[ ]
Geschiedenis van een Enschedese volksbuurt, 1861-1934
Bij de foto op de voorpagina:
Straatleven in de Frederik Hedrikstraat rond 1900. Op de voorgrond is een stoelematter aan het werk. Verder enige karren, een schareslijperswagen en een woonwagen, typerend voor het straatbeeld in de Krim.
‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗‗
Doktoraal skriptie Ekonomiese en Sociale Geschiedenis
Martin Bosch, Gerrit Jagt. Nijmegen, juni 1983 1
[ ]
Inhoudsopgave | |
INLEIDING | 1 |
HOOFDSTUK 1: ASPEKTEN VAN BUURTGESCHIEDENIS | 7 |
1.1 Buurtgeschiedenis en sociale geschiedschrijving | 8 |
1.2 Buurtgeschiedenis en lokale geschiedschrijving | 16 |
1.3 Segregatie | 21 |
1.4 Sociale stratifikatie | 23 |
1.5 ‘Culture of Poverty’ | 28 |
HOOFDSTUK 2: HET ONTSTAAN VAN DE KRIM | 34 |
2.1 Wonen in Enschede | 34 |
2.2 Fabrikanten in de bouw | 38 |
2.3 De ‘verbrande burgers’ | 42 |
2.4 Van crème tot Krim | 47 |
2.5 Inrichting van de huizen | 52 |
2.6 Lieden van één kleur | 55 |
HOOFDSTUK 3: DE ARBEIDERS 1861-1890 | 61 |
3.1 Enschede na de brand | 62 |
3.2 Herkomst van de Krimbewoners | 65 |
3.3 Beroepen | 65 |
3.4 Inkomenspositie | 69 |
3.5 Woonomstandigheden | 80 |
3.6 Buurtleven | 85 |
[ ] | |
HOOFDSTUK 4: DE NIEUWKOMERS 1893-1910 | 90 |
4.1 De groei van Enschede | 91 |
4.2 Herkomst van de Krimbewoners | 93 |
4.3 Beroepen | 96 |
4.4 Inkomenspositie | 100 |
4.5 Een woningbouwvereniging in de problemen | 105 |
4.6 Woonomstandigheden | 115 |
4.7 Buurtleven | 119 |
HOOFDSTUK 5: DE SCHARRELAARS 1910-1934 | 131 |
5.1 Enschede in Oorlog en Krisis | 132 |
5.2 Herkomst van de bewoners | 138 |
5.3 Winkeltjes en handkarren | 143 |
5.4 Inkomenspositie | 158 |
5.5 Woonomstandigheden | 170 |
5.6 Buurtleven | 174 |
HOOFDSTUK 6: DE SANERING | 189 |
6.1 ‘Het vraagstuk der Krim-ontruiming’ | 190 |
6.2 Woningnood | 194 |
6.3 Opschuiven en verspreiden | 197 |
6.4 Kontrole en heropvoeding | 202 |
6.5 Het ontstaan van nieuwe Krims | 207 |
SAMENVATTING EN KONKLUSIE | 214 |
NOTEN | 223 |
BIJLAGEN | 238 |
BRONNEN EN LITERATUUR | 248 |
[ ]
|pag. 1|
Inleiding
In februari 1982 verscheen er in ‘Huis aan Huis’, een Enschedees advertentieblad, een artikel waarin de Krim met grote letters in de kop vermeld werd: “Centrum Noord: ‘de Krim’ achter het mooie stadserf”.
Wie nog nooit van de Krim gehoord heeft zal niet weten waar deze kop op slaat, maar veel Enschedeërs weten onmiddellijk wat er bedoeld wordt. In de loop der tijden is de Krim spreekwoordelijk geworden voor een verkrotte en verpauperde buurt. Het artikel in ‘Huis aan Huis’ gaat dan ook over wat enkele bewoners “de dreigende verloedering” van hun buurt noemen, die een schril kontrast vormt met het nabijgelegen ‘stadserf’, het geheel opgeknapte en nieuw aangeklede centrum van Enschede.
Hoewel de Krim al in de jaren dertig werd afgebroken leeft deze buurt voort in de herinnering van vele Enschedeërs. Voor sommige mensen is het een pijnlijke herinnering. Ze verzwijgen liever dat ze er gewoond hebben, omdat ze zich ervoor schamen. Anderen daarentegen zijn er trots op en kunnen nog breedlachend zingen:
“tAl in de Krim, daar ben ik geboren
al in de Krim, daar heeft mijn wieg gestaan
al in de Krim, heb ik mijn hart verloren
al in de Krim, zo is het gegaan”.
In deze tijd staat de Krim opnieuw in de belangstelling. Het Textielmuseum in Enschede gaat een tentoonstelling wijden aan de 5 lange rijen huizen die oorspronkelijk gebouwd werden om fabrieksarbeiders uit de textielindustrie te huisvesten. Om daarvoor materiaal bijeen te krijgen werd een artikel geplaatst in dezelfde ‘Huis aan Huis’ als waarin het stukje over Centrum Noord verscheen.
Toen deze artikelen verschenen waren wij al een tijdje bezig met de voorbereiding van deze skriptie over de Krim. Min of meer bij toeval waren we daarop gekomen. Omdat we allebei uit Enschede komen wilden we graag een onderdeel van de Enschedese geschiedenis tot onderwerp van onze doktoraalskriptie maken. In die geschiedenis, en logieserwijs ook in de geschied-
|pag. 2|
schrijving van de stad, speelt de textielindustrie een grote rol. Omdat de ontwikkel!ng van de textiel en ook van de twentse arbeidersbeweging, met daarbij de nadruk op de arbeidskonflikten en stakingen, al de nodige aandacht gehad hadden, wilden wij eens wat andere aspekten naar voren halen.
We wilden ons richten op het dagelijks leven van de Enschedese arbeiders, waar woonden ze en hoe leefden ze? De geschiedenis van een buurt leek ons daarbij een goede mogelijkheid te bieden om van een relatief kleine groep een tamelijk volledige geschiedenis te schrijven.
Bij het neuzen in het Gemeente-archief van Enschede stuitten we op de oudste arbeidersbuurt van de stad, de Krim. We hadden er tevoren nog nooit van gehoord, wel van de “Gas-Krim”, die nog bestond toen wij in Enschede woonden. Gaandeweg bleek er ontzaglijk veel materiaal over te bestaan, voor het grootste deel bestaande uit het nagenoeg komplete archief van de “Ensohedesche Bouwvereniging ten doel hebbende het verstrekken van woningen a/d arbeidersstand”. Dit archief is door de heer Telintelo van de ondergang gered en bereidwillig voor lange tijd aan ons afgestaan.
Op basis van dit bronnenmateriaal was door mevrouw Del Canho-Kauffmann al een skriptie geschreven over de Enschedese Bouwvereniging, (verder afgekort als E.B.). Daarin komen het reilen en zeilen van deze vereniging en de verkrotting van haar huizen aan bod. Wij richten ons in onze skriptie daarom vooral op de bewoners. Centraal staan de vragen: welke mensen hebben er in de Krim gewoond en welke ontwikkeling heeft de Krim doorgemaakt wat betreft de samenstelling van de bevolking. Daarbij richten we ons op de hele periode van haar bestaan 1861 – 1934, ook en met name op de periode die Del Canho-Kauffmann niet behandelt: 1916-1934.
De opzet van de skriptie is chronologies. We hebben de geschiedenis van de Krim in drie afzonderlijke periodes ingedeeld, naar het verschillend karakter dat de buurt in elk der drie periodes droeg. Voor elk van deze periodes hebben we een aantal aspekten bekeken die de samenstelling van de Krim-bevolking typeren. Allereerst de herkomst van de bewoners. Daarbij speelt de vraag een rol in hoeverre de Krim in de jaren rond de eeuwwisseling, toen de Enschedese bevolking snel in omvang toenam, een buurt was waar zich veel immigranten vestigden.
|pag. 3|
Vervolgens beschrijven we de ekonomiese aktiviteiten van de bewoners aan de hand van gegevens over de beroepen van mannen, vrouwen en kinderen. Een tweede aspekt van de ekonomiese aktiviteiten vormt de inkomenspositie. Daarbij komen aan de orde vragen als: konden de mensen rondkomen van het gezinsinkomen? Waren er mensen afhankelijk van de bedeling? Namen ze hun toevlucht tot ‘illegale’ aktiviteiten? Daaronder verstaan wij het onderverhuren van de achtervertrekken (wat verboden was), diefstal, smokkelarij, stropen, prostitutie, illegale drankverkoop. In hoeverre moesten de Krim-bewoners hun toevlucht nemen tot dergelijke aktiviteiten om hun inkomen te verwerven of aan te vullen? Zowel de ekonomiese aktiviteiten als de herkomst proberen we te plaatsen binnen de ontwikkelingen in de Enschedese ekonomie, die voor een groot deel als verklaringsgrond (kunnen worden) aangevoerd.
De woonomstandigheden in de Krim krijgen ook de nodige aandacht. De woondichtheid en de sociale gevolgen daarvan, het onderhoud van de huizen en het beleid van gemeente en woningbouwvereniging ten aanzien van vuilnis, drinkwatervoorziening en afwatering worden meer of minder uitgebreid beschreven.
Ten slotte schrijven we over het buurtleven in de verschillende periodes. We vragen ons af in hoeverre we de Krim een ‘buurt’ kunnen noemen. Wat we daaronder verstaan wordt in hoofdstuk 1 uiteengezet. We kijken in ieder geval naar de verblijfsduur en het aantal verhuizingen waardoor we een indruk krijgen van de stabiliteit van de buurt. Daarnaast beschrijven we het buurtleven, in zoverre daarvan gesproken kan worden en voorzover er iets over te zeggen valt. Dat is bijvoorbeeld voor de eerste periode nauwelijks het geval door gebrek aan bronnen.
In grote lijnen is dit de opzet van de drie centrale hoofdstukken. In samenhang met de genoemde aspekten gaan we ook in op het verhuur-beleid van de Enschedese Bouwvereniging, waarover door de aard van het bronnenmateriaal nogal wat te zeggen valt, en de reakties van gemeentebestuur, armbesturen en andere instanties op dat beleid en op zaken als drankmisbruik, armoede, en kriminaliteit van de bewoners.
De afbraak van de Krim, die plaatsvond in de jaren ’30, wordt behandeld in een afzonderlijk hoofdstuk. We zullen ingaan op de vraag welke redenen er waren om de Krim op te ruimen. Een belangrijk deel van dit hoofdstuk zal gewijd zijn aan de her-huisvesting van de bewoners, de plannen daarvoor en
|pag. 4|
de achtergronden daarvan. Heel duidelijk zal hier blijken welke ideeën er in Enschedese bestuurskringen leefden over de Krim-bewoners.
Naast de afbraak wordt ook het ontstaan van de Krim in een apart hoofdstuk behandeld. De motieven voor de bouw door de Enschedese Bouwvereniging worden vergeleken met andere voorbeelden van arbeiders-woningbouw door fabrikanten. De huizen worden beschreven en we geven een eerste indruk van de woonomstandigheden, de sanitaire voorzieningen, de aanwezigheid van winkels, bedrijven en dergelijke. Zo kunnen we ons een beeld vormen van de Krim, verduidelijkt door plattegronden en foto’s.
De manier waarop we de aspekten hebben onderzocht, die we genoemd hebben in de opzet van de skriptie, behoeft nog enige toelichting. Het belangrijkste methodiese aspekt is het werken met peiljaren. In elke periode hebben we over de bevolking, die er in een bepaald jaar (het peiljaar) woonde, gegevens verzameld uit de bevolkingsregisters over beroepen, plaatsen van herkomst, geboorteplaats, gezinsgrootte, etc. Deze gegevens gebruiken we als indikatie voor de samenstelling van de Krim-bevolking in een bepaalde periode. We hebben in totaal 4 peiljaren genomen. De resultaten daarvan gaven geen aanleiding er nog meer of andere te nemen.
Voor wat betreft de verzameling van gegevens uit kranten, o.a. over diefstal, smokkelarij en vechtpartijen, hebben we gewerkt met peilperiodes van 5 jaar. Vanaf 1985 zijn dat telkens de laatste 5 jaar van ieder decennium. De keuze is niet toevallig geweest; 1985-1900 is een periode van snelle groei van Enschede, 1915-1920 zijn de oorlogsjaren, met hun gebrek aan voedsel en grondstoffen van de fabrieken, en 1925-1930 is vrij willekeurig. De kranten van voor 1890 hebben we niet bekeken, een steekproef leverde te weinig op en we hadden er niet genoeg tijd voor.
Omdat we vonden dat we de geschiedenis van de Krim niet konden schrijven zonder gepraat te hebben met oud-bewoners hebben we met enkele van hen een interview gehouden. Daarnaast hebben we gebruik gemaakt van een omvangrijk interview dat door mensen van het textielmuseum gehouden was. Via het museum en familie en bekenden in Enschede, alsook doordat de ene bewoner ons verwees naar een ander, hebben we een aantal oud-bewoners opgespoord en gevraagd om mee te werken. Daar zijn uiteindelijk een zes-tal interviews uitgerold, 4 met oud-bewoners, een met iemand die er tegenover woonden en een
|pag. 5|
met een kraamverpleegster.
Deze gesprekken droegen een open karakter. We hadden wel een aantal vragen opgesteld die we aan de orde wilden stellen, maar we besloten om de mensen zoveel mogelijk zelf te laten vertellen. Dat heeft het voordeel dat er ook dingen aan de orde kunnen komen waar je als interviewer niet zo gauw aan denkt. Het nadeel is dat je interviews krijgt die zeer verschillend van karakter kunnen zijn. We hebben geprobeerd dat een beetje te ondervangen door af en toe een van onze vragen te stellen en ook door de uitspraken van de een aan de ander voor te leggen. In veel gevallen leverde dat overeenstemming op. Enkele bewoners wisten zich nog haarfijn allerlei dingen te herinneren, voorvallen, mensen die er gewoond hebben en wat ze deden om aan de kost te komen. Meestal bleek dat te kloppen met uitspraken van anderen of informatie uit andere bronnen. Daaruit valt op te maken dat het leven in de Krim grote indruk gemaakt heeft op deze mensen. Ook zegt het iets over de betrouwbaarheid van hun herinneringsvermogen.
Deze manier van interviewen heeft gevolgen gehad voor de verwerking van de resultaten in de skriptie. Over het algemeen worden de uitspraken van de oud-Krimbewoners gebruikt als illustratie en doen we geen uitspraken die enkel gebaseerd zijn op de interviews. Wel hebben de interviews voor ons de funktie gehad dat we de Krim meer leerden zien door de ogen van de bewoners.
Dat zal de manier waarop we erover schrijven hebben beïnvloed. Ook hebben de uitspraken van de oud-bewoners er soms toe geleid dat we bepaalde zaken nog ’ns onderzocht hebben en tot een andere konklusie kwamen. Het belangrijkste voorbeeld daarvan is de vraag of er in de laatste periode nog fabrieksarbeiders in de Krim woonden, waar de beweringen van oud-bewoners niet klopten met onze beroepstelling.
Het gebruik van het overige bronnenmateriaal behoeft geen toelichting vooraf. Uit het uitgebreide notenmateriaal valt op te maken waar we onze wijsheid vandaan hebben. Bronnenkritiek is zowel af en toe in de noten als in de tekst van de hoofdstukken verwerkt.
Het verhaal over de Krim wordt voorafgegaan door een hoofdstuk over aspekten van buurtgeschiedenis. Op basis van literatuur gaan we in op het verschijnsel buurtgeschiedenis en een aantal aspekten die in onze skriptie aan de orde komen bij het beschrijven van een konkrete buurt. Dat doen we
|pag. 6|
om onze skriptie een beetje te plaatsen binnen het kader van de bestaande geschiedschrijving en om tot een theoretiese verdieping van een aantal sleutelbegrippen te komen. Die begrippen plaatsen we kort in de onderzoekstraditie waaruit ze voortkomen, voor een beter begrip en ook om uit een onderzoek over de Krim enige zaken op een rijtje te kunnen zetten in de konklusie en die in verband te brengen met de literatuur. Dit heeft het nadeel dat de lezer eerst een theoreties hoofdstuk moet doorwerken alvorens bij het eigenlijke onderwerp van studie te belanden. We zullen proberen het kort te houden.
Met dank aan iedereen die heeft
meegewerkt aan deze skriptie,
Gerrit en Martin.
– Bosch, M. & Jagt, G. (1983). Al is de Krim ook nog zo min: Geschiedenis van een Enschedese volksbuurt, 1861-1934. (Doctoraalscriptie). Economiese en Sociale Geschiedenis, Katholieke Universiteit Nijmegen, Nijmegen.