Het rechtzetten der Buiten- en Boventorens te Kampen

HET RECHTZETTEN
DER BUITEN- EN BOVENTORENS TE KÄMPEN.

________

     De toren van de Bovenkerk in 1516 gebouwd, begon in het midden der 17e eeuw vrij bedenkelijk over te hellen.
     Den 13en Mei 1669 besloten Schepenen en Raden:
     „Schepenen ende Raedt hebbende in oogenschijn genomen den toestant van de afwijckende tooren in de boven kercke en geconsidereert de staet van het orgel waervan het posityff soude werden gerepareert, is goetgevonden dat hetselve posityff van syn tegenwoordige plaets van de tooren sal werden affgenomen ende gebracht in den hoeck aen het choor naer de syde van de Oldestraet.
     En dewijl de tooren ten eenemael affwijckt ende daerdoor groote swaeren schaeden staen te bevresen, sijn de Heeren cameners versocht eenige architecten uyt Hollant te ontbieden, om derselver advys in te nemen, hoe ende in wat voegen ten dienste van de stadt best hierin gedisponeert sal dienen te worden”1 [1. Raadsresol., fol. 149.]).
     Zooals uit eene resolutie van 7 Mei 1683 blijkt werden vroeger drie der voornaamste architecten uit Holland over het geval geraadpleegd, die na eene oculaire inspectie „de Boven toren genoechsaem hadden geabandonneert, doch dat de Buyten toren (die ook was. overgezakt) noch wel te salveren was,” wanneer daaraan ten spoedigste de hand

_______________↓_______________


|pag. 137|

werd geslagen, waartoe deze moest worden recht gezet en met een nieuw fundament ondersteund worden. Ze voorspelden daarvan een goed succes, wanneer de noodige materialen bij het werk waren, die ze begrootten op een som van achttien duizend guldens, behalve de reparatie van de Buitenkerk.
     Volgens de rekening van 1647 had dit consult reeds in dat jaar plaats en waren de geraadpleegde architecten Jan Ariaentsen Legewaeter, de ingenieur Nemant van Zutphen en zekeren Morlet.
     Men besloot in 1683 tot het rechtzetten van den Buitentoren.
     Om de penningen tot het werk noodig te vinden, werden daartoe o.a. bestemd de opbrengst van de bank van leening.
     De Heeren van de Wende en van Santen werden met den secretaris Nuis gecommitteerd om de materialen, voor den Buitentoren noodig, ten spoedigste op de billijkste voorwaarden in te koopen.
     Tot het werk der rechtzetting werd met Mr. Jan de Jonge, mr. timmerman, het volgende contract gesloten.
     „Op dato onderges. hebben Burgemeesteren, Schepenen en Raden der stadt Campen met Jan de Jonge, mr. timmerman tot Amsterdam, wegens het repareeren van het fondament en voorts het recht setten van de Buyten toorn veraccordeert dat de Heeren van de Magistraat sullen leveren alle materialen, alsmede het arbeyts loon tot het voors. werck wordende gerequireert sullende nae dato als het voors. werck ten vollen sal wesen geperfectioneert en de toorn gerichtet, door de Heeren van de Magistraet hem Mr. Jan de Jonge worden toegelecht soodanich recompens als hij van het voors. werck mochte hebben

_______________↓_______________


|pag. 138|

verdient, met aenneminge ende belofte hem daer nae te reguleeren en sich daermede ten vollen te contenteren sonder daer en tegens eenige rechtsmiddelen te gebruycken, sulx alles mits desen renuncierende. Sonder argelist. In waerheyts oirkonde sijn hier van twee alleens luydende opgericht en van mijn onderges. secretaris neffens Mr. Jan de Jonge onderteeckent binnen Campen op den 7en Maij Anno 1683.

Ad mandatum Senatus,
W. v. Bentheim, Secret., 1683.
Jan de Jonge.

     Te Amsterdam poogde men op stads crediet 4000 car. gl. te negotieeren 2 [2.      Daarvoor was van 11-17 Mei eene deputatie uit den Raad in Amsterdam, die logeerden in de Liesveldsche Bibel, bestaande uit van de Wende, Santen en secret. Nuis, ze verteerden daar 62.10 st. en gaven 1.10 fooi aan de meid.]), onder verband der stads domeinen; men wilde echter niet leenen dan onder verband van der stad burgeren en hunne goederen, zooals in 1670 en 1676 was geschied bij de negotiatie der lijfrenten, of althans onder particulier verband van de personen der gecommitteerden.
     Om al de stads burgers en hunne goederen voor deze schuld te verbinden, daarin had de stads regeering geen trek. Er werd dus aan de gecommitteerden verzocht om op hun eigen naam te negotieeren 4000 gl. op losrente tegen 4 pct., zonder verband van de stad of hare domeinen, onder belofte om hen en hunne nakomelingen van stadswege deswege schadeloos te houden 3 [3.      Raadsresol., fol. 162.]).
     Dat gelukte echter zeker ook niet, althans 22 Mei 1683

_______________↓_______________


|pag. 139|

werd verlof gegeven onder verband van der stads burgeren, veerschepen en goederen 12000 gl. tegen 4 pct. op losrente te negotieeren 4 [4.      Raadsresol., fol. 163.]). Tegen 4 pct. was echter het geld zelfs onder dat verband te Amsterdam niet te bekomen, en daar men te weten kwam dat men het verlangde kapitaal tegen 5 pct. op losrente en tegen 10 pct. op lijfrente te Kampen kon erlangen, werd besloten het daar te negotieeren 5 [5.      Aldaar, fol. 164.]).
     Wat de kosten van het werk betreft, deze werden op de volgende wijze door Jan de Jonge globaal geraamd:
     „Tot recht setten van de toren tot Campen is van node dyt naervolgende:

8 masten soo lang 75 à 80 voet ƒ 1000.—.—
80 duysent moppen vermetselt 1500.—.—
het fondament op syn swaerste gerekent 5000.—.—
36 balcken om mede te wegen 1800.—.—
’t vyselen sal costen 1800.—.—
dyt syn de voornaemste costen, de rest is arbeyts loon en sal bedragen 4000.—.—
f 15100.—.—

JAN DE JONGE.”

     Ten opzichte van het heiwerk werd met heimeesters te Amsterdam de volgende overeenkomst getroffen:
     „1683 den 14/24 Maij hebben de Heren van de Wende en Santen in bijwesen van Mr. Jan de Jonge geaccordeert binnen Amsterdam met de Haymeesters om tot Campen aen de Buyten toren het fundament te hayen, dat den selven in conformité van d’Ordonnantie van Amsterdam dagelicks soo wanneer de hay gaet sal genieten voor syn hay van 60 mannen ses gln.

_______________↓_______________


|pag. 140|

     Dat hy voor syn eygen persoon sal genieten alle dagen 3 gulden.
     Voor die knechten welcke hij van hier mede sal brengen twee st. meer als d’ordonnantie vermelt.
     Ende voor ieder arbeytsman die hem daer sullen werden toegevoeght ’sdaegs 2 st.
     Voor die mannen welke van hier gebracht werden sal de haymeester (tsij dat sy hayen of sjouwen) dageliks genieten als boven, dogh die hem bijgevoeght sullen worden tot Campen wanneer niet gehayt wordt, sullen die gelicentieert worden. Ende de haymeester sal alsdan wanneer sij niet hayen daar niet van trecken.
     De haymeester sal van hier niet meer dan thien mannen met hem nemen, om aldaar tot het werck neffens hem te werden gebruyckt, ten ware de noot anders vereyschte ende sulx door Mr. Jan de Jonge geordonneert wierde.
     De daghuyre sal aengaen als de hay tscheep gebracht werdt ende het volck daermede van hier vaert en alles op ordre van Mr. Jan de Jonge.
     Actum Amsterdam die ut supra.
TYMEN PLOEGH.DITMER JANS.
     Dit marck heeft Hendrick Jansen
getrocken, attestor H. Nuis.
     Jan de Jonge kwam zelf naar Kampen over om de leiding van het werk op zich te nemen, en wel op 27 Mei, van welken datum tot 24 November hij te Kampen in de herberg van Sara Herweijer logeerde, op kosten van den magistraat, tegen 1 gulden per dag, terwijl den 21en Juli zijne vrouw met drie kinderen daar ook kwam en vijfendertig dagen vertoefde, terwijl zij tegen 3 gl. per dag op stads kosten 105 car. gl. verteerden.
     Als loon werd hem den 29en Augustus 1683 in min-

_______________↓_______________


|pag. 141|

dering uitbetaald een, som van 315 car. gl. terwijl toen in November het geheele werk was afgeloopen, hem den 24en dier maand door de stad nog 1500 car. gl. als honorarium werd toegelegd. Op dien datum waarop ook zijn logementrekening eindigt, schijnt hij Kampen weer verlaten te hebben, terwijl de burgerij en de stads regeering zeer tevreden waren over de wijze waarop hij den Buitentoren had recht gezet. De kosten beliepen 19217 car. gl. 18 st. 12 pl.
     Toen in 1684 de toren van de Bovenkerk nog meer begon over te hangen, besloten Schepenen en Raad 24 September van dat jaar dat deze toren om zijn gevaarlijken staat tot aan de tweede lijst zou worden afgebroken.
     Het schijnt dat men daaromtrent vooraf een advies van architecten van elders inwon, althans ik vond het navolgende stuk.
     „Memorye ende Aduys gegeuen by ons ondergeschrevenen meesters aen de Ed. Heeren Burgemeester ende Raden der stadt Campen in wat manieren dat men den tooren van de bovenkercke ten besten soude doen verseeckeren ende die klocke daer in hangende tallen tyden by geleegentheydt soude moegen luyden, buyten schade ende peryckel vanden voorsz. tooren, midtsgaders de kercke van gelycke daer door verseeckert sal weesen vermidts dat het voorsz. werck alsdan bewaert sal werden alsoo hier naer beschreeven staet.
     Item wert verstaen dat men aen de zuidtsyde vande twee zeydewaertse pylaeren van den tooren aen elck eenen massyven pylaer gemaeckt sal werden op een vlodt werck gestelt, alles in manieren als de grondt ende staende teyckeninge daervan goede aenwysynge sal doen.
     Is met ons mede raedtsaem bevonden dat men aen de

_______________↓_______________


|pag. 142|

westwaertse pylaer, staende aen de suidtzyde noch eenen pylaer soude maecken van gelycke manier als vooren is voorhaelt; tot overvloet vant bewaeren vande tooren ende kercke voorsz. wert meede voer goet gekent dat den toren aen de kercke wert geslooten met de beste middelen soe met anckers, houwasten alsoo den maecker int doen sal bevinden te behooren.
     Wert mede verstaen datmen die drie bovenste vierkanten elck met vier kruisbinden in een gevrocht ten tweeden einde met stylen ende cerbeelen, de stylen onder op een hart steenen noot gestelt, alles vast ende dicht tegens den muier aengevrocht, alle de binden door den muier geanckert, naer behooren, alles volgens de teyckeninge daervan zijnde.

ADRYAEN VAN DER MEER.
JAN COENSEN DOET.

     Het is vreemd dat men zich niet terstond wendde tot Jan de Jonge van wien men zoo goede diensten had genoten, tenzij misschien dit advies reeds een der adviezen was in 1646 door de Hollandsche architecten gegeven.
Maar men kwam toch eindelijk bij hem terecht. 6 Januari 1685 gaf hij ’t volgend advies:
     WelEdelAchtbare voorsyenige seer dyscrete heeren Borgermeesteren, Schepenen ende Raden der stadt Campen.
     Jan de Jonge geeft met alle eerbyedelijckheyt te kennen syn goede intensy omtrent het behouden en repareren van de boven toren alsmede het afbreken voor een gedeelte van de kercke en sluyten van dyen.
     Eerstelyck is daertoe noodych op te rychten alsulcke contracten en volmachten als van de buten toren is gedaen om daer door onder Godts segen uyt te voeren en te vol-

_______________↓_______________


|pag. 143|

brengen alle het gene dat ons ter weder syde soude mogen behagelyck syn.
     En hyer toe syn noodich alle dye gene dye het onder myn beleyt gehoorsaem en ten dyenste staen, om daer door te bewaren de E. Achtbare haer gelt ende myn eer.
     En alsoo yck sekerlyck wedt dat yck eenmael sterven moet, niet wetende wanneer, sal tot securiteyt een uyt mynen bloede mede delen het gene my Godt gegeven heft.
     Soo dat yck versoucke aende Ed. Achtbaere my dyen toren te laten dragen als yck den buten toren hebbe gedaen.
     De WelEdAchtbare Heeren hyermede myn goede intensy te verstaen, dat sulcken wychtygen werck niet uytgevoert can werden als met dye gene, dye sonder passy tegens my syn.
     Actum Campen den 6/16 Januwarij 1685.
De E. Achtbare haer dyenaer,
JAN DE JONGE.

     Nog gaf Jan de Jonge de volgende raming van het werk:
„Eerstelyck is noodych het wechbreken van de steenen beer.

Ende boven de gront staet 262720 duysent steenen
en beneden de gront staet 98280 duysent steenen
361000
is 361 duysent steenen

     Waerdych yder dusent 8 gulden somma ƒ 2888 gulden
     Als hyer van behoud blijft 220 duysent steen syn waerdych ƒ 1760 gulden.
     De afbrekynge soude op deze manier best tot wedersyts intrest connen bestedet werden, te weten dat al de behouden steen getelt sal worden by yder dusent voor de somme van 6 [6. Aldus opengelaten.]) stuvers, welcke duysenden by metynge

_______________↓_______________


|pag. 144|

betaelt sullen werden om niet te tellen en alle de behouden steen in de kerck dycht op te stapelen, sonder eenige hollycheyt daer het den aennemer aengewesen sal worden en al de penningen tot het fondament toe te brengen op de bequaemste plaets dye aengewesen sal werden buyten de kerck. De WelEdAchtbare heeren sullen hyer toe leveren alle de gereetschappen als breekysers, houwyelen, mokers, tou en blockwanden, schoppen, wagens, etc.
     Ten tweeden is noodych de dooden en doodsbeenderen secuur te bergen.
     Actum Campen den 20/30 Januwarij 1685.

JAN DE JONGE.

     Weldra trok Jan de Jonge aan den arbeid, en zijn werk gelukte zoo goed, dat de toren, die reeds op het advies van beroemde architecten voor afbraak bestemd was, volkomen rechtgezet werd.
     Den 15en Maart 1686 namen Schepenen en Raden de navolgende resolutie:
„Den 15 Martij 1686.
     Den vermaerden Architect en Bouwmeester Jan de Jonge hebbende tot een bysonder contantement van Raet en Meente en tot een yders verwonderinge geright en reghtgeset de boven tooren deser stadt sonder daer voor iets te hebben willen eyschen, soo ist dat Schepenen en Raedt hem daervoor boven syne verteringe ten huyse van Aert Keppel gedaen, tot een honorarium hebben vereert en toegeleght een somma van twee duysent car. gl. eens, door de Heeren Burgemeesteren van der Wende ende ter Berghorst als tot dit werck special gecommitteert, uytte fontes daertoe geaffecteert, te betalen.
     En sijn verder de Heeren Cameners in tempore neffens

_______________↓_______________


|pag. 145|

de Heer Burgemeester ter Berghorst versoght en geauthoriseert om onder toesight van Mr. Jan de Jonge het verdere defectueuse werk aen de Boven kerck en tooren noch van deese somer te voltrecken en daer toe uyt deese lopende camer de nodige penningen te verschieten, ter tydt toe dieselve uyt het verpaghte darde part van de vertraginge vant gemael en geslacht wederom willen sijn gerembourseerd”7 [7. Raadsresol., fol. 255.]).
     Ook werd hem een getuigschrift uitgereikt, althans er is een concept van voorhanden dat van een jaar later is gedagteekend en aldus luidt:
     „Wij Burgemeesteren, Schepenen ende Raden der stadt Campen doen condt ende certificeren voor d’opreghte waerheyt, hoe dat den wel ervarenen ende wydt beroemden konst en boumeester Jan de Jonge naedat hij van te vooren inden iaere 1683 de buyten tooren binnen onse stadt staende hadde gerightet en reght geset, hy Jan de Jonge naederhant in den jare 1685 onder den genadigen segen Godts de boven tooren onser stadt nae dat dieselve naet advys en goedtvinden van de vermaertste Architecten uyt Hollandt voor verloren geacht en by Resolutien van Raedt en Meente van den 24en Septembris 1684 alsoo 9 voet en 2½ duymen ten westen overhingh geordonneert was om af te breecken, tot een ieders verwonderinge en onsen allen contantement gemelte boven toren nae alle voorgaende preparatiën binnen seer corten 8 [8. In ’t concept heeft eerst gestaan: „binnen den tydt van elff dagen.”]) tydt almede heeft geright en reght en vast gesett sodanigh, dat die daer in hangende clocken die men in een lange reeks van jaren niet heeft durven luyden, nu wederom sonder eenighe de

_______________↓_______________


|pag. 146|

minste schrupel off swarigheyt geluydet en getrocken worden als van outs.
     Waerover gemelten Mr. Jan de Jonge dese onse attestatie versoght hebbende, hebben wy hem die selve als in waerheyt bestaende niet konnen off willen verweygeren, maer geerne medegedeelt om te mogen strecken nae behoren.
Sonder argelist. In waerheyts oirkonde hebben wy dese met onse stadts secreetzegel en subscriptie eener onser secretarien doen bevestigen. Actum Campen den 1 Martij 1684, st. vet.”
     Of dat getuigschrift toenmaals niet is uitgereikt, althans 15 Juli 1689 drong hij er nog op aan om dat te ontvangen, terwijl hij tevens verzocht voor zich en zijn nakomelingen het hem toegezegde recht om onder den Boven-toren begraven te mogen worden en voor hem en zijne kinderen de grootburgerschap.
     Zoowel het een als het ander werd hem toegestaan blijkens volgende apostille:
„Den 15en Julij 1689.
     Op de requeste vau Mr. Jan de Jonge versoeckende:
     1°. Dat alsoo met sijn familie nae Dordrecht vertreckt voor hem en sijne kinderen het groote burgerschap deser stadt mochte behouden.
     2°. Dat voor hem en sijne naekomelingen die geoffereerde begraffenis plaatse onder de Boventoren tot een eeuwige gedachtenisse mochte hebben.
     3°. Dat aen hem een getuigenisse der waerheyt hoe hem in stadts saecken heeft gedragen mochte werden gegeven.

Was geappostilleert.
     Wordt suppliant in erkentnisse van desselfs goede, getrouwe diensten aen dese stadt besonderlyck getoont,

_______________↓_______________


|pag. 147|

geaccordeert, dat wanneer het de gelegentheyt van hem off desselfs kinderen soe hij tegenswoordigh heeft, mochte medebrengen om alhier t’ eeniger tydt wederom te komen woonen, dieselve alsdan als ingeboren borgers sullen worden geconsidereert en van het groote borgerschap deser stadt jouisseren, wordende ten opsighte van die aen hem geoffereerde begraffenis-plaetse onder de Boventooren, dewelcke met soo groot succes, niettegenstaende dieselve g’ordonneert was af te breecken, wederom heeft herstelt ende reght gesett, dieselve begraffeniss plaetse tot een gedachtenisse aen hem by desen noch nader geoffereert en toegestaen. Sullende vervolghlyck aan hem suppliant een attestatie in forma nae waerheyt en vereysch van het werck gegeven worden 9 [9. Apostillen 1689, fol. 148.]).
Of de bouwmeester ook bij zijn dood onder den toren is begraven is mij niet gebleken.
 
N.U.
 
– Uitterdijk, J.N. (1887). Het rechtzetten der Buiten- en Boventorens te Kampen. BtdGvO, 9 (2), 136-147.

Category(s): Kampen
Tags: ,

Comments are closed.