BIJLAGEN

_________________↓__________________


|pag. 77|

Bijlage I
 

KERKELIJKE GEZINDTE IN ZWOLLE 1859 – 1909
Aantal inw. Ned.Herv. % Waals Herv. % Chr.Afgesch. % Doops- gezind % Evang- Luthers %
19.223 12.402 64,5 74 0,4 343 1,8 284 1,5 63 0,3
20.408 12.843 62,9 100 0,5 690 3,4 285 1,4 284 1,4
22.759 14.304 62,8 69 0,3 773 3,4 294 1,3 430 1,9
26.384 15.932 60,4 57 0,2 1080 4,1 346 1,3 147 0,6
30.560 18.949 62,0 57 0,2 297 1,0 368 1,2 115 0,4
34.055 20.204 59,3 36 0,1 321 0,9 405 1,2 120 0,4
KERKELIJKE GEZINDTE IN ZWOLLE 1859 – 1909
Herst. Luthers % Rooms- Kath. % Isr. % Nederd. Geref. % Geen kerk-
genoot-
schap
% Overigen %
405 2,1 5.010 26,1 633 3,3 4 5
195 0,9 5.359 26,3 600 2,9 33 0,2 19 0,1
98 0,4 6.123 26,9 600 2,6 52 0,3 16 0,1
447 1,7 6.633 25,2 687 2,6 814 3,1 211 0,7 30 0,1
461 1,5 7.224 23,7 690 2,2 1.862 6,1 472 1,5 65 0,2
385 1,1 7.702 22,6 669 2,0 2.816 8,3 1.113 3,3 284 0,8
1869 Chr. Geref.

 

_________________↓__________________


|pag. 78|

Bijlage II

EEN LIED DER ZWOLSCHE WEEZEN
 
Donker en droef scheen het leven toe?
Hulploos verlaten, zonder vader en moe,
Stonden wij schreiend bij d’ opene groeve.
Alles ontviel ons, wat eens ons behoorde,
Niemand en niets dat aan ons zich stoorde
Zoo scheen het leven voor ’t weesje, de droeve
 
Toen kwam er licht in den donkeren nacht
’t Licht kwam van boven en Zij die het bracht
Noemde zich “Liefde”, Liefde voor ’t kind
Dat zoo verlaten en eenzaam daar stond
Dat zij zoo droef en zoo hulploos vond,
En van dat uur wist het kind zich bemind.
 
“Liefde” kwam tot ons en voerde ons mede,
Zij bracht ons hier, zij schonk ons de vrede,
Zij bracht ons hier in uw veilige hoede,
Gaf kracht en ruste aan de zwakke, de moede.
 
“Hieraan zal de wereld ’t weten
“Dat gij Mijn discipelen zijt,
“Zoo gij liefde hebt voor allen,
“En der liefde u hebt gewijd”,
Zoo sprak de Meester en zij die Hem hoorden
brachten die woorden naar heinde en veer,
Zoo kwamen ze hier van die verre oorden
En klonken in de harten neêr.
 
Wees gezegend Huis der Weezen,
Wees gezegend heerlijk uur,
Toen de Liefde ons geleidde,
Waar uw trouwe zorg ons beidde,
Waar na donkren winternacht
’t Zonnetje weêr hield de wacht.

_________________↓__________________


|pag. 79|

Bijlage II (vervolg)
 
VMoog’ nog vele, vele jaren
’t Zwolsche Huis der Weezen zijn
Als de toren op de baren
Verspreid zijn vuur’gen schijn.
 
Moge Licht en Liefde stralen
Weven om het kruis
Moge ’s Hoogsten zegen dalen
Op dit eerbiedwaardig Huis!
 
Gij die ons leidt, die ons steunt en wilt sterken,
U bidden wij kracht toe in al uw werken,
Blijv’ gij ons bijstaan op al onze wegen,
De Vader der Weezen geev’ daarop Zijn zegen!
 
                    Amen.

(Aan het Bestuur van het Huis der Weezen te Zwolle door R. Bokelman Augustus 1923).

_________________↓__________________


|pag. 80|

Bijlage III Reglement, vastgesteld door de Raad der Gemeente Zwolle den 30. augustus 1855.

Bestuur.

Art. 2.

     Het bestuur over dit gesticht wordt uitgeoefend door vijf leden, door den gemeenteraad te benoemen.
     Van dit bestuur treedt jaarlijks op 1 Januari een der leden af naar eenen rooster, door dat bestuur opgemaakt.      De leden van het bestuur moeten zijn gehuwd en leden van de Nederduitsch Hervormde gemeente.
     Hunne echtgenooten zijn regentessen. Deze regelen hare werkzaamheden onderling naar goedvinden.
     De regentessen houden op als zoodanig werkzaam te zijn, wanneer hare echtgenooten, door overlijden of ontslag, geene leden meer zijn van het bestuur.
     Ter vervulling der vacatures wordt door het bestuur en Raad eene aanbeveling van twee personen aangeboden, bij gewone aftreding eene maand vóór dat ze plaats hebben, bij buitengewone vacatures binnen veertien dagen nadat ze ontstaan zijn.
     Bij gebreke van het inzenden eener aanbeveling binnen den bepaalden tijd, gaat de Raad zonder aanbeveling tot de benoeming over.
     Schorsing of ontslag van leden geschiedt door den Raad op voordracht van, of na gehoord te hebben het bestuur.

Art. 3.

     Het bestuur van het Weeshuis benoemt uit zijn midden een president, een vice-president en een thesaurier en verdeelt overigens zijne werkzaamheden onder zich. Het wordt bijgestaan door eenen secretaris, uit of buiten het bestuur door hetzelve te benoemen.
     De werkzaamheden van het bestuur worden geregeld bij een door hem op te maken huishoudelijk reglement, hetwelk aan de goedkeuring van den Raad wordt onderworpen.

Art. 4.

     Het bestuur neemt zijne functiën gratis waar.
     Voor bureau- en alle andere kosten van administratie wordt als maximum aan het bestuur f 100 jaarlijks in rekening geleden.

Art. 5.

     De leden van het bestuur mogen elkander niet nader bestaan dan in den vierden graad van bloedverwantschap of zwagerschap.
     Die na zijne benoeming in den verboden graad van zwagerschap geraakt, behoeft vóór den afloop van zijn tijd van zitting niet af te treden.
     De zwagerschap houdt op door het overlijden der vrouw, die haar veroorzaakte.

Art. 6.

     Noch de bestuurderen, noch zij die hun in den eersten of tweeden graad van bloedverwantschap of zwagerschap bestaan, of één huisgezin met hem uitmaken, mogen:
     in rechtsgedingen, waarin het Weeshuis betrokken is, als advocaat, procureur of notaris werkzaam zijn, tenzij kosteloos;
     middellijk of onmiddellijk deelnemen aan onderhandsche pacht of huur van goederen van het Weeshuis, aan leveringen of aannemingen ten behoeve of aan het koopen van betwiste vorderingen ten laste van het Huis.

Art. 7.

     Onverminderd de bevoegdheid van bestuurderen, om naar art. 3 hiervoren hunne werkzaamheden onderling zoodanig te verdeelen als zij goedvinden, zijn zij gezamenlijk, doch niet hoofdelijk voor hun beheer verantwoordelijk, behalve voor de handelingen, waartoe zij bewijzen kunnen niet te hebben medegewerkt.

Art. 8.

     Alle stukken die van het bestuur uitgaan, worden door twee bestuurderen, en wel quitantiën in den regel door den president en thesaurier, de andere stukken door den president en secretaris geteekend.
     De jaarlijksche rekening en verantwoording en de begrooting worden door alle bestuurderen geteekend, in zoover geen hunner door wettige oorzaken verhinderd wordt.

Beheer.

Art. 9.

     De voorschriften van art. 14 en volg. der wet van 28 Juni 1854, Staatsbl. no. 100, en het besluit van Gedeputeerde Staten van Overijssel van den 31 Aug. 1854, Provinciaal blad no. 38, houdende bepaling der som van f 500 voor de bij art. 17 dier wet bedoelde kosten, worden bij dezen herinnerd.

Art. 10.

     De titels, effecten en gelden worden bewaard in eene brandvrije ijzeren kist of kast, met drie verschillend werkende sloten, waarvan drie der leden en wel de president, thesaurier en secretaris ieder één sleutel hebben.
Deze kist of kast wordt in de vergaderkamer van het bestuur geplaatst.

Art. 11.

     De bestuurders zijn verplicht te houden:
     1°. een of meer kasboeken, zoodanig ingericht, dat alle ontvangsten en uitgaven kunnen geboekt worden op den dienst waartoe zij behooren en dat zij gemakkelijk kunnen worden vergeleken met de jaarlijksche rekening en verantwoording;
     2°. een register van alle personen, die in het Weeshuis zijn opgenomen, vermeldende hunne namen en voornamen, de dagteekening hunner geboorte en die van hunne opneming en verder zoodanige bijzonderheden, die naar den aard van het gesticht nuttig bevonden worden;
     3°. een rekening-courantboek met de verpleegden van hunne bezittingen, die door het bestuur worden beheerd en aan hen weder uitgekeerd moeten worden;
     4°. een of meer registers van alle aan het Weeshuis behoorende vaste goederen, vermeldende hunne gewone benaming, kadastrale sectie, nommer en grootte;
     5°. een register van alle vaste inkomsten van het Weeshuis, als: grondrenten, erfpachten, renten en kapitalen, huren van landerijen en huizen, enz. met omschrijving van de titels, zoover die bestaan, en, ten aanzien van zakelijke rechten, van de in- en overschrijving daarvan ten kantore van hypotheken, met aanhaling van dagteekening, deel en nommer.
_________________↓__________________


|pag. 81|

Bijlage III (vervolg 1)

     Al deze registers worden geregeld bij gehouden en, voor zoover die niet bestaan, binnen een jaar na het in werking treden van dit reglement aangelegd.
     De registers sub Nos. 4 en 5 worden jaarlijks bij de begrooting overgelegd.

Art. 12.

     Alle schuldvorderingen die niet op den verschijndag voldaan zijn, worden binnen negen maanden daarna door bestuurders in rechten ingevorderd, op straffe van die uit eigen beurs aan het Weeshuis te vergoeden, ten ware hun de vereischte machtiging tot het voeren van het rechtsgeding mocht geweigerd zijn, of de Raad hun op een met reden omkleed verzoek daarmede uitstel mocht hebben verleend.

Art. 13.

     De inwendige inrichting van het Weeshuis, alsmede de benoeming en belooning der beambten wordt geregeld bij een huishoudelijk reglement, door het bestuur te ontwerpen en binnen zes maanden na de vaststelling van dit reglement aan de goedkeuring van den Raad te onderwerpen.

Begrooting.

Art. 14.

     Jaarlijks vóór den 1 September levert het bestuur, overeenkomstig art. 19 der wet van den 28 Juni 1854, aan het gemeentebestuur de begrooting in der ontvangsten en uitgaven voor het volgende jaar.
     Die begrooting wordt ingericht naar het hierachter volgend model en in dubbeld ingezonden.
     Na goedkeuring wordt een exemplaar er van aan het bestuur teruggezonden.

Art. 15.

     Buiten de begrooting mag geene uitgaaf geschieden.
Ook mogen de werkelijke uitgaven niet te boven gaan de sommen voor elk artikel in het bijzonder bij de begrooting toegestaan. Mochten onvoorziene of buitengewone omstandigheden eene hoogere uitgaaf eischen, dan wordt op voordracht van het bestuur door den Raad machtiging verleend tot afschrijving van het artikel voor onvoorziene uitgaven enz. aangewezen, of van de artikelen die eon overschot aanbieden. Wanneer op geene der artikelen van de begrooting de noodige fondsen beschikbaar zijn, doet het bestuur aan den Raad eene voordracht omtrent de meest geschikte wijze waarop de noodige uitgaven kunnen worden bestreden.

Rekening.

Art. 16.

     Vóór den 1en April legt het bestuur zijne rekening en verantwoording over wegens de ontvangsten en uitgaven, die in het met 31 December te voren gesloten dienstjaar ten behoeve van het Weeshuis hebben plaats gehad.
     Deze rekening moet, vergezeld van de vereischte bewijsstukken, ingericht zijn naar het hierachter gevoegde model.

Art. 17.

     Als bescheiden, tot staving der ontvangsten en uitgaven, worden bij de rekening overgelegd:
     а. de besluiten, waarbij machtiging is verleend tot de handelingen, waarvan de in rekening gebrachte ontvangst of uitgaaf het gevolg is, voor zoover die besluiten niet van het gemeentebestuur zelf afkomstig zijn;
     b. de bewijzen van afschrijving in de grootboeken der Nederlandsche Schuld;
     c. de overeenkomsten, waaruit de ontvangsten en uitgaven voortvloeien of eenvoudige door den secretaris van het bestuur geteekende afschriften of uittreksels daarvan;
     d. verklaringen van den bouwmeester of opzichter, dat de aannemer heeft voldaan aan alle verplichtingen in het bestek omschreven;
     e. specifieke rekeningen door een der bestuurderen onderzocht en voor gezien geteekend;
     f. quitantiën.

Art. 18.

     Alle ontvangsten en uitgaven worden verantwoord in de rekening van het dienstjaar, waartoe zij behooren.
     Grondrenten, erfpachten, recognitiën wegens rechten van opstal, huur- en pachtpenningen behooren tot den dienst van het jaar, waarin de schuld volgens overeenkomst invorderbaar is.
     Renten behooren tot den dienst van het jaar, waarin zij verschijnen. De renten echter, loopende over een tijdvak, dat met den laatsten December eindigt, behooren tot den dienst van dat tijdvak, ook zelfs dan wanneer zij eerst in het volgende jaar opvorderbaar zijn.
     Van de aannemingsprijzen, in termijnen betaalbaar, behoort elke termijn tot den dienst van het jaar, waarin hij volgens de overeenkomst invorderbaar is, ook dan wanneer de betaling daarvan tengevolge van bijkomende omstandigheden eerst later heeft plaats gehad.
     Betalingen voor verrichte werken of gedane leveringen behooren tot den dienst van het jaar waarin het werk verricht of de levering gedaan is.
     Begrafeniskosten behooren tot den dienst van het jaar, waarin het overlijden heeft plaats gehad.
_________________↓__________________


|pag. 82|

Bijlage IV

Huishoudelijk Regelement
voor het
WEESHUIS DE NEDERDUITSCH HERVORMDE
GEMEENTE TE ZWOLLE
_________

I.

Van het Bestuur en zijne werkzaamheden

Art. 1.

     De leden van het Bestuur over het Weeshuis der Nederduitsch Hervormde Gemeente benoemen uit hun midden, telkens voor den tijd van twee jaren een President, Vice-president, Thesaurier en Secretaris. De aftredende leden zijn weder verkiesbaar.

Art. 2.

     De President is belast met het algemeen toezicht over het Weeshuis.

_________________↓__________________


|pag. 83|

Bijlage IV (vervolg 1)

Art. 3.

     De Thesaurier houdt den legger der eigendommen en aanteekening van alle ontvangsten en uitgaven.
     Geen betalingen geschieden door hem dan op behoorlijke deelaratiën, geteekend door den President, of die hem vervangt, en het lid met wiens speciale administratie de leverantie in betrekking staat.
     Jaarlijks, in de eerste helft der maand Juli doet hij rekening en verantwoording over het afgeloopen dienstjaar, welke rekening, na behoorlijk onderzoek, door het Bestuur voorloopig wordt goedgekeurd.

Art. 4.

     De Secretaris is belast met het houden der notulen en der correspondentie.
     De notulen worden na lezen en goedkeuring geteekend door den President en den Secretaris.

Art. 5.

     Het Bestuur vergadert in den regel den eersten Vrijdag van elke maand, des avonds te 7 uur, in het Weeshuis.
     De Voorzitter of zijn plaatsvervanger heeft het recht in spoedeischende gevallen zoo dikwijls vergadering te beleggen, als hij noodig zal oordeelen.
     Mochten drie leden van het Bestuur zulks verlangen, dan zal de President een vergadering beleggen.

Art. 6.

     In de vergadering wordt bij meerderheid van stemmen besloten; staken de stemmen, dan beslist de President.

II.

Van den Directeur.

Art. 7.

     Aan het hoofd van het Weeshuis staat een Directeur, lidmaat van de Ned. Herv. Gemeente, die door het Bestuur wordt benoemd.
     (Zijn betrekking kan ook vervuid worden door eene Directrice). 1

Art. 8.

     Hij geniet, boven de gewone verpleging, kostelooze geneeskundige hulp en een honorarium door het Bestuur vast te stellen.

Art. 9.

     Hij is belast met het beheer, het toezicht, de regeling en uitvoering van de dagelijksche huishouding.
     Hij zorgt zooveel in zijn vermogen is, dat de voorschriften en bepalingen voor het Weeshuis vastgesteld, zoowel door de bedienden, als door de weeskinderen nageleefd worden.

_________________↓__________________


|pag. 84|

Bijlage IV (vervolg 2)

Art. 10.

     Aan den Directeur is opgedragen de zorg voor het zindelijk bewaren en in stand houden van het in ’t huis aanwezige meubilair.

Art. 11.

     Hij maakt een behoorlijken inventaris van alle in het huis aanwezige voorwerpen en houdt dien bij.

Art. 12.

     Hij draagt zorg dat binnen het gesticht de kinderen nimmer zonder opzicht zijn.
     De regeling van dat toezicht en van den vrijen tijd der verschillende beambten is aan hem opgedragen, behoudens de goedkeuring van den President.

Art. 13.

     Bij onstentenis van den Directeur treedt de Onder-Directeur in zijn plaats.

III.

Van den Onder-Directeur.

Art. 14.

     De Onder-Directeur, die lidmaat van de Ned. Herv. Gemeente moet zijn, houdt nauwkeurig aanteekening van:

  1. al de dagelijksche uitgaven en verrekent die elke week met den Thesaurier;
  2. de verdiensten der weesjongens, waarvan het saldo, na goedkeuring van den betrokken agent, elke drie maanden bij den Thesaurier worden gestort;
  3. de kleeding die ieder kind ontvangt;
  4. de levensmiddelen en brandstoffen, die ingeslagen en uitgereikt worden;
  5. de kinderen, die opgenomen of ontslagen worden in het register der verpleegden, en noteert, zooveel mogelijk, wat er van de kinderen later geworden is;
  6. alle zaken en stukken, die het Bestuur hem zal aanwijzen.

Art. 15.

     Hij handelt, zooveel mogelijk, in overleg met den Directeur, doch is aan dezen ondergeschikt.

Art. 16.

     Voorts behoren tot de verplichtingen van den Onder-Directeur:

  1. dat hij slaapt op de slaapzaal van de jongens en toezicht houdt bij het opstaan en naar bed gaan;
  2. dat hij met de kinderen ter kerk gaat;
  3. dat hij de kleine jongens vergezelt op hunne wandelingen;
  4. dat hij tegenwoordig is bij hunne maaltijden, hun baden en bij ’t verschoonen der grootere jongens;
  5. dat hij allen zooveel mogelijk nuttig en aangenaam bezig houdt.

_________________↓__________________


|pag. 85|

Bijlage IV (vervolg 3)

IV.

Van de Naai-juffrouw.

Art. 17.

     Tot de verplichtingen van de Naai-jutfrouw behooren:

  1. dat zij slaapt op de slaapzaal van de meisjes en toezicht houdt bij het opstaan en naar bed gaan;
  2. dat de schoolgaande meisjes netjes gekleed en ordelijk naar school gaan;
  3. dat de overige meisjes des morgens van 9—12, des middags van 2—4 en des avonds van 5—7 in de naaikamer nuttig bezig gehouden worden;
  4. dat de schoolgaande kinderen bij hun tehuiskomst onder behoorlijk toezicht kunnen spelen, bij goed weer op de plaats, bij slecht weer in de gymnastiekzaal, en mocht het donker zijn, in de eetzaal;
  5. dat de grootere meisjes bij zomerdag zooveel mogelijk de frissche lucht genieten.

V.

Van de kinderen.

Art. 18.

     De kinderen zijn gehoorzaamheid verschuldigd aan de over hen gestelde personen.
     Bij gebreke daarvan zullen zij gestraft worden.
     Bij voortdurende redenen tot ontevredenheid zullen zij voor korter of langer tijd buitenshuis besteed kunnen worden.
     Zijn de redenen tot ontevredenheid van bijzonder ernstigen aard, dan kunnen zij, met goedvinden van Burgemeester en Wethouders, voor goed uit het Huis ontslagen worden.

Art. 19.

     Bij hun meerderjarigheid of eerder, zoo zij in hun onderhoud kunnen voorzien, worden de weezen uit het gesticht ontslagen en hun een uitzet, bij voorkeur in lijfstoebehooren, verstrekt.

Art. 20.

     Zij die het huis eigendunkelijk verlaten, of wegens wangedrag ontslagen worden, verbeuren alle recht op den uitzet.

Art. 21.

     Zondags-avonds blijven de kinderen te huis.
Van dit voorschrift kan afgeweken worden met vergunning van den President.

Art. 22.

     Bij het middag- en avondeten wordt gebeden en gedankt.
     Kinderen, die door eigen schuld na het gebed aan tafel komen, worden verwijderd.

Art. 23.

Aan alle weezen is verboden:

  1. het gebruik van sterken drank, zoowel in als buiten het Huis;
  2. het bezoeken van huizen of tuinen, onder welken naam ook, waar sterke drank verkocht of geschonken wordt;
  3. het vloeken en zweren of het bezigen van ruwe, lage, gemeene woorden en uitdrukkingen;
  4. _________________↓__________________


    |pag. 86|

    Bijlage IV (vervolg 4)

  5. het houden van zedelooze praatjes of gesprekken, enz.

Art. 24.

     Alle kinderen behooren zich bescheiden, beleefd en voorkomend te gedragen, niet alleen jegens hun meerderen, maar ook onder elkander.

Art. 25.

     Een uittreksel van dit reglement, voor zoover het betreft de plichten der kinderen, zal op de slaap- en eetzalen opgehangen worden.

          Aldus opgemaakt in de Vergadering van Regenten en Regentessen den 17den Maart 1882.

                         J.H. SCHELLWALD,
                                        Voorzitter.

                         W.A. ELBERTS,
                                        Secretaris.

               Aldus goedgekeurd door den Raad der Gemeente Zwolle den 15 Mei 1882.

                         VAN NAHUIJS,
                                        Voorzitter.

                         J.M. BUSER,
                                        Secretaris.

_________________↓__________________


|pag. 87|
 

Bijlage V
LIJST VAN REGENTEN 1854 – 1912
Zittingsperiode Naam en beroep Indien vermeld reden van vertrek
1834 – 1856 Mr Oswald François Greven
Auditeur-militair, Raadsheer bij het Hof van Overijssel
Bedankt na 22 jaar
1834 – 1858 Jacobus Rudolphus Meijeringh
Apotheker
Bedankt na 25 jaar
1834 – 1860 Jan Andries Visscher
Koopman
Bedankt na 27 jaar
1847 – 1863 Gerrit Bernard Fortuyn
Koopman
Bedankt om gezondheidsredenen
1856 – 1859 Carel Lucius Petrus Metelerkamp
Emeritus – predikant
Vertrok uit Zwolle
1856 – 1864 Hermannus Luttenberg
Commies ter secretarie
Mevr. Luttenberg stierf in 1864. Bleef secretaris tot 1879
1856 – 1869 Jhr. Mr. Johan Willem van Thije Hannes
Raadsheer
Bedankt om gezondheidsredenen
1858 – 1862 Gerrit Theodoor Ramaer
Arts
Mevr. Ramaer stierf in 1862
1861 – 1878 Mr. Dirk Hendrik Wicherlink
Raadsheer Rechtbank
Stierf in 1878
1861 – 1878 Nicolaas Johannes van de Lee
Hoofdingenieur van de Waterstaat Weezenland
Stierf in 1878
1862 – 1868 Mr. Christiaan Hendrik Sophias van Boelens
Raadsheer
Stierf in 1868
1862 – 1886 Gerrit Johannes Wispelweij
IJzerfabrikant
Stierf in 1886
1868 – 1894 Willem Frederik Ernst, Baron Van Aerssen Beijeren van Voshol
President van de Rechtbank
Bedankt wegens ouderdom
1869 – 1872 Jhr. Evert Rein van der Wijck
Kapitein der Artillerie
Stierf in 1872
1872 – 1899 Johannes Hendrik Schellwald
Agent der Nederlandse Bank
Stierf in 1899
_________________↓__________________


|pag. 88|
Bijlage V (vervolg 1>
LIJST VAN REGENTEN 1854 – 1912
Zittingsperiode Naam en beroep Indien vermeld reden van vertrek
1873 – 1876 Mr. David Gerardus Kortenbout van der Sluys Vertrok naar Arnhem
1876 – 1883 Mr.Jan Gratama
Rechter
Stierf in 1883
1879 – 1895 Willem Antoni Elberts
Leraar H.B.S.
Bedankt wegens ouderdom
1883 – 1895 Florentin Charles Dufour
Ontvanger der invoerrechten en accijnzen
Bedankt in 1895
1886 – 1895 Mr. Johannes Thiebout
Lid Gedep. Staten van Overijssel
Bedankt in 1895
1894 – 1900 Jacobus Antonius Roetert Tak
Ingenieur bij de Staatsspoorwegen
Bedankt in 1900
1895 – 1900 Mr. Isaäc de Greve
Griffier van de Commissaris der Koningin
Mevr. de Greve vond funktie te moeilijk
1895 – 1900 Martinus Johannes Zebinden Baggerman
Secretaris van enige waterschappen
Vertrok uit Zwolle
1899 – 1903 Teunis Meyer
Commies der posterijen
Vertrok naar Amsterdam
1899 – 1912 Dr. Victor Caspar Lodewijk Michaël Ernest Frackers
Leraar H.B.S.
Stierf in 1912
1901 – 1909 Bartholomeus Willem Anne Elisa Royer
Notaris
Bedankt in 1909
1901 – Adolf Frederik Kamp
Predikant der Ned. Herv. Gemeente
1901 – 1905 Anthony Dengerink
Tabakshandelaar
Stierf in 1905
1903 – Victor Jacobus de Kruyff Controleur der Balastingen en van het Kadaster
1906 – Hendrik de Goeyen
Koopman
1908 – 1911 Johannes Hendrik Pauw
Boterhandelaar
Bedankt in 1911
1911 – Jurriaan Stephanus Meulenhoff
Apotheker
_________________↓__________________


|pag. 89|
Bijlage V (vervolg 2)
LIJST VAN REGENTEN 1854 – 1912
Zittingsperiode Naam en beroep Indien vermeld reden van vertrek
1911 Otto Lofvers
Opzichter Rijkswaterstaat
1912 Mr. Sijo Kornelis Thoden van Velzen
Agent van de Nederlandse Bank.

 

_________________↓__________________


|pag. 90|

Bijlage VI

Liedjes gezongen bij het afscheid van het echtpaar Dufour

Ruischt in onze jeugdige zangen
ook thans den weemoedigen toon
Die ’t vreugdelied moge vervangen
Al klinkt het min helder en schoon
Toch wijden wij U bij het scheiden
Zo gaarne een hartelijk vaarwel
En wenschen, wat lot U moog beiden
Gods zeegenende liefde en verzel.
 
Vaak hoordet Gij onze zangen
Hoor thans ons afscheidslied
Begroeten we die U vervangen
Vergeten doen we U niet!
We brengen met dank onze wenschen
In ’t hartelijk afscheidslied
En wat we vurig wenschen:
Vaarwel! Vergeet ons niet!

 
(GAZ IA002 00152)

_________________↓__________________


|pag. 91|

Bijlage VII

_________________↓__________________


|pag. 92|
 

Bijlage VIII
FINANCIËN 1854 – 1912
Jaar Totaal ontvangsten Totaal uitgaven Batig Saldo
1854 f. 24.211,735 f. 19.264,73 f. 4.947,005
1855 19.922,285 16.619,245 3.303,04
1856 21.621,095 18.401,425 3.219,67
1857 22.306,475 21.644,43 662,045
1858 24.913,315 21.385,235 3.528,08
1859 20.717,77 18.868,705 1.849,065
1860 22.308,865 19.230,05 3.078,815
1861 20.467,54 17.961,83 2.505,71
1862 19.008,20 15.545,175 3.463,025
1863 42.778,74 42.764,18 14,56
1864 30.103,565 26.680,13 3.423,435
1865 22.205,585 18.537,70 3.667,885
1866 30.192,41 26.727,985 3,464,425
1867 24.357,93 19.757,30 4.600,63
1868 33.135,455 26.437,335 6.698,12
1869 26.413,725 18.371,615 8.042,11
1870 28.263,575 20.875,09 7.388,485
1871 30.721,72 22.860,81 7.860,91
1872 34.539,03 30.544,12 3.994,91
1873 29.229,245 24.127,525 5.101,72
1874 32.111,05 25.549,255 6.561,795
1875 38.963,87 28.619,93 10.343,94
1876 42.092,835 31.722,30 10.370,535
1877 36.358,215 31.405,34 4.952,875
1878 33.922,65 25.448,44 8.474,205
1879 44.341,515 36.786,34 7.555,175
1880 77.328,50 67.437,565 9.890,935
1881 75.077,23 63.647,70 11.429,53
1882 60.933,245 48.954,33 11.978,915
1883 92.487,805 84.124,955 8.362,85
1884 52.317,485 52.120,51 196,975
1885 57.698,49 50.952,72 6.745,77
1886 56.713,25 52.971,835 3.741,415
1887 35.547,445 33.951,845 1.595,60
1888 69.141,245 66.422,885 2.718,36
1889 57.050,405 49.348,68 7.701,725
_________________↓__________________


|pag. 93|
Bijlage.VIII (vervolg 1)
VERVOLG FINANCIËN 1854-1912
Jaar Totaal ontvangsten Totaal uitgaven Batig Saldo
1890 f. 48.403,765 f. 46.529,76 f. 1.874,005
1891 41.733,08 35.873,25 5.859,83
1892 41.827,81 37.991.505 3.836,305
1893 48.185,15 44.057,005 4.128,145
1894 85.671,26 81.759,135 3.912,125
1895 47.286,755 37.738,755 9.548,00
1896 72.613,105 67.054,39 5.558,715
1897 46.623,89 34.481,515 12.142,375
1898 46.196,61 39.574,84 6.621,77
1899 54.127,725 37.501,895 16.625,83
1900 44.663,83 36.768,96 7.894,87
1901 37.028,12 30.303,305 6.724,815
1902 41.790,23 28.174,725 13.615,505
1903 63.426,35 46.411,885 17.014,465
1904 48.660,15 33.912,795 14.747,355
1905 54.165,39 41.699,595 12.465,795
1906 45.243,05 40.398,78 4.844,27
1907 46.744,65 44.391,255 2.353,395
1908 45.302,005 35.481,155 9.820,85
1909 52.488,09 44.413,925 8.074,165
1910 77.691,205 71.496,57 6.194,635
1911 44.735,695 39.328,04 5.407,655
1912 44.773,26 38.316,97 6.456,29

 

_________________↓__________________


|pag. 94|
 

Bijlage IX
ONTVANGSTEN
Jaar Grondrente/ erfpacht Rente kapitaal lening Rijk/prov. Pacht landerijen Rente hypotheek partic. Huishuren
1854 456,84 4.932,50 6.012,00 1.162,50 251,00
1855 451,725 5.225,00 6.618,00 1.131,00 236,40
1856 455,995 5.367,55 7.077,00 1.338,74 237,80
1857 442,685 5.563,75 8.070,00 1.144,00 230,00
1858 465,665 5.681,62 8,251,00 1.265,50 238,00
1859 402,645 5.799,49 8.420,50 1.436,50 238,00
1860 392,125 5,880,00 7.656,00 1.552,50 314,00
1861 397,035 6.007,50 7.835,00 1.402,50 339,67
1862 392,525 6.056,25 7.536,00 1.497,00 248,00
1863 390,885 6.710,00 7.898,00 1.780,50 248,00
1864 385,035 6.836,50 7.771,00 1.684,50 248,00
1865 386,985 6.793,75 7.072,64 2.471,25 248,00
1866 385,355 6.671,00 7.404,00 2.523,75 248,00
1867 392,285 6.650,75 7.392,00 2.773,67 248,00
1868 389,665 6.630,50 7.198,00 3.085,37 248,00
1869 389,735 6.610,50 7.416,50 3.229,00 248,00
1870 389,235 6.650,00 7.245,54 3.472,00 245,00
1871 389,235 6.650,00 7.805,26 3.952,60 260,00
1872 389,035 6.650,00 7.796,00 4.302,50 266,00
1873 385,035 6.650,00 7.909,10 5.210,25 266,00
1874 385,035 6.610,00 8.284,00 5-398,87 266,00
1875 385,035 6.610,00 9.103,00 5.644,75 266,00
1876 368,935 6.570,00 9.187,00 5.502,00 266,00
1877 368,935 6.570,00 10.413,00 5.777,83 114,00
1878 366,685 6.570,00 10.497,00 6.296,205 431,00
1879 362,01 6.570,00 10.029,00 6.417,165 127,00
1880 353,715 6.483,89 10.210,00 6.903,50 431,00
1881 353,345 6.030,00 10.176,50 8.700,695 203,00
1882 353,085 5.990,00 10.151,50 9.276,715 127,00
1883 335,335 5.442,36 11.551,50 9.671,185 277,00
1884 335,335 4.935,00 10.355,97 10.396,505 877,00
1885 335,335 4.935,00 10.572,50 10.669,45 877,00.
1886 296,065 4.895,00 10.552,00 10.830,09 997,33
1887 294,565 4.855,00 11.474,15 9.902,50 981,30
1889 284,29 5.155,00 11.647,00 9094,695 863,55
1890 281,69 5.415,00 12.213,00 8.487,60 856,00
1891 290,69 5.415,00 11.930,00 7.920,50 878,00
1892 261,24 5.415,00 12.916,00 7.959,125 878,00
1893 259,49 5.415,00 12.116,50 8.208,50 940,73
1894 257,49 5.415,00 12.541,75 8.169,66 1.014,92
1895 268,55 5.715,00 12.194,50 7.352,59 1.020,90
1896 245,24 6.352,50 11.868,75 6.649,13 1.019,91
1897 247,49 6.465,00 11.583,75 6.827,04 1.022,60
1898 245,39 6.465,00 11.318,31 6.407,50 1.009,88
1899 245,39 6.435,00 11.332,37 7.223,53 1.019,90
1900 245,34 6.435,00 11.545,515 6.632,50 1.019,89
1901 245,39 6.435,00 11.857,645 6.998,55 1.019,79
1902 245,39 6.435,00 12.129,44 6.998,97 1.019,44
1903 241,19 6.435,00 12.000,245 6.865,50 1.019,73
1904 241,19 6.495,00 12.443,205 6.855,00 985,86
1905 241,19 6.945,00 12.438,32 6.499,44 1.022,18
1906 241,19 7.050,00 12.526,62 6.369,46 928,76
1907 241,19 7.050,00 12.887,37 6.205,75 1.038,82
1908 241,19 7.035,00 13.242,14 6.155,58 1.028,76
1909 243,69 7.005,00 13.336,93 6.027,50 468,86
1910 228,69 7.725,00 14.075,78 6.012,525 946,39
1911 228,69 7.680,00 13.876,85 6.428,50 960,02
1912 228,69 7.680,00 13.896,65 6.818,08 1.025.56

 

_________________↓__________________


|pag. 95|
 

Bijlage X
DIRECTE VERZORGING VAN DE VERPLEEGDEN.
KOSTEN VOOR KLEDING, VOEDING, BRANDSTOF, ZEEP EN LICHT ETC.
Jaar Kosten direkte verzorging Aantal kinderen * Gemiddelde
1854 f. 62234,58 59 f. 105,67
1855 7.045,27 60 117,42
1856 7.725,46 53 145,76
1857 7.652,72 63 121,47
1858 7.116,42 66 107,82
1859 7.054,65 63 111,98
1860 7.535,15 59 127,71
1861 8.327,89 66 126,18
1862 7.805,33 68 114,78
1863 7.498,91 73 102,72
1864 7.493,73 65 115,29
1865 7.898,01 60 131,63
1866 8.052,81 58 138,84
1867 7.862,75 56 140,41
1868 7.029,32 46 152,81
1869 5.760,22 41 140,93
1870 5.805,58 38 152,78
1871 6.160,52 38 162,12
1872 6.082,56 38 160,07
1873 8.337,35 51 163,48
1874 8.867,58 51 188,67
1875 7.070,55 63 112,23
1876 10.365,76 64 161,97
1877 7.996,03 62 128,97
1878 9.387,05 61 167,63
1879 11.347,68 75 162,11
1880 11.446,64 80 152,62
1881 11.948,92 63 189,67
1882 11.158,02 70 159,40
1883 12.916,15 76 169,95
1884 12.216,08 78 156,62
1885 12.629,98 74 170,68
1886 11.642,01 73 159,48
1887 12.646,09 85 148,78
1888 11.795,11 82 143,84
1889 12.969,57 81 160,12
1890 14.404,67 85 169,47
1891 12.994,16 82 158,47
1892 13.267,32 76 174,57
1893 10.608,29 75 141,44
1894 11.893,07 70 169,90
1895 11.905,34 83 143,44
1896 12.271,46 81 151,50
1897 13.247,45 77 172,04
1898 13.326,27 80 166,58
1899 11.458,43 75 152,78
1900 11.700,63 71 164,80
1901 11.669,40 72 162,08
1902 12.178,27 70 173,98
1903 12.006,07 62 193,65
1904 12,982,71 60 216,38
1905 12.573,33 56 224,52
1906 13.036,26 63 206,92
1907 13.043,35 64 203,80
1908 12.467,55 61 204,39
_________________↓__________________


|pag. 96|
Bijlage X (vervolg 1 )
Jaar Kosten direkte verpleging Aantal kinderen* Gemiddelde
1909 f. 11.840,60 59 f. 200,69
1910 11.788,52 60 196,48
1911 12.108,22 63 192,19
1912 12.980,01 60 216,33
* inclusief beambten.

 

_________________↓__________________


|pag. 97|

Bijlage XI

Uit het Huishoudelijk Reglement van 1859

Van den Binnenvader.

  1. De Binnenvader moet lid zijn van de Nederlands Hervormde Kerk, braaf en van zedelijk gedrag. Ervaren in lezen, schrijven, rekenen en zingen.
  2. Zijn wedde bedraagt f. 200,00, naast kost en inwoning, vuur en bewassen en geneeskundige hulp. Exclusief zijn kleding en beddegoed.
  3. Hij staat onder en naast het Bestuur aan het hoofd van de inrichting en is belast met het toezicht op en het beheer van de dagelijkse huishouding.
    Zijn voorschriften dienen door het personeel nagevolgd te worden.
  4. De bevelen van het Bestuur moet hij stipt uitvoeren.
  5. Alles wat voorvalt moet hij meedelen aan het Bestuur.
  6. Huisraad en bedden moet hij goed bewaren. Van gebreken e.d. moet hij opgave doen aan het Bestuur.
  7. Hij moet een inventaris van voorwerpen bijhouden, evenals de Binnenmoeder en de Naaimatres.
  8. Hij moet optreden tegen een ongeregelde leefwijze, onmatigheid, vloeken en zweren, ongepaste uitdrukkingen, spelen om geld of zaken die gevaarlijk zijn voor het lichaam. Bij blijvende ongehoorzaamheid dient hij het Bestuur in kennis te stellen. Hij dient de kinderen liefderijk te bejegenen, zonder harde of scheldwoorden en een goed voorbeeld te geven.
  9. Sterke drank moet worden geweerd, ook buitenshuis. Het Bestuur moet hiervan in kennis worden gesteld.
  10. Geslachten moeten apart gehouden worden en geen gemeenzamen omgang hebben.
  11. Hij moet de reinheid en zindelijkheid bevorderen. Zuivere kleding en slaapplaatsen zijn belangrijk.
  12. Zieke kinderen moeten op een ziekenkamer gelegd worden en de arts, belast met de zorg voor het Weeshuis, moet gewaarschuwd worden.
  13. Hij moet toezicht houden op het op tijd opstaan, het naar bed gaan en het wassen.
  14. Om 20.00 uur moet iedereen binnen zijn; anders is toestemming van de President vereist. Niemand mag later dan 22.00 uur binnen zijn.
    Sluiten en openen van het Huis geschiedt door de Binnenvader. Bezichtiging en familiebezoek mogen slechts plaatsvinden na toestemming van de President.
  15. De lichten en het vuur worden door hem uitgedaan.
  16. Na de avondkerk zondags mag men niet zonder schriftelijke toestemming van de President het weeshuis verlaten. Die dag zal de Binnenvader zoveel mogelijk binnen blijven.
  17. Bij de maaltijden moet hij goede orde houden. Hij moet erop toezien of
    _________________↓__________________


    |pag. 98|

    Bijlage XI (vervolg 1)

    zij behoorlijk gekleed zijn en de jongens hun petten aan de kapstok hebben gehangen. Gebed en dankzegging wordt beurtelings door de oudste kinderen uitgesproken.

  18. Het door de Binnenvader bijgehouden huishoudboekje moet elke week met de Thesaurier verrekend worden. De verdiensten van de weesjongens worden elke drie maanden bij de Thesaurier gestort. Door een kind ontvangen kleding wordt apart vermeld.
  19. Aankoop van levensmiddelen, brandstoffen, kleding en liggingsstukken mogen buiten het Bestuur om geschieden.
  20. Er moet een Register van levensmiddelen bijgehouden worden, waarop in één oogopslag alles te zien moet zijn. Dit dient nauwkeurig te geschieden. Spaarzaamheid wordt aanbevolen.
  21. De Binnenvader bewaart de sleutel van de provisiekamer. Alleen de Regenten en Regentessen hebben toegang.
  22. Meisjes moeten het geld van de doopplechtigheid in de Ned. Herv. Kerk ophalen. Elke week moet afgerekend worden.
  23. Bij ziekte of afwezigheid van de Binnenvader neemt de Onderwijzer zijn funktie waar.

Van den Onderwijzer.

  1. De Onderwijzer derde rang dient lid te zijn van de, Ned. Herv. Kerk, braaf en van zedelijk gedrag.
  2. Hij wordt tot wederopzegging benoemd. Zijn wedde bedraagt f. 200,00 naast kost en inwoning, vuur, bewassen en geneeskundige hulp, exclusief kleding en beddegoed.
  3. Hij is gehoorzaamheid verschuldigd aan de Regenten en de Binnenvader.
  4. Hij moet de kinderen Lager Onderwijs, liefde, genegenheid en welwillendheid inprenten, zodat zij nuttige leden van de maatschappij worden.
  5. Schooltijden: ’s zomers 8.30 uur – 11.00 uur, ’s winters 9.00 – 11.00 uur, ’s middags 14.00 – 16.00 uur, ’s avonds 17.00 – 19.00 uur. Kinderen “op amhachten” worden ’s avonds onderwezen in schrijven, rekenen en zingen.
  6. Bij afwezigheid van de Binnenvader moet hij de orde handhaven tijdens de maaltijden.
  7. Hij slaapt op de jongenskamer en ziet toe op het op tijd opstaan en het wassen.
  8. Hij moet optreden tegen onmatigheid, vloeken en zweren etc. Ongehoorzaamheid moet hij terechtwijzen op een liefderijke manier en geen scheld- of andere onvoegzame woorden, bij-of scheldnamen gebruiken.
  9. _________________↓__________________


    |pag. 99|

    Bijlage XI (vervolg 2)

  10. Dit alles tot bevordering van de goede zede en instandhouding van vrede en tucht in het Weeshuis.
  11. Sterke drank is zowel binnen als buiten het Huis verboden. Bij gebruik moet de Binnenvader hiervan in kennis gesteld worden.

  12. De verschillende sexen mogen geen te gemeenzamen omgang met elkaar hebben.
  13. Hij moet toezien op de reinheid en de zuiverheid van de kinderen en hun kleding. Bij nalatigheid moet hij de Binnenvader hiervan in kennis stellen.
  14. Hij moet toezicht houden bij de kerkgang en de wandeling.
  15. Bij ziekten wordt de Binnenvader in kennis gesteld.
  16. ’s Avonds moet de onderwijzer de lichten in de school uitdoen.

Van de Matres.

  1. De Matres dient lidmaat te zijn van de Ned. Herv. Kerk, braaf, zedelijk, bedreven in lezen en schrijven en gewone vrouwelijke handwerken.
  2. Haar wedde bedraagt f. 120,00 naast kost en inwoning, spijs en drank, vuur en licht, was en geneeskundige hulp.
  3. Zij moet bevelen van de Binnenvader en de Regenten aannemen.
  4. Zij moet bedreven zijn in naaien, stoppen, breien, huisarbeid etc. “welke tot de noodzakelijke kundigheden eener vrouw behooren”.
  5. De naaischool is van 9.00 – 12.00 uur en van 14.00 – 16.00 uur. De jongste meisjes leren breien.
  6. t/m 9 zie bij de Onderwijzer, maar dan de meisjes betreffende.
  7. Het rooster wordt door de Regentessen vastgesteld en gewijzigd.
  8. De Regentessen geven de Matres het vereiste werk, dat ingeleverd moet worden op de wekelijkse vergadering.
  9. Daarbuiten mag geen ander naaiwerk op de school verricht worden.
    De Regentessen keuren het werk goed. Van het werkloon is een nader te bepalen gedeelte bestemd voor het Gesticht, een ander gedeelte is ten behoeve van de wezen. Op een maandelijkse vergadering legt de matres verantwoording van het werkloon af.
  10. Tijdens de voormiddag wordt door een geschikt kind een half uur uit de Bijbel voorgelezen en ’s middags uit een nuttig boek, door de Regentessen uitgekozen. Tussen het werk door wordt af en toe een gezang of een stichtelijk lied aangeheven.
  11. Meisjes mogen buiten het Gesticht geen werk verrichten dan wat haar gegeven wordt. Er mogen geen koffie of andere versnaperingen genuttigd worden.
  12. Zaterdagmiddag wordt het werk tot maandagmorgen ingenomen.
  13. _________________↓__________________


    |pag. 100|

    Bijlage XI (vervolg 3)

    Van de Matres.

  14. De Matres doet verslag van de afgelopen week op de vergadering van de Regentessen. Bij spoedgevallen moet direkt overleg plaats hebben met de Regentessen onderling en de Binnenvader.
  15. Zij moet toezicht houden op de kleding van de meisjes. Maandags wordt het oude weer aangetrokken. Uiteraard geen kleding van buiten het Huis!
  16. Bedden, dekens, linnen, de naai- en slaapkamer worden door de meisjes zindelijk gehouden. De bedden worden afgehaald en opgemaakt en de toegang naar de slaapkamer wordt gesloten. De Matres moet verschonen en de vuile was wegsluiten. Alles wat tot bevordering van frisheid, reinheid en zindelijkheid strekt zal zij zorgvuldig in acht nemen.
  17. Zij moet de meisjes naar de slaapkamer begeleiden, het licht meenemen en brand voorkomen. De naaikamer moet onderzocht worden op brandgevaar. Het wekken van de meisjes en het toezicht houden bij het wassen behoort tevens tot haar taak.
  18. Naar de bevelen en voorschriften van de Regentessen moet zij de was naar de bleek verzenden en erop toezien dat het goed schoon wordt teruggebracht. Voor het weghalen moet een lijst opgesteld worden van het wasgoed en als de was terug komt moet alles nageteld worden. Van vermiste of verloren gegane stukken moeten de Regentessen in kennis gesteld worden.

Van de Binnenmoeder.

  1. De Binnenmoeder moet lidmaat van de Ned. Herv. Kerk zijn, braaf en zedelijk. Haar wedde bedraagt f. 90,00 naast kost en inwoning, vuur en bewassen en geneeskundige hulp. Kleding en beddegoed moet zij zelf betalen.
  2. Zij moet de bevelen van de Regentessen uitvoeren.
  3. Zij staat onder toezicht van de Binnenvader en moet zijn bevelen opvolgen.
  4. Haar taak bestaat uit het schoon, zindelijk en zuiver houden van het Weeshuis en de toebereiding van de spijzen. Alles moet in overleg met de Regentessen geschieden. De oudste meisjes moet zij tot dienstbode opleiden. Orde en spaarzaamheid worden haar aanbevolen.
  5. Zij moet een geregeld leven leiden.
  6. Bij het zien nuttigen van drank moet zij de Binnenvader inlichten.
  7. Zij moet de keuken schoon houden. Buiten het dienstdoende keukenmeisje mogen in de keuken of in de kelder geen andere meisjes aanwezig zijn.
  8. Er mag niet gekookt of gebraden worden buiten het menu noch voor de kinderen noch voor persoonlijk gebruik.
  9. _________________↓__________________


    |pag. 101|

    Bijlage XI (vervolg 4)

    Van de Binnenmoeder.

  10. Het rooster wordt door de Regentessen vastgesteld en gewijzigd.
  11. Zij moet toezicht houden op de zieken en op de medicijnen.
  12. Zieke kinderen moeten op de ziekenkamer gelegd worden en de arts moet gewaarschuwd worden.
  13. De Binnenmoeder moet het vuur en het licht kontroleren.

In 1882 werden de reglementen opnieuw vastgesteld in verband met de reorganisatie van het Weeshuis. Zij verschenen voor het eerst in druk. (Zie Bijlage IV, p. 82-86).

_________________↓__________________


|pag. 102|

Bijlage XI (vervolg 5)

Reglement voor de Kindermoeder.

  • Zij gaat over de kleine kinderen, door de Direktrice aangewezen. Een ouder weesmeisje is behulpzaam.
  • Opstaan: van 1 april – 1 oktober: 6.00 uur; 1 oktober – 1 april: 7.00 uur
  • Haar taak omvat: de kinderen wassen en kleden en met hen ontbijten in de kinderkamer.
  • Kleding en schoenen moet zij netjes opbergen.
  • Zij moet de bedden opmaken en de kinderslaap- en kinderzitkamer en kasten schoonhouden.
  • Zaterdags doet zij de kinderen in bad.
  • De kinderen worden onder toezicht gehaald en gebracht. Zij eten om 12.15 uur. De kinderen die nog niet naar school gaan moet zij bezig houden met spelen, wandelen en catecheseren. Van 17.00 – 19.00 uur mogen zij spelen en breien en daarna naar bed gaan.
  • De Kindermoeder is de eerste zondag van de maand vrij van 9.00 – 12.00 uur, de tweede van 19.00 – 22.00 uur.
  • Zij moet verslag doen op de wekelijkse vergadering van de Regentessen, ook van het meisje dat helpt.
  • Zij is ondergeschikt en gehoorzaamheid verschuldigd aan de Direktrice.

(Opgesteld op 21-09-1887).

Het Weesmeisje dat de Kindermoeder helpt moet:

  • De Kindermoeder behulpzaam zijn
  • Behulpzaam zijn bij de maaltijden: de borden naar de keuken brengen etc.
  • De Kindermoeder vervangen als dat nodig is. Eén zondag in de veertien dagen heeft zij de kerkbeurt.
  • Zij gaat met de Kindermoeder met de kinderen wandelen.
  • Het Weesmeisje wordt door de Direktrice aangewezen voor een periode van drie maanden.
  • Zij ontvangt f. 6,50 na de drie maanden als vergoeding voor het gemis aan verdiensten in de naaikamer.

Reglement voor de Portier en de Portierster.

  • De Portier moet de voordeur openen en sluiten.
  • Na zonsondergang mogen de kinderen het Huis niet verlaten zonder machtiging. Meisjes mogen overdags alleen uit voor het bezoeken van de school of het doen van een boodschap.
  • Hij mag geen boodschap voor de kinderen doen zonder verlof van de beambten.

_________________↓__________________


|pag. 103|

Bijlage XI (vervolg 6)

Reglement voor Portier en Portierster.

  • Zij moeten de kachels aanleggen en zorgen dat de turven aanwezig zijn.
  • Goten en urinoirs moeten drie maal daags behoorlijk doorgespoeld worden.
  • De Portierster moet de bedden opmaken, de lokalen schoonhouden, de secreten op de binnenplaats schoonhouden, evenals het gymnastieklokaal, het poetshok en de speelplaats. Tafeldekken en opdienen van de spijzen behoren ook tot haar taak, evenals het bezorgen van de schone was.
  • Na het bedden opmaken, de waterkannen vullen, de ramen openen en de slaapzaal sluiten, wordt de sleutel overhandigd aan de Direktrice.
  • De Portier moet schoensmeer aan de jongens uitreiken.
  • Zij moeten erop toezien dat jongens en meisjes niet bij elkaar op de kamer komen.
  • Sterke drank en snoeperij is verboden.
  • Toezicht houden op alles wat in- en uitgaat.
  • Als familieleden de kinderen willen zien, moet dit overlegd worden met de Direktrice.
  • Het echtpaar moet in de keuken eten met de kleermaker en de schoonmaakster. Brood, koffie e.d. kunnen in hun kamer genuttigd worden.
  • De éne zondag is zij vrij van 9.00 – 12.00 uur, de andere zondag van 19.00 – 22.00 uur.

(Opgesteld in 1887).

De Reglementen voor de Naaijuffrouw werden twee maal extra aangescherpt.

Op 12-11-1890 luidde het:

  • ’ Winters om 6.00 uur en ’s zomers om 7.00 uur opstaan. Er toezicht op houden dat de meisjes een half uur later gewassen en gekleed zijn en zo op tijd zijn als de bel voor het ontbijt luidt.
  • Om 8.30 uur moet het naaiwerk in de naaikamer gereed liggen. Van 9.00 – 12.00 uur naaien, van 12.00 – 14.00 uur eten. Op maandag wordt het verstelwerk Weeshuis verricht. Van 14.00 – 16.00 uur naaiwerk. Om 16.00 uur moet zij koffiedrinken met de kinderen en om 16.30 uur mag zij zelf theedrinken. Van 17.00 – 21.00 uur ’s avonds werd naaiwerk van buiten het Huis gedaan. Van 17.00 – 19.00 uur kon de Naaijuffrouw allerlei karweitjes verrichten. Van 21.00 – 23.00 uur mocht zij op haar kamer doorbrengen. Om 23.00 uur precies moest zij naar bed gaan.
  • Zaterdags mag zij voor zichzelf werken, echter niet in de zaal.

_________________↓__________________


|pag. 104|

Bijlage XI (vervolg 7)

Op 02-10-1896 werd het reglement voor Naaijuffrouw uitgebreid.

  • De Naaijuffrouw ontbijt op haar eigen kamer.
  • De meisjes moeten vóór 9.00 uur naar school.
  • ’s Zomers mogen de meisjes ook in de frisse lucht naaien.
  • Van 14.00 – 16.00 uur wordt bij voorkeur werk voor partikulieren verricht. Op maandag en zaterdag wordt gewerkt voor het Huis. Zaterdags worden corsetten gemaakt. De naaijuffrouw mag dan voor zichzelf werken, maar dient ook toezicht te houden op de meisjes. De oudste meisjes kunnen de anderen behulpzaam zijn bij hun werk.
  • Het werkloon, door partikulieren betaald, wordt door de Regentessen bepaald.
  • Bij het eten van 12.00 – 14.00 uur is de Naaijuffrouw behulpzaam.
  • De kleine kinderen spelen onder toezicht van een bevoegd groot meisje in de gymzaal, bij donker weer in de eetzaal.
  • Grote meisjes moeten zomers zoveel mogelijk profiteren van de frisse lucht. Minstens één maal per week wordt er gewandeld.
  • Van 16.00 – 16.30 uur theedrinken, vanaf 16.30 uur bij het koffiedrinken van de kinderen aanwezig zijn.

_________________↓__________________


|pag. 105|

Bijlage XII

Weeshuispersoneel 1854 – 1912 met indien in de notulen vermeld, reden van vertrek.

Binnenvaders.

  • J.H. Drenthen.
    In 1856 ontslagen als onderwijzer om gezondheidsredenen.
    In 1859 met pensioen.
  • P. Nederkoorn.
    1859 – 1881: Binnenvader en onderwijzer. In 1881 gepensioneerd.

Binnenmoeders.

  • H. Eleveld-van Lente.
    Ontslagen wegens ouderdom in 1854.
  • H. van Kuik.
    1854 – 1857: ontslagen door de Regentessen.
  • Naam nieuwe binnenmoeder werd niet vermeld.
    1857 – 1859.
  • H. Nederkoorn.
    1859 – 1881. In 1881 gepensioneerd.

Nadat Binnenvader Drenthen ontslagen was als onderwijzer, werd een onderwijzer van buitenaf aangetrokken.

Onderwijzers.

  • C. Tekkelenburg.
    05-03-1857 – 14-06-1858.
    Bezocht een vriend in Kampen en nam daar en passant een nieuwe betrekking aan. Het Bestuur was hier niet rouwig om, want Tekkelenburg beviel niet.
  • W.J. v.d. Vegt.
    14-06-1858 – 20-05-1859.
    Deze werkloze onderwijzer werd tijdelijk benoemd.
  • L. Laan.
    20-05-1859 – 29-10-1859.
    Werd door een sterfgeval genoodzaakt enkele kinderen financieel te onderhouden en nam een baan aan met een hoger inkomen.
  • P. Nederkoorn.
    29-10-1859 – 29-11-1881.
    Binnenvader Nederkoorn werd geassisteerd door een hulponderwijzer van 1859 –
    _________________↓__________________


    |pag. 106|

    Bijlage XII (vervolg 1)

    1868 – Vanwege het dalend kinderaantal en de moeizame samenwerking tussen de binnenvader en de hulponderwijzer, werd geen nieuwe hulponderwijzer benoemd. Toen in 1873 de gezondheidssituatie van de binnenvader verslechterde, werd opnieuw een hulponderwijzer aangetrokken.

Hulponderwijzers.

  • J. Sonnevelt.
    01-11-1859 – 31-10-1860.
  • D.J. Valk.
    31-10-1860 – 16-12-1861.
    Aanvaardde een benoeming als hoofdonderwijzer in Wijhe.
  • M. Doorn.
    10-02-1862 – 29-04-1864.
    Doorn werd ziek en stierf in 1864.
  • C. Fehres.
    05-06-1863 – 11-08-1865.
    Werd lid van de Buitengewone Commissie bij de Rijksbelastingen.
  • E. Beerdsen.
    11-11-1865 – 02-11-1866.
    Werd hulponderwijzer op de school van de Arminrichting.
  • J. Kiesenberg.
    28-12-1866 – 01-03-1867.
    Ontslagen wegens onzindelijkheid. Hij verloor zo het gezag over de kinderen. Het Bestuur gaf hem f. 25,00 voor de aankoop van nieuwe kleding.
  • J. van Dijk.
    15-03-1867 – 04-09-1868.
    Ontslagen wegens konflikten met de Binnenvader.
  • W.F.C.A. Baar.
    05-09-1873 – 25-08-1875.
    Benoemd als Hoofdonderwijzer in Dordrecht.
  • A. v.d. Steen.
    25-08-1875 – 24-01-1877.
    Vertrok naar Leiden.
  • N.C. But.
    01-05-1877 – 14-02-1878.
  • Vertrok als Hulponderwijzer naar Hellevoetsluis.

  • W.A. Hoorn.
    15-04-1878 – 31-124- 1881.

_________________↓__________________


|pag. 107|

Bijlage XII (vervolg 3)

Naaimatressen.

  • A. Biekart.
    1854 – 1869.
    Zij stierf in 1869.
  • A. Bosman.
    05-03-1869 – 01-10-1869.
  • A. van Dam.
    01-10-1869 – 31-12-1881.

Met ingang van 1882 werd de interne struktuur van het Weeshuis gewijzigd.
Nieuwe funkties werden gecreëerd.

Direktrice.

  • A. van Dam.
    01-01-1882 – 03-03-1905.
    Ging in 1905 met pensioen.
  • J.W.A. Vastenou.
    21-06-1905.

Onder – Direkteur.

  • W.K. van Vliet.
    03-02-1882 – 01-05-1884.
    Ontslagen wegens konflikten met de Direktrice.
  • S.F.H. Wijking.
    01-05-1884 – 02-11-1886.
    Ontslagen wegens het bezigen van grofheden tegen de Direktrice.
  • J.W. Wijndelts.
    07-10-1887 – 01-04-1892.
  • D.M.C. Lukas.
  • 01-04-1892 – 01-04-1894.

  • A.C. Kuypers.
    01-04-1894 – 01-10-1898.
  • J.A.C. Jouvenar.
    01-10-1898 – 04-10-1905.
    Legde gelijktijdig met Direktrice van Dam zijn funktie neer.
  • C.N. Mulder.
    01-10-1905 – 03-02-1911 .
    Vertrok naar Indië. Kreeg als afscheidskado een horloge aangeboden.
  • Dhr. Brouwer.
    03-02-1911 – 01-12-1911.
    Na een proeftijd werd zijn benoeming niet verlengd.

_________________↓__________________


|pag. 108|

Bijlage XII (vervolg 4)

Onder – Direkteur (vervolg).

  • G.W. Skene.
    01-12-1911 – 14-12-1912.
    Werd Onder-Direkteur in een Amsterdams Weeshuis.

Naaijuffrouwen.

  • I.F.M. Nijenhuis.
    20-11-1881 – 21-06-1882.
    Door de Regentessen eervol ontslagen.
  • M. van der Eyck.
    07-07-1882 – 22-01-1883.
  • H. Hensens.
    01-04-1883 – 05-06-1885.
  • A.E. van Laatum.
    05-06-1885 – 01-05-1886.
  • A.D. Veenhuizen.
    01-05-1886 – 02-11-1888.
    Zij was ex-verpleegde van het Weeshuis.
  • J. Rogholt.
    04-10-1888 – 04-10-1889.
    Door de Regentessen ontslagen.
  • Y.S. Jager.
    04-10-1889 – 01-12-1892.
    Door de Regentessen ontslagen.
  • A. van Iperen.
    02-02-1894 – 07-08-1896.
  • G.E. Poetskoke.
    07-08-1896 – 01-04-1897.
  • G. Günther.
    12-02-1897 – 15-11-1911.
    Zij bleek uiteindelijk de juiste vrouw op de juiste plaats. Het Bestuur was dan ook zeer ingenomen met haar. Ze werd omschreven als een vrouw met veel takt, die uitstekend met de meisjes om kon gaan. Nadat zij met haar gezondheid ging sukkelen en diverse malen in het ziekenhuis werd opgenomen, besloten de Regenten haar met pensioen te sturen.
  • Mej. Olthof.
    15-11-1911.

_________________↓__________________


|pag. 109|

Vanaf 1887.

Bijlage XII (vervolg 5)

Kindermoeders.

  • A. Hoenders – Lodewijks.
    21-09-1887 – 01-11-1889.
    Ontslagen door de Regentessen.
  • B. van Velzen.
    01-05-1890.
    Dina van Velzen werd van 1876 – 1890 in het Weeshuis verpleegd.
    Met ingang van mei 1890 werd zij als kindermoeder aangesteld. Tot haar pensionering in 1921 zou zij deze funktie vervullen.

Portiersechtpaar.

  • Naam niet vermeld.
    21-09-1887 – 01-05-1888.
  • R. Westra.
    01-05-1888 – 01-11-1888.
    Ontslagen wegens het bezigen van “onbeschofte en hoonende woorden”.
  • J. Moerkerken.
    01-11-1888 – 01-03-1890.
    Dit echtpaar werd Binnenvader en Binnenmoeder in Woubrugge.
  • H. van Stegeren.
    01-03-1890 – 13-01-1900.
    Mevrouw van Stegeren stierf in 1896. Van Stegeren bleef in dienst als portier. Een werkvrouw verrichtte voortaan het werk van de portiersvrouw. Portier van Stegeren stierf in januari 1900.
  • H.J. Plas.
    27-03-1900.

_________________↓__________________


|pag. 110|

Bijlage XIII
 

Jaarsalarissen Personeel tot 1882.
Binnenvader.
1855 f. 284,00
1857 f. 200,00 (in dat jaar werd Drenthen ontslagen als onderwijzer)
Binnenmoeder.
1854 f. 90,00
Echtpaar Nederkoorn.
1859 f. 500,00 samen
1869 f. 600,00 (de Binnenvader werd niet meer geassisteerd door een hulponderwijzer).
Onderwijzer.
1863 (juni) f. 150,00
1863 (juli) f. 200,00 (dit vanwege het geringe aantal sollicitanten).
Hulponderwijzer
1873 f. 300,00
Naaimatres.
1854 f. 156,00
1869 f. 200,00
Jaarsalarissen Personeel vanaf 1882.
Direktrice.
1882 f. 500,00
1896 f. 600,00
1910 f. 800,00
Onder-Direkteur
1882 f. 300,00
1887 f. 200,00 (bij persoonswisseling; kon uitgroeien tot f. 300,00)
1896 f. 350,00
1904 f. 400,00
1909 f. 450,00
1910 f. 500,00
1912 f. 600,00
_________________↓__________________


|pag. 111|
Bijlage XIII (vervolg 1)
Jaarsalarissen Personeel vanaf 1882 (vervolg).
Naaijuffrouw.
1882 f. 200,00
1896 f. 225,00
1900 f. 300,00
1907 f. 350,00
1910 f. 250,00
1912 f. 300,00
Kindermoeder.
1887 f. 150,00
1904 f. 200,00
1908 f. 250,00
Portiersechtpaar.
1887 (tot nov.) f. 225,00
1887 (vanaf nov.) f. 250,00
1889 f. 300,00
1891 f. 250,00
1896 f. 125,00 (na het overlijden van de portiersvrouw)
1912 f. 260,00

 

_________________↓__________________


|pag. 112|

Bijlage XIV
 

Bijlage XIV
Aantallen kinderen opgenomen in de jaren 1854 – 1912
Jaartal Aantal kinderen Aantal gezinnen Totale Weeshuispopulatie
1854 2 1 54
1855 10 4 55
1856 4 2 48
1857 14 5 58
1858 5 4 61
1859 58
1860 54
1861 14 7 61
1862 9 4 63
1863 7 3 67
1864 2 2 60
1865 55
1866 6 2 53
1867 4 2 51
1868 41
1869 2 1 36
1870 33
1871 5 3 33
1872 2 2 33
1873 18 8 46
1874 1 1 47
1875 17 7 58
1876 6 4 59
1877 7 3 57
1878 1 1 56
1879 19 8 70
1880 7 4 75
1881 5 3 58
1882 5 3 65
1883 12 7 71
1884 3 2 73
1885 9 6 69
1886 2 2 68
1887 16 6 77
1888 3 1 74
1889 9 3 73
1890 8 5 77
1891 5 4 74
1892 3 1 68
1893 4 4 67
1894 4 3 62
1895 15 5 75
1896 10 5 73
1897 3 2 69
1898 8 4 72
1899 2 1 67
1900 7 2 63
1901 8 4 64
1902 6 3 62
1903 2 1 54
1904 10 4 52
1905 1 1 48
_________________↓__________________


|pag. 113|
Bijlage XIV (vervolg 1)
Jaartal Aantal kinderen Aantal gezinnen Totale Weeshuispopulatie
1906 5 3 55
1907 9 4 56
1908 3 2 53
1909 7 4 51 (6)*
1910 6 4 52 (2)
1911 4 2 55 (2)
1912 5 3 52 (1)

 
* De tussen haakjes vermelde cijfers betreffen kinderen die op kosten van het Weeshuis bij particulieren verpleegd werden. Van vroegere jaren is deze vermelding niet in de jaarverslagen opgenomen.

Voor de cijfers van de totale weeshuispopulatie zijn gebruikt:

de opgave in de notulen betreffende de jaren 1854 – 1871
de opgave in de Gemeenteverslagen betreffende de periode 1872 – 1912.

_________________↓__________________


|pag. 114|

Bijlage XIVa

[Grafiek: Totale Weeshuispopulatie 1854 – 1912]

_________________↓__________________


|pag. 115|

Bijlage XIVb

[Grafiek: Aantallen opgenomen wezen 1854 – 1912]

_________________↓__________________


|pag. 116|

Bijlage XV

Lijst van straatnamen waar de wezen woonden toen de langstlevende ouder overleed.

De eerste getallen geven het aantal kinderen aan, het getal tussen haakjes het aantal gezinnen waaruit zij kwamen.
 

Achtergracht 2 (1) Van der Laenstraat 7 (3)
Achtersteeg 3 (1) Langenholterweg 5 (3)
Akkerstraat 2 (2) Melkmarktsteeg 2 (1)
Assendorp Oost 5 (2) Middelweg 1 (1)
Assendorpers teeg 2 (1) Molenstraat 8 (4)
Beestenmarkt 2 (1) Molenweg 3 (1)
Betlehemse Kerkhof 4 (1) Muldersgang 1 (1)
Bitterstraat 3 (2) Musschenhage 12 (5)
Bleekerstraat 3 (2) Nieuwstraat 3 (1)
Bonkemate 1 (1) Nijstad 7 (3)
Bornestraat 3 (1) Oosterenk 2 (1)
Breehoek 1 (1) Ossenmarkt 4 (2)
Broerenstraat 5 (2) Poepershoek 3 (1)
Buitenkant 2 (1) Praubstraat 5 (2)
Celestraat 3 (1) Sassenpoortenwal 2 (1)
Deventerstraat 6 (2) Sassenstraat 1 (1)
Dieze 3 (2) Schellerweg 1 (1)
Diezerkade 1 (1) Smeden 1 (1)
Diezerplein 1 (1) Spoelstraat 3 (2)
Diezerstraat 3 (1) Steenstraat 2 (1)
Duistere Steeg 5 (3) Stropsteeg 7 (4)
Dwarsstraat 3 (3) Ter Pelkwijkpark 2 (1)
Eekwal 2 (1) Th. à Kempisstraat 6 (4)
Eiland 4 (2) Tuinstraat 3 (1)
Frankhuis 3 (1) Tussen de Hoven 5 (2)
Friesche Wal 1 (1) Varkensmarkt 4 (1)
Gang 3 (1) Vechtsteeg 2 (1)
Goudsteeg 2 (1) Vechtstraat 9 (5)
Groene Steeg 1 (1) Vischpoortenplas 2 (1)
Hasselterdijk 7 (3) Voorstraat 4 (2)
Holterbroeksezijweg 2 (1) Wagenmakerssteeg 1 (1)
Hoogstraat 24 (9) Watersteeg 2 (1)
Jufferenwal 1 (1) Waterstraat 4 (3)
Kalverstraat 2 (1) Willemskade 1 (1)
Kamperstraat 2 (1) Wipstrikkerallee 2 (1)
Karnemelksteeg 1 (1) IJsselstraat 1 (1)
Klein Grachtje 6 (2) Rode Toren 3 (1)
Kleine Baan 3 (2) Roggestraat 1 (1)
Koestraat 1 (1) Ronde Haagje 3 (1)
Koningsplein 6 (2)
Krommejak 5 (2)

 

_________________↓__________________


|pag. 117|

Bijlage XVI

[afbeelding: zakgeldregeling – juni 1904]

_________________↓__________________


|pag. 118|

Bijlage XVII

Methoden gebruikt op de Weeshuisschool 1874/5, 1876

Lezen en schrijven. Bij de eerstbeginnenden werd de methode van Prinsen gebruikt, maar letterkast en letterplanken werden vervangen door het bord. Door deze methode kreeg de klankmethode in Nederland vrij algemeen ingang en verdrong daarmee de spelmethode. Zelf noemde Prinsen zijn methode synthetisch. Deze methode werd gedurende een halve eeuw vrij algemeen gebruikt.
Naarmate de vorderingen van de leerlingen werden op de school de boekjes van Hinse, Baarscher, Leopold en Bosman gebruikt. Leopold werd in Nederland de baanbreker voor het letterkundig of belletristische leesboek. De serie van Bosman bestond uit 15 deeltjes en bevatte hoofdzakelijk verhalen en sprookjes. De boekjes werden door de leerlingen gaarne gelezen.
Rekenen. Gebruikt werd de rekenmethode van A.L. Boeser. Door het gebruik van deze doelmatige methode werd een duidelijke verbetering in het rekenonderwijs geconstateerd. Deze rekenboekjes werden voor het eerst in 1850 uitgegeven en maakten geweldige opgang.
Vormleer. Stratemeyer’s “Voorstellen van de vormleer” dienden hierbij als handleiding.
Nederlandse taal. In de middelste klas werd gebruikt “De eerste taalmeester” van F. Bruins, terwijl in de hoogste klas “De practische taalmeester” van Buins werd gebruikt. In 1873 verscheen het eerste deeltje, in 1876 het vierde. Het maakte de indruk van een degelijk, weloverwogen werk en werd gunstig ontvangen. Het beleefde vele herdrukken.
Aardrijkskunde. Gebruikt werd de methode van Bruins “Driemaal den aardbol om”. Dit was een concentrische methode, wat inhield dat van de verschillende werelddelen en landen alleen het voornaamste genoemd werd, om later meer in bijzonderheden te treden. Gezien de stofomvang leek dit boekje meer op zijn plaats in het voortgezet onderwijs.
Geschiedenis. Voor de Vaderlandse Geschiedenis werd gebruikt Degenhardt’s “Overzicht van de Geschiedenis” en voor de Algemene Geschiedenis gebruikte men J.C. Sander “Schetsen uit het Groote Boek der

_________________↓__________________


|pag. 119|

Bijlage XVII (vervolg 1).

Geschiedenis”.
Kennis der Natuur. Jansen’s “Ontdekkingsreiziger in de woonkamer” diende als leidraad, evenals de boekjes van Helge over planten, dieren en delfstoffen. Ook maakte men gebruik van de platen van H.J. Lummel. Deze gaf in 1851 een serie van 49 platen uit, in 1864 gevolgd door een tweede serie. In de uitvoerige handleidingen die bij de platen behoorden, werd de leerstof verklarend omschreven. Vooral de eerste serie werd beoordeeld als werkelijk doelmatig. Wat de kleuren betrof waren de latere drukken van de platen beter.

Voor een beoordeling van de methoden is gebruik gemaakt van de volgende literatuur:

  • J. Koonings De School. Practische Paedagogiek ten dienste van onderwijzers.
  • H. Scheepstra Beknopte geschiedenis van de opvoeding en het onderwijs.
  • W.A. van Wijk Opvoeding en onderwijs. Paedagogiek voor aanstaande en jonge christelijke onderwijzers.
    _________________↓__________________


    |pag. 120|

Bijlage XVIII.

UITZETLIJST VANAF 1897
 

UITZETLIJST JONGENS:
12 hemden 52 el à 20c per el f. 10,40
6 broeken 6,00
4 borstrokken 5,00
4 boezeroenen, werkbuizen of witte hemden 4,00
12 paar sokken 9,00
6 zakdoeken 1,10
1 nieuw pak 40,00
1 oud pak of een tweede pak 20,00
6 overhemden 3,00
schoenen en pantoffels 8,00
hoed 4,00
dasjes en handschoenen 1,50
UITZETLIJST MEISJES:
12 hemden à 20c per el, 4 el per hemd f. 9,60
6 broeken à 40c per el 2$\frac{3}{4}$ el per broek 6,60
4 gebreide borstrokken 4,00
4 flanellen hemden 5,00
6 paar kousen 4,80
1 nieuwe baaien rok 4,50
1 fantasierok 4,00
1 zwarte daagse rok 3,00
3 nachtjakken 3,55
6 nachtmutsen 1,00
6 witte zakken 1,20
4 witte keper onderrokken 5,25
44 el bont voor japonnen 11,00
6 blauwe schorten 3,60
4 witte schorten 2,40
pantoffels en laarzen 6,00
hoed 5,00
4 mutsen 3,60
1 beste japon 12,00
1 mantel 12,00
handschoenen en kleinigheden 1,50

 

_________________↓__________________


|pag. 121|
 

Bijlage XIX.
Beroepen waarin de weesjongens terecht kwamen
Gemeentebode Bouwopzichter
Horlogemakers-bediende Opzichter
Sigarenmaker Slager
Sjouwer Winkelier
Timmerman-conducteur Metselaar
Rangeerder Bakker
Makelaar
Surnumerair S.S.
Horlogemaker
Korporaal in Indië
Bouwkundig Opzichter in Indië
Oppasser
Werkplaats S.S.
Assistent Inspectie Utrecht
Banketbakkersbediende
Tamboer
Meubelmaker
Pachter van het Volkspark
Automonteur
Zadelmaker
Knecht
Loodgieter
Boekdrukker
Wagenmaker
Bloemist-knecht
Stoker-Machinist
Schilder
Winkelknecht
Schoenmaker
Ambtenaar bij de Belastingen
Bierbrouwersknecht
Amanuensis-Concierge
Smid-stoker bij de Marine
Huisknecht
Stoker
Beeldhouwer
Draaier
Letterzetter

 

_________________↓__________________


|pag. 122|

Bijlage XX.

Gesprek met Mevrouw A.G. Kronenberg-Weijers, geboren 22 maart 1898, van 1907 – 1918 verpleegd in het Weeshuis der Hervormde Gemeente.
De moeder van Mevrouw Kronenberg stierf op 44-jarige leeftijd. Haar vader was reeds eerder overleden. Twee van de kinderen uit het gezin werden in het Weeshuis geplaatst. Toen zij opgenomen werd in het Huis was Mevrouw Kronenberg 9 jaar oud.
Zij vindt dat zij goed werd opgevangen. Ze kwam op de kinderkamer terecht, waar ze verrukt was over het vele speelgoed dat daar aanwezig was. “Thuis had ik maar één pop”, herinnert zij zich. De leiding over de kinderkamer berustte bij een kindermoeder, die zelf jong wees was geworden, namelijk Dina van Velzen. Tot 12 jaar was de groep gemengd, daarna gingen de jongens naar de jongensafdeling, die zich aan de voorkant van het Huis bevond en de meisjes naar de meisjesafdeling, die aan de zijkant van het Huis was gelegen.
Voor de meisjes van 12-20 jaar was er één grote slaapzaal, waar gemiddeld ongeveer 21 meisjes sliepen. De bedden waren in drie rijen achter elkaar in de lengte geplaatst. Ieder had haar eigen plaats bij de wastafels. De naaijuffrouw, Mej. Olthof uit Enschede, sliep in een klein kamertje naast de slaapzaal. In het kamertje was een raampje aangebracht, zodat zij het gebeuren in de slaapzaal kon volgen.
Elke dag moesten naast het gezicht en de handen ook de borst en de rug gewassen worden. Zaterdags ging men om beurten in bad. Er waren twee ligbaden aanwezig in het Huis. Bij het ontbijt werden de namen afgeroepen. Menstrueerde een meisje die betreffende zaterdag, dan moest zij antwoorden met “neen” en dan moest zij zich gewoon wassen.
Persoonlijk heeft Mevrouw Kronenberg het Weeshuispersoneel als vrij positief ervaren. De Direktrice, Mej. Vastenou was een strenge vrouw, die er niet aan ontkwam de kinderen de indruk te geven dat zij er “lievelingetjes” op nahield. Zij voerde de titel “Direktrice” in, dit in tegenstelling tot “Moeder” Van Dam, die Mevrouw Kronenberg omschrijft als “een schat van een vrouw”. Het sterke punt van de Direktrice was het organiseren van feesten. Elke verjaardag werd gevierd.
De traktatie bestond uit anijsmelk of citroenmelk met een lekker koekje of een chocolaatje erbij en er werden ook altijd spelletjes gedaan.

_________________↓__________________


|pag. 123|

Bijlage XIX. (vervolg 1)

Onder-Direkteur Mulder was een heel aardige man, maar omdat jongens en meisjes nagenoeg geheel gescheiden leefden, hadden de meisjes nauwelijks iets met hem te maken.
De Naaijuffrouw was een vriendelijke vrouw, maar wel erg onderdanig ten opzichte van de Direktrice. Een opmerking van haar kant als “Jullie zijn maar weeskinderen” kwam bij de meisjes hard aan.
Het Portiersechtpaar was het echtpaar Plas. Mevrouw Plas vond de gymnastieklessen, die de kinderen twee maal per week bijwoonden maar onzin. “Ik heb nooit gymnastiek gehad en toch ben ik zo recht als een plank”, zei ze dan hoofdschuddend. Dit tot groot vermaak van de kinderen, want ze was “zo krom als een hoepel”.
Tot hun twaalfde jaar waren de kinderen verplicht kort haar te dragen. Elke week kamde de kindermoeder met een stofkam alle hoofden. Vanaf hun twaalfde jaar droegen de meisjes een zwarte bonnet van mooie zijde. Vanaf hun vijftiende jaar droegen zij een geheel donkerblauw tenu. Het jakje was uitgesneden met wat men nu een boothals zou noemen, daaronder een wit befje. In vroegere dagen was dit een overhemdje. Zomers werd er een neteldoek overheen gespeld en op het befje was een lint genaaid en aan de voorkant een strik.
De kinderen werden de hele dag bezig gehouden. Geen moment bleef onbenut. Een dagindeling zag er als volgt uit:
’s Zomers was het om 6.30 uur réveille, ’s winters om 7.00 uur.
De portier luidde een bel, die door het hele huis weerklonk. Om 7.30 had iedereen zich gewassen en aangekleed en ging men naar beneden. Daar kreeg men om 8.00 uur op de nuchtere maag levertraan.
Om de nare smaak weg te nemen, mocht elk kind een stuk roggebrood nemen uit een emaille bak. “Bij mijn moeder probeerde ik nog wel eens onder de levertraan uit te komen”, vertelt Mevrouw Kronenberg, “Maar hier móést ik het gewoon innemen”. Toen het zusje van Mevrouw Kronenberg tegen de Direktrice vertelde dat haar jongere zusje geen levertraan lustte, zei de Direktrice: “Dan geven we het haar twee keer per dag, dan is ze er zó aan gewend”. En aldus geschiedde het!
Het ontbijt bestond uit één hele dikke boterham met een plak roggebrood erop en een kom melk.
Om 8.30 uur toog men onder leiding van de kindermoeder of van één van de oudste meisjes naar school. Haar Lagere Schooltijd ervoer

_________________↓__________________


|pag. 124|

Bijlage XIX. (vervolg 2)

Mevrouw Kronenberg als “een gezellige tijd”. Het onderwijzend personeel was “best gek met ons” en ze kon geen verschil bemerken in de opstelling tegenover de weeskinderen en de andere kinderen.
Om 12.30 uur werd er warm gegeten. Er werd altijd vlees geserveerd, wat op een mooi tinnen bordje apart bij het boerenwitte, aardewerken bord werd geplaatst, ’s Winters at men alles uit het zout.
Elke donderdag bestond het menu uit meelkost: dan werd namelijk het fornuis grondig gereinigd. Er werd dan rijst, gort, grutjes of karnemelk met stroop en boter gegeten.
Om 16.00 uur, na schooltijd, werd een boterham genuttigd en ’s avonds een bord karnemelkse pap.
Na de Lagere School kwam je als meisje op de naaikamer. Eerst moest je allerlei klusjes opknappen, zoals handdoeken merken etc. De meisjes op de naaikamer verrichtten ook werk voor particulieren.. In de loop van de tijd werden hen alle soorten stoppen en steken aangeleerd. De geldelijke beloning die zij ontvingen voor hun werk, was niet hoog. Mevrouw Kronenberg noemt als voorbeeld: “De hele morgen op de moeilijkste borduursteken zwoegen, leverde f. 0,15 op”. Het verdiende geld kwam op een spaarbankboekje te staan. Toen Mevrouw Kronenberg het Weeshuis verliet had zij f. 200,00 bij elkaar gespaard. Op dit boekje kwam ook tweederde van het zakgeld te staan.
Eénderde mocht uitgegeven worden. In haar tijd golden de volgende bedragen: tot 12 jaar f. 0,02, van 12 – 15 jaar f. 0,05 per week en vanaf 15 jaar f. 0,10 per week. Brak je bij voorbeeld een kopje, dan moest je dat van je eigen zakgeld betalen. Een kopje kostte in die tijd een paar cent. De meisjes kochten van hun eigen geld ook krijtwit met pepermuntolie om hun tanden mee te poetsen.
Van 17.00 – 19.00 uur was er een herhalingsschool. Mevrouw Kronenberg heeft dat als “erg leuk” ervaren. Ze had ook graag verder geleerd. Dit ging echter niet door, ook niet nadat het Hoofd van de Lagere School een gesprek had gehad met de Direktrice.
Het Weeshuis kende een strak geregeld corvéesysteem.: eem meisje maakte alles mee, zoals keukendienst, koken en afwassen, kindermeisje bij de kindermoeder zijn, de kinderen naar bed brengen en met ze eten en wassen en strijken. De grote was werd uitbesteed, maar de kleine was, zoals de manchetten en de boorden van de jongenshemden werden in het Weeshuis gewassen. Er was een speciale strijkkachel, waarop tien strijkbouten tegelijk verwarmd konden worden. Soms werd de gehele donderdag besteed aan strijken.

_________________↓__________________


|pag. 125|

Bijlage XX. (vervolg 3)

Fouten en ondeugende streken werden natuurlijk onmiddellijk gestraft. Zondags binnen blijven en strafwerk schrijven waren de meest voorkomende straffen. Mevrouw Kronenberg kan zich nog goed herinneren dat ze leien vol moest schrijven met de volgende zin: “Wanneer zal ik de kinderschoenen ontwassen zijn?”
Van alle feesten werd het meeste werk gemaakt van het Sinterklaasfeest. Weken van tevoren sloot de Direktrice zich al op om voorbereidingen te treffen. Ze kon uitstekend dichten en elk kind kon dan ook rekenen op een enorm gedicht. Haar neef, de onderwijzer Bruggeman, assisteerde haar hierbij. Op het heerlijk avondje zelf verscheen een echte Sinterklaas, (Qnder-Direkteur Mulder), met een zwarte Piet.
Elf november was de verjaardag van de Direktrice. De kinderen werden getrakteerd op chocolademelk met speculaas. Er werden ook allerlei stukjes opgevoerd door de kinderen, zoals bij voorbeeld “Sneeuwitje”.
Aan het Kerstfeest werd vrij weinig gedaan. Er was wel een kerstboom en er werd iets extra’s gegeten, zoals bij voorbeeld appelmoes met een bal gehakt.
Elke Pasen kreeg elk kind tien eieren, die gekookt werden en bij het ontbijt of ’s avonds opgegeten mochten worden.
Elk jaar ging men een dagje naar Hattem. Er werd gespeeld en gewandeld en er werd iets gedronken bij een uitspanning. Daar werd ook gegeten, maar het vlees had men, gebraden en wel zèlf meegenomen.
Elk jaar mocht je op vakantie gaan, of beter gezegd: naar familie toe. En ook zondags was het toegestaan om familie te bezoeken.
Het Weeshuis had een prachtige tuin. Als het weer het toeliet, mochten de meisjes van de naaikamer buiten naaien. Er was ook een groot prieel met een koepel. Voor de kleintjes was er een aparte tuin. ’s Winters werd er iedere middag gewandeld van 14.00-16.00 uur. Als het regende, bleven de kinderen uiteraard binnen.
Zomers speelden ze in de tuin en mochten ze ook hun speelgoed meenemen naar buiten.
Elke dinsdagmorgen werd één van de oudere meisjes langs de Regentessen gestuurd om te vragen of Mevrouw een rijtuig wenste dat haar naar de vergadering van dinsdagavond zou brengen. De Regen-

_________________↓__________________


|pag. 126|

Bijlage XX. (vervolg 4)

tessen konden hun antwoord op een leitje aantekenen. Voor het betreffende meisje was de rondgang natuurlijk een verzetje.
De Regenten vergaderden elke zaterdagmorgen. Er werd héél sterke koffie voor hen gezet. Mevrouw Kronenberg vond de Regentenkamer prachtig. Er lag een vast kleed, dat iedere maandagmorgen “gedaan” moest worden. Het werd dan bestrooid met oude theebladeren en werd daarna met een harde schuier bewerkt. De stofwolken vlogen dan in het rond! De groene, zware gordijnen werden door katoenen hoezen beschermd.
Mevrouw Kronenberg herinnert zich nog dat notaris Royer ter gelegenheid van zijn 25-jarig huwelijksjubileum een enorm feest gaf voor de kinderen. Er kwam zelfs een echte goochelaar, Papa Bamberg.
Er werd heel wat geboend in het Weeshuis. Elke donderdagmorgen kreeg de naaizaal een grote beurt. Elke 14 dagen werden de tinnen schaaltjes, waarin het vlees werd opgediend geschuurd met bikzand, daarna nog een keer met zilverzand. Bij mooi weer gebeurde dit in de tuin.
Zoals al eerder opgemerkt: twee maal per week, op woensdag en zaterdag werd er gymnastiek gegeven. Gymjuffrouw was Mej. Zweers.
Bok, ladder, rekstok en stok stonden op het programma. Na Mej. Zweers nam Mej. IJsendijk de lessen voor haar rekening. Zij zette ook korfbal op het programma. De gymnastiekkleding was van katoen, in de kleuren van de stad Zwolle. De Onderwijsakte Gymnastiek werd in die tijd in theater Odéon afgenomen. De verplichte oefeningen mocht de gymnastiekleraar-in-spé van de wezen afnemen.
In de zomer werd er zaterdagsmorgens gezwommen: eerst in het Almelose Kanaal, later in het Zwarte Water. Wat de weesmeisjes niet bepaald beviel was dat de zwempakken van katoen waren en dus, zodra ze nat werden, doorzichtig waren.
Eén maal in de week werd catechesatie gegeven in het lokaal door Ds. van Wijk, “een reuze man”. Soms liet hij de kinderen een opstel schrijven. Vóór je 20e verjaardag deed je belijdenis. In het jaar dat Mevrouw Kronenberg belijdenis zou doen, bestond de groep uit 13 personen. Dat vond Ds van Wijk vervelend en Mevrouw Kronenberg deed pas het jaar daarop belijdenis! Zomers gingen de wezen één maal per zondag naar de Grote Kerk, ongeacht welke predikant daar de dienst leidde. Voor de collecte kreeg ieder kind f.0,02

_________________↓__________________


|pag. 127|

Bijlage XX. (vervolg 5)

mee. ’s Winters ging men naar de Broerenkerk, enkele passen van het Weeshuis verwijderd. Na de kerkdienst werd een kopje koffie geschonken en als traktatie kregen de kinderen vanaf 12 jaar daar twee balletjes bij. Beneden 12 jaar kreeg men één balletje en een kop melk.
Voor het naar bed gaan, werd een hoofdstuk uit de Bijbel gelezen, een hoofdstukje uit een Bijbels dagboekje en werd een psalm of een gezang gezongen.
Onder leiding van R. Bokelman, kreeg men twee maal per week zangles.
Elke woensdag kreeg men onderricht in solfège en zaterdagsmiddags werden er “mooie stukken” ingestudeerd.
In geval van ziekte werd men verpleegd op één van de mooie ziekenkamers. De artsen Gaerthé en Van Dijk droegen in deze periode de verantwoordelijkheid voor de gezondheid van de wezen. In de periode dat Mevrouw Kronenberg in het Weeshuis verbleef, maakte zij twee maal mee dat er een meisje stierf. De wezen woonden de begrafenis niet bij. Zij vindt het opmerkelijk dat de sterfte vrij laag was, terwijl toch de ouders van de wezen veelal een zwakke gezondheid bezaten. Zij schrijft dit op rekening van de goede verzorging en de goede voeding.
Werd een wees vóór 1 mei van een bepaald jaar 20 jaar, dan was de tijd gekomen dat je het Weeshuis moest verlaten. Een meisje mocht voor die tijd een half jaar aan haar eigen uitzet werken. De uitzet kreeg ze mee in een grote zwarte kist, met binnenin een apart, langwerpig vakje voor de kousen.
Weesmeisjes waren bij de “Dames van goede stand” erg in trek als dienstmeisje. Zij wisten van aanpakken en waren in allerlei werk goed bedreven. Ook Mevrouw Kronenberg werd dienstmeisje en huwde later. Haar zuster vond haar levensvervulling in het beroep van verpleegster, dat zij, ondanks het feit dat de Direktrice haar daarvoor totaal ongeschikt achtte, na een periode van dienstbodeschap tot haar 65e jaar uitoefende.

_________________↓__________________


|pag. 128|

Noten

Noten op pag. 128 t/m 136 zijn in de tekst opgenomen als zijnoten.
 
– Westerink- van Bochove, I.W. (1989). Het weesje dat om hulpe schreit: Het weeshuis der Hervormde Gemeente te Zwolle van 1854-1912. (Scriptie M.O. II.). Geschiedenis, Noordelijke Leergangen, Zwolle.

Category(s): Zwolle

Comments are closed.