De dikke boom te Wijhe
Dat inzonderheid de boomsoorten eenen verbazenden ouderdom en eene ongewone grootte kunnen bereiken, daarvan levert het plantenrijk genoegzame bewijzen op: ook zelfs in ons Vaderland treft men dergelijke boomen aan, die zoowel om derzelver dikte als ongemeene grootte waardig zijn vermeld te worden.
Een eerste ongemeen groote boom, dien ik mij herinner, is de groote Lindeboom te Driel in de Overbetuwe, welke aldaar aan den dijk staat, en door de inwoners der, in den omtrek liggende dorpen, als de groote Lindeboom bekend is.
Ook op Beekhuizen in de nabijheid van Arnhem, zag ik, niet verre van de schoone fontein, twee eerwaardige eiken die beide, zoo als een geloofwaardig schrijver vermeldt, reeds meer dan eenen drie-honderd-jarigen ouderdom bezitten, en ouder den naam van Philemon en Baucis bekend zijn.
Deze bekoorlijke plaats werd door de Nederlandsche dichteres E.M. Post, onder den naam van het lieve plekje, bezongen.
Op hetzelfde Beekhuizen, alwaar hetzelve aan Roozendaal grenst, heb ik mede eenen boom gezien, onder den naam van den boom van den kluizenaar bekend, die onder de buitengewone boomen, moet gerekend worden, in en onder welken veertig personen op eene aangename, ruime en gemakkelijke wijze plaats kunnen vinden.
Men noemt denzelven den boom van den Kluizenaar, naardien deze, in het midden der drie verdiepingen verholen, aldaar een zeer gemakkelijk rustbed van mos bezit, waarvan ieder vreemdeling bij zijn afwezen gebruik kan maken.
Een bijzonder zware en oude boom in het ’s Gravenhaagsche bosch, Keizer-Karels boom, is voor weinig jaren omvergestort. Ook deze had eenen ongemeen dikken of buitengewoon grooten omvang verkregen, zoodat ieder der hoofdtakken op zich zelven genomen, reeds een eerbiedwekkende boom zoude zijn. Sommigen hebben gemeend, dat dezelve reeds ten tijde van Keizer Karel een fraaije boom zoude geweest zijn, en alzoo meer dan drie honderd jaren bereikt had, toen hij door eenen stormwind is om verre geworpen.
Te Goes heb ik eenmaal vruchten gegeten van eenen ouden Moerbeijen-boom, de Jacoba’s-boom genoemd, die in het vorige jaar nog aanwezig was, en aldus zoude genoemd zijn geworden, omdat Jacoba van Beijeren, tijdens haar verblijf in Goes, onder de schaduw van dien boom zoude gerust of verpoosd hebben. Deze boom zoude alzoo den ouderdom van over de 400 jaren bereikt hebben, toen ik er zelf een drietal moerbeijen van plukte!
Ook vindt men nog in het ’s Gravenhaagsche bosch eenige zware beukenboomen, niet verre van het Huis in het Bosch en aan het zoogenaamde kerkpad, welke reeds ten tijde van Heemskerk, en ook thans nog bij overlevering, voor het priëel van Jacoba van Beijeren gehouden worden.
Geen dezer boomen echter schijnt den boom te overtreffen, waarvan gij hier eene afbeelding ziet.
Wij bedoelen eenen grooten populierboom te Wyhe, een dorp niet verre van Zwolle gelegen, in welk dorp — dit zij hier in het voorbijgaan gezegd — drie fraaije graftomben van de baronnen van Dedem, van Voerst tot Hagenvoorde en van van Ytersum in de kerk prijken.
Deze boom namelijk weleer zestig voet hoog, telt misschien eenige eeuwen, wanneer wij denzelven met de bovengenoemden vergelijken.
Slechts het onderste gedeelte van dien boom is nog aanwezig, ter hoogte van eenige voeten; liggende het bovenste gedeelte, volgens een geloofwaardig berigt uit Wyhe zelf, voor een paar jaren
omgestort in het park van de eigenaresse, Mevrouw de weduwe van Knobbelsdorf, geboren van Dedem tot de Gelder. Deze boom dan, draagt met regt den naam van den dikken boom van Wyhe, en is als zoodanig vrij algemeen in dien omtrek bekend.
Volgens denzelfden geachten berigtgever is de holte des booms zoo groot, dat zích eenmaal vier en dertig schoolkinderen in denzelven verborgen
hebben: de omtrek is volgens meting ruim 32 voet, en in deszelfs holte is een kastanjeboom geplant, die er welig staat te groeijen. Dat zoodanig een boom door de eigenaresse, juist om deszelfs groote zeldzaamheid op prijs wordt gesteld, is ligt te denken: ook heeft Mevrouw van Knobbelsdorf, hetgeen van denzelven nog aanwezig is, laten teeren, en door eenen ijzeren hand doen omvatten; ten einde denzelven zoo lang mogelijk te bewaren, en alzoo de liefhebbers niet te leur te stellen, die, zich van Zwolle naar Deventer begevende, te Wyhe eenigen tijd vertoeven om dezen hoogst merkwaardigen boom te beschouwen.
– (1835). De dikke boom te Wijhe Hollandsch Penning-Magazijn voor de jeugd, 1, 79-80.