Aanteekeningen op Lindeborn’s Historia Episcopatus Daventriensis. Het jaar der stichting van het klooster der Minderbroeders te Kampen.

AANTEEKENINGEN

OP

Lindeborn’s Historia Episcopatus Daventriensis.

_______

     De volgende aanteekeningen zijn, voor het meerendeel, ontleend aan het archief van de stad Kampen, dat een rijke schat bergt van charters en bescheiden, waaronder vele voor onze kerkgeschiedenis van groote beteekenis. Ofschoon er misschien weinig archieven zijn zoo rijk van inhoud, zoo uitmuntend ingericht 1 [1. Ik wijs slechts op het schoone werk der beide Kamper archivarissen Mr. Molhuijsen en Mr. J. Nanninga Uitterdijk: Register van charters en bescheiden in het oude archief van Kampen, waarvan thans vier deelen, loopende tot het jaar 1610, en een deel supplement in druk verschenen zijn.]) als dat van Kampen, lag het veld tot nog toe, wat kerkgeschiedenis aangaat, bijna 2 [2. Prof. Acquoy raadpleegde het voor zijn werk: Het klooster te Windesheim.]) geheel onontgonnen.
Mij dacht dat het tijd werd de spade in dien rijken grond te zetten, daarom sloeg ik de hand aan het werk en bied den lezers van dit tijdschrift thans de vrucht van mijn arbeid aan.

|pag. 331|

Het jaar der stichting van het klooster der
Minderbroeders te Kampen.

     Hetgeen Lindeborn ons over het klooster der Franciscanen te Kampen meedeelt, heeft niet veel te beteekenen, en is, blijkens het Kamper archief, verre van nauwkeurig. Voor het gemak schrijf ik hier den tekst van Lindebom over: „Primum domicilium fuit fratrum S. Francisci, quibus Regulae observantia nomen dedit, de quo in Originibus Seraphicis p. 3 Conventu 25, Provinciae Germ. infer. Gonzaga: „Conventus Campensis aedificatur Anno 1478, inhabitatur usque ad Annum 1579, quo a plusquam Neronianis haereticis Fratres loco pelluntur”; at errat in Natalibus, cum eorum mentionem invenerim ad Annum 1380 et apud Bocopium ad Annum 1426, unde suspicor hunc conventui Daventriensi esse coevum, quando colonias suas in hasce oras deduxit ordo Franciscanus.”
     Lindeborn is dichter bij de waarheid dan Gonzaga, doch ook zijne opgave is verre van juist. Het Kamper klooster bestond lang voor 1380 en is ook ouder dan dat van Deventer.
     Het klooster der Franciscanen te Deventer werd gesticht in 1335 door Eleonora, dochter van koning Eduard van Engeland en gemalin van Reinout II van Gelre. (Ofr. Lindebom p. 95 sq.) Het Kamper klooster bestond reeds voor 1300, zooals de volgende stukken uitwijzen.
     Onder N°. 4 van het „Register van Charters en Bescheiden” enz. komt voor een fr. Simon, Gardiaan te Campen,3 [3. In de Charters en Bescheiden heb ik steeds aan Kampen, volgens het voormalig bestendig gebruik, de letter C laten behouden.]) die een afschrift geeft van een charter

|pag. 332|

     van bisschop Johan de Syrik van 1284. Het afschrift heeft ongelukkig geen jaartal, doch de volgende nummers van het Kamper archief zijn afdoende voor mijn beweren.
     N°. I 7—15 Januari 1300. Nos Scabini oppidi Campensis notum facimus in hiis scriptis protestantes, quod Rolandus Vexet emit erga Altetum Dubbeler dimidiam viam, quae vulgariter Steghe nuncupatur; et illa Steghe sita est juxta haereditatem suam, quam emit erga Scabinos Campenses sitam juxta fratres minores etc.
„Datum anno Dn̄i m°c°c°c° infra octavam Epiphaniae Domini.” Afschrift in collectorium fol. 136 vso.
     In den „oudsten Foliant” (zie nalezing achter het 2e deel v.h. Reg. v. Ch. en Besch.) staat opgeteekend onder het jaar 1325: „Johannes Slode geeft bij testament o.a. ad structuram S. Nicolai XX q, et ad structuram Fratrum Minorum X q (bl. 17.)
     N°. LXXV. 1328. Mathias de Vrk geeft aan de St. Nicolaaskerk, den H. Geest en de kerk der Minderbroeders ieder 5 pond enz. Anno domini m°c°c°c° vicesimo octavo die dominica ante Jacobi Apostoli. Oudste Foliant f. 23 vso.
     N°. CVII. 1331. Anno tricesimo primo.
     Ista inducunt veteres Scabini novis; primo: quod tenentur etc. . . . Item tenentur adhuc Fratres minores ipsis sicut alio anno. Oudste Foliant f. 145 vso.
     N°. CXX. 1332. Johan van Ense bekent voor Schepenen in Campen, dat aan Ghese Hennighes toebehoort de helft van den muur, dien hij gelegd heeft van den muur van Ghese tot aan de broederstraat. „Int jaer ons Heren m°c°c°c° ende xxxij des Zonnendaghes na Zante Nicolawes.” Oudste Foliant f. 32 vso.
     N°. CXXVI. 15 Maart 1333. Foyse Caperikens en Henric haar zwager verklaren voor Schepenen in Campen, dat ze tot een erftins erfelijk verhuurd hebben den

|pag. 333|

     „Vloetdiic mit dien uytganghe bi der Broederweghe” enz.
Int jaer ons heren m°c°c°c° ende xxxij des manendaghes nae midvastene. O. F. f. 34 vso.
     Opmerkelijk is het onderscheid dat, in dit en het vorige stuk, gemaakt wordt tusschen broederstraat en broederweg. Van het Stadhuis af tot aan de broederbrug, heet ook thans de straat nog broederstraat, en van de broederbrug tot aan de broederpoort wordt zij nog broederweg genoemd. Het eerste broederklooster stond dus reeds ter plaatse, waar later na den brand in 1473 de nieuwe kerk met klooster gebouwd werd.
     N°. CXLVIII. 25 Jan. 1335. In 1335 op Zante Paulus daghe conversio verklaren meyster Henric, Tomme zijne moeder en Lubbe zijne zuster en Ludekin zijn broeder, dat ze, uit hun halve huis en erve bij den Broederen, aan Spane eene jaarlijksche rente verkocht hebben. Oudste Foliant fol. 38 recto.
     N°. CLII. 21 Maart 1335. Werner Cuerland geeft bij testament voor Schepenen in Campen voor den bouw der St. Nicolaaskerk 10 toursche grooten, voor den bouw van de kerk der Minrebroeders dezelfde som, voor de arme bedelaars, voor kleeding en schoeisel, twee pond groot. Tot testamentoren stelt hij aan Euerardus de Berghe en Wernerus de Ermelo. Anno Domini XXXV feria tercia post Oculi mei.” Oudste Foliant fol. 38 vso.
     N°. CLIII. 19 April 1335. Johan Scuersac geeft voor Schepenen in Campen na zijn dood o.a. „Sante Nicolawes V pund cline, den minrebroderen to oren timmer toer kerken een pund, den hileghen ghieste een pund, armen luden to steen v pund.” Tot testamentoren benoemt hij Johannes Ried den Oelden en Herman Haluerogge en Beatrix zijne vrouw. „In den jaer goedes XXXV, des dingsedaghes na Quasi modo geniti.” Oudste Foliant fol. 39 recto.

|pag. 334|

     N°. CLXVII. 1 Febr. 1337. Ecbert Smedeken geeft Gese zijne vrouw eenige goederen vooruit, en aan Zante Clawes kerken teyn scillinghe cleyne, die vier capellanen teyn scillinghe cleyne; toer broderkerken x s. cleyne; dien broderen x sc. cleyne, toer kerken van den hileghen ghieste X sc. cleyne, dien armen luden aldaer x sc. cleyne. „Int jaer ons heren m°c°c°c° tricesimo septimo des Saterdaghes voer Liichtmissen. Oudste Foliant f. 42 recto.
     N°. CLXX. 5 April 1337. Arnolt Creyer gaf bij testament voor Schepenen in Campen o.a. toe des heyleghen ghistes behoef xv sol. grote, vortmer der broderkerken mede toe timmeren XV sol. grote, toe Zante Nicolaus timmeringe xv sol. grote. Int jaer onses heren dusent drye hundert ende souen ende dertech des Saterdaghes nae onse Vrouwen toe laetaren. O. F. f. 43 vso.
     N°. CLXXIX. 1337 Maart. Exposita per Gosuinum et Henricum. Primo, Episcopo Cm q V q ratione tholonei et grute; item etc. . . . Item Euerarde de Berghe VII gr. q; Item eidem de platea fratrum VIII gr. sterlingo minus. Oudste Foliant f. 200 VSO.
     N°. CLXXXII. 22 Maart. Bette van Astenwolde verklaart voor Schepenen in Campen dat ze aan Johan van Enze luttiike Ludekins swagher verzet heeft „oer deel van den winkel bi der broderweghe” voor een schelling groot, zes jaren lang. Int jaer ons heren mc°c°c°xxxviij toe half vastene. Oudste Fol. f. 45 VSO.
     N°. CXCIII. 1339. Benne de vrouw van Peter van der Kemenaden maakt voor Schepenen in Campen haar testament, waarbij zij o.a. geeft: „toe der wedeme II q cleyne; Zante Niclawes III q, elken prester, die toe Campen wonachtech is, drye grote; toe der timmeringhe der menrebroderen van Campen XX q cleyne; in or convent XXX q cleyne; elken broder die van Campen geboeren is ende [allen broderen] (geinterpoleerd) die

|pag. 335|

     binnen Campen woenen IIII q grote. Item broeder Arnolt Yden zoene II q cleine. Item dien hileghen Ghiiste II q enz. Int jaer ons heren m°c°c°c°xxxix toe onsser Vrouwen missen deer erre. Oudste Fol, fol. 52 vso.
     Deze interpolatie, waardoor een vriendelijke hand den Broederen eene kleine verrassing wilde bezorgen, werd door de erflaatster, die zeker oordeelde dat het goed riemen snijden is van een anders leer, niet geratificeerd. Eenige maanden later werd een nieuw testament voor Schepenen verleden en den Minderbroeders gegeven, wat de milde vrouw hun had toegedacht. N°. 83 geeft een testament van 15 Aug (?) waarbij Benne Peters wijf van der Kemenaden onderscheidene geestelijke gestichten en personen begiftigd, o.a. toe ter timmeringhe der minrebroderen. Onder ditzelfde n°. komt nog voor een verbod, om in de broederstraat buitenshuis aan gene zijde der straat vensters, banken of palen te maken.
     Lindeborn dwaalde dus niet alleen in de opgave van het jaar, waarin de Minderbroeders zich in Kampen vestigden, maar ook, toen hij beweerde dat de Franciscaner orde zich omstreeks dat jaar in deze streken neerzette „unde suspicor hunc conventui Daventriensi esse Coevum, quando Colonias suas in hasce oras deduxit ORDO FRANCISCANUS.” De Franciscanen hadden reeds een eeuw vroeger, ten minste in de zuidelijke Nederlanden, een klooster opgericht. Volgens Chavin de Malan, zeker een autoriteit op dit gebied, hebben de Franciscanen zich reeds tijdens het leven van den Seraphijnschen vader, in de Nederlanden gevestigd.
In Chapitre XIII van zijn „Histoire de St. François d’ Assise” schrijft hij: „Frère Pacifique, que François avait institué ministre provincial de la mission de France, après avoir établi et envoyé des religieux en divers endroits du royaume, alla lui même avec quel-

|pag. 336|

ques compagnons dans le comté du Hamaut et en d’autres provinces des Pays-bas, où, par les liberalités et sous la protection de Jeanne de Constantinople, il fit bâtir beaucoup de maisons. Celles de Lens en Artois, de Saint-Trond, dans le pays de Liége, de Valenciennes, d’Arras, de Gand, de Bruges et d’Audenaerde, furent les premières. Ces fondations produisaient des fruits abondants de grâce et de sainteté.
A Thourout, ville de Flandre, un enfant de cinq ans, nommé Achaz, ayant vu, en 1219, l’habit des Frères Mineurs, pria ses parents de lui en donner un semblable etc.”
     Wanneer men in aanmerking neemt dat de orde van den H. Franciscus zich op wondervolle wijze, binnen een luttel aantal jaren, in Italië, Duitschland, Frankrijk, het Iberische Schiereiland en de zuidelijke Nederlanden verspreidde, zou het dan waarschijnlijk zijn, dat zij van de zuidelijke Nederlanden zich naar Engeland begaven (zie Chavin de Malan) en Noord-Nederland nog honderd jaren op hunne komst lieten wachten? In het benedensticht waren zij zeker reeds omstreeks de helft der dertiende eeuw; immers Jacob van Maerlant († 1292) dichtte zijn St. Franciscus op verzoek der Franciscanen van Utrecht, en de Annales Egmund. maken gewag van Theodoricus, uit de orde der Mindebroeders, bisschop van Verone en wijbisschop van Otto III bisschop van Utrecht, welke Theodoricus op den 8en December 1240 te Egmond de abdijkerk reconcilieerde. Zou de veronderstelling gewaagd zijn, dat de Minderbroeders zich in Kampen gevestigd hebben tusschen 1250 en 1300?

          Kampen,                                                                           B.P.V.
     17 Juni 1887.

(Wordt vervolgd.)

____________
– Velthuijsen, B.P. (1887) Aanteekeningen op Lindeborn’s Historia Episcopatus Daventriensis. Het jaar der stichting van het klooster der Minderbroeders te Kampen. Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht, 15 (2), 330-336.

Category(s): Kampen
Tags: ,

Comments are closed.