Een overeenkomst van maatschap van Deventer bergevaarders in 1489


EEN OVEREENKOMST VAN MAATSCHAP
VAN DEVENTER BERGEVAARDERS IN 1489.

_______

     In het Oud-archief van de gemeente Deventer wordt bij de bescheiden van diversen aard van het jaar 1489 het stuk bewaard, waarvan de inhoud hieronder wordt medegedeeld.
Eigenlijk is het slechts de helft van een stuk, waar in het midden de letters A.B.C.D. zijn geschreven en aan beide zijden van deze letters de tekst volgde van hetgeen partijen overeengekomen waren. Nadat onderteekening en bezegeling had plaats gehad, werd het stuk „uut malkanderen gesneden”, en wel zòò, dat de letters A.B.C.D. door een zigzaglijn in tweeën werden verdeeld. Elk der partijen kreeg de helft van het oorspronkelijke stuk, welke helften later, ten bewijze, dat ze op één en dezelfde overeenkomst betrekking hadden, aaneengepast konden worden. Gewoonlijk wordt zulk een stuk een chirograaf genoemd, omdat, waar hier de letters A.B.C.D. geplaatst waren, vaak het woord Chirographe (= met de hand geschreven) werd neergeschreven.

     De inhoud van het stuk brengt ons in aanraking met de handelspraktijk van Deventer Bergevaarders. Peter Staelbyter, die de reis naar het verre Noorwegen zal ondernemen, brengt 12½ gulden in de vennootschap in, zijn oom Henrick Staelbyter met Henrick Spegel samen het dubbele van de door Peter ingebrachte som. De voor het gezamenlijke bedrag aangekochte goederen zullen door Peter in Bergen worden verkocht. Nadat ieder zijn inleg zal hebben terugontvangen, krijgt Peter de helft van de winst en Henrick Staelbyter en Henrick Spegel samen de andere helft.
     Vertrouwensman van de partijen en tevens gemachtigde van Peter, die immers bij de verdere ontwikkeling en af-

_______________↓_______________


|pag. 61|_______________↓_______________

|pag. 62|

     Tenslotte een enkel woord over de personen van de verdragsluitende partijen.
     Volgens de cameraarsrekening over 1489 van Conraet ten Duyne 1 [1. Folio 4 recto bovenaan.]) werd aan Henrick Spegel geld betaald in verband met het copieëren en als notaris onderteekenen van processtukken. Hij was dus notaris. Hij schreef ook in 1474 voor het kapittel van St. Walburg te Zutphen de copie van een stuk, die aan den deken van het kapittel van St. Lebuinus te Deventer werd uitgereikt. 2 [2. Inventaris van het Deventer archief (1870) no. 1607, blz. 174 verso.])
     Aan Henrick Staelbyter deed de stad in 1488 een betaling voor het schrijven van twee brieven 3 [3. Cameraarsrekening van Johan van Graes over 1488, folio 3 verso.]). Niet onwaarschijnlijk, dat hij zich bij Spegel, met wien hij in 1489 samen handelszaken drijft, in de schrijfkunst en de notarispraktijk oefende.
Blijkens de cameraarsrekening van 1490 is hij in dat jaar stadssecretaris geworden en uit de handteekening in het hier medegedeelde vennootschapcontract volgt, dat hij tevens notaris was. In de cameraarsrekening van 1510 wordt hij voor de laatste maal als een der stadssecretarissenm genoemd. Een door hem geschreven verhandeling over de huldiging binnen de stad Deventer van bisschop David van Bourgondië in het jaar 1496 is in de Overijsselsche Almanak 4 [4. Jaargang 1841, blz. 236, e.v. Het stuk zelf wordt in het Oud-archief van Deventer (middeleeuwsch archief no. 488) bewaard.]) afgedrukt. De omstandigheid, dat Staelbyter een der stadssecretarissen was, verklaart ook, dat zijn exemplaar van de vennootschapsovereenkomst in het stedelijk archief is bewaard gebleven.
     Wij mogen wel aannemen, dat ook Lubbert Sonnenberch, over wien ik geen nadere bijzonderheden vond, tot de handeldrijvende burgerstand van Deventer behoorde, terwijl Peter Staelbyter als aankomend koopman kan worden beschouwd.

_______________↓_______________


|pag. 63|

     Hier volgt de inhoud van het stuk:
     Ick, Peter Staelbyter, anders gehieten Kerckhoff, van Deventer, bekenne ende tughe myt desser mynre hantscrift voer my ende myne erfgenamen, dat ick ontfangen heb van Henrick Spegel ende Henrick Staelbyter, mijnen oem, vyffendetwyntich golden rinsche gulden, ende daerenteghen heb ick gelecht myt hem in masschop dertyendenhalven golden gulden, voer wellick gelt ick waer gekofft hebbe nae inhoelt myns rekenboecks ende mede genamen hebbe to Berghen in Noerweghen. Ende, wes 5 [5. Wat, iets.]) wyninge van der alinge 6 [6. Geheele.]) summe vorsseid kompt, ys bevorwairt, dat ick die helffte van der wyninge hyr van kommen machte hebben ende hoelden sall voir mynen arbeit, ende dye ander helffte van der wyninge sullen hebben Henrick Spegel ende Henrick Staelbyter vorsseid tsamen myt malkanderen. Behoeltlyck altoes een ygelicken die principael summe vorsseid tevoren aff te reken(en) ende te nemen; ende weert oick sake, dat my Henrick Spegel ende Henrick Staelbyter nae raede Lubberts Sonnenberchs ende Wichmonts synre echter huesfrowen wes 7 [7. Wat, iets.]) meer sendende worden 8 [8. Zullen.]) baven desser summe vorsseid sye my gedaen heb(be)n, wes 9 [9. Wat, iets.]) ick daervan van der wyninge heb(be)n solde, willick altoes blyven ende staen tot seggen Lubberts ende Wichmonts vorsseid. Ende wes 10 [10. Wat, iets.]) hantscrifte Lubbert ofte Wichmont (aan) Henrick Spegell en de Henrick Staelbyter vorsseid van mynre wegen geven van guede ofte gelde sye my nae sendende worden 11 [11. Zullen.]) baven der summen vorsseid, bekenne ick oick myt mynre hantscrift hyronder gescreven schuldich te wesen ende daer guet bewys ende rekenscap van te doen. Ende desse masscop vorsseid sal durende bliven sess jaer lanck. Ende daerentendes een den anderen een jaar toveren op to seggen ofte te scriven. Ende ter meerre vestnisse

_______________↓_______________


|pag. 64|

aller puncten vorsseid synt desse cedulen twe uut malkanderen gesneden, geteykent myt A.B.C.D., alleens 12 [12. Volkomen gelijk.]) ludende ende myt segele Lubberts Sonnenberchs vorsseid hyronder om onser allen beden willen op spacium desser cedulen gedruct.
Gegeven int jaer ons Heren dusent vierhondert negen ende tachtentich des maendages op sunte Pancraciusavent.13 [13. 11 Mei.])

     Desse voirwaerde hyrbaeven gescreven bekenne ick Peter Stalbyter tosamen ende ellyck bysunder also te wesen als vorsseid stet, ende heb daerom gebeden Lubbert Sunnenb(e)rch syn segel hyr op te drucken, oerkunde myns selves hant.
Peter Stalbyter.          

     Item tot Peters vorsseide summe heft Lubbert Sonnenberch ingelecht vijff golden gulden; des sal hye hebben dat vyrdendeel van Peters vorsseide wyninge, ende nyet van Henricks Spegels ofte Staelbyters vorsseid, ende alletijt der vijff gulden vorsseid tevoeren afgerekent.
     Soe ist. Henrick Staelbijter notarius.

     Staelbijter mijt Peter ingelacht 35 enkele gulden tegens Peters 17 enkele gulden ende daerto 14 [14. Bovendien.]) hem geleent 40 enke(l)de gulden.
     Item Lubbert ingelacht myt Peter op syn helfte 8½ enke(l)de gulden ende hem daerto 15 [15. 11 Mei.]) geleent 5 gulden vorsseid, 4 jaer durende, sonder ennyghe masschop an te nemen buten onsen consente, ende 16 [16. Onse is hier doorgehaald.]) myn ingelachte ende oick geleende gelt inden yrsten voer af te nemen, ende alsdan die helffte van der wyninge te hebben.

– Hoff, B. van ’t. (1934). Een overeenkomst van maatschap van Deventer bergevaarders in 1489. Versl. en Mededel. VORG, 50, 60-64.

Category(s): Deventer
Tags: ,

Comments are closed.