Slotbeschouwing
Voldeden de Staphorster afgescheidenen aan het beeld dat we van de afgescheidenen in het algemeen hebben, waren ze in de eerste plaats representatief voor de Staphorster bevolking of waren het‘burgers van twee werelden’? Deze vragen moeten aan het eind van onze historische zoektocht in de eerste plaats beantwoord kunnen worden.
Wanneer we met de eerste vraag beginnen, moeten we allereerst constateren dat hèt beeld van de afgescheidenen niet bestaat (zie §2.5) Het afscheidingsonderzoek heeft een vergruisd beeld opgeleverd. De Staphorster situatie kwam niet geheel overeen met de resultaten van andere plaatselijk onderzoeken, maar duidelijk is wel dat bij de Staphorster afscheiding de kleine-luydenthese niet opgaat. De economische positie van de Staphorster afgescheidene was gemiddeld beter dan de positie van de rest van de bevolking.
Dat geeft in feite meteen antwoord op de tweede vraag. In tabel 43 en 44 is een aantal gegevens uit voorgaande bronnen samengebracht. Daaruit blijkt dat het dorp Staphorst en de bijbehorende buitenkwartieren gemiddeld minder bijdroegen aan de hoofdelijke omslag dan de rest van de gemeente. De leden van de afgescheiden gemeente waren hierop een gunstige uitzondering. De leden van de afgescheiden kerkelijke colleges betaalden gemiddeld meer dan rest van de afgescheiden gemeente. De leden van de hervormde kerkelijke colleges werden gemiddeld hoger aangeslagen dan de hervormde en afgescheiden kerkmensen, en met uitzondering van 1835/36 betaalden ze ook meer dan de leden van de afgescheiden kerkelijke colleges. Binnen de burgerlijke gemeente namen de raadsleden een uitzonderlijke positie in. Wanneer we kijken naar de acceptatie van de afgescheidenen door de rest van de bevolking, valt op dat we geen tekenen van discriminatie door de rest van de bevolking vinden.
Bij een vergelijking van de Staphorster afgescheidenen met de rest van de bevolking moeten we overigens goed in het oog houden dat het hier ging om een relatief kleine groep. De ondertekenaars van het verzoekschrift van 1843 (zie p. 69) waren afkomstig uit tweeëntwintig huishoudens. Daarnaast waren er nog eens eenentwintig huishoudens, waarvan de hoofden of andere leden in de eerste jaren behoorden tot de afgescheidenen. Voor een deel betrof het kruisgezinden, die tegen de vrijheidsaanvraag waren. Mogelijk behoorden tot deze eenentwintig huishoudens ook personen die waren teruggekeerd tot de Nederlandse Hervormde Kerk. Het relatief kleine aantal afgescheidenen in Staphorst noopt ons tot voorzichtigheid in het trekken van harde conclusies.
Het feit dat een zo klein aantal Staphorsters koos voor de Afscheiding, zegt op zich al iets over de situatie in het dorp. Staphorst had een orthodox predikant. De noodzaak tot afscheiding was dus in feite niet aanwezig. Voor Rouveen lag dat duidelijk anders. Opmerkelijk is de reden die Klaas Talen voor zijn afscheid van de plaatselijke Hervormde gemeente gaf. Op ds. Hartman, de plaatselijke predikant, had hij niets aan te merken. Hij scheidde zich af vanwege de door de hogere kerkelijke besturen geaccepteerde dwalingen en hun optreden tegen orthodoxe opponenten als De Cock.
Dè Staphorster bestond niet in de periode 1830 – 1860. De vraag naar hetgeen allen samenbond, is moeilijk te beantwoorden. Was er het gevoel Staphorster te zijn? Voelde men zich bedreigd door dezelfde natuurkrachten? Was er ondanks kerkelijke scheiding geloofseenheid? Toen Klaas Talen, na vijfentwinig jaar buiten Staphorst predikant te zijn geweest, naar zijn geboortedorp terugkeerde, stuurden veel hervormden hun
|pag. 94|
kinderen bij hem op catechisatie. Ook werd Talen aan het ziek- of sterfbed van hervormden geroepen. Was er naast een mate van verschil of overeenkomst in geloofsvisie een gedeelde mentaliteit? Dat zijn de intrigerende vragen waarop ook na deze zoektocht helaas bijna geen antwoorden te geven zijn. Er zijn bijna geen persoonlijke documenten uit deze periode bewaard gebleven of bekend. Het dorp was gedeeld: sociaal-economisch en kerkelijk. Maar de vragen naar dat deel van ‘het kenmerkend bestaan’ van de mensen met wie ik mijn geboortedorp deel, blijven bestaan.
Het optreden van gouverneur Van Rechteren bewoog zich tussen een vrijmoedig ventileren van zijn afwijkende standpunten en loyale uitvoering van de nadere instructies van hogerhand. Hij ontplooide geen eigen initiatieven ter bestrijding van de afgescheidenen. Burgemeester Ebbinge Wubben verzocht om militaire steun toen de zaak naar zijn mening uit de hand dreigde te gaan lopen. Hij toonde zich een tijdlang een actief vervolger van de afgescheidenen. Bij beiden leek het bij hun optreden in de eerste plaats te gaan om handhaving van de openbare orde. Hun verlichte of liberale ideeën leidden tot tegengestelde uitingen. Ebbinge Wubben liet duidelijk weten wat hij vond van de orthodoxie van zijn gemeenteleden. Van Rechteren, die zeker geen sympathisant van de afgescheidenen was, benadrukte het recht op godsdienstvrijheid, zolang er geen sprake was van ordeverstoring.
________
– Tippe, K. (2000). Het dorp gedeeld. Staphorst rond de Afscheiding. (Doctoraalscriptie). Universiteit Utrecht, Utrecht.