Geographicus van Karel V en Philips II.
door C.J. Welcker.
Door de sedert 1916 geheel voltooide uitgave van de Nedenandsche steden in de XVIe eeuw, plattegronden van Jacob van Deventer, omvattende III (= 100 + II) teekeningen en 97 cartons in facsimile, heeft de firma Martinus Nijhoff te ’s Gravenhage de aandacht van een groot deel van het Nederlandache volk in de eerste en van tal van geleerden en leeken buiten de grenzen van het vaderland in de tweede plaats, op dezen Overijsselschen kaartenmaker gevestigd.
Van de archivarissen van Kampen heeft dr. P.C. Molhuysen, die lange jaren in de archieven van Deventer en van Kampen gewerkt heeft, reeds in den Overijsselschen Almanak van 1839, p. 55—61, eenige levensbijzonderheden over Jacobus van Deventer, in het licht gegeven, gevolgd door een artikel van de hand van mr. J. Nanninga Uitterdijk in „Bijdragen tot de Geschiedenis van Overijssel, deel I”, p. 349—357 in 1874.
De laatste geeft in het kort een herhaling van den inhoud van Molhuysen’s artikel, met bescheiden uit het Kamper archief aangevuld. Uit beider navorschingen blijkt, dat Georg Braunius en Franciscus Hohenbergius in hunne beschrijving van Deventer, gevoegd bij de afbeelding dezer stad, voorkomende in hun werk: „Civitates orbis terrarum Coloniae, 1579—1618”, zeggen, dat Jacobus van Deventer te Deventer geboren is. Aan kenners van het Deventer archief is echter nooit eenig spoor daarover in handen gekomen, zoodat aan de juistheid der uitspraak van Braunius en Hohenbergius getwijfeld wordt. Aan het uitdrukkelijk verzoek, om iedere kleine bijdrage over Jacobus van Deventer aan het licht te brengen, worde door mededeeling van het volgende, dat tot dusverre aan den aandacht ontgaan is, voldaan.
Uit het begin der XVIe eeuw zijn geen doopregisters bewaard gebleven. De bewijslevering der geboorte in een bepaalde plaats of op een zeker tijdstip is dus slechts uit andere bronnen op te maken, maar ook dergelijke gegevens zijn schaarsch, zoodat van menig, zelfs beroemd persoon de levensaanvang in het duister ligt.
Het is dus een bijzonder gelukkige omstandigheid te noemen, dat uit een acte van 30 April 1577 in het register Getuigenissen, hetwelk in het oud-archief van Kampen berust, blijkt, dat de wieg van Jacobus van Deventer wel degelijk in zijn naamstad gestaan heeft. Zijn ouders waren Roland en Anna genaamd. Het is vrij zeker, dat althans zijn moeder te Kampen geboren is en aldaar ook tot haar huwelijksdag, die haar naar Deventer voerde, gewoond heeft. Of zij vroeg ouderloos was? Zij sleet tenminste haar jonge jaren ten huize van haar zwager Dirck van den Gronde, anders geheeten Tripmaeeker, die met hare zuster Catharina getrouwd en brouwer van beroep was. Daar het echtpaar vier dochtertjes bezat, kon de hulp van de trouwe „Moeye” Anna in het bedrijf en het gezin niet gemist worden, aleer zij een eigen haard stichttte. In hoeverre Rolant — en niet Roelof — den geslachtsnaam van Deventer voerde of wellicht Jacobsz. heette, en met de stad Kampen betrekkingen onderhield, is niet na te gaan.
In Mei 1385 behoorde reeds een Jacobus van Deventer tot de kooplieden, die, na een gewapenden aanslag van de Engelschen op de haven van Sluis, door den hertog van Bourgondië naar zee gezonden waren, om de aanvallers te achterhalen.
Het gelukte aan Jacobus van Deventer, die te Kampen thuis behoorde, met eenige gezellen een schip van den vijand op te brengen. De Engelschen deden daarover hun beklag bij de regeering van Kampen, wat ten gevolge had, dat Jacobus van Deventer niet naar zijn woonplaats durfde terugkeeren. Philips, hertog van Bourgondië, richtte 24 April 1386 een schrijven aan burgemeesteren, schepenen en raad van Campen, waarin verzekerd wordt, dat alles, wat Jacobus van Deventer gedaan had, op uitdrukkelijken last en als gedwongen geschied was, zoodat verzocht wordt hem geheel te verontschuldigen en hem veilig te laten terugkeeren.
Om op den lateren naamgenoot Jacobus terug te komen, deze heeft zijne Jeugdjaren als eenig kind van zijne ouders binnen de veste van den Heiligen Lebuinus doorgebracht en „tot synen jaren gekomen”, dus volwassen zijnde, heeft hij de stad Deventer metterwoon verlaten, om in den vreemde verblijf te houden.
In bovenbedoelde akte, voorkomende in Getuigenissen. 1571—1579, Gem. Archief Kampen, getuigen Warner Berentssz en Evert Hermssz., dat zij „seer wel gekent hebben Z. Dirck van den Gronde, anders genoempt Tripmaecker ende Z. Cathrina zijn echte huysfrouwe tsamen eertijts wonende binnen Campen”, en dat een zuster van Cathrina, Anna genaamd, naderhant hyleckte an ener van Deventer ende trock daerna mit hoeren man te Deventer mitter woenen”, terwijl zij voorts getuigden, „dat Anna voeirsz. in hoere voeirsz. echtschap verwurven heft een soone, mr. Jacob van Deventer genoempt”, enz.
Na zijn vertrek uit Deventer heeft Jacobus achtereenvolgens te Dordrecht, Antwerpen, Brussel en Keulen gewoond, terwijl hij in ontelbare plaatsen voor de aan hem verleende opdrachten in verhand met zijne werkzaamheden vertoefd heeft. Kort vóór 15 Mei 1575 is hij volgens Viglius in of bij de stad Keulen overleden. Uit vrees voor troebelen, naar aanleiding van de heffing van den 10en penning, had hij 16 November 1573 Brussel verlaten. Op schriftelijk verzoek van Philips II, d.d. 8 September 1575, aan den Senaat van Keulen, heeft deze zorg gedragen, dat zijn schriftelijke nalatenschap in drie deelen in October van dat jaar aan zijn lastgever overhandigd werd. In het jaar 1558 had n.l. koning Philips II van Spanje aan mr. Jacobus van Deventer opgedragen van alle dorpen en steden der Nederlanden afbeeldingen te maken. Zonder twijfel waren de plattegronden voor strategische doeleinden bestemd. De origineele zijn in twee deelen te Madrid teruggevonden. De minuten of schetsen zijn in het bezit van een Mechelsche vrouw, met wie mr. Jacobus samenleefde, gekomen. Na vele omzwervingen zijn zij in 1859 door veiling uit het bezit van de familie Van Aerssen via Martinus Nijhoff te ’s Gravenhage en Frederik Muller te Amsterdam in handen van den archivaris W. Eckhoff te Leeuwarden geraakt.
In den Navorscher van 1866 schrijven de beide laatstgenoemden over de beteekenis van deze serie Nederlandsche plattegronden.
Een uitvoerig relaas over de verdere lotgevallen is in de inleiding, die de Algemeen Rijksarchivaris prof. mr. R. Fruin voor Nijhoff’s jongste uitgave schreef, gegeven. Mede wordt daarin uitvoerig de totstandkoming van de uitgave nagegaan.
Tot de erfgenamen van zijn stoffelijk bezit behoorden de vier dochters van wijlen Dirck van den Gronde en Cathrina, zijne vrouw, Anne, Truyde, Cathrine en Geesken of hare betrekkingen.
Een tweetal acten uit de rechterlijke archieven van het Schoutambt IJsselmuiden 1 ) bewijst, dat de in 1577 en volgende jaren door de regeering van de stad Kampen gevoerde briefwisseling met Keulen tot een „erffmaechgescheit” van de goederen van zaligen mr. Jacobus van Deventer, in het leven Geographus van Con. Maj. Caerle Quinto zaliger gedachten, gevoerd heeft, zoodat het thans zeker is, dat hoewel aan Deventer het voorrecht van zijne geboorte toekomt, Kampen de plaats was, waar reeds voor zijn geboorte zijn moeder verblijf hield, terwijl na zijnen dood eenige der erfgenamen in of bij die stad woonden, zoodat het vrijwel zeker is, dat vele banden en herinneringen hem tijdens zijn werkzaam en zwervend leven met Kampen verbonden hebben.
___________
– Welcker, C.J. (1930, 11 februari) Jacobus van Deventer, Geographicus van Karel V en Philips II. Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant (35, Tweede Blad).