|pag. 58|
5. Samenvatting en conclusies
Hoe hebben de christelijke partijen in Hasselt zich in de periode 196O-1980 ontwikkeld vergeleken met de landelijke politieke ontwikkelingen en hebben zich daarbij in Hasselt ontzuilingsprocessen voorgedaan bij de christelijke partijen? Met deze probleemstelling zijn we dit onderzoek begonnen.
Op sociaal-economisch gebied waren er niet die veranderingen te zien, die Nederland als geheel kenmerkten. De industrialisatie in Hasselt bleef beperkt en de agrarische sector behield een belangrijke plaats. Door de uitbreiding van Hasselt met een deel van Zwollerkerspel in 1967 werd de agrarische sector aanzienlijk versterkt. Ambacht, industrie en bouwnijverheid vertoonden wel groei. De beperkte omvang van de totale beroepsbevolking kan gemakkelijk veranderen. Zo komt de groei in de bouwnijverheid hoofdzakelijk door de vestiging van een bouwbedrijf in Hasselt, behorend tot een groot nationaal concern.
Door de ligging van Hasselt ten opzichte van Zwolle biedt de stad goede mogelijkheden voor forensisme. Toch verandert de orthodox-christelijke signatuur van Hasselt daardoor niet wezenlijk. Bij de instroom van migranten is een deel lid van een der protestantse kerken. Daarnaast zorgt de groei van de bevolking door natuurlijke aanwas vooral voor groei in het christelijk bevolkingsdeel. Het geboortencijfer van Hasselt is ten opzichte van het landelijk gemiddelde hoog. Ook de toevoeging van een deel van Zwollerkerspel heeft de politieke samenstelling van de bevolking niet wezenlijk veranderd. Het migratiesaldo is in de jaren zestig en zeventig wisselend. Vestiging en vertrek vallen vaak tegen elkaar weg. Het geboortenoverschot draagt daardoor in belangrijke mate bij aan de groei.
De godsdienstige samenstelling van de bevolking is in hoge mate van orthodox-christelijke signatuur.
In de politiek volgen ARP en CHU -later CDA- de landelijke trend bij de stembusresultaten. Evenals landelijk is er plaatselijk verlies te zien. Een deel van dit verlies wordt door de kleine christelijke partijen opgevangen. In de gemeentepolitiek blijft daardoor de zetelverdeling tussen christelijke en niet-chrfebe-lijke partijen vrij stabiel. Het totaaloverzicht van de christelijke partijen toont een geleidelijk teruglopen van de aanhang.
|pag. 59|
Lijphart meet verzuiling aan een vijftal maatstaven die hij eveneens hanteert om ontzuiling te bespreken 1 ). Hij wijst allereerst op deconfessionalisering en ontideologisering. Daarbij kan de vraag gesteld worden of het CDA een confessionele partij is. Lijphart meent dat hier sprake is van deconfessionalisering. De confessie zelf is verzwakt en het belang van de confessie als factor op politiek en sociaal-economisch gebied is verzwakt. Daarmee wordt tevens aangegeven dat deconfessionalisering aanvangt op kerkelijk terrein. Daalder wees daar -omgekeerd- al op toen hij de betekenis van het kerkherstel in de negentiende eeuw voor de opbloei van de protestants-christelijke organisatie en de Rooms-katholieke emancipatie benadrukte 2 ). Ook al loopt de aanhang van het CDA niet drastisch terug, toch kan deconfessionalisering aan de orde zijn. Met Lijphart benadrukken we dat het gaat om de doorwerking van de confessie.
Daarmee slaat ‘deconfessionalisering’ meer op de inhoud van de politieke boodschap en de opstelling van betreffende partij in de praktische politiek. Toch zal deconfessionalisering op lokaal gebied in Hasselt afgeremd worden door de overwegend orthodoxe signatuur van de bevolking.
Lijphart wijst verder op de groei van niet-verzuilde organisaties.
Deze stelling is door ons in Hasselt niet onderzocht. In de politiek kan gewezen worden op het mislukken van de Boerenpartij (1967) en op het verdwijnen van Gemeentebelangen ten gunste van de VVD. Beide voorbeelden wijzen op een versterking van het zuilenbestel. Het stemgedrag blijft steun geven aan de traditionele partijen.
Ook de vraag inzake de verzwakking van de banden tussen de organisaties binnen de zuilen komt in ons onderzoek niet expliciet aan de orde. Het vierde punt van Lijphart over het toenemend contact tussen de zuilen is aanwezig in de vorming van het CDA. Al is het CDA in Hasselt een weinig Rooms-katholiek gebeuren. Tenslotte wijst Lijphart op het ontbreken van gedecreteerde verzuiling. Voor zover dit lidmaatschap en andere min of meer publieke zaken betreft, is dit door sociale controle in zekere mate aanwezig. Op het stemgedrag is deze gedecreteerde verzuiling niet van toepassing.
Een echt ontzuilingsproces is in de jaren zestig en zeventig in Hasselt niet op gang gekomen. Binnen de protestants-christelijke zuil kan wel een proces van reconfessionalisering gezien worden.
Terwijl een deel van de zuil deconfessionaliseert, stijgt het aan-
|pag. 60|
deel van de kleine christelijke partijen (SGP, RPP, HKV en GPV).
Deze reconfessionalisering is voor een deel een reactie op het streven naar eenwording en de daarmee gepaard gaande deconfessionalisering van de in het CDA verenigde partijen. Banning wees in 1960 al op de gevolgen die de oecumenische beweging op de kerken zal hebben 3 ). Het deconfessionaliseringsproces kan het CDA op den duur omvormen tot een brede volkspartij, waarin geen christelijke herkomst herkenbaar aanwezig is. In reactie op de winst die het CDA bij de Kamerverkiezingen van 1986 boekte bij niet-christelijke kiezers was tweeërlei te herkennen. Enerzijds werd blijdschap kenbaar gemaakt over de plaats van het CDA in het hart van de samenleving, anderzijds werd gewezen op het feit dat die niet-christelijke kiezers het CDA willen ‘zoals het is’. Dan kan een partijgebouw uiterlijk het oude karakter handhaven, maar innerlijk geheel veranderd zijn 4 ). Kuiper zei in een periode dat de verzuiling groeiende was over zo’n verandering “…breek zelf de muren dezer Stichting af, en delg ze uit van voor Uw aangezicht, indien ze ooit iets anders bedoelen, ooit iets anders willen zou, dan te roemen in die souvereine, die vrijmachtige genade, die er is in het kruis van den Zoon Uwer teederste liefde ! “5 .
|pag. 61|
5. Noten
De Noten op pag. 61 t/m 67 zijn in de tekst opgenomen als zijnoten.
|pag. 68|
Archivalia en gepubliceerd bronnenmateriaal
Archivalia
Processen-verbaal van de stembureaus in de periode 1927 – 1950
Gepubliceerd bronnenmateriaal
– A.J.L. van den Berg, Onderzoek naar de welvaartsbronnen van de gemeente Hasselt Zwolle 1950
– J. Gerrits, Gids voor de gemeente Hasselt, 1986 Hasselt 1986
– J. Gerrits, Gids voor Hasselt, 1979/1980 Hasselt 1979
– A.J.A.M. Nefs, Het doen …… en laten in Hasselt Een inventarisatie van sociaal-kulturele activiteiten en van de daarvoor aanwezige akkommodaties in de gemeente Hasselt Zwolle 1974
– Sociale kaart van Hasselt Hasselt 1981
|pag. 69|
Literatuurlijst
– M. van Amerongen, Tegen de revolutie het Evangelie Amsterdam 1972.
– L. Bezemer, Breuk of wederkeer, Afscheiding in Hasselt (1835-1869) Hasselt 1986 (niet gepubliceerde MO-scriptie)
– J.C.H. Blom, In de ban van goed en fout Bergen 1983.
– J.C.H. Blom, “Nederland onder Duitse bezetting 10 mei 1940 – 5 mei 1945” in: AGN, deel 15 Haarlem 1982.
– J.C.H. Blom, Verzuiling in Nederland 1850-1925 Amsterdam 1981.
– J.A. Bornewasser (red.), Geschiedenis der Nederlanden, deel 3 Amsterdam/Brussel 1977.
– J. Bosmans, “Het maatschappelijk-politieke leven in Nederland 1945-1980” in: AGN, deel 15 Haarlem 1982.
– J.A.H.J.S. Bruins Slot, Kleine partij in grote wereld Kampen 1963.
– H. Daalder, “Politicologen, sociologen, historici en de verzuiling” in: BMGN 100 (1985) 1, 52-64.
– J. van Deth, “De simplificaties van Maurice de Hond” in: Intermediair 22 (1986) 13.
– F.P. Gout, “Het socio-culturele leven in Nederland 1945-1980” in: AGN, deel 15 Haarlem 1982.
– H. van den Heuvel, Nationaal of verzuild Baarn 1976.
– A. Hoogerwerf, Protestantisme en progressiviteit Meppel 1964
– R.A. Koole e.a., “Verkiezingscampagnes: de personificatie en de professionalisering van de stemmenjacht” in: Kleio 27 (1986) 3.
– J.P. Kruyt, W. Goddijn, “Verzuiling en ontzuiling als sociologisch proces” in: Drift en koers Assen 19683.
|pag. 70|
– D. Th. Kuiper, Een kleine eeuw kleine luyden ’s-Gravenhage 1975.
– A. Kuyper, Souvereiniteit in eigen kring Amsterdam 18802.
– A. Lijphart, “Verzuiling” in: Verkenningen in de politiek, deel 2 Alphen a/d Rijn 1971.
– A. Lijphart, Verzuiling, pacificatie en kentering in de Nederlandse politiek Amsterdam 19793.
– F. Messing, “Het economisch leven in Nederland 1945-1980” in: AGN, deel 15 Haarlem 1982.
– C.P. Middendorp, Ontzuiling, politisering en restauratie in Nederland Meppel 1979.
– D. van Rietschoten, “Onzekere toekomst voor CDA” in: Zwolse Courant, 20 februari 1986.
– U. Rosenthal, “Politieke orde” in: Kernthema’s van de politicologie Meppel 1981.
– J.J.A. Thomassen (red.), Democratie, theorie en praktijk Alphen a/d Rijn 1981.
– P. Valkenburgh, Politiek en samenleving Assen 1982.
– W. van der Ven e.a., “Het geloof der vaderen” in: Intermediair 20 (1986) 20.
– J.P. de Vries, De schaarste voorbij Amersfoort 1984.
– J.P. de Vries, Het leven is één Groningen 1966.
– J.P. de Vries e.a., Kerk en politieke partij Amersfoort/Groningen 1979.
– J.A. de Wilde, Het volk ten baat Groningen 1949.
|pag. 71|
Bijlage A
Uitslagen Gemeenteraadsverkiezingen Hasselt periode 1946-1986 in procenten
1946 | 1949 | 1953 | 1958 | ||||
PVDA | 33,8 | PVDA | 23,0 | PVDA | 17,6 | PVDA | 21,0 |
Geref. AR | 22,8 | Gem.Bel. | 9,6 | Gem. Bel. | 17,8 | Gem Bel. | 13,0 |
Herv.AR/CHU | 43,4 | CHU | 25,8 | CHU | 20,5 | CHU | 22,2 |
Geref. AR | 22,2 | ARP | 34,0 | ARP | 22,0 | ||
prot. chr. | 66,2 | Herv. AR | 19,4 | GPV | 10,1 | GPV | 6,6 |
overige | 33,8 | prot.chr. | 67,4 | prot. chr. | 64,6 | HKV | 15,2 |
overige | 32,6 | overige | 35,4 | prot. chr. | 66,0 | ||
overige | 34,0 | ||||||
1962 | 1966 | 1967 | 1970 | ||||
PVDA | 24,1 | PVDA | 22,0 | PVDA | 19,1 | PVDA | 18,4 |
Gem. Bel. | 10,3 | Gem. Bel. | 12,6 | Gem. Bel. | 11,7 | Gem. Bel. | 18,4 |
CHU | 21,0 | CHU | 19,9 | CHU | 18,4 | CHU | 15,4 |
ARP | 17,8 | ARP | 24,8 | ARP/HKV | 33,2 | ARP/HKV | 28,7 |
GPV | 8,1 | GPV | 6,6 | GPV | 7,4 | GPV/SGP | 19,1 |
HKV | 18,7 | HKV | 14,1 | SGP | 4,3 | prot. chr. | 63,2 |
prot. chr. | 65,6 | prot. chr. | 65,4 | Boerenpartij | 5,9 | overige | 36,8 |
overige | 34,4 | overige | 34,6 | prot. chr. | 63,3 | ||
overige | 36,7 | ||||||
1974 | 1978 | 1982 | 1986 | ||||
PVDA | 23,3 | PVDA | 23,7 | PVDA | 26,2 | PVDA | 32,0 |
Gem. Bel. | 13,6 | VVD | 7,2 | VVD | 11,9 | VVD | 12,1 |
Gem. Bel. | 5,6 | ||||||
CHU | 20,3 | CDA | 36,1 | CDA | 31,4 | CDA | 22,2 |
ARP | 14,6 | GPV | 9,1 | GPV | 10,8 | GPV | 12,4 |
GPV | 9,8 | HKV/SGP | 18,3 | HKV/SGP | 19,7 | HKV/SGP | 21,3 |
HKV/SGP | 18,4 | prot. chr. | 63,5 | prot. chr. | 61,9 | Prot. chr. | 55,7 |
prot.chr. | 63,1 | overige | 36,5 | overige | 38,1 | overige | 44,1 |
overige | 36,9 |
– Bezemer, L. (1986) Ontzuiling in Hasselt. Een onderzoek naar ontzuilingsprocessen bij de christelijke partijen in Hasselt in de periode 1960-1980. (scriptie geschiedenis M.O. tweede gedeelte), Zwolle: Noordelijke Leergangen.