Medio november 1976 vond de heer W.J.A. Matla op c. 1$$\frac{1}{2}$$ km ten noorden van Oud-
|pag. 54|
schaal 1:20
Afb. 3. Situatiekaart Avereest van de 3 klokbekers. Afb. 4. Beker 1.
(Tekening H. S. Simon)
Afb. 5. Beker 2. Afb. 6. Beker 3.
Afb. 4, 5, 6. De 3 klokbekers uit Avereest. (Tekening H.S. Simon).
|pag. 55|
Avereest een aantal klokbekerscherven bij de uitbreiding van een moestuinkuil op een voormalig boerenerf. Na zijn melding hiervan aan het Provinciaal Overijssels Museum te Zwolle en de R.O.B. vond op 24 november daaraanvolgend een klein onderzoek plaats door de vinder en ondergetekende. Het bleek te gaan om de aansnijding van een grafkuil met drie klokbekers.
De westelijke helft van de afgerond rechthoekige grafkuil, die zich vrij vaag aftekende, was nog intact. De oriëntatie van de kuil was NNW-ZZO, de lengte bedroeg 90 cm, de breedte c. 60 cm, terwijl de diepte ten opzichte van het huidige oppervlak 75 cm was. De kuil bezat een geelbruine vulling, het donkerst en best zichtbaar in de onderste 10 cm. Er werden geen aanwijzingen gevonden voor een vroegere grafheuvel, zoals een nauwe- of wijde kringgreppel om de kuil of een afwijkend verloop van fibers, waarbij aangetekend moet worden, dat de bovenste 30 a 35 cm van de bodem geroerd was. De grafkuil lag op de hooggelegen strook zandgrond langs de Reest, c. 80 m bewesten de rand van het dal en parallel aan de plaatselijke dalwand.
De drie bekers werden door de heer Matla op 30-40 cm afstand van elkaar gevonden en stonden alle (bijna) op de bodem van de kuil. Beker 1, van het ontwikkeld maritieme (2Ib), stond rechtop. Beker 2, een dito type, werd als enigszins verspreide scherven gevonden. Beker 3, met het versieringsmotief van een Veluwse klokbeker, lag op zijn kant met de mondopening naar het zuiden. Vlak naast deze beker lagen vier vuursteenafslagjes.
Beker 1, bijna 11 cm hoog, is versierd met groeflijntjes en kerfspatelindrukken. Het aardewerk is reddish yellow (7,5 YR 6/6) en light yellowish brown (10 YR 6/4) van kleur en is verschraald met zeer fijn steengruis. De breuken toonden een A-B-C-profiel.
Beker 2, 13$$\frac{1}{2}$$ cm hoog, is uitsluitend versierd met fijne kerfspatelindrukken. Het aardewerk is light yellowish brown (10 YR 6/4), red (2,5 YR 5/6) en dark grey (10 YR 4/1) gekleurd en is verschraald met zeer fijn steengruis. De breuken toonden een a-B-c-profiel.
Beker 3, 14$$\frac{1}{2}$$ cm hoog, is eveneens uitsluitend met een kerfspatel versierd. Het aardewerk is light yellowish brown (10 YR 6/4) van kleur en is verschraald met zeer fijn steengruis en dito scherfgruis. De breuken toonden een A-B-c-profiel.
In Overijssel en in het algemeen in Nederland benoorden Gelderland zijn geen echte Veluwse klokbekers bekend, wel bekers met een grotere of kleinere Veluwse invloed. De versiering van beker 3, met o.a. metopen op de schouder, is een duidelijk voorbeeld. De nogal plompe vorm van deze beker zal echter tot de hoekige variant van de 2Ib bekers gerekend moeten worden (zoals de beker van Odoorn) en niet tot het overgangstype (2Ic) naar de Veluwse klokbekers, waarvoor het „volwassen” Veluwse versieringsmotief ook een aanwijzing kan geven. Men vergelijke hiertoe de nog plompere beker 2. Beker 2 bezit tevens een voetje, wat een zeldzaam verschijnsel is bij klokbekers.
De vondst van het klokbekergraf in de strook langs de Reest is in zoverre opvallend, daar op de Overijsselse zijde van de Reest tot op heden nauwelijks prehistorische vondsten bekend zijn geworden. Wij kunnen slechts wijzen op een plompe, atypische, waarschijnlijk herhaaldelijk bij gewerkte strijdhamer uit Lankhorst en op een „Flint Flachbeil” uit IJhorst, beide gelegen in het noorden van de gemeente Staphorst.
R.O.B., Amersfoort (A. D. Verlinde)
___________
– Verlinde, A.D. (1978) Archeologisch nieuws. (Avereest) Bulletin KNOB, 77 (1) 54-56.