Hoofdstuk IV


|pag. 40|

4. Ontwikkelingen bij de christelijke partijen in Hasselt

4.1. Inleiding

In dit hoofdstuk krijgen, de ontwikkelingen bij de verkiezingsuitslagen van de protestants-christelijke partijen in Hasselt de aandacht. Onze vraag daarbij is in hoeverre er overeenkomst is tussen de landelijke politieke ontwikkelingen van de protestants-christelijke partijen en of zich bij de christelijke partijen in Hasselt ontzuilingsprocessen hebben voorgedaan. Dat is voor zover het uitslagen bij verkiezingen voor de Tweede Kamer betreft redelijk mogelijk.
De landelijke uitslagen kunnen worden vergeleken met de plaatselijke uitslagen bij die verkiezingen. De plaatselijke uitslagen bij verkiezingen voor de Provinciale Staten kunnen ter vergelijking daarnaast worden gelegd. Het probleem ligt bij de uitslagen van de verkiezingen voor de gemeenteraad van Hasselt. Op dat niveau nemen in de periode 1946 – 1986 enkele partijen deel, die geen landelijke pendant kennen (Hervormde Kiesvereniging en Gemeentebelangen). Daarnaast waren er twee AR-verenigingen in Hasselt na de oorlog. Er was een gereformeerde AR en een hervormde AR. We hebben de gereformeerde AR beschouwd als voorloper van de ARP en de Hervormde AR als voorloper van de HKV (Hervormde Kiesvereniging). Een derde probleem is het verschijnsel van de gezamenlijk ingediende lijsten bij de raadsverkiezingen. Herhaaldelijk komen verschillende partijen met een lijst uit bij de raadsverkiezingen. In de totaaloverzicht van ARP, CHU en GPV zijn die gemeentepolitieke uitslagen weggelaten, waarbij men samen met een of meer partijen een gezamenlijke lijst indiende. Voor deze drie partijen en het CDA (gemakshalve als opvolger van ARP en CHU als protestants-christelijk beschouwd en daarmee de rand van Hasselter KVP-ers miskennend) zijn vergelijkende overzichten opgesteld. Bij de SGP lag dat vanwege de vele ineengeschoven lijsten erg moeilijk. Het overzicht van de SGP is daarom beperkter. We keizen voor deze vergelijkingen de periode 1946 – 1986. Vooral de jaren zestig en zeventig zullen nader bezien worden. De gemeentelijke uitslagen zullen apart bezien worden en zijn als bijlage opgenomen (bijlage A).
De opkomst is bij de verkiezingen meestal goed.

|pag. 41|

4.2. De Anti-Revolutionaire Partij in Hasselt

De uitslag van de eerste naoorlogse Tweede Kamerverkiezingen gaf de ARP in Hasselt de absolute meerderheid. De verkiezingen voor de Provinciale Staten weken daarvan niet veel af. De uitslag voor de gemeenteraadsverkiezingen week daarvan zeer fors af. De oorzaak daarvan ligt in het bestaan van de hervormde AR die bij de plaatselijke verkiezingen een deel van de stemmen naar zich toetrekt.
Met enkele opvallende afwijkingen (1946, 1949 en 1953) verloopt de uitslag van de plaatselijke verkiezingen ongeveer gelijk aan de uitslagen bij Staten- en Kamerverkiezingen. Slechts eenmaal (in 1953) is de procentuele uitslag bij raadsverkiezingen hoger dan die van Staten- en Kamerverkiezingen. De reden daarvan is dat de HKV dat jaar niet aan de raadsverkiezingen deelneemt (zie voor de uitslagweergave van de ARP blz. 42).
In tegenstelling tot de landelijke ontwikkelingen van de ARP (zie de weergave op blz. 29) daalt de aanhang van de ARP in Hasselt voortdurend. De daling vangt aan bij de verkiezingen van 1948 en 1952 en stabiliseert zich dan, terwijl de landelijke daling zich uitstrekt over de periode 1948 – 1963.
Bij de verkiezingen van 1963 is er ook plaatselijk verlies.
Het landelijk herstel in 1967 komt in Hasselt niet voor, de uitslag blijft daar stabiel. Het landelijk verlies in 1971 is ook plaatselijk te zien, maar de landelijke stijging bij de verkiezingen van 1972 is plaatselijk een verdere lichte daling.
De plaatselijke aanhang van de ARP wordt in de periode 1946 – 1972 meer dan gehalveerd. De uitslagen bij de Statenverkiezingen verlopen vrijwel gelijk aan de uitslagen voor de Tweede Kamer. De oorzaken van het verlies zijn dezelfde als landelijk (zie 3.3.1.). De ARP in Hasselt verliest vooral aan CHU en GPV.

|pag. 42|



|pag. 43|


|pag. 44|

4.3. De Christelijk-Historische Unie in Hasselt

Een vergelijking van het verloop van de landelijke Tweede Kameruitslagen van de CHU met de uitslagen van die verkiezingen in Hasselt vertoont een opmerkelijke overeenkomst (vergelijk het overzicht op blz. 31). Er is landelijk en plaatselijk een stijging van 1946 naar 1948. Er is een terugval in 1959, gevolgd door een stijging in 1963. De uitslagen van 1967, 1971 en 1972 vertonen zowel landelijk als plaatselijk een daling.
De provinciale verkiezingen geven een beeld dat goed aansluit bij de kamerverkiezingen. Het verlies van de CHU in Hasselt zet vanaf 1950 geleidelijk door. Ook provinciale verkiezingsuitslagen geven voor Hasselt een geleidelijk teruglopend beeld, dat na 1966 in een versnelling geraakt.
Plaatselijk heeft de CHU vooral concurrentie van de HKV.
Er is een verlies van 10 procent in de periode 1949 – 1970.
Daarna komt er bij de raadsverkiezingen enig herstel. Van 1949 tot 1974 is de CHU voortdurend met twee zetels in de gemeenteraad vertegenwoordigd. De stijging van het aantal raadszetels van zeven naar elf in 1966 voorkomt zetelverlies. Het is wel opvallend dat het beginpunt en het eindpunt van zowel de verkiezingsuitslagen voor de Tweede Kamer als voor de Provinciale Staten ongeveer gelijk is. Voor de gemeenteraad vindt er een daling plaats.

4.4. Het Christen Democratisch Appèl in Hasselt

Alhoewel het CDA als zodanig geen protestants-christelijke partij is, wordt toch aandacht aan deze partij gegeven, omdat de aanhang van het Hasselter CDA vrijwel geheel uit ARP en CHU afkomstig is. In een overzicht hebben we de uitslagen van KVP, CHU en ARF in Hasselt bij Tweede Kamerverkiezingen opgeteld en zo een gefingeerd overzicht gemaakt voor de periode 1946 – 1986. Het verlies van de drie partijen gezamenlijk komt op deze wijze in beeld. Tevens is dan goed te zien hoe de verhoudingen tussen deze drie partijen samenkomen in deze gefingeerde totaaluitslag.

|pag. 45|

Na 1976 zijn de uitslagen van het CDA opgenomen.
Binnen deze groep van partijen leidt de ARP de grootste verliezen. De lijn die het CDA volgt hij deze verkiezingen komt overeen met de landelijke ontwikkeling.
In het overzicht op de volgende bladzij blijkt die lijn uiteraard opnieuw. De forse afwijking die de uitslag van de raadsverkiezingen van 1986 oplevert, is te verklaren uit plaatselijke omstandigheden. In het kader van dit onderzoek gaan we hier niet nader op in.

|pag. 46|


|pag. 47|


|pag. 48|

4.5. GPV, SGP en RPF in Hasselt

Van de drie kleine christelijke partijen zijn de uitslagen van het Gereformeerd Politiek Verbond het meest volledig weer te geven. Het GPV heeft aan alle verkiezingen zelfstandig deelgenomen, behalve de raadsverkiezingen van 1970 toen samen met de SGP een lijst werd ingediend. Die uitslag is in het overzicht van het GPV (zie blz. 47) weggelaten.
De uitslagen van het GPV in Hasselt laten zich goed vergelijken met de landelijke uitslagen van die partij (zie blz. 36). Na een hoogtepunt in 1972 daalt de aanhang van de partij om vervolgens vanaf 1981 weer te stijgen. De uitslagen voor de gemeenteraadsverkiezingen komen geleidelijk boven de andere uitslagen uit. Vanaf 1974 liggen ze erboven, nadat de partij vanaf 1967 -toen het GPV met een zetel in de raad kwam- bij de raadsverkiezingen is gaan stijgen. Ook procentueel stijgt de aanhang geleidelijk. Door natuurlijke aanwas (vergelijk blz. 35 en 39) en instroom van buitenaf groeit deze stroming sneller dan andere stromingen. Het overzicht toont dat de uitslagen bij Kamer- en Statenverkiezingen vrij parallel verliepen.
Omdat de Staatkundig Gereformeerde Partij bij de raadsverkiezingen vrijwel nooit zelfstandig deelneemt, geven we alleen een overzicht van de uitslagen van Staten— en Kamerverkiezingen van de SGP in Hasselt.


|pag. 49|

Zo stabiel als de landelijke SGP—uitslagen zijn (zie blz. 35), zo wisselend zijn de resultaten in Hasselt. De oorzaak daarvan ligt voor een deel in de verbondenheid met de kiezers.
In Hasselt putten SGP, HKV, ARP, CHU en later RPF en CDA geheel of ten dele uit de leden van de Hervormde kerk. HKV-kiezers kunnen alleen bij raadsverkiezingen op hun partij stemmen en zullen bij landelijke verkiezingen een andere keus moeten maken. Daardoor is de band met die andere partij niet zo hecht. Binnen deze kiezersgroep vinden geregeld verschuivingen plaats. De kritische houding vanuit orthodox-christelijke hoek tegenover het eenwordingsproces van ARP, CHU en KVP leidt tot winst voor de SGP (en ook het GPV) bij de Kamerverkiezingen van 1971 en 1972. Zowel GPV als SGP verliezen een deel van die winst in 1977 aan de RPF.
Dat de uitslagen bij Statenverkiezingen bij de kleine christelijke partijen hoger liggen dan de resultaten bij Kamerverkiezingen ligt voor de hand. De opkomst van de achterban van de kleine christelijke partijen is meestal goed. In het algemeen is de opkomst bij Statenverkiezingen minder, waardoor de kleine christelijke partijen een relatief hogere score hebben.
Het beperkte aantal keren dat de Reformatorisch Politieke Federatie in Hasselt aan verkiezingen meedeed, laat het landelijke beeld zien (vergelijk blz. 37). Bij raadsverkiezingen deed deze partij niet mee.


|pag. 50|

Hoe de ontwikkeling verder zal zijn, blijft de vraag. De partij is nog erg jong, kende veel interne problemen en er is nog geen vaste achterban opgebouwd, zoals bij SGP en GPV.

4.6. De Hervormde Kiesvereniging in Hasselt

Naast landelijke partijen als CHU en ARP (later CDA), GPV en SGP zien we in de plaatselijke politiek de HKV. Deze partij heeft ongeveer dezelfde grondslag als SGP en GPV (Bijbel en Drie Formulieren van Enigheid). De herkomst van de leden en de kiezers is vooral te vinden in de Nederlandse Hervormde kerk. De beide Hervormde gemeenten (Hasselt en Mastenbroek) zijn van orthodoxe signatuur. De HKV is ontstaan vanuit de vroegere Hervormde AR. Het is daardoor een sterk plaatselijk bepaalde groepering, waarvan de samenstelling traditioneel is bepaald. Op jongeren uit deze groep kan de RPF en in mindere mate het CDA aantrekkingskracht hebben.
Vooral deze HKV maakt een goede vergelijking van de raadsuitslagen moeilijk vergelijkbaar met de overige uitslagen. In 1946 wordt als Hervormde AR samen met de CHU een lijst ingediend; in 1949 komt men zelfstandig uit; in 1953 wordt niet meegedaan; in 1958, 1962 en 1966 doet de partij zelfstandig mee; in 1967 en 1970 komt men met de vroegere zusterpartij – de ARP- uit; in 1974, 1978, 1982 en 1986 werkt men samen met de SGP. De aanhang van deze HKV schommelt rond de 17 procent, met enkele dalingen 1 [1. Vergelijk het totaaloverzicht van de uitslagen van de gemeenteraadsverkiezingen in Hasselt in bijlage A]). Uit het gegeven dat ARP en CHU (vergelijk de overzichten op blz. 42 en 43) bij de gemeenteraadsverkiezingen voortdurend lager scoren dan bij provinciale en landelijke verkiezingen, valt af te leiden dat een deel van de HKV-kiezers landelijk op ARP en CHU heeft gestemd. Van de ene keer dat de HKV niet aan plaatselijke verkiezingen meedoet, profiteert vooral de ARP (1949: 22,2%; 1953: 34%).
Dat komt de ARP dat jaar goed uit, want in 1953 doet het GPV voor het eerst mee aan raadsverkiezingen. De 10,1 procent van het GPV komt vooral uit vroegere AR-gelederen. Vanaf 1974 vormt de HKV een vast span met de SGP en stijgt geleidelijk in aanhang. In 1982 en 1986 geeft de niet aan de raadsverkiezingen deelnemende RPF een stemadvies ten gunste van deze combinatie.

|pag. 51|

4.7. Een overzicht van de ontwikkelingen

Om een antwoord te kunnen geven op de vraag of er zich in Hasselt ontzuilingsprocessen hebben voorgedaan, moet het totaal van de uitslagen over een langere periode bezien worden.
In de tabel hieronder is een overzicht gegeven van de totalen van de protestants-christelijke partijen (ARP, CHU, HKV, SGP, GPV en RPF en -inclusief een rand van voormalige KVP-kiezers— het CDA).

Tweede Kamer 66.7 70.6 67.4 66.1 63.2 64.2 61.1 61.2 58.6 62.5 60.7 58.1 62.9
1946 1948 1952 1956 1959 1963 1967 1971 1972 1977 1981 1982 1986
1946 1949 1953 1958 1962 1966 1967 1970 1974 1978 1982 1986
Gemeenteraad 66.2 67.4 64.6 66.0 65.6 65.4 63.3 63.2 63.1 63.5 61.9 55.7

 
Uit dit overzicht blijkt dat er over de periode 1946 – 1986 bij de Tweede Kamerverkiezingen een verlies is van 4,8 procent.
Bij de gemeenteraadsverkiezingen is er een terugval met 10.5 procent. Dat verlies ontstaat in sterke mate pas in 1986 bij het CDA. Of daarbij van echte deconfessionalisering kan worden gesproken of van een heel ernstige uiting van ontevredenheid van CDA-kiezers over het optreden van hun partij op lokaal niveau is de vraag. Wel toont het gegeven dat kiezers zo van hun onvrede blijk geven aan dat de accommodatie onder deze kiezers is afgenomen. In een tweede overzicht hebben we deze uitslagen in een grafiek weergegeven (zie blz. 52). Tot 1956 blijkt het stemgedrag bij de Kamerverkiezingen meer op de protestants-christelijke partijen gericht dan bij de gemeenteraadsverkiezingen. Na 1956 krijgen de protestants-christelijke partijen bij de raadsverkiezingen in procenten meer aanhang. Dat komt wellicht ook omdat het aantal deelnemende partijen bij de raadsverkiezingen vrij beperkt is (vergelijk bijlage A).
Deze uitslagen maken vrij gelijke ontwikkelingen door. Alleen in 1986 ontstaat het hierboven aangestipte verschil.

|pag. 52|


|pag. 53|

In 1959 stemt 63,2 procent van de bevolking op een protestants-christelijke partij. In 1960 is 87,4 procent van de bevolking lid van een van de protestants-christelijke kerkgenootschappen (vergelijk het overzicht op blz. 22). Nu horen bij die kerkelijke percentages ook niet stemgerechtigde leden en dat aantal kan zo hoog zijn dat er enige afwijking kan zijn met het percentage kiesgerechtigden. We geven voor Nederland en Hasselt het volgende overzicht.

totalen 1960 1959 2 [2. Voor de gegevens is gebruik gemaakt van de AGN, deel 15, 274. Het is jammer dat de GPV-uitslagen van 1952, 1956 en 1959, alsmede de RPF-gegevens van 1977 in dit overzicht ontbreken.] totalen
prot. chr. kerkgen Ned. 41.3 20.6 prot. chr. partijen Ned.
prot. chr. kerkg. Hass. 87.4 63.2 prot. chr. partijen Has.
1971 1971
prot. chr. kerkg. Ned. 38.0 20.9 prot. chr. partijen Ned.
prot. chr. kerkg. Has. 81.2 61.2 prot. chr. partijen Has.

 
De ontwikkelingen in Hasselt en Nederland verlopen hier vrijwel gelijk.
De verhoudingen binnen de protestants-christelijke partijen als totaal veranderen wel. In een staafdiagram (zie blz. 54) hebben we dat aangegeven. De uitslagen hebben uitsluitend betrekking op Tweede Kamerverkiezingen in de betreffende jaren.
Uit het diagram blijkt dat de inbreng van de kleine christelijke partijen binnen binnen het geheel is toegenomen. Het verlies van de grotere christelijke partijen wordt voor een deel opgevangen door de kleinere. De vorming van het CDA heeft -evenals op landelijk niveau- de afkalving stopgezet. Het aandeel van de kleine partijen handhaaft zich op het niveau van 1972.
Binnen de aanhang van deze partijen zijn verschuivingen mogelijk.
Overigens -bijlage A laat dat zien- zijn in de niet-christelijke hoek de verschuivingen eveneens intern. Bij de gemeenteraadsverkiezingen is er voor deze groep kiezers jarenlang alleen een keuze tussen de PVDA en Gemeentebelangen mogelijk.
Gemeentebelangen recruteerde haar aanhang vooral uit de niet-christelijke en niet-socialistische hoek. Ook Roomsen zouden op deze partij hebben gestemd. Gemeentebelangen en de PVDA delen de kiezers in deze sector. Daarbij zijn schommelingen tussen beide partijen mogelijk. Opmerkelijk is de deelname

|pag. 54|

van de Boerenpartij in
1967. PVDA en Gemeente-
belang haalden in 1966
samen 34,6 procent
(PVDA 22,0; Gem.bel.
12,6). In 1967 doet de
Boerenpartij mee. PVDA,
Gemeentebelang en Boe-
renpartij halen dan samen
36,7 procent (PVDA 19,1;
Gemeentebelangen 11,7;
Boerenpartij 5,9). De
stijging is gering.
Daarbij moet de veran-
dering van het electoraat
in rekening worden ge-
bracht. Juist in 1967
zijn verkiezingen nodig
omdat Hasselt met een
deel van Zwollerkerspel
is vergroot. De groep
niet-christelijke par-
tijen houdt dat percen-
tage van 36 vast. In
1970 delen PVDA en Ge-
meentebelangen deze kie-
zers met elk 18,4 pro-
cent. In 1978 neemt de
VVD de zetel van Gemeen-
tebelangen over. Het to-

taal aantal niet—christelijke stemmers wordt dan verder verdeeld tussen PVDA en VVD.
De politieke verhoudingen in de gemeenteraad van Hasselt veranderen over een periode van veertig jaar niet ingrijpend. Op de volgende bladzij is een zetelverdeling van de verschillende in de raad vertegenwoordigde partijen aangegeven. Daarbij is tevens een totaal aangegeven van protestants—christelijke en niet-christelijke partijen.

|pag. 55|




Gemeenteraad Hasselt
Zetelverdeling 1946 – 1990
Jaar 1946 49 53 58 62 66 67 70 74 78 82 86
totaal 7 7 7 7 7 11 11 11 11 13 13 13
PVDA 2 2 1 1 2 3 2 2 3 3 3 4
VVD 1 2 1
Gem. Bel. 1 1 1 2 2 1
ARP x) 2 2 3 2 1 3 3 2 2
CDA 5 4 3
CHU 1 2 2 2 2 2 2 2 2
Herv. Kiesv. xx) 2 1 1 2 2 1 1 1 2 2 2
GPV 1 1 1 1 1 2
SGP 1 1 1 1 1
totalen
Prot-chr 5 5 5 5 5 7 7 7 7 9 8 8
niet prot-chr 2 2 2 2 2 4 4 4 4 4 5 5
x) In 1946 en 1949 wordt deelgenomen onder de naam Geref. AR
xx) In 1946 en 1949 wordt deelgenomen onder de naam Herv. AR


De zetelverdeling tussen de protestants-christelijke partijen en de niet-protestants-christelijke partijen is vrij stabiel. Een verandering komt pas in 1986. En hier zien we in de zetelverdeling het beeld bevestigd dat HKV, SGP en GPV het verlies van het CDA opvangen.
Hun inbreng neemt in de protestants-christelijke zuil toe.
De effecten van de migratie (zie het overzicht op blz. 17) blijken maar een geringe invloed te hebben op de politieke samenstelling van de bevolking. Wellicht worden eventuele veranderingen door vestiging van elders geneutraliseerd door de natuurlijke aanwas.
Die natuurlijke aanwas is in de christelijke hoek groot. Maar ook bij degenen zie zich van elders vestigen, zijn veel leden van de verschillende christelijke kerken (vergelijk 3.1.2., blz. 23).
De verschillende christelijke partijen hebben hun aanhang in het ene stemdisttict meer geconcentreerd dan in het andere. We geven dat voor de protestants-christelijke partijen in een overzicht van

|pag. 56|

de vier stembureaus met uitslagen van de Tweede Kamerverkiezingen van 1977 en de gemeenteraadsverkiezingen van 1986 3 [3. Gebaseerd op publicaties van de gemeente Hasselt. De indeling van de districten is in de periode 1977-1986 een weinig gewijzigd.])

jaar stemdistrict
1977 I II III IV totaal
CDA 404 410 366 218 1398
SGP 125 86 48 17 276
GPV 49 110 94 56 309
RFF 92 62 45 6 205
1986 I II III IV totaal
CDA 228 188 243 166 825
HKV/SGP 274 224 170 125 793
GPV 73 113 115 161 462

 
Distrist I omvat de oude kern van Hasselt met delen van het buitengebied. Vooral de polder Mastenbroek is orthodox-christelijk. Districten II en III zijn woonwijken met een ‘doorsnee’-samenstelling. Er is sociale woningbouw, maar er is ook veel eigen woningbezit. District IV omvat het uitbreidingsplan van Hasselt. Sinds het begin van de jaren zeventig is daar nieuwbouw gepleegd. Er is veel eigen woningbezit. In district IV woont een belangrijk deel van de nieuwe vestigingen in Hasselt.
Daarnaast woont er ‘overloop’ vanuit de oudere wijken. Deze wijk is in de periode 1977 – 1986 fors gegroeid (1977: 603 geldig uitgebrachte stemmen; 1986: 952 geldig uitgebrachte stemmen). In 1977 is de SGP sterk vertegenwoordigd in district I.
Datzelfde geldt voor de RPF. Het GPV is sterker vertegenwoordigd in district IV. Het CDA is in 1977 in district I en in district IV redelijk in relatie tot het aantal stemmen vertegenwoordigd. Omdat district I en IV de meest interessante zijn hebben we deze verder berekend.
De percentages geven per stembureau het deel aan dat op betreffende partij heeft gestemd. Daardoor zijn ze vergelijkbaar met de totaalpercentages die erachter zijn vermeld.
Ze geven niet aan welk deel betreffende partij uit een bepaald district haalt. Dat is te zien door het percentage per district te vergelijken met de totale percentages.

|pag. 57|

district I IV totaal
1977 1986 1977 1986 1977 1986
CDA 43.5 26.4 36.1 17.4 39.9 22.2
SGP 13.4 2.8 7.9
RPF 9.9 0.9 5.8
GPV 5.3 8.4 9.3 16.9 8.8 12.4
HKV/SGP 31.7 13.1 21.3
Totaal 72.1 66.5 49.1 47.4 62.4 55.9

 
De aanhang voor de protestants-christelijke partijen is in deze nieuwe wijk geringer dan in de andere districten. Alleen het GPV scoort naar verhouding in deze wijk hoger dan in de andere districten. De effecten van deze wijk op de totaal-uitslag zijn echter gering.
 
– Bezemer, L. (1986) Ontzuiling in Hasselt. Een onderzoek naar ontzuilingsprocessen bij de christelijke partijen in Hasselt in de periode 1960-1980. (scriptie geschiedenis M.O. tweede gedeelte), Zwolle: Noordelijke Leergangen.

Category(s): Hasselt
Tags: ,

Comments are closed.