DOOR DE
SPAANSCHGEZINDEN,
op den 27 September 1581.
Het is bekend, dat de Staatsgezinden, om voor te komen dat Hasselt, hetwelk toen ter tijd nog meest katholijk en koningsgezind was, niet ten eenen male, door ’t innemen van Spaansch garnizoen, in handen van die partij verviel, op den 26 of 27 Oct. 1582, die stad bij overrompeling innamen. — Minder bekend is het, dat de Koningsgezinden telkens beproefden, het toen sterke Hasselt wederom aan hunne zijde te brengen.
Binnen de stad waren velen die partij toegedaan en daar buiten deed men alles, wat eenigzins konde aanleiding geven tot meer verstandhouding. Reeds in Aug. 1583 werd zekere Jacob Cornelis van Hoorn gevangen te Amsterdam, en ondervraagd zijnde, beleed hij terstond, in den zin gehad te hebben om Hasselt aan de koningsgezinde partij over te brengen, zijnde daartoe aangespoord zoo door eenen gebannen burger te Hasselt Cornelis Cornelisz., toen wonende te Rouveen, als door eenen vaandrig van de Spaansche bezetting te Rouveen, zijnde een broeder van den spaanschgezinden drost van Coevorden. De regering zelve lag onder verdenking van met den vijand verstand te houden, zoo als niet onduidelijk blijkt uit een schrijven van de Ridderschap van 18 Maart 1583. Op den 15 Mei van
|pag. 177|
dat zelfde jaar ontving de regering van Hasselt een brief uit Oldenzaal, waarbij haar werd overgemaakt kopij van eenen brief, door den Prins van Parma den 21 Maart 1583 aan eenige steden afgezonden, houdende betuiging zijner goede gezindheid en aanmaning om wederom tot den Koning te keeren. — Geen wonder dan ook, dat dit alles aanleiding gaf, dat men zich zelfs binnen Hasselt meer vrijmoedig over het wenschelijke van eene verandering durfde uitlaten. Zoo naderde de dag, welke bepaald was, om met hulp van binnen het garnizoen te overrompelen en Hasselt weder onder de gehoorzaamheid des Konings te brengen. Hoe zich dit heeft toegedragen en welke personen daarin waren betrokken, zullen ons de volgende stukken leeren.
„ Adolff graaff tot Nieuwenaer, Moers ende Limburch Churf. Coelsche generael overste Lieuten. Stadth. ende Capit. generael des furstend. gelre, graefs. Zutpnen ende landen van Ouerissel.
Groet achtbare eersame voersichtige lieue besonderen ende goede vrunden, wy werden bericht dat een uwer borger ofte inwoonder genoemt Jacob Diricksz. kortelick voer den anslach aldaer allerley lasterlicke woorden op het singen in der kercken gesprooken solde hebben, als dat het niet lang duuren ende solde, ende het solde niet goedt werden men hing er eerst een duysent thien ofte twaelff, daer op hy gevraegt waere, hoe hy soe veel scherprechters krygen solde, soe heeft hy geantwoort dat hy voor syn persoen well vier off vyffhondert ophangen wolde, ende daer beneuen
|pag. 178|
sich laten verluyden, dat die drost van Coeuerden hem kortelicken dienst aangebooden heeft, dewelcke hy noch niet verluien en wilde.
Dewyle sulcke woorden niet anders tenderen dan tot perturbatie ende oproer onder de borgeren, soo is hiermede onsse eernstelicke beuel dat gy terstond sonder enich vertreck de voorss. Jacob Direcksz. doet apprehenderen ende zekerlick bewaeren ter tijd toe by ons ende die gedeputeerden van Ouerissel wyders daerin geordonneert wordt. Ten anderen soo komt ons voor dat die pape aldaer gaat seggen en sich beroempt, weet wel wie te preecken komt ende seght hy sall sy well ter gelegener tyd vynden ende solde van v syn verloff begeert hebben ende voerts meer woorde op ten scholtus dat hy vuyt syne behuysinge geset werde, gesproken te hebben als dat hem anders van de scholtus belooft solde syn. Dewijl wy dan niet kunnen bedencken watt hy daerin voer een meyninge gehadt heeft soe is oock hiermede onssen beuel dat ghy hem terstont laat apprehenderen ende tot ter tyt toe bewaeren dergestalt dat ghy ons van beyde kont antwoerden ende satisfactie doen. Wyders vernemen wy dat eener genaemt wellgemoet in uwe stadt woonende, dewelcke des morgens als de vyant den aenslach aldaer hadde, syne beesten solde vuyt gedreuen hebben ende als hy de vyand gesien ende het garnisoen daer op heeft willen schieten, solde hy geroepen hebben met luyder stemme, schiet niet schiet niet, ick ken sy well, het is van onse volck,
|pag. 179|
twelck genoegsame borgeren gehoordt solden hebben. Beuelen v derhalue oock dat ghy daeruan goede informatie neemt ende die gedeputeerden ouer schickt om daerop geordonneert te worden wat sich nae gelegentheyt blycken sall. Daer an doet ghy onseren beuel ende wat tot welvaert ende verwaringe uwer stadt gereykent wordt. Hiermede den heere beuoolen. dat: Elborch den 13 October 1584. Uwer guede frundt (geteekend) Adolff Graff zu Nieuwenar.
De pape, hier bedoeld, was de pastoor Hendrick Grubbinck die later zyn alimentatie erlangde, om die buiten Hasselt te verteeren.
„ Contschap belegt dorch hopman Jan van Rentseler in presentie Gerken Vogelsanck, gemeyne wybel, ende Thomas van Wassenborch Lieuytenant ende Lieue Bernardus.
„ In den eersten op datum 27 dach September des morgens omtrent seuen uren vormiddach is den vyandt voer die vene poerte optten dyck voor Hasselt geweest, alsoe den hopman in der wacht wesende metter sleutels om die poerte op te doen heeft syn persoon met syn broeder met noch ettelicke schutten uoer vuyt het winkett gegaen om te besichtigen watter gaens of te doen waer, heeft des hopmans broeder met noch twee schutten wel een groot stucks wechs uoer vuyt op ten dyck gegaen om die te besichtigen, ende alsoe sy een groot stuks op ten dyck waeren, is de vyandt sich geopenbaert, die achter crompten ende struycken gelegen hadden, soo dat des hopmans broeder met die anderen twee schutten de vlucht naer
|pag. 180|
de stadt moesten nemen, soo dat des hopmans broeder synen mantel moest verlaten en roepen alarm, alarm. Soo is ondertusschen geschiet dat die soldaten aldaer die wacht hebbende ende op haer geweer gepast hadden ende op te mure stonden den vyandt verwachten. Is oock die trommel alarm geslagen soo is daer een gecomen op te muren by de wacht ende hefft vuyter stadt na die vyandt gesien, heeft geroepen syt stille ende slaet die tromme niet want het is vrundt. Desen is genoempt welgemoet ende heeft sterckelycken geseyt dat hy se wel een deel kende ende ettelycke van de soldaten, die aldaer de wacht hadden, hebben hem geantwoirt, wat, solt dat vrundt syn het is syn moeder lieff, want sy hebben daer een vrouw van stonden aan geuangen genomen ende wech gebraght. Voorts is desen welgemoet van daer vuytter wacht gegaen en heeft dat aldaer by laten blyuen. Dit seluige certiueeren met desen ende by haren eedt verclaert Troernyer van Ouerholt rotmr, Jonckbloet van Usselen rotgesel, Soeter Hendriks van Ballegen en Gernaer van den Bos te samen rotgesellen, die der tyt op te wal en wacht hadden. Dit is geschiet den 18 dach October anno 1584.”
Hiermede liep deze aanslag te leur; de verdachte personen zijn later uit de stad gebannen doch met een jaar of twee wederom opgenomen; de Burgemeester Lephard Schulten, mede verdacht van verstandhouding met den vijand, werd ook op hoogen last gebannen.
F.A. EBBINGE WUBBEN.
_________________
– Ebbinge Wubben, F.A. (1852) Aanslag op de stad Hasselt door de Spaanschgezinden, op den 27 September 1584. OAvOeL, 17, 176-180.