Philippus Rovenius te Leuven tot Priester gewijd, werd President van het Hollandsche College te Keulen, van waar hij naar Oldenzaal werd ontboden.
Aldaar zijnde werd hij Algemeen Vicaris van het Bisdom Deventer, en een jaar daarna Kanunnik en Deken en Proost van Oldenzaal, Pausselijke Vicaris der Vereenigde Nederlanden; in 1620 Aartsbisschop van Philippi en van Utrecht.
Geboren in 1575 was hij de zoon van Gerrardus Rovenius of Gerrit Jacops van Ruenveene. Deze was geboren te Rouveen, eerst leek of kloosterling in het Zwartewatersklooster, gelegen onder Rouveen, ook bekend onder den naam van Marienberg in Zalland.
Later schijnt hij een bediening te Hasselt te hebben bekleed.
Hij was gehuwd met Woltera Wijnhof, uit een der oudste geslachten van Ootmarsum. Uit dezen Echt werden hem zes kinderen geboren, die allen op èèn na den Geestelijken stand omhelsden.
Gerhardus Rovenius stond bij Paus Adriaan VI in hooge achting.
|pag. 91|
Tijdens zijn verblijf in Spanje ontbood deze hem aan het Spaansche Hof.
Niet lang verbleef hij aldaar en verlangde naar zijn vaderland terug te keeren.
Op zijn terugreis viel bij in handen van zeeroovers, die hem van alles beroofden.
In het vaderland teruggekomen werd hij Rector te Deventer, van 1563 tot 1575, dan de Roomsche Leer aanklevende, werd hij in dat jaar uit Deventer gebannen; hij week uit naar Emmerik; te dier plaats bekleedde hij mede het Rectoraat.
Of hij aldaar dan wel elders overleden is, is mij niet bekend.
Een der zusters van zijn vrouw, Catharina, was de vrouw van den bekenden Joan van Wilp, Secretaris van Hasselt, en van wege den Aartsbisschop Frederik Schenck, Rentmeester der Toutenburgsche goederen.
Een der zonen van Gerhardus Rovenius, Hendrikus genaamd, was Biechtvader in het adelijk Nonnenklooster van Vorst buiten Brussel.
Van zijn overige vier kinderen vindt men geen nader gewach.
In het stedelijk Archief van Hasselt is nog voorhanden een brief van Gerhardus Rovenius van 12 Mei 1573; hij teekent zich daar Gerrit Jacops van Ruenveene.
Naar alle waarschijnlijkheid was Lubbert Jacobs van Hesselingen zijn broeder. Dit blijkt uit een boek van Peccatoria der Stad Hasselt, alwaar hij voor deze Lubbert Jacops borge stelt.
Ook ben ik niet vreemd van de gedachte dat Hendrik van Hesselingen, alias dat kijnt van Meppel, gehuwd met Suzanna Mulert, tot de verwantschap van Rovenius behoorde.
|pag. 92|
Om maar onbekend te blijven noemde zich de Aartsbisschop Rovenius somtijds Johannes van Dalen, somwijlen ook naar zijn moederlijk geslacht.
Tijdens het Bestand hield hij zijn gewoon verblijf te Oldenzaal, aldaar zijnde correspondeerde hij met den Drost Ripperda, en kwam wel eens ter maaltijd bij den Drost op Buksbergen, en met den Deventerschen predikant Thomas Roothuis, handelende meestal over het tolereeren in Twenthe van Hervormden en Doopsgezinden.
Na het overgaan van Oldenzaal 1626 week hij uit naar Grol. Op den 19 Augustus 1627 ging deze sterke vesting aan Prins Frederik Hendrik over.
Deze verleende aan Rovenius 2 maanden verlof om binnen de Veste te blijven om zijn zaken te regelen.
Hugo de Groot, die bij het beleg van Grol tegenwoordig was, en de belegering heeft beschreven spreekt daarin met lof van Rovenius.
Na zijn vertrek uit Grol hield hij zich hier en daar heimelijk op.
Bij Vonnis bij verstek van het Gerecht van Utrecht dato 10 Maart 1640, werd Rovenius met zijn Vicaris Johan Wachtelaar voor zijn leven gebannen, en al’ zijn goederen verbeurd verklaard, en wel ter zake van geheel zware en atroce delicten legens de Hoogheid, Religie, Wettige Regering en duur gekochte vrijheid dezer landen.
Bij resolutie van de Staten van Utrecht 12 Maart 1640 werd verstaan dat alle de boeken van Rovenius zouden worden gebragt in de Bibliotheek der Kerke van Sint Jan, nadat met den Officier, den Heer van Duckenburg, die sustineerde een Portie als O.M. in die boeken te competeren, in t’ vriendelijke gehandeld was.
|pag. 93|
De geconfiskeerde goederen van Joan van Wachtelaar werden door de Staten vereerd aan Jacob van Hilten, zoon van den toenmaligen Secretaris der Staten.
Twee maanden later 22 Mei 1640 werdt Govert van Mook, gevangen op Hasenburg, hebbende gefungeerd als Secretaris van Rovenius, mede gebannen en zijn goederen verbeurd verklaard.
De Aartsbisschop hield zich na zijn Vonnis in de laatste jaren bestendig op ten huize van zeker dame te Utrecht, aldaar deed het Gerecht huiszoeking, doch hij verborg zich, verkleed onder een Vrouwe tabbaard, en werd alzoo niet ontdekt.
Hier overleed hij op den 3 October 1651 en werd in hetzelfde huis in t’ heimelijk begraven.
Na zijn dood ging van hem uit de reuk van Heiligheid, als zoude men hem onder de opheffing van de Hostie gezien hebben met klaarblinkende stralen omschenen.
Ook verhaalt men dat zeven jaren na zijn dood, zijn graf geopend zijnde, zijn ligchaam gaaf en ongeschonden werd bevonden.
Zijn levensbeschrijver noemt hem een treffend sieraad der Leuvensche school, een onbevlekte spiegel voor de Priesters een voorbeeld in Godsdienstigheid voor de Kanunnikken, de luister der Bisschoppen, de beschermer van het Vaderland, de hamer der Onkatholieken en eindelijk een school van alle deugden, een man noch door Ouderdom verleerd, noch door den dood beschadigd.
Zijn beeldtenis gaat in Prent uit en is te vinden in het derde deel van Batavia Sacra.
Zijn Wapen was een vierkant Schild in vier deelen, in
|pag. 94|
ieder deel een Kruis en een geopende hand, alles gedekt door een Kroon.
Rovenius schreef verscheidene brieven meest uit Rome aan Vordenius, Proost te Oldenzaal.
Ik vermoed dat deze of andere zijner Schriften, waarvan sommige in druk zijn verschenen, steeds zijn gebleven bij den Pastoor van de Lutte.
Althans voor korte jaren was daarvan sprake.
In het begin dezer eeuw leefde te Deventer een bejaarde vrouw, die den geslachtsnaam Roveen voerde.
F.A. EBBINGE WUBBEN.
________________
– Ebbinge Wubben, F.A. (1867) Philippus rovenius en zijne naaste bloedverwanten. VORG, 4e stuk, 90-94.