Waarom er geen Nadere Reformatie in Overijssel heeft bestaan

Waarom er geen Nadere Reformatie in Overijssel heeft bestaan 1 [1. Naar aanleiding van Classicale acta 1573-1620 VI. Provinciale synode Overijssel. Classis Deventer 1601-1620, Classis Kampen 1596-1601 en 1618-1620, Classis Steenwijk/Vollenhove 1601-1620, J. van Gelderen en C. Ravensbergen ed.; Den Haag 2000. RGP Kleine Serie 90.
Behalve van deze acta is voor dit artikel gebruik gemaakt van H.E. Niemeijer, ‘Reformatie en volkscultuur in het achterland van Deventer, 1597-1633’, Overijsselse historische bijdragen 109 (1994) 51-86.]

J. Exalto

Sinds 1974 weten we dat de classis de belangrijkste meerdere vergadering is die de gereformeerde kerk tot 1816 gekend heeft. Zij nam in de late zestiende eeuw de kerkinstituering en de instelling van de kerkelijke ambten ter hand. De classes waren ‘bij uitstek de instrumenten van de calvinisering’, schreef A.Th. van Deursen destijds in zijn Bavianen en slijkgeuzen, en zijn constatering is door later onderzoek alleen maar verder onderbouwd.
De acta van dit kerkelijk-bestuurlijke middenniveau dienen daarom ook altijd geraadpleegd te worden, omdat synodale besluiten naar onderen doorgespeeld en lokale aangelegenheden hier afgehandeld of eventueel naar boven doorverwezen werden. Het belang van uitgave van deze acta dient derhalve niet onderschat te worden.
J.P. van Dooren nam daartoe in 1980 het initiatief met een bronnenpublikatie van de acta van de classis Dordrecht over de jaren 1573-1600. Van de provinciale synode Zuid-Holland verschenen verder de classicale acta Dordrecht 1600-1620 en Breda 1616-1620 (J. Roelevink, 1991), Rotterdam en Schieland 1580-1620 (J. Bouterse, 1991), Leiden 1585-1620 en Woerden 1617-1620 (M. Kok en J. Roelevink, 1996).
Daarmee zijn de meeste classicale acta van de provinciale synode van Zuid-Holland uitgegeven, op Delft en Delfland na. Maar Abels en Wouters hebben ons deze in najaar 2001 in het vooruitzicht gesteld.
Bouterse verzorgde voorts in 1995 de acta van de classis Walcheren 1602-1620 en Zuid-Beveland 1579-1591, ressorterend onder de provinciale synode Zeeland. J. van Gelderen en C. Ravensbergen, als kerkhistorici verbonden aan Kampen I, editeerden in 2000 de classicale acta van Deventer 1601-1620, Kampen 1596-1601/1618-1619 en Steenwijk/Vollenhove 1601-1620, behorend tot de provinciale synode van Overijssel. Al deze bronnenpublikaties zijn voornaam uitgegeven in de zogenaamde kleine serie van de Rijks Geschiedkundige Publicatieën van het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, alles onder supervisie van J. Roelevink. De tijdgrens van het project loopt tot 1620. Een aantal individuele historici heeft momenteel de classis Gorinchem, Schouwen-Duiveland en Edam en Monnikendam onder handen; de Kamper kerk­historici werken aan de acta in de provinciale synode van Gelderland. Wegens het uitermate minutieuze en derhalve tijdrovende werk zullen we nog wel een aantal jaren geduld moeten oefenen.

Reformatie der zeden

De acta van de classis Zwolle zijn in 1708 door een brand verloren gegaan. Die van de

|pag. 140|

_______↑_______

classis Kampen over de periode 1601-1618 zijn tijdens de twisten tussen remonstranten en constra-remonstranten zoekgeraakt. De resterende acta uit de provinciale synode van Overijssel zijn om een aantal redenen voor de bestudering van het gereformeerde religieuze leven in de zeventiende eeuw van belang. In de eerste plaats verschaffen ze een tamelijk nauwkeurig inzicht in het verloop van de calvinisering in een andere provincie dan Zuid-Holland. Dat vult onze kennis van dit proces wezenlijk aan.
In de tweede plaats zijn de acta uit Overijssel van grote betekenis voor wat wel de ‘reformatie der zeden’ genoemd wordt. Vooral dit punt heeft natuurlijk de belang­stelling van de lezers van het Documentatieblad Nadere Reformatie. Ik zal hieronder nader ingaan op het reformatieverloop in Overijssel en de classicale pogingen tot ‘reformatie der zeden’. Daarmee wil ik gelijk duidelijk maken dat er in ieder geval in Overijssel geen Nadere Reformatie heeft bestaan in de zin van de in dit tijdschrift vigerende begripsbepaling – ook al was daar een Jacobus Revius werkzaam.

Gommar en Armijn

In de provincie Holland mocht in 1572 een bloeitijd aanbreken voor reformatie en economie, voor Overijssel gold het tegendeel. Deventer en Zwolle hadden hun religieuze bloeitijd vanwege de moderne devotie sinds lang achter zich, en Kampen was met de andere Hanzesteden de periode van economische voorspoed voorbij. In 1580 kozen de Staten van Overijssel de zijde van de Opstand. Zij verklaarden uitdrukkelijk – conform de Unie van Utrecht – niemand in zijn geweten te willen binden inzake de religie. Maar de Spanjaarden bleken in deze streek niet eenvoudig te verjagen. Uit de bronnen blijkt nergens dat de bevolking daar op zat te wachten en wegens de steeds aanwezige dreiging van Spaanse invallen tot circa 1630 opereerden de Staten ook uiterst omzichtig.
In 1597 kwam Overijssel na enkele veldtochten van Maurits onder Staats gezag.
Maar in 1605 was het weer raak: Spinola nam Oldenzaal. De eerste fase van de reformatie in Twente was gebroken. Beide partijen zagen zich nu als het wettige gezag in Twente; de rooms-katholieke deken van Oldenzaal en de classis Deventer erkenden elkaar natuurlijk niet. Bij de sluiting van het Twaalfjarig Bestand in 1609 werd bepaald dat de Spaanse en Staatse overheden hun gezag mochten laten gelden over de gebieden waar zij op dat moment zeggenschap hadden. Dat leverde voor de omstreken van Oldenzaal problemen op, want hier betwistten beiden elkaars gezag.
Zowel priesters als predikanten waren op het platteland actief. Handgemeen bleef niet uit. Een nader akkoord beperkte het Spaanse gezag tot Oldenzaal; kerkelijk bleef de status quo gehandhaafd.
Toen kwamen de gereformeerde twisten tussen Gommer en Armijn. Vooral in Kampen wekten ze onrust. De Staten boden in 1616 bij resolutie tot rust en eenheid. De dominees mochten van de preekstoel geen ‘steekstoel’ maken en dienden zich ook met de pen van de predestinatie te onthouden. Op straffe van afzetting. De predikanten uit de classis Steenwijk/Vollenhove weigerden eendrachtig te ondertekenen. Classis Deventer had moeite met de inmenging van de staat in kerkelijke zaken; slechts één

|pag. 141|

_______↑_______

van de vier aanwezige predikanten tekende een aangepaste resolutie, waarin de dreiging met afzetting weggelaten was. Revius en twee medebroeders weigerden. ‘Kampen’, goeddeels remonstrants, tekende op één na. Zo was het Overijsselse gereformeerde huis tegen zichzelf verdeeld: Deventer en Steenwijk/Vollenhove tegenover Kampen; Zwolle helde over naar het remonstrantisme. Maurits kwam in de Staten pleiten voor een besluit ten gunste van een nationale synode. Kampen wilde eerst niet, maar trok bij om toch nog enige invloed uit te kunnen oefenen.
De classis Deventer weigerde pertinent de overheid inzage te verschaffen in haar correspondentie met andere kerkelijke vergaderingen. De provinciale synode van Overijssel en later de nationale van Dordrecht liepen slecht af voor de remonstranten. Op 10 januari 1619 werd de magistraat van Kampen verzet. De provinciale synode bewerkte voorts dat de Staten van Overijssel de Dordtse kerkorde ondertekenden – mits deze niet tegen de geldende privileges streed. Zo was er intern orde op zaken gesteld. Maar het Overijssel van de zeventiende eeuw telde talloze rooms­katholieken en verschillende doopsgezinden en lutheranen. Daar kon de classis niet omheen. Evenmin als om de vele ‘uitwassen’ van de religieuze volkscultuur, die verre van gereformeerd was en eigenlijk tot 1700 niet ge-reformeerd werd.

Strikt-gereformeerd Reformatieprogramma

Zulke uitwassen waren er volgens de classes genoeg. ‘Es soll der herr drost von Sallant von uns ersucht und angesprochen werden wegen der schutten- und konigsbieren und vastelabentshandel, das doch solche heidnische wercken mochten abgeschafft werden’, zo zet de classis Deventer op 12 maart 1605 haar beschavings­offensief in, na in de eerste jaren van haar bestaan eerst de positie der predikanten en de examinering van overgelopen pastoors geregeld te hebben. Met de regelmaat van de klok werd tegen deze volkszeden gejeremieerd, niet zelden met een oproep tot de overheid. Ik som er enkele op. Het volk in Holten moest niet ‘so wild op den kerckhof gahn onder die predig’ (26 september 1610). Het plakkaat tegen het papagaaischieten dient geëffectueerd te worden (26 mei 1613). En wanneer kwam er nu eens een einde aan het ‘schieten, trummen ende schatten’ van het volk tijdens de predikatie; ook het drinken bij de doop van een kind was een ware ramp – vaak zoveel dat men bij de doopvont de naam van het kind vergeten is! (22 juni 1614). De overheid moet maar een verbod uitvaardigen op het uitlopen naar tovenaars, duivelbanners en ‘segenspreeckers’ (31 mei 1615). Ook zou zij er goed aan doen eindelijk eens een einde te maken aan de vastenavond- en papagaaibieren alsmede aan het schieten, trommelen en dergelijke onordentelijkheden op de kerkhoven, ‘in den kerckgangen’ en elders (19 augustus 1618). En zo kunnen we nog wel even door gaan.
Bijvoorbeeld met het 1 september 1618 opgestelde gravamen van de classis Deventer richting de nationale synode. Helemaal conform het streven der ‘Nadere Reformatie’. Ik licht er een aantal punten uit die daarop wijzen.

  • Dat er zoveel mogelijk uniformiteit zij in orde en ceremonie, als daar zijn: gebeden, psalmen, gezangen, doop, avondmaal, huwelijk, geloofsbelijdenis, ziekenbezoek, visitatie van lidmaten voor het avondmaal, beroeping van predikanten, vergadering van de kerkenraad.
  • Dat de predikanten zich met hun familie nederig in kleding en huishouden zullen gedragen.


|pag. 142|

_______↑_______

  • Dat alle predikanten, ouderlingen en diakenen de kerkorde, catechismus en confessie zullen ondertekenen.
  • Dat professoren theologie en rectors der scholen dit eveneens doen; dat zij aan de censuur der synode onderworpen zijn.
  • Dat ook schoolmeesters en kosters ‘professie’ doen van de gereformeerde religie.
  • Dat in alle kerken en op alle scholen de catechismus, ‘ende geen ander als die recht gereformeerde’, geleerd wordt.
  • Dat de hoge overheid het drukken en verkopen van fameuze, godslasterlijke en ketterse boeken verbiede.
  • Dat zij ook opzicht houde op het heimelijk insluipen van de jezuïeten en het houden van paapse en andere ‘conventiculen’, waardoor het volk afgehouden wordt van de predikdienst. ‘Dat dan hare Edelmogenden resolution daertegen, voor desen genomen, ter executie willen stellen.’
  • ‘Dat de heiligmackinge des sabbaths beter als tott noch tho onderhouden ende alle dusorderen affgeschafft worden.’
  • Dat alle geestelijke goederen ‘tot haer rechten gebruik’ aangewend worden.
  • ‘Dat die leere bij den synodo goetgekent, met believen van haere Hoogmogenden, alleen publiek geleert worde.’

Dit is een strikt-gereformeerd, ‘precies’ zowel als theocratisch programma. Na en door de executie hiervan, zo waren alle gereformeerde predikanten van mening, diende de praktijk der godzaligheid gestalte te krijgen.
Na de beslechting van de remonstrantse twisten gaat de classis Deventer in 1619 verder in haar strijd tegen de religieuze volkscultuur. De gedeputeerden ter synode worden verzocht de Staten te verzoeken tappen zowel als drinken – hetzij onder het voorwendsel van koopmanschap of iets anders – onder de beide zondagse predikaties ‘bij seeckere peene eernstlijck verbaden ende geexecuteert weerden’. Hetzelfde geldt voor de ontvangers van de pondschatting en generale middelen: zij mogen zondags onder de predikdienst geen gelden innen – ‘opdat den sabbatdach na behoeren geheylicht, ende den Heyligen godsdienst ter eeren Gods verrichtet weerde’ (14 september 1619).
Voor de classes Kampen en Steenwijk/Vollenhove geldt hetzelfde betreffende de ‘reformatie der zeden’. Zo gaf de classis Kampen op 18 september 1618 de provinciale synode ter ernstige overweging de provinciale Staten te vragen naar effectuering van het plakkaat tegen ‘die grouwelijeke profanatie ende ontheyliginghe des sabbats’ door kermissen, marktdagen, papagaaischieten, ganstrekken en andere volksvermaken. De classis Steenwijk/Vollenhove, op 25 april 1611 te Giethoorn bijeen, besloot een dergelijk verzoek zelf tot de Staten te richten, inclusief afschaffing van de vastenavondspelen. De drost bleek van goede wil, want op 22 april 1613 werd meegedeeld dat hij ‘daerin met expresse inhibitien ende straffingen’ zou optreden.

Moeizame protestantisering

De invoering van de reformatie in Overijssel verliep uitermate moeizaam. Almelo bleef tot 1619 luthers, Enschede tot 1615 luthersgezind en Borne, waar de adellijke familie Schele de touwtjes in handen had, tenminste tot 1621. In grote delen van Twente was deze ‘evangelische’ of lutherse religie populair; zij was ook niet zo fel gekant tegen allerlei uitingen van religieuze volkscultuur. Iemand als Johannes ter Borch, sinds 1615 predikant te Enschede – door de drost aangesteld, niet door de classis erkend – werd in 1619 vervangen door de rechtzinnige Joannes ab Alckemade.

|pag. 143|

_______↑_______

Ter Borch bleef echter zitten waar hij zat. Deze notoire zuipschuit werkte Alckemade op alle mogelijke manieren tegen. Het grootste deel van de bevolking was op zijn hand en kwam dus zelden in de kerk. Op zondagavond bevond hij zich met de schoolmeester en jongerengezelschappen steevast in de kroeg.
Op 1 augustus 1626 nam Ernst Casimir van Nassau Oldenzaal. De magistraat werd verzet. De reformatie van de pastoors en rooms-katholieke riten, ter hand genomen door de classis Deventer, verliep uiterst moeizaam. Wederom vonden er wederzijdse intimidaties plaats. En de tweede fase van de reformatie in het achterland van Deventer werd feitelijk tenietgedaan door het interim-akkoord van 1628. De rooms-katholieke geestelijken van Oldenzaal en Twente werden in hun rechten hersteld; katholieke erediensten mochten publiekelijk plaatsvinden waar zij ook tijdens het Twaalfjarig Bestand voorgekomen waren. Jodocus Eckelius haalde op zijn kansel in Deventer fel uit naar de overheid, die de ‘afgodendienst’ juist moest weren – ‘Hypocriten’ waren het, ‘Mamelucken, jae Duivelskinderen’! Revius en de andere Deventer predikanten steunden Eckelius nadat de overheid hem op z’n vingers tikte. De overheden in Oldenzaal dienden neutraal te zijn, maar waren feitelijk rooms-katholiek; het volk was op hun hand. Op 20 februari van hetzelfde jaar ging er een processie langs de kerk, waar juist een godsdienstoefening gehouden werd. De ‘papen’ begonnen te zingen en te schreeuwen ‘soe vresselyck dat die kercke daverde’.

In december 1632 zegden de Staten-Generaal uiteindelijk het interim-akkoord op.
De roomse religie werd bij plakkaat verboden en het gehele gebied kwam onder classicaal gezag. De reformatie in Overijssel was dus voor een groot deel afhankelijk van het politieke en militaire verloop van de Opstand, die daar veel tastbaarder aanwezig was dan in bijvoorbeeld Holland. Daarbij sloot de gereformeerde kerk niet aan bij de religieuze volkscultuur, maar toonde zich ‘cultuurvijandig’. Dat kwam haar succes niet ten goede. Kerkhoven waren nu eenmaal trefpunten voor het sociale leven. De zondag als rustdag was de zeventiende-eeuwse Overijsselaar vreemd. De gereformeerde predikanten zagen dat echter als een aantasting van de kern van de reformatorische boodschap.
Eerst in 1633 beheersten de calvinisten het gehele platteland. Maar de oostnederlandse mentaliteit toonde zich niet bereid tot ingrijpende godsdienstige verandering die de classes voorstonden, zij wenste haar collectieve religieuze volksgebruiken te behouden. Wat dat betreft sloeg de ‘evangelische’ of lutherse religie, een soort overgangsvorm tussen rooms-katholicisme en reformatie, beter aan. Zij kanaliseerde de volksgebruiken in plaats van ze heftig en radicaal te bestrijden. Calvinisme in Overijssel is, enigszins kort door de bocht gezegd, tot 1700 een hobby geweest van enkele stedelijke dominees.

Dit alles bij elkaar genomen is het duidelijk waarom er geen Nadere Reformatie in Overijssel heeft bestaan. Zij vond geen ingang bij het volk. Maar heeft onder de predikanten en in de kerk ook niet bestaan in de zin van de definitie van de Stichting Studie der Nadere Reformatie. De ‘reformatie der zeden’ was een algemeen gereformeerd agendapunt. Revius deed niets meer of minder dan zijn medepredikanten en de kerk van hem verwachtten.

|pag. 144|

_______↑_______

 
– Exalto 2 [2. Met dank aan Dr. John Exalto voor de verleende toestemming voor digitalisatie en plaatsing op dboverijssel.nl.], J.(2001). Waarom er geen Nadere Reformatie in Overijssel heeft bestaan. Documentatieblad Nadere Reformatie, 25 (2), 140-144.

Category(s): Overijssel
Tags:

Comments are closed.