Maagdenklooster te Hasselt


|pag. 122|

MAAGDENKLOOSTER

TE HASSELT,

door F.A. Ebbinge Wubben.

     Dit klooster, het eenige, dat ooit te Hasselt bestaan heeft, was gelegen op de Buitengracht of den Borgwal te Hasselt. De stichting is onbekend, dewijl alle schriftelijk bewijs schijnt verloren te zijn geraakt; althans in het archief is dien aangaande niets voorhanden. Ook LINDEBORN, in zijne Historia Episcopatus Daventriensis, cap. VII § 3 pag. 384 en 385, schijnt de stichting niet te hebben kunnen opsporen. Zoo ook de schrijver van de Oudheden en Gestichten van het Bisdom Deventer, II deel, bladz. 238, die kennelijk LINDEBORN heeft gevolgd, zegt het volgende van dit klooster:
„ Het klooster, het eenigste dat te Hasselt
„ is, is van het begin der 14de eeuw bewoont
„ geweest van nonnen, die, omdat ze naar
„ den derden regel van St. Franciscus leefden,
„ Tertiarissen genoemd werden, en onder het
„ zoogenaamde kapittel van Utrecht stonden;

|pag. 123|

„ deze vrouwen worden van THOMAS A KEMPIS
„ over hare herbergzaamheid geprezen.”
     Hij voegt er in zijn verder verhaal bij, dat de bestierder of pater Willem Zegerszoon, omdat het klooster nog geene kerk bezat (dit is eene drukfout, moet zijn kerkhof) in het jaar 1422 binnen het konvent van St. Agnesberg begraven is, en eenen Gerrit Trecht (1 [1. Moet zijn Gerrit of Geerd van Utrecht.]) tot opvolger gekregen heeft; dat dat heilig maagdenhuis aan de koninginne der maagden, de allerheiligste Maria, was toegewijd, en dat deze nonnen eenige volkplantingen gezonden hebben naar Nieuwstad, een stadje onder het Bisdom van Lubeck, welke wederom twee nieuwe vergaderingen voortgebragt heeft, de ééne bij Rostock en de andere te Lubeck.
     Volgens de lijst van dit kapittel van Utrecht waren in Overijssel, tijdens de kerkvergadering te Bazel 1439, de navolgende kloosters, welke van den derden regel van St. Franciscus waren, aanwezig, als:
     Almelo, St. Catharina’s convent. Hasselt, Maria’s convent. Oldenzaal, dat van St. Agnes. Vollenhove, St. Jans Kamp en Klarenberg.
     Een stuk, dat van dit maagdenklooster in het stads archief te Hasselt aanwezig is, is van den volgenden inhoud:
     „ Wy scepenen ende raed ende ghemene
„ meente der stad van Hasselt an de ene syd,
„ en Gese Ludekens in der tyd mynistr. by

|pag. 124|

„ consente ende weten h. Willem Zeygersoen
„ onses preesters ende verwaerers ende ghe-
„ mene susteren onses huses, lyen ende be-
„ kennen mid desen tegenwoordighen brieue,
„ dat wy lieflicken ende guetlicken om alre
„ onlust twist en twydracht neder te leggen
„ in alre manieren als nae bescreuen staed
„ ouerdragen zyn ende verenigt voer onss en
„ onse naecomelingen. Ten eersten soe geuen
„ wy ministra voerss. mid consente als voerss.
„ is den kerckheer ende den scepenen van
„ Hasselt voerss. den breeff ouer der bescut-
„ tinge, die wy nu impetreert hebben van
„ onsen genedigen heren van Utrecht heren
„ Frederic van Blankenheim, der priuilegien
„ nu noch namaels toe geenre tyd te gebrue-
„ ken ende ghene vryheyt te impetreren, tensy
„ by des kerkheren en scepenen voerss. Item
„ soe sullen wy vyt den schole gaen tusschen
„ dit en sonendaghe na Cantate naest comende,
„ ende wye dan van onsen susteren hem te
„ gaeder neder sclaen wyllen, dye moegen in
„ den huse blieuen sitten onder den scepenen
„ van Hasselt als zee te voren saten eerse
„ beschoten waren, dat is der stad te deenen
„ en te helpen gelyck anderen burgeren, off
„ men des van hem begeerd, zonder argelist. —
„ Voerd meer weerd dat yemant van den
„ voerss. susteren op een ander stede varen
„ wilde beschoten te blieuen, die mochten in
„ den beschoten blieuen tot Sante Johans misse
„ in den midzomer naest comende, off alsoe
„ lange als de scepenen van Hasselt hem dat

|pag. 125|

„ daernae willen gonnen, ende mochte hem
„ die voerss. brief ende priuilegien den stede
„ doen hem te transiseren, den solde men
„ an hem guetlick wedergeuen, mer dye
„ transalede ende sal hem die vryheyt van
„ Hasselt noch in den kerspell nyed gescheen,
„ tensy by der kerckheren consent ende der
„ scepenen, ende weert sake dat wy dese
„ punten voerss. off enich van hen nyed en
„ holden, soe bekennen wy ende belyen scul-
„ dich te wesen van gerechter schuld die stad
„ van Hasselt voerss. twee honderd olde Francx-
„ ricsche schilde dese vut alle onse guede te
„ wynnen mogen, gelyck andere schuld sonder
„ yement weder spreken ende geestelicke off
„ wereltlicke rechte. Ende wy scepenen ende
„ raed der stad van Hasselt, want dye suste-
„ ren voerss. alsoe lieffelycke ende mynlicke
„ onss te moete ghegaen hebben, soe geuen wy
„ voer hem ende oere nacomelinghe te holden
„ en te besitten al alsulck erue en hoffstede als
„ sie toe deser tyt in onser stad vryheyt be-
„ seten hebben ende vestighen zee daer ynne
„ nae onsse stad rechte en gonnen hun ende
„ ore nacomelingen vngelegen weren en ge-
„ legen weren te wandelen, mer see en sullen
„ nyed mer ancopen buten scepenen ende
„ raed der stad van Hasselt weten. Voert
„ om bede wyllen dergene dye daerouer ghe-
„ gaen hebben, soe gonne wy hem van gonste
„ en vrentscappe te beholden all sulck goed
„ als zee tot noch toe gehad hebben, ende
„ hiermede verdraegen wy hem all alsulcken

|pag. 126|

„ last ende broke, daer dye susteren voerss.
„ onser stad in veruallen mogen wesen, ende
„ keren ons gonste ende guedertirentheit we-
„ der an hen, ende alle scelingen ende twyste
„ dye hier yn mochten geuallen dye bliuen
„ wy tot verclaringe meyster Hendrick, kerck-
„ heren van Zwolle, ende h. Coenradus van
„ Hengeloe vicarys in onse lieue vrouwen
„ kercke van Zwolle, her Johan van Haerlem
„ ende her Dirck van Herxen, preesteren in
„ Zwolle, all arglist hieryn vutgesproken. In
„ oirconde aller vorwarden voerss. ende opdat
„ alle dinge vast en stede bliuen, soe hebben
„ wy scepenen ende raed voer ons en onse
„ nacomelingen an dye ene syd onser stad
„ zegelen, ende wy ministra der susteren op
„ den Borchwall by consente onser bewaerers
„ en onse susteren voerss. ons en onser na-
„ comelingen onses huses zegele an desen
„ brieff gehanghen. Gegeuen int jaer ons
„ heren duisend vierhonderd en veertyn op
„ den veertynde dag in de meerte.’’
     De brief is nog zeer gaaf op perkament geschreven, en met twee uithangende zegels in groen was voorzien. Hieruit is blijkbaar, dat dit klooster reeds vóór de tijden van de regering van FREDERIK VAN BLANKENHEIM, den 51sten bisschop van Utrecht, bestond, en dus volgens den schrijver der Oudheden van het Bisdom van Deventer reeds in het begin der 14de eeuw kan gesticht zijn.
     Het klooster was reeds in den tijd, dat dit accoord getroffen werd, tot eenen aanmerke-

|pag. 127|

lijken bloei en welvaart geraakt, waardoor de onmin tusschen de zusteren zoowel met den pastoor als met den raad geklommen was, en waarbij het convent, bukkende voor de meerdere magt van deze beide, aan pastoor en raad, ofschoon voorzien met een bisschoppelijk privilegie, veel moest afstaan, zoo als het hiervoren afgeschreven convenant ten duidelijkste doet blijken.
     Eerst in 1443 verkreeg het klooster het regt van een eigen kerkhof, zoodat THOMAS A KEMPIS, in zijne Kronijk, konde verklaren, dat vóór dien tijd dáár geen kerkhof bestond en Willem Seigerssoen, de pater van het klooster, daarom in het klooster St. Agneta in Berkum begraven werd. — De vergunning om een eigen kerkhof te bekomen, en de beloften, die de conventualen daarentegen moesten doen, luidt als volgt:
     „ Wy Jutte van Utrecht administr. ende ghe-„ mene susteren der derden oerden van penit.
„ en woenachtig op den borchwall bynnen Has-
„ selt, belyen in desen opene breue, want
„ ons onsen eerbaren scepene ende raed ende
„ gemeente der stad van Hasselt gegond heb-
„ ben om godswyllen enen kerckhoff doen te
„ wyen toe behoef onses huses, soe hebben
„ wy by raede en consente heren Geerds van
„ Utrecht, onss preesters en verwares in der
„ tyd, ouerdraghen, dat wy ende onse na-
„ comelingen nummermeer toe ghene tyden
„ daerin enige doden in sullen doen graeuen
„ dye bynnen Hasselt off bynnen den kerspell

|pag. 128|

„ van Hasselt gestoruen sind, mer ons huses
„ selfs doden off andere doden van buten, dye
„ ore graue onder ons kesen, dye mogen wy
„ daer grauen, beholdelic onsen kerkh. ende
„ onser moederkercke altoes oers rechtes, ende
„ weerd dat wy off onse naecomelingen dese
„ ouerdracht nyed en holden, als voerss. is,
„ soe verwillekuer wy, dat wy dan onser
„ kercken voerss. schuldich sind tyn olde francx-
„ ricksche schilde, alsoe vake als dat ge
„ scede. Voert belye wy dat wy lieflick ouer-
„ draghen hebben mid den voerss. onsen
„ scepenen, raede ende gemeente, om te ver-
„ hueden twydracht, dye gesceen mochte tus-
„ schen guede luden ende ons, van erfnisse
„ onser susteren, in al sulcken mate, soe wes
„ vrouwen off maegden bynnen Hasselt off
„ buten Hasselt, dye hem begeuen in onsen
„ beghyne huis, soewes guede zee dan heb-
„ ben, dat sy land, renthe, husinge ende
„ rede ende onrede gued, off dat hem als zee
„ begeng sind geerfd werd, dat moge zee
„ holden ende gebruecken alsoe lange als zee
„ leuen, ende wanneer zee afliuig geworden
„ sind, soe sullen zee dye helft van all den
„ voerss. guede, dat zee daerynne gebracht heb-
„ ben ende dat hem angeerft is in onse huus,
„ dat sy land, renthe, husinge, rede en on-
„ rede gued, waer dat gelegen is, weder
„ eruen op ore rechte erfgen., ten weer sake
„ dat zee alsoe vele gueds in onse huus ge-
„ bracht hadden of dat hem daer geerft weer,
„ dat bouen honderd Rynsche gulden geweerd

|pag. 129|

„ waer, soe mogen desgheens erfgen., die
„ daer gestoruen is, onsen huse geuen hon-
„ derd here ponden ende dan sullen wy den
„ erfgen. uten al sulcke erffnisse ende gued
„ als dye suster daer gebracht hadde ende
„ als oergeerft wer, vutgesecht kisten en
„ bedden ende andere huusraad, dat sall in
„ onsen huuse ter ere Gods bliuen, mer gold
„ en suluere gemuntet ende ongemuntet en
„ leuendige haue, dat dye geweerd was, doe
„ wy dat kregen, dat sullen wy den erfgen.
„ dat halue gued uten als voerss. is, behalue
„ kisten ende bedden ende ander huusraed
„ dat sal daer ter ere Gods bliuen sonder af-
„ sceyd off versad daer aff te doen, mer gold
„ ende silueren gemuntet ende ongemuntet en
„ leuendige have als oer voerss. is, dat sullen
„ wy ons den erfgen. halff en halff sceyden, en
„ wat den susteren geerfd werd, dye alrede
„ daaryn begengen sind, dat sall oock weder
„ vut eruen, off dye erfgen. mogen den sus-
„ teren honderd heren ponden geuen ende
„ nemen dye erffnisse an hem wanneer dye
„ suster nyed langer en is in allen manieren
„ als voerss. is. Weerd oeck dat yemand syne
„ kinderen off nichte yn ons huus brachte
„ ende onsen huse mer gueds, dan voerss. is,
„ om Gods wyllen gonnen wolden dat mach
„ ellic doen off hy will, al arglist heer yn vut
„ gesproken, ende want wy ministra ende
„ susteren voerss. dese voerss. punten ende
„ mynnentlicke ouerdrachten voer ons en onse
„ nacomelingen stede, vast en onuerbreecke-

|pag. 130|

„ licke holden willen, soe hebben des toe tuge
„ onsen huses zegell an desen breeff ghehen-
„ gen. Gegeuen in ’t jaer ons heren dusend
„ vierhonderd twee ende viertich des anderen
„ daghes in de meerte.”
     De brief zelf is nog zeer gaaf op perkament en het zegel in groen was ongeschonden. De perkamenten brief is doorstoken met eene confirmatie, luidende als volgt:
     „ Wy Tydeman Braem generael mynister der
„ oerden S. Franciscus van peniten. belyen
„ ende bekennen mit desen openen transfix,
„ dat wi beliuen ende confirmeren al sulcke
„ ouerdracht ende voerwaerden, die bescre-
„ uen staen in den voerss. brieff, daer dit
„ transfix doorstoken is, ende willen dat onse
„ susteren bynnen Hasselt wonende, in den
„ brieff voerss. voernoemt, al sulcke voerwaer-
„ den, verbant en penen holden en betalen in
„ allen manyeren, also als si mit den eer-
„ baeren scepenen, raed ende der ghemeente
„ van der stad van Hasselt ouerdraghen syn
„ na inhoud des brieffs voerss. Sonder arglist.
„ in een tycken der waarheyt so hebben wy
„ ons generale cappittels zegele mit een trans-
„ fix an desen brieff voers. ghehangen in ’t
„ jaer ons heren MCCCC en XLIII op ten
„ twee en twyntichsten daghe in Augusto.”
     Door de hier voren gemelde minnelijke overeenkomsten is genoegzaam blijkbaar, dat de magistraat en deze kloosterlingen nu en dan in geene goede harmonie leefden, en ofschoon de bepalingen in voormelde over-

|pag. 131|

eenkomsten de wederzijdsche regten genoegzaam regelden, liet zulks niet na, dat er al spoedig na die gesloten convenanten disputen ontstonden, waarvan de navolgende brief van bisschop DAVID VAN BOURGONDIE ten bewijze strekt. Deze luidt als volgt:
     „ Wy David van Bourgondie, by der gena-
„ den Goits bisscop t’Utrecht, maken kondt
„ allen luden. Alsoe seeckre schelinge ende
„ twiste verresen ende opgestaen syn tusschen
„ die mater ministersche ende ghemene con-
„ uent onses suster huyss van der derden
„ oerden van Sante Franciscus op ten Burch-
„ wall bynnen onse stat van Hasselt op tie
„ ene, ende burgermeysteren, scepenen ende
„ raet onser stat vorss. op tie andere syden,
„ hercomende van dat burgemeysteren, sce-
„ penen ende raet onser stat vornemen wil-
„ lende, dat die susteren onses vorss. conuent
„ ende datselue conuent voor hem te rechte
„ staen ende wesen solden van allen saken,
„ die burgeren onser stadt ofte anderen opten
„ susteren ende conuent te seggen hadden,
„ ende ome dan cost, moeyenisse ende on-
„ gonst ende onwille vorder te verhoeden,
„ hebben wy by onsen raden daer tusschen
„ doen spreken ende traictieren, die des met
„ hem gesloten en ouer comen syn, dat die
„ susteren van onsen vorscr. conuente van nu
„ voortaen, van den burgermeysteren, scepe-
„ nen ende raet ons stat in genen sake te
„ recht staen sullen, als dat sie, dye geeste-
„ licke ende geoerde lude syn, behoert, ende

|pag. 132|

„ die burgemeyst., scepenen ende raet vorss.
„ en sullen oic die susteren van onsen con-
„ uente voor hem nyet te rechte bieden ofte
„ doen bieden, gelyck hem dat oick nyet
„ ende behoert te doene, ende wart ’t sake
„ dat enich burger ofte ingesetene onss stat
„ vorsc. in enigen saken tegen den susteren
„ ende onsen conuente sceelachtig weer ofte
„ te doene hadden, ofte oick dat die susteren
„ ende conuente vorsc. tegens enigen van den
„ burger ofte ingesetene onsser vorsc. stat te
„ doene hadden, soe sullen die susteren ende
„ conuente vorscr, twe guede mannen daertoe
„ setten bynnen veertyn daghen naedat die
„ scelinge geuallen zyn ofte corter, indien sy
„ ouercomen sinnen, die die saken verhoerden
„ ende daernae gebuerlicke daerinne tradieren
„ ende wysen sullen, ende ’t gene sy ofte dat
„ meeste deell van hen vut spreket ende wyset
„ sullen beyde partien van weerden hol-
„ den, volgen ende naegaen, ende oft die
„ guede mans vorsc. der wysinge nyet eens
„ geweerden noch ouerdraegen konden, soe
„ sullen sy enen gelycken ouerman kesen,
„ ende wat die ouerman mit tweer van den
„ vieren vorss. wysende ende vutspreken wert
„ sullen beyde partien voorss. stantachtig, vas-
„ te en van weerden holden, beholtelick dat
„ die burgeren ende ingesetenen ons stat
„ voorss. vremder luden saken nyet copen
„ noch an sich nemen sullen tegen den sus-
„ teren ende onsen conuente voorss., ende
„ ofte dat geschiede dat en sullen sich de

|pag. 133|

„ burgemeysteren, scepenen ende raet onser
„ stat voorss. nyet onderwynden, allerdincx
„ sonder argelist, ende want dit aldus tus-
„ schen den partien vordedingt, getractiert en-
„ de beloefft is, vut onser beuelen by middel
„ van onsen raden, hebben van die tot oir-
„ conde desen brieff mit onsen zegel doen
„ besegelen. Gegeuen op onsen slote toe Vol-
„ lenhoe int jaer van ons heren duysent vier-
„ hondert vyff en tachtich opten viertienden
„ dach in September.”
     Het bisschoppelijk zegel, in rood was, hangt aan den oorspronkelijken brief, op perkament geschreven. Het randschrift is geschonden, anders ongecancelleerd, vertoonende
het bekende wapen van het huis van Bourgondie gekwarteerd, denkelijk ter zake van bastaardy, ter wederzijden twee halve mansbeelden.
     Hiermede scheen dit geschil geëindigd te zijn. Doch bisschop DAVID VAN BOURGONDIE moest weinige jaren later tusschen beide komen, om te beslissen op de klagte, welke de pater van het convent tegen den raad inleverde, daar deze niet wilde gedoogen, dat hij voor het convent een huis timmerde. Daar de geschillen steeds voortduurden tusschen den magistraat en het convent, zoo volgde, door tusschenspraak van ARNOLD MULERT, HESSEL MULERT en HENDRIK MULERT, rigter, en GERRIT MULERT, rentmeester van Salland, tusschen schepenen en raad der stad Hasselt ter ééner, en de zusteren des convents ter

|pag. 134|

andere zijde, wegens het timmeren en aanwerven van vaste goederen, wederom een zoen, waarbij die van het convent beloofden, om geene vaste goederen meer aan te koopen dan tusschen een bepaalden strook, noch ook geene veenelanden te hebben tusschen de stads veenelanden en het zuideinde; zullende de pater en het convent het huis, dat zij van Groothuis (2 [2. Een oud adellijk Overijsselsch geslacht, hetwelk vele goederen aan dit klooster geschonken heeft. De blaffert van die goederen is nog aanwezig, doch te groot om hier op te nemen.]) hadden bekomen, binnen Hasselt mogen behouden, en dat de raad der stad zoude gedoogen tot eene zekere breedte den bouw of de vergrooting toe te laten. De brief is van St. Georgiusdag 1493; hij is doorstoken met den confirmatiebrief van DAVID VAN BOURGONDIE, die geheel gaaf is, en voorzien van een zegel in rood was, omwonden met een linnen lap, geheel geconserveerd en volstrekt zonder het minste bederf. Van den zoenbrief zelf is bovenaan in het midden een regel of zeven uitgescheurd, overigens gaaf, voorzien van vier zegels der zoensluiden; dan volgt dat van het convent, bezegeld door Gerlacius van Emmerik, confessor, en Mette ten Grootenhuis, ministra van het convent. Het zesde zegel is dat van de stad Hasselt, het zevende van Henrick van Stralen, minister der broederen van St. Janscamp, die verklaart zulks te doen om bede wille en om dat hij

|pag. 135|

daarover medegestaan had. Al deze zegels in groen was en alle ongeschonden.
     Nog ten jare 1535 moest de bisschop HENDRIK VAN BEIJEREN zijn gezag doen gelden, tot het eindigen der geschillen tusschen den raad der stad Hasselt en het klooster aldaar. Bij des bisschops brief van 15 Januarij des bovengemelden jaars wordt de ongenade, welke de bisschop den raad had doen gevoelen, bij gelegenheid van het heffen van twee honderd goudgulden van het Mariaklooster, opgeheven.
     In het laatst der 14de eeuw werd het klooster, toen reeds van redelijken omvang, nog aanmerkelijk vergroot, blijkens den navolgenden brief:
     „ Wy Johan Hoghenbeke ende Sweer Scotte,
„ scepenen tot Hasselt in der tyd, doen kond
„ allen luden ende tughen openbaer mid desse
„ opene breue, dat voor ons ghecomen sind
„ in scependomme ende voer scepenen, Hert-
„ wich Eskens soene ende Hille syn echte wyff
„ mit Herwiche voorss. oren gecoren mombae-
„ re, de oer daer mombaer ghegeuen waer,
„ mit ordele en mit rechte als van dessen
„ sake, ende lyen dat zee vercoft hebben voor
„ hem ende voer oer erfgen. ende ewelick oer
„ huys ende hofstede mit allen oeren toebe-
„ hoeren, als de ghelegen sind buten op ten
„ borchwalle daer an de ene syde gaet enen
„ ghemenen wech ende an de andere syt ge-
„ landet sind de maghede, de desse voorss.
„ were by wonen, mit enen gaerden den zee

|pag. 136|

„ koffen van Andries Hasard, streckende mit
„ ten voersten ende an den borchwall, ende
„ mit ten achtersten ende an Egbert Wychers,
„ Egbert Mulerts Wernerland ende Johanne
„ Rokders, om ene summe gheldes, de hem
„ wal betaelt is thod behoeff der magheden
„ ende weduwen, de desse voorss. were be-
„ wonen ende naemaels daerin ontfangen sul-
„ len worden om Gode daer in d’ reynicheden
„ the denen, hem ende oere nacomelingen
„ ene ghemeyne woninge to blyuen ende ho-
„ ren erfgen., met woerden en zee leten hem
„ desse voors. were vt ons op als rechte was
„ ende vertogen daeraff alle rechten van an-
„ sprake thod behoeff der maghede en wedu-
„ wen in allen manieren als voorss., ende
„ laueden hem desse vurss. were tho waerne
„ mit al de ghene die des tho rechte willen
„ comen, al argelist wtgesproken. Hyr wer
„ an en ouer als kornoten Hendrick Egelbert
„ en andere guede lude. Een tuuch der waer-
„ heyt zo hebben wy Johan en Sweder Scotte
„ vurss. onse zegele om bede van beyde
„ syden in dessen breeff ghehangen in ’t jaer
„ ons heren dusent driehondert zeuen ende
„ tnegentich op Sant Margarethendach.”
     Een ander koopbrief, nog voorhanden, meldt het volgende: „dat op Sunte Ponciaans-
„ avond 1415, Gheerd Heyne soene ende
„ Gese syn echte wyff verkoopen aan de sus-
„ ren van den derden oerden, wonende te
„ Hasselt op ten borchwall, ene tonne guede
„ paghtbottere uth Dirck Snoeckens gued, van

|pag. 137|

„ oldes geheyten to Wendele op der zee (3 [3. Thans nog het erve ter Wendel in ambt Vollenhove gelegen.]),
„ gepasseerd voor Joan Willems soene van
„ der Zeede, in der tyt onderscult to Vollen-
” hoe.
     Van tijd tot tijd, dan eens met, dan eens zonder toestemming van den raad vergrootte het convent zijne bezittingen, deels door aankoop, deels door giften en inbrenging der conventualen.
     Het convent bleef bestendig in welvaart toenemen, het gebouw zelf was van ruimen omvang en diende meermalen tot verblijf van voorname personaadjen, die Hasselt bezochten. Wanneer de Stadhouders er kwamen, waren zij gewoon, er hunnen intrek te nemen, gelijk AREMBERG den 22 Sept. 1566 aan de regering meldde, dat Ridderschap en Steden tegen den 7 Oct. in de stad verschreven waren, om den volgenden dag de zaak der dijkagie af te doen, weshalve hij verzocht, dat Ridderschap en Gedeputeerden voor twee of drie dagen van logement en andere nooddruft voorzien mogten worden „ ende soe veel
„ belanget onsen persoon ende gesin begeren
„ int begynen clooster te liggen, daervan ghy
„ den pater adverteeren wilt, opdat wy aldair
„ een gemack, oick ene plaetse voor onsen
„ disch ende een ander voor onse luyden heb-
„ ben mogen, ende voorts dat dairomtrent
„ naestgelegen voor een veertich persoenen van

|pag. 138|

„ onsen gesinne gelogeert worden.” — Doch ook ongenoodigde gasten kwamen daar huisvesten, gelijk de Deventer Bisschop, den 19 Jan. 1573, zich bij de regering beklaagde, dat het convent, hetwelk reeds aanmerkelijk in zijne inkomsten verachterd was, door soldaten en paarden zeer belast werd, sedert het door de vijanden van Z. M., die men Geuzen noemde, grootelijks bedorven en geschonden was, met een ernstig verzoek, dat zulks geremedieerd mogt worden, dewijl het de wil en het bevel van Z. M. was, dat alle geestelijke kloosters en personen vrijgesteld werden van het inlegeren van soldaten en ruiters. — In 1580 was het verval reeds merkbaar. Voor de leverantie van vleesch moesten de zusters gelden opnemen, om de rekening te betalen. De lasten werden sedert zwaarder. In 1584 werd een gedeelte van het klooster door den Vrijheer van Hohensaksen ingenomen, en deze, niet te vreden met het logement aldaar, requireerde zoo van de juffers van Zwartewater, Dickningen en andere aanzienlijke ingezetenen, huisraad, waartoe ook de conventualen van het klooster moesten bijdragen.
De nota der benoodigdheden is nog voorhanden. Zij bevat onder anderen: eene tafel voor het aanzitten van twaalf personen, een ledekant om in eene zaal te zetten, vier of vijf stoelen, twee dozijn servetten, vier tafellakens tot gebruik van voornoemde tafel, twee slaaplakens tot een bed, een half dozijn handdwalen, twee dozijn tinnen tellioren, ander-

|pag. 139|

half dozijn zoo groote als kleine schotels, twee koperen kandelaars voor de tafel, een braadpan enz., met last bovendien, dat de kelder van den pater aan dezen gast zoude worden overgedaan tot berging van zijne provisie. — De regering schijnt in 1587 op de ontruiming van dit gedeelte van het klooster te hebben aangedrongen, want in een brief van 3 Mei geeft de Stadhouder, Graaf van Nieuwenaar, zijne verwondering daarover te kennen „dan gy luyden seluer bekennen moet,
„ dat sulcke clooster ofte behuysinge beter
„ van een, soe wy daer in stellen, in eren ende
„ voor die soldaten beschermt can worden,
„ dan van andere personen particulier, die
„ doch onderworpen syn soldaten in te nemen,
„ ende wy een besondere huysinge hebben
„ moeten, om op onser comste intetrecken
„ ende middelerwyle prouisie en andersins in
„ voorraad te holden. Soe begeren wy noch-
„ maels dat gy luyden, postponerende alle
„ ontschuldiginge, tselue huys ons wilt open
„ holden ende denjenigen, toe wy daer stellen
„ sullen, wilt inruymen.” — En den 29 April 1588 schreef hij, dat de Vrijheer van Hohensaksen het klooster alzoo had ingerigt, dat er een heer met eer in gelogeerd konde worden, maar dat de regering anderen daarin geplaatst had, waardoor het ongetwijfeld weder zoude bederven, weshalve hij gelastte, dat het weder ontruimd en hersteld zoude worden. Hij dacht in korten tijd iemand te zenden, die het zoude bewaren. „De nonnen mogen

|pag. 140|

sich behelpen, daer sy dus lang geweest syn.”
     Terwijl de toesfand der conventualen in deze troebele tijden meer en meer verergerde en de kloosterlingen van Dickningen, Zwarte Water en anderen binnen het sterke Hasselt eene meer veilige schuilplaats gezocht hadden, resolveerden de conventualen van dit maagdenklooster, een gedeelte van het ruim gebouw aan de zusters van Zwarte Water te verhuren.
Het huurcontract is van den volgenden inhoud.
     „ By voorwarden hyer na bescreuen hefft
„ die aendachtige eersaeme matersche van
„ S. Mariencloester bynnen Hasselt uyt belie-
„ uen van die samptlicken conuentualen der-
„ seluer conuent voor haer ende haeren na-
„ comelinghen den tydt van vier jaeren nae
„ den anderen volgende om terstondt aen te
„ nemen verhuyrt ende verpachtet, verhuyren
„ ende verpachten by desen tott behoeffs der
„ edele en wheerdighe vrouwe ende sampte-
„ licker jofferen van Swarte Waeter, hare
„ behuysinghe ende woninghe genoempt dat
„ sieckenhuys mitt drie camere onder ende
„ bouen, mede mitt die gront tusschen die
„ rosmolln en des portere camere mitt noch
„ den halue gront aldair mitt den bierkelre
„ onder dat spinhuys ende den haluen hoff,
„ mits den bescheyde dat gedachte jofferen
„ van Swarte Water den solder bouen die
„ voorss. behuysinghe nyet wyder sullen ge-
„ bruycken dan van die rosmolle tot an die

|pag. 141|

„ poort camere, up conditie dan nogh datt
„ gemelde jofferen den solder up oer costen
„ sullen laten affschieten en daertoe ene trappe
„ om up die solder te comen laten maeken,
„ sunder intrest daer voer te moghen corten,
„ waerby upgedachte jofferen mitten matersche
„ gemeen sullen gebruycken de bleecke, den
„ barsolder, den bierkelre, die rosmolle ende
„ den steyger up den vyuer, omme aldaer
„ haer brant te leggen, te wasschen, te slagh-
„ ten ende andere warck te doene, gelick sie
„ vormaels gedaen hebben, mits den vurbe-
„ holt nogthans datt meergedaghte jofferen die
„ voerss. conuentualen wederomme sullen hel-
„ pen repareren ende becostighen alles voer
„ soe verre by den vurss. jofleren van bouw-
„ gereetschappen in den bierkelre ofte up
„ den steyger gebruecken moghe worden,
„ daer sullen die meergedaghte conuentualen
„ der voorss. conuente die voren gemelte wo-
„ ninghe behoerlicken dackdighte en want-
„ dighte onderholden, waervoer die voorss.
„ jofferen van Swarte Waeter jaerlix ende alre
„ jaren up Martini geduyrende die vurss. vier
„ jaeren an handen van de vorss. matersche
„ ofte den rentmeyster van t selue conuent
„ oerloff hebbende vier und twintigh gldguld.
„ tot achtentwintich stuyver brab. gereeckend,
„ sunder enighe cortinghe daer an te genieten
„ dan alleene soedanighe penn. die by meer-
„ gemelte jofferen tot noetwendighe reparaties
„ van den voorss. behuysinghe betaelt sullen
„ worden sonder arglist. Des ten waren oor-

|pag. 142|

„ conde syn deser sedullen twe alleensluy-
„ dende met ener hand geschreuen die van
„ beyde parthyen neffens die gedeputeerden
„ van Scepenen en Raedt daertoe gedeputeerd
„ omme haer luyden als middelaers in diese
„ verpachtinghe en den conuente te vergelic-
„ ken onderteekend syn ieder parthie ene tot
„ sich genomen. Actum aldus gedaen op 22
„ Aprilis anno 1588 stylo veteri.
     Hiervan gaf de Magistraat kennis aan den Stadhouder Graaf van Nieuwenaar, bij brief van 28 April 1588, uit welk stuk blijkt, dat dit gedeelte was ingenomen geweest door den broeder van den Vrijheer van Hohensaksen, die er uit was getrokken, terwijl hierop de goedkeuring van den Stadhouder gevraagd werd, opdat dit gedeelte van het klooster niet weder door de soldaten mogt worden ingenomen.
     Bij den overval van Hasselt door hopman Doorninck had het klooster ook een’ geweldigen aanstoot geleden, gelijk vroeger gemeld is. De toestand ging hoe langer zoo meer achteruit en eindelijk besloot de Magistraat de huishouding te doen ophouden en aan de kloosterlingen eene alimentatie te geven. Men was tot dit besluit gekomen ten gevolge der deliberatie van 9 Julij 1589, en het werd genomen op de klagte der conventualen zelve over de desolatie der goederen en het misbruik, hetwelk zoo hoog gaande was, dat de conventualen gebrek en honger stonden te lijden. Nadat er met de Gezworen Gemeente

|pag. 143|

over gehandeld was, werd den 12 Julij 1589 eenparig besloten, namens Schepenen en Raad, Gezworen Gemeente en gemeene Meente, vier uit hun midden te committeren om de administratie der goederen over te nemen. Er is nog een „ Reeckenboek ende Register van de
„ incomsten ende wthgeuen van den convente
„ bynnen Hasselt, begynende op Mey 1592 ten
„ tide als die koecken is afgeschaffet en die
„ alimentatie den baghynen is versekert ende
„ die administratie by den Cameraers Willem
„ Egberts ende Herman Gherryts aengenomen.”
Op het eerste blad staat:
     „ Burgemeysteren Scepen ende Raede der
„ stadt Hasselt rypelick lettende ouer die dis-
„ positie van den conuente bynnen Hasselt en
„ hoe men voertaen nae de afdoeninge der
„ koecken en vercopinge der meeste moble
„ goederen die conuentualen bagynen sal on-
„ derholden, tweten Gherrytien ten Bussche,
„ Jutte van Vilsteren, Ghese Gheerds dr., Gre-
„ te Hessels dr., Marien Jans dr., Alyd Eg-
„ bers dr., Ghese Koers dr., Alydt Arens dr.,
„ Gheertghen Lambers dr. en Alydt Jans dr.
„ sal gestaeden in het conuent vrye woninge
„ op haer gewoonlicke camere en mede op t
„ reuenter en in die koecken ende elx mede
„ laeten ghenieten een stucke cruythoues ende
„ daerenbouen een iederen voer haar alimen-
„ tatie jaerlix wth des conuents goederen ghe-
„ uen vyff en veertich karelsgulden t stuck
„ van ieder karelsgulden tot XX st. t stuck,
„ te betaelen op dree terminen, tweten op

|pag. 144|

„ meye XV karelsgulden, op St. Bartholomeus-
„ dagh XV karelsgl. en op kersauont XV ka-
„ relsgl. geduyrende soe lange als een ieder
„ van haer sal leuen, mits datt men den twe
„ olsten , tweten Gherrytgen ten Bussche ende
„ Jutte van Vilsteren, sal by prouisie soe veel
„ meerder vergunnen als tot haer luden wae-
„ ringe en dienst sol nodich syn, tot discretie
„ van den Eerb. Herman Gherryts voors. ende
„ Swane te Berkhorst syn huysvrouwe, die
„ by Scepenen ende Raede syn gecommitteert
„ om op de twe olste personen vors. te drae-
„ ghen opsight ende d selue t doen versorgen.
„ Soe veele angaet den persoon van Alydt
„ Westerwyck is geresolueert, dat men haer
„ om die gheruchten van haer quaden leuen
„ voor als noch gheen alimentatie sal vergun-
„ nen, ende dat men den olden prouener van
„ den conuente Gheert Geerlochs sal in den
„ gasthuyse als een prouener annemen en trac-
„ tieren en dan den gasthuys mrs wth des
„ conuents incomsten voor syn kost soe lang
„ als hie leeft jaerlix betalen. T verstaene dat
„ die baghynen vors. die van hier by haer
„ vrienden vertrecken ofte die haer in den
„ echten staedt christelicker wiese begheuen,
„ sullen euenwel haer jaerlixe prouen behol-
„ den en haer eygen goedtien, twelck van den
„ conuente nyet is hergecomen, op haer vrien-
„ den moeghen veraruen, maer die hier in
„ den conuente verblyuen en aldaer verster-
„ uen, sullen haer nablyuende goedtien in
„ den conuente blyuen, mits welcken die con-

|pag. 145|

„ uentualen baghynen voorn. sullen van vors.
„ prouen ofte alimentatie wesen verseeckert
„ en daerenbouen van alle burgerlycken lasten
„ vry blyuen, wthgesegd soe yemande een
„ argelich leuen anveerde, denseluen sal men
„ die alimentatie moegen vermynderen ofte
„ geheel afsnyden. Tot kentenisse van Sce-
„ penen ende Raedt aldus gedaen den 3 Mei
„ 1592.” En dan volgt de lijst der eigendommen, waaruit men mag opmaken, dat de goederen van dat klooster zeer aanzienlijk geweest zijn, ofschoon er toen reeds veel vervreemd was, blijkens een vroeger register.
     Dat ook sommige conventualen de wereld weder mogten intreden en daartoe dispensatie erlangen, is onder anderen daaruit bewijsbaar, dat Susanna Mulert, zijnde eene geordende zuster, van den pauselijken legaat hier te lande in 1554 dispensatie verkreeg, om met eenen Hendrik van Hesselingen, alias Kyndt van Meppel in het huwelijk te treden.
     In 1598 waren nog zeven conventualen in leven. Het kloostergebouw werd dat jaar nog behoorlijk gerepareerd, zoo wel als het bouwhuis, poorten, schuur, spinkamer en paardenstal. In 1610 werd de kerk gerepareerd, zoo mede de overige gebouwen behoorlijk in orde gehouden, alzoo er nog conventualen in woonden, welke eene dienstmaagd tot hare beschikking hadden. Op den 12 Jan. 1616 omstreeks vier uren tegen den avond, staal gemeld, dat zuster Alydt Arents de leste bagyne gerustet is; vervolgens 2 Jan. 1617,

|pag. 146|

„ betaald Marchien Henrixdochter gewesen bagyne maget voor haar leste jaer loen, alsoe de leste bagynne zuster Alydt omtrent nye jaer 1617 gestoruen is 26 gld.”
     Zoo was dan het kloostergebouw te dien tijde door de conventualen ontruimd en stond een geruimen tijd ledig. In 1704 werd de kerk geheel vervallen bevonden en het schoone boomgewas voor het klooster publiek verkocht. Een gedeelte van het kloostergebouw werd tot eene woning van den tweeden predikant ingerigt; een ander gedeelte, eerst verhuurd, werd na 1734 eene zeepziederij. Toen deze onderneming schipbreuk leed en de koopers de jaarlijksche recognitie, waarvoor het hun afgestaan was, niet betaalden, besloot de Magistraat het weder over te nemen, en trachtte er in 1770 eene Fransche school in op te rigten. Toen dit geen gunstig resultaat opleverde is het verkocht, eerst tot eene schoone huizing gemaakt, later in verval geraakt, toen weder tot eene calicotsfabrijk ingerigt en tot heden in particuliere handen gebleven.

______

________________
Ebbinge Wubben, F.A. (1850) Maagdenklooster te Hasselt. Overijsselsche Almanak voor Oudheid en Letteren. 1851, 16, 122-146.

Category(s): Hasselt
Tags: ,

Comments are closed.