pruisen. | ± 3000 man | Doortrekkend naar Pruisen. Hadden ’s nachts in de Bovenkerk gelogeerd. |
1 en 2 maart | Een korps Engelsche huzaren | Doortrekkend |
[pag. 12]
gemeenschap tusschen de beide oevers opleverde. Tengevolge daarvan kenmerkten zich de laatste dagen van Januari en de gansche maand Februari 1814 door een bijna onafgebroken doormarsch van vreemde troepen, welke aan de stad wederom groote kosten veroorzaakten en de burgerij bovendien met drukkende inkwartieringen bezwaarde.
Kortheidshalve zijn weder in vorenstaande tabel eenige gegevens betreffende die troepen opgenomen.
In de eerste dagen van Maart kwamen te Kampen ongeveer 400 jonge manschappen van de landmilitie uit Friesland, welke met de 200 die reeds in de stad gekazerneerd waren, het 3e bataljon moesten vormen. Den 26en Februari te 8 uur n.m. hield Zijne hoogheid de erfprins van Oranje, komende van Het Loo, zijn intocht te Kampen, verleende audiëntie en vertrok om 10 uur weder naar Zwolle onder luid gejuich der inwoners, terwijl de gewapende burgerwacht bij het stadhuis en voor de Plantage geschaard stond en vele huizen geïllumineerd waren.
Den 7en Maart terugkeerende van zijne inspectie in Drente, Groningen en Friesland, bleef de Prins hier overnachten en logeerde hij in het huis van den ontvanger Van der Upwich op den Burgwal. Den volgenden dag werd nogmaals audiëntie verleend en de hiervoren genoemde landmilitie als ook de stedelijke schutterij (landstorm) geïnspecteerd, waarop Zijne hoogheid over Het Loo naar ’s-Gravenhage terugkeerde.
In de eerste maanden krioelde het op de marktdagen in de stad nog van liedjeszangers en orgeldraaiers, die ,,den val des vervloekten Corsikaans en den lof des Oranjebooms’’ uitgalmden; doch allengs keerden orde en rust terug.
De diensten door Kampen’s burgerij, in deze tijden aan het vaderland bewezen, geven aanspraak op algemeenen dank. Niet alleen wist zij, ofschoon vrijwel ongewapend, op het juiste oogenblik de Fransche bezetting te bedwingen, en getroostte zij zich zware offers in ’t algemeen belang, doch bovenal werd door haar toedoen de brug behouden, welke aan de troepen der verbonden mogendheden een zekeren weg opende naar Holland en Brabant, terwijl in de gegeven omstandigheden een andere weg veel moeite en tijdverlies zou hebben veroorzaakt.