Toen in 1646 de kerk van het H. Geestgasthuis met haar toren was afgebrand, besloot men om die niet weder op te bouwen, maar om op de plaats waar ze gestaan had, een toren te bouwen. Onderscheidene bouwkundigen maakten ontwerpen en modellen voor zulk eenen toren, o. a. in 1647 de bekende Jan Adriaansz. Leegwater, in 1648 de molenmaker Dirk Jan uit Edam, en in ’t zelfde jaar Evert Rijnvisch, lid van den raad te Kampen. Geen dezer plannen werd echter aangenomen, maar wel dat van den bekenden en beroemden Philip Vingboom of Vinckeboom van Amsterdam.
Om de kosten tot den opbouw te vinden, besloot de raad den 2en December van dat jaar o. a. dat al de opbrengst van boeten en breuken daaraan zou worden besteed. Den 27en Februari 1649 gelast de raad aan de kameraars der stad, om zich naar Holland te begeven om daar
[pag. 103]
hout te koopen, waaraan door deze wordt voldaan; 17 Maart koopen ze 568 greinen balken en palen te Hoorn en den volgenden dag 361 greinen balken en palen benevens 100 last delen te Medemblik, terwijl den 30en te Amsterdam 18 stijgen, 3½ delen, 200 boomsparren, 69 juffers en 66 lange sparren worden ingeslagen. In laatstgenoemde plaats werd bij die gelegenheid tevens geïnformeerd, naar de wijze waarop het fundament van den nieuwen kerktoren aldaar was gelegd geworden. Toen men vernam dat dit in klinkers was gelegd, besloot men te Kampen die ook daarvoor te gebruiken. Men zal toen met Vingboom de zaak hebben besproken. Den 20en Maart 1649 besloot de raad om het fundament van klinkers en steenkalk vijf voet hoog van het heiwerk af gerekend, op te trekken tot den beganen grond.
Het graven van het fundamentgat 50 voet lang en 42 voet breed, werd den 30en Maart 1649 uitbesteed; den 24en April was het gat klaar en begon ,,Mr. Hendrick Gysbert onse principael timmerman van dit werk’’ aan den houten rooster voor ’t fundament te arbeiden, terwijl hij van 5 Mei tot 15 Juni heide. Hierbij werd een der werklieden, Court Willemsz, den 14en Mei, door het heiblok gedood. Men besloot om de ruimte tusschen den toren en ’t H. Geestgasthuis ter eenre en Jacob Egberts huis aan den anderen kant, aan te vullen met metselwerk, ’t welk echter niet met den toren verbonden zou worden. Men deed ook een flinken voorraad steen op. Van 2 April-28 Sept. 1649 kocht men niet mindei dan 249000 harde moppen en 132000 klinkers benevens 640 ton schelpkalk en voor 785 gl. steenkalk. Van Herman Jacobsz. Kettien te Hasselt kocht men den 5en Juli, 29 blokken Bentheimer steen, zijnde 473 voet; den 14en Juli 6 pilaren Benth. steen zijnde 150½ voet; den 9en Aug. 340 voet en den 11en September 13 blokken Bentheimersteen, zijnde 188 voet alles van denzelfde.
Weldra was ’t heiwerk gereed, en den 26en Juni 1649 werd door den oudsten zoon van den burgemeester Brouwerius de eerste steen gelegd. Aan de vier
[pag. 104]
meesters metselaars van ’t werk: Mr. Jan Berents, Mr. Leenaert Nickel, Mr. Melchior Metraet en Mr. Joest Dirckss, werden bij die gelegenheid 8 rijksdaalders geschonken, terwijl het werkvolk op alsemwijn en brandewijn werd getracteerd. Van 30 Juni tot 27 October werd er door de vier meesters en hunne knechten druk gemetseld, terwijl Jurrien Peters daarover ’t opzicht had. Tot sieraad en tevens om ’t inwateren te beletten, besloot men 28 Juni 1649 dat de voet van den toren zeven voet hoog, waarvan één voet onder den grond, van grauwwerk zou gemaakt worden. Den volgenden dag werd goed gevonden om drie lagen steen rondem aan den buitenkant in steenkalk, en voorts de steenen van het binnenwerk in schelpkalk te leggen. Den 5en September 1649 werd besloten om den trap aan den kant van Jacob Egberts huis aan te brengen, en om daarvoor te gebruiken, voor het onderste gedeelte den grauw steenen trap met spil uit den toren der Broederpoort naar den kant van den Kalverkekken weg. Jan Boer, een steenhouwer uit Zwolle, arbeidde met werklieden uit Gildehaus aan ’t grauwwerk. Den 21 September 1650 kocht de raad nog 34000 moppen en 16000 klinkers voor den bouw aan.
Men wilde echter den toren niet terstond afbouwen; men schijnt in 1650 ongeveer tot op een derde van de hoogte van het muurwerk van het vierkant te zijn gekomen en besloot den 21en Februari 1651 ,,dat de nye tooren voor dat jaer sal rusten sonder dat daer aen gearbeidet wordt, ten eynde dezelve besterven moege.’’ Het werk stond dus een jaar stil. In 1652 hervatte men den arbeid, sloeg van Maart tot October 194500 moppen en 49000 klinkers, benevens 784 ton kalk in. De metselaars, de genoemde vier meesters met hunne knechten, metselden van 23 Mei tot 25 Septer. Mr. Jan Boer uit Zwolle en Mr. Anthonis leverden grauwwerk. De laatste levert o. a. ’t houwwerk voor vier blinde ramen en 66 hoekstukken. Na 1655 hokte de arbeid weer, allerlei rampen, misgewas, dijkbreuken en groote schade aan de IJsselbrug, putten de stadsfinanciën uit. In 1656 werd besloten eene belasting op
[pag. 105]
vreemde bieren, brandewijn en tabak te heffen om daaruit geld voor den opbouw te vinden. Doch ’t hielp niet veel, in 1660 was er nog geldgebrek en men nam nu tegen 9% geld op tegen lijfrenten, tot een bedrag van f 96026.
De steenhouwer Mr. Elias de Muller nam den 31en Maart 1661 aan, het verdere grauwwerk, als architraven, balustres, lijsten en gaanderijen enz. te leveren. Van 1 Juli tot 11 Oct. 1661 metselde men weer, men sloeg weer 20000 steenen in; terwijl van 7 Juni tot 25 Oct. 1661 het bovenste steenen achtkant, op alle hoeken met spekstukken van grauwen steen voorzien, werd gereed gemaakt. De lijsten, de balustrade aan den omgang met de 17 wapens van den magistraat en de secretarissen, gehouwen naar de teekening van Jan de Graaff, en ’t andere houwwerk, werd achtereenvolgens door hem afgeleverd. In het laatst van 1663 levert Willem Stamhorst, kopersmid te Amsterdam, allerlei koperwerk, waaronder den koperen bal boven op den toren, koperen luiken en lantarens enz. David Questiers, loodgieter te Amsterdam, levert van Mei tot Dec. 1663 34413 ponden lood, terwijl tot Juli 1664 door anderen nog 2316 ponden werden geleverd, ’t welk alles gebezigd werd om den houten bovenbouw te bekleeden. Dit houten bovenwerk werd van 1661-1662 gemaakt en geleverd door Gerrit, Coert en Herman Wolters, drie gebroeders, die hadden aangenomen het van Twentsch eikenhout te vervaardigen, terwijl Jan Matheu en Age Sybrands het opzicht over dit werk hadden. De eerste kreeg daarvoor ƒ 824.19, de tweede ƒ 769.4; ieder eene vereering van vier ducatons of ƒ 12.12.
Het kruis dat in 1664 op den toren werd gezet weegt negen honderd ponden.
De stadsregeering wenschte in den nieuwen toren ook een uitstekend klokkenspel te hebben, en wendde zich daarom tot den bekenden kundigen klokgieter François Hemony te Amsterdam, aan wien men den 28en November 1657 de levering opdroeg.
Reeds in Maart 1657 zond hij een klok wegende 1828, deze werd echter in den toren der Waalsche kerk gehan-
[pag. 106]
gen. Den 28en Maart 1660 zond hij nog 27 nieuwe klokken, wegende 8332 q; 27 ijzeren klepels, wegende 382 q, 17 ijzeren tuimelaren wegende 159 q en 12 q ijzerdraad. Den 3en Maart 1661 zond hij de koperen ton voor ’t speelwerk wegende 3277 q; den 12en Sept. 1662 drie nieuwe klokken wegende 3875, 1995 en 1008 ponden. Twee klokken uit den bovenkerkstoren benevens nog twee klokken, die de stad had, werden door Hemony uitgedraaid en op toon met de geleverde klokken gebracht. De klokken en het speelwerk werden eerst in den toren van het Raadhuis in Maart 1660 en in 1663 op den Nieuwtoren opgehangen en gestemd door Hemony. De klokken kostten aan de stad met ƒ 400 voor werkzaamheden van Hemony voor ’t uitdraaien der oude klokken ƒ 16760.60. Hij ontving van den magistraat aan bij den brand gesmolten klokspijs 4491 q en aan uitdraaisel uit de oude klokken 543 q, het eerste nam hij tegen 46, het tweede tegen 57 stuivers ’t pond over. Toen den 9en Februari 1664 met hem werd afgerekend had hij nog ƒ 4347.17 van de stad te vorderen die hem 8 Febr. 1665 werden voldaan. Als blijk van tevredenheid vereerde de stad hem een gouden penning 100 guldens waard, op de stadsmunt geslagen. Gerrit van Loo had een nieuw klavier geleverd en de gaten op de speelton verdeeld, terwijl Michiel Hansen, smid en stadsuurwerkmaker, deze er in maakte en aan ijzerwerk, voor de klokken noodig, 70541 q, leverde. Salomon Verbeeck klokspeler uit Amsterdam betaalde men 4 Januari 1664 honderd tachtig guldens, omdat hij vier weken bezig geweest was met het scheren der draden, om de klokken te kunnen bespelen, terwijl den 3en Januari van dat jaar aan Mr. Hendrick, organist te Zwolle, voor het opnemen en inspecteeren van ’t werk, twintig gulden werd betaald. Den 2en Januari van dat jaar hadden burgemeesters schepenen en Raad ,,met die daartoe geroepen musicyns uyt de benaebuurde steden en assumptie van het Collegium Musicum deser stadt’’ het klokkenspel opgenomen.
,,Wegens het voltrecken van het klockenspel ende uyrwerck op de nieuwe toren’’ werd den 30en Novem-
[pag. 107]
ber 1669 nog aan de Wed. Sprakels toegekend f 3120.10. ,,Aan Monsr. Philip Vingboom Architect’’ werd ,,volgens resolutie van Schepenen ende Raedt voor syn diensten van teykeninge ende ordenieringe des toorns’’, toegelegd vier honderd guldens. Vooral in de jaren 1661, 1662, 1663 en 1664 zien we Vingboom dikwijls te Kampen, waar hij logeert in de herberg van Engele van Ophuisen.
Het klokkenspel, zeker een der allerbeste van ons land, looft nog heden ten dage zijn meester. De koperen ton heeft 6480 toongaten, 120 in de rondte en 54 in in de breedte. In 1679 helde de nieuwe toren reeds eenigszins over en stelde de gezworene gemeente voor, om maatregelen te nemen om dit verder te voorkomen. Eerst den 18en April 1701 vereenigde de Raad zich met een advies en teekening van Gerrit Baver, mr. timmerman der stad Zwolle, om de balken in den Nieuwtoren te onderschragen en werd dezen dat werk opgedragen.
Voortdurend vindt men echter besluiten om den toren te versterken door ’t inleggen van balken en maatregelen te nemen tegen ’t afwijken der fundamenten. In 1734 is in de besluiten zelfs sprake van ’t nemen van maatregelen tegen ’t gevaar van instorten.
Allengs schijnt de toren gelijkmatig bezakt te zijn en is alle gevaar geweken; thans staat hij nog daar, als een fier en fraai monument van ’t bouwkundig talent van Mr. Vingboom.