Beschrijving van eene Ophaalbrug met IJzeren Hamergebind en Balans in het jaar 1845 daargesteld te Goor


|pag. 255|

BESCHRIJVING
VAN EENE
OPHAALBRUG MET IJZEREN HAMEIGEBIND EN BALANS,
IN HET JAAR 1845 DAARGESTELD TE GOOR.
(PROVINCIE OVERIJSSEL.)

Medegedeeld door B. LOOMAN, Stads-Architect, te Deventer.

_______

     Deze brug ligt op den grooten weg van Deventer naar Oldenzaal (een gedeelte van de groote route van Amsterdam naar Hamburg), over een kanaal, hetwélk de Schipbeek met de Regge verbindt, beide riviertjes, welke met kleine zoogenoemde zompschuiten bevaren worden, behalve in drooge zomers, wanneer de lage waterstand zulks belet, daar deze riviertjes dan bijna geheel opdroogen. Vroeger lag te dezer plaatse eene steenen brug, waarvan de boog zoo hoog was, dat de bedoelde schuiten, bij gewonen waterstand, er onderdoor konden varen; bij hoogen waterstand was men echter verpligt de ledige schuiten gedeeltelijk vol water te laten loopen, ten einde dezelve zoo veel te doen zakken, dat zij onder den boog konden doorvaren; en toch gaf de hoogte van de brug reeds aanleiding tot vele klagten van de zijde van het voerwezen, hetwelk een zeer druk gebruik van dezen weg mankt.
Om deze beide gebreken te ontgaan, besloot men, in plaats van de steenen brug, eene ophaalbrug daar te stellen, waardoor de straatweg horizontaal kon worden doorgetrokken, en er alzoo ook voor de aangrenzende gebouwen eene aanmerkelijke verbetering ontstond.
     Aanvankelijk was het voornemen om eene ophaalbrug met houten Hameigebind en Balans te maken; de Schrijver, door den Raad der Stad Goor met het maken van een ontwerp daartoe belast zijnde, voegde echter bij de indiening van dat ontwerp, er nog een ander bij van een ijzeren Hameigebind en Balans, aan welks laatste de voorkeur werd gegeven, en dat,

|pag. 256|

hoezeer van de zijde van Gedeputeerde Staten, of liever van den Hoofd-Ingenieur van den Waterstaat dezer Provincie, daarop zeer vele aanmerkingen werden gemaakt, echter overeenkomstig het ontwerp is ten uitvoer gebragt, en zeer goed aan de bestemming voldoet.
     De hier volgende beschrijving en bijgevoegde teekening zullen er de constructie van genoegzaam leeren kennen.
     Het geheele werk werd publiek aanbesteed en aangenomen door H. HAGENS, Aannemer van publieke werken te Goor, voor eene som van ƒ2625,00, waaronder begrepen was het afbreken der oude brug, waarvan de bruikbare steenen aan de nieuwe brug gebruikt werden, alsmede het leggen van eene noodbrug voor voetgangers. Het Hameigebind en de Balans zijn vervaardigd in de fabrijk van de Heeren NEDERBURGH, NERING, BÖGEL & Comp.te Deventer, en het gezamenlijke ijzerwerk dezer brug is geleverd voor eene som van ƒ 1285,00, waaronder begrepen zijn de kosten van een’ smid, die bij het stellen steeds tegengenwoordig moest zijn, om de verschillende stukken aan elkander te verbinden.
     Muren. De landhoofden moesten, in verband met een bestaand ontwerp, ter betere bevaarbaarmaking van de Schipbeek en Regge, 1,00 El dieper worden aangelegd dan de regtstanden van de oude brug; zij werden, even als deze laatste, zonder palen of roosterwerk gefondeerd; alleen onder den hoek a (Fig. 1),


|pag. 257|

was men genoodzaakt, uit hoofde eener wel, eenige dennen palen te slaan, waardoor ƒ24,00 extra kosten gemaakt werden.
     De fondamenten der hoofdmuren bestaan uit stukken Gilhuizer zandsteen b (Fig. 2), welke van de oude brug afkomstig zijn, en die men met ijzeren krammen van 2 duim dikte onderling verbonden heeft.
     De vleugels werden, zoo als uit de teekening blijken kan, overeenkomstig de helling der boorden van het kanaal, trapswijze minder diep aangelegd; de twee eerste lagen in zand. De hoofdmuren zijn in aanleg 4½ steen zwaar, 30 duim hooger 4 steen, en vervolgens, met elke 80 duim hooger, wederom met eene versnijding van ½ steen opgetrokken, zoodat zij van boven eene dikte van 3 steen hebben; de vleugels hebben op gelijke diepte eene overeenkomstige dikte.
     Het metselwerk bestaat uit baksteen van Rijssen (die 20 duim lang, 10 duim breed en 4½ duim dik zijn), en sterke basterdtras (bereid uit één deel Munstersche steenkalk, twee deelen Dordsche tras en één deel zand). Het muurwerk is van boven gedekt met platen van Gilhuizer steen, behalve het gedeelte waarover de passage plaats heeft, op de breedte van den val, alwaar eiken ribben zijn aangebragt van 20 a 25 duim zwaarte, die op het muurwerk geankerd zijn, en waartegen men over de verdere dikte van den muur eene rollaag van harde klinkers heeft gemetseld.
De val rust op Gilhuizer steenen platen, die vakswijze zijn uitgehouwen, ten einde de drek, enz. te kunnen doen wegvallen, die zich daar bij het ophalen van de brug verzamelt (zie c Fig. 2, 3 en 4).
     Hameigebind. Dit is zamengesteld vooreerst uit 2 stijlen, waarvan de doorsnede den vorm heeft, welke in d (Fig. 5) te zien is; zij rusten met aangegoten voeten op het muurwerk, en zijn daarop bevestigd door middel van een’ bout e van gesmeed ijzer, van 32 streep dikte, van onderen verbonden in eene gegoten ijzeren plaat ƒ ƒ (Fig. 2 en 4), welke in den muur is gemetseld, en tevens dient ter bevestiging van de nader te vermelden schoren. De boveneinden zijn gaffelvormig gegoten tot het opnemen der balans, en door eenen hoofdbalk verbonden, waarvan de doorsnede uit Fig. 9 te zien is; verder zijn er boogstukken van hetzelfde profil aangebragt. In deze, zoowel als in den hoofdbalk, zijn vierkante openingen gelaten, ter besparing van ijzer; dezelve zijn met ijzeren kruisen, en de hoofdbalk met opgelegde rozetten versierd; ter-

|pag. 258|

wijl de driehoekige openingen, tusschen de boogstukken, de stijlen en den hoofdbalk, almede met gegoten ijzeren versieringen zijn gevuld. Een en ander is op eene zeer hechte wijze door schroefbouten aan elkander verbonden. De consoles, waarop de boogstukken steunen, zijn aan de gebindstijlen vastgeklonken.
     Het Hameigebind is op de zijden geschoord door gegoten ijzeren schoren, van hetzelfde profil als de stijlen, deze met eene dubbele lip of bek omvattende, en met schroefbouten daaraan bevestigd; zij zijn van onderen met bouten verbonden aan de reeds vermelde in den muur gemetselde plaat ƒ ƒ.
     Verder wordt de vaste stand van het Hameigebind verzekerd door twee schoren g g van gesmeed ijzer, dik 6 duim in middellijn, die met doken in zware blokken Gilhuizer steen met lood zijn vastgegoten; de boveneinden zijn met aangewelde en uitgeboorde oogen voorzien, waardoor eene doorgaande as h h (Fig. 3 en 4) gaat van 5 duim middellijn, om welke tevens de balans draait.
     Van onderen zijn twee schampijzers x x (Fig. 4) tegen de stijlen van het Hameigebind geplaatst.
     Balans. De constructie der Balans is uit de figuren 1, 2, 4, 7 en 8 zigtbaar; zij bestaat uit twee priemen van gegoten ijzer, omspannen met aan elkander gewelde gesmeed ijzeren staven van 4 duim in middellijn, waaraan een oog p (Fig. 8) is geweld, tot opneming van den ketting, waaraan de val hangt.
Het gegoten ijzeren gedeelte van iederen priem bestaat in de rigting der lengte uit twee stukken, welke in het midden (Fig. 7) met schroeven sterk aan elkander zijn verbonden; tevens is aldaar eene langwerpige opening i i aangebragt, waarin eene zuiver uitgeboorde, om de as h h (Fig. 4) draaijende, bus k k verschuifbaar is, door middel van stelschroeven l l, waardoor men in staat is het steunpunt van de balans zoo veel te doen rijzen of dalen, als noodig is, om het evenwigt tusschen de balans en den val in alle standen te verkrijgen. Toen door beproeving dit evenwigt was verkregen, werd de overige opening met lood volgegoten, ten einde dit steunpunt te verzekeren; door deze inrigting ontgaat men alzoo geheel de anders noodzakelijke bepaling der zwaartepunten, hangen draaipunten, die vooral in dit model van balans zeer moeijelijk zouden zijn, en zelfs, bij de naauwkeurigste berekeningen, dikwerf nog bij de toepassing eene verkeerde uitkomst geven zullen, uit hoofde men onmogelijk zeker kan zijn, dat het gegoten ijzer overal vol-

|pag. 259|

komen dezelfde digtheid en dikte bezitte. — De priemen zijn aan het achtereinde, door eenen holgegoten broekbalk m m (Fig. 1 en 8), aan elkander verbonden, en geschoord door twee schoren van gegoten ijzer n n en een’ dito dwarsbalk o o, alles met schroefbouten op eene zeer hechte wijze aan elkander bevestigd. De vooreinden der priemen zijn onderling door eene doorgaande ijzeren stang p p verbonden, ter dikte van 26 streep, waaraan de ketting bevestigd is, en verder, door middel van 2 duims ijzerdraad, kruiselings geschoord. Om het doorzakken van dit kruis te beletten, heeft men eenen boog r r, dik 26 streep, aangebragt, waaraan hetzelve in het midden zoodanig is opgehangen, dat door dezen boog de zijdelingsche zakking of schranking, bij eenen geopenden stand van de brug, wordt belet. De staven, welke de priemen omspannen, zijn met goed sluitende dekpannen (Fig. 7) daarop vastgeklemd; de spanning verkrijgt men door 4 stuks schroefbouten voor iederen priem s s (Fig. 8), die, voor zoo ver zij in het gegoten ijzer reiken, vierkant en overigens met eenen sterken draad en moer voorzien zijn. Bij het ronddraaijen der moer, wordt het einde der schroef tegen den broekbalk aangeklemd, en de vereischte spanning van het geheele zamenstel verkregen. De val is van eikenhout; de achterhar is 18 duim in het vierkant zwaar, de voorhar 13a 14 duim; de leggers zijn 13 duim breed, en aan het vooreinde 14 duim, in het midden 23 duim, en aan het achtereinde 19 duim dik; de bovenkanten dezer leggers zijn 4 duim rond gewerkt, en verder met pen

|pag. 260|

en gat en draagtanden in de harren bevestigd, en met kramkruk-bouten verbonden.
     Het onderdek bestaat uit 5 duims eikendeelen, doch het bovendek uit populierenhout.
     Tot het afhangen van den val is, tegen elken stijl van het Hameigebind, een oog van gesmeed ijzer vastgeschroefd t t (Fig. 4 en 5); in ieder oog is een tap u u draaijende gemaakt, en met eenen band v v en drie schroefbouten sterk aan de achterhar verbonden. In de voorhar zijn afgedraaide tappen gewerkt, en de einden met ijzeren banden omgeven, zoo als (Fig. 6) is aangewezen; aan elken tap is eene stang w w verbonden, aan welker boveneinde de ketting wordt bevestigd, welke de verbinding tusschen den val en de balans voltooit; deze stangen dienen tevens tot leuningstijlen voor den val.
     Deze stijlen en de leuningen zijn van gesmeed ijzer, de kettingen gewone Engelsche patent kettingen. De overige leuningen zijn van gegoten ijzer.
     Volgens de voorwaarden van aanbesteding, was de aannemer verpligt, om de balans met het volle gewigt van den val te belasten, en hiermede de vereischte beweging te bewerkstelligen. — Deze belasting, die alzoo ongeveer het dubbel is van hetgeen de balans werkelijk, bij het ophalen van de brug, heeft door te staan, bleek, volgens berekening, te moeten zijn nagenoeg 2090 Ned. Ponden. Deze proef is op de IJzergieterij te Deventer ten uitvoer gebragt; bij de belasting werd alles naauwkeurig waargenomen, waarbij het geheel aan de verwachting beantwoordende werd bevonden.

_________
– Looman, B. (1845) Beschrijving van eene Ophaalbrug met IJzeren Hamergebind en Balans in het jaar 1845 daargesteld te Goor. In E.S. Heijnincx Mz.1 [1. Architect.], J.C. de Leeuw 2 [2. Waterbouwkundige.] en A.W. van Dam 3 [3. Architect.] (Reds.4 [4. Leden der Koninklijke Akademie van Beeldende Kunsten, te Amsterdam.]), Bouwkundige Bijdragen,5 [5. Uitgegeven door de Maatschappij: Tot Bevordering der Bouwkunst.] 4 (pp. 255-260) Amsterdam: L. van Bakkenes & Co.

Category(s): Goor

Comments are closed.