I. Notities over de oudste geschiedenis van Kampen tot 1300/50


|pag. 5|

I. NOTITIES OVER DE OUDSTE GESCHIEDENIS VAN KAMPEN TOT 1300/50.

a. STADSRECHTEN

Voor Kampen is het privilege dat de agglomeratie in juridisch opzicht verandert van dorp, onderworpen aan het landrecht, in stad met eigen autonomie, niet overgeleverd. Niet het origineel en ook geen afschrift van dat origineel. De algemene mening is, dat Kampen vóór 25 augustus 1248 dit privilege met stedeiijke rechten moet ontvangen hebben omdat op die dag bisschop Otto van Utrecht aan de inwoners van Ommen gelijke rechten geeft als de opidani van Deventer, Zwolle, en Kampen reeds hadden:”guod omnibus hominibus .. inhabitandibus oppidum nostrum Ommen libertatem talem oppidani nostri Daventrienses, Swollenses, Campenses habent a nobis” (OBU nr.1180). Omdat Zwolle in 1230 (31 augustus) dezelfde rechten als Deventer verkreeg (OBU nr.803) en daarbij Kampen niet werd genoemd, zou daaruit af te leiden zijn, dat Kampen die rechten, waarschijnlijk eveneens de rechten van Deventer, tussen 1230 en 1248 moet hebben verworven. Het stadsrechtprivilege aan Ommen is evenwel in een zeventiende-eeuwse vorm overgeleverd, waarbij het resterende deel van het zegel geen overeenkomst vertoont met dat van bisschop Otto III (1234/44-1249), die de oorkonde verleend zou hebben. In het Oorkondenboek van het Sticht Utrecht wordt dan ook aangetekend: “Het stuk is dus als onecht te beschouwen, doch de inhoud kan juist zijn”. Welk deel van de inhoud juister of onjuister kan zijn werd niet onderzocht. Te meer problematisch is dat vanwege een klaarblijkelijke dateringsfout: “Datum et actum Vullenho anno domini millesimo ducentesimo octavo feria tertia in crastino bartholomei” heeft het ‘afschrift’ uit de XVIIe eeuw 1 [1. Ook Fehrmann, KA 1952/3 p.199 wijst hierop, maar hij neemt klaarblijkelijk direkt de mening van Dunihar e.a. over. Kossmann-Putto noteert op gezag van het Oorkondenboak Utrecht dat de stadbrief naar de vorm onecht is (p.1 noot 1) doch gaat er toch van uit dat Ommen in 1248 het recht van o.a. Kampen verkreeg. Over de “cives” van Kampen zoals zij voorkomen in 1236 en die Kossmann-Putto burgers kwalificeert , zie hierna p.19 noot 1.].
Op gezag van Dumbar, Overijsselsche Chronycke (Analecta II p.232) maakte het oorkondenboek er ‘(quadragesimo) octavo’ van, dat paste in de bisschoppelijke periode van de gewijde Otto van Holland (1244/5-1249): “Otto dei gratia traiectensis episcopus” luidt de intitulatio van de oorkonde. Otto (I) van Gelre valt af. Hij is slechts elect gebleven van 1212 tot 1215. Alleen Otto (II) van Lippe zou nog mogelijk geweest zijn, want in zijn regeringsperiode (1216-1227) past een jaar eindigend met 8, namelijk 1218. Doordat Zwolle reeds stadsrecht bezat volgens het privilege van Ommen was 1218 evenwel onmogelijk, daar Zwolle zijn privilege van bisschop Willibrandus op 31 augustus 1230 verkreeg (afschrift op perkament XIVe eeuw en afschrift in privilegeboek van Zwolle fo 25 verso, beiden in GA Zwolle). Resteert dus bisschop Otto III en het jaar 1248. Een zeventiende eeuwse (of vroegere) vervalsing en interpolatie zijn daarmee in het geheel niet uitgesloten. Omdat het niet eenvoudig zal zijn, zo niet uitgesloten daar achter te komen, is het wellicht verstandiger aan de hand van het Oorkondenboek van Overijssel van G.J. ter Kuile te onderzoeken hoe Ommen werd behandeld tot ongeveer 1350.

|pag. 6|

nr. Ter Kuile 2 [2. De onderstreepte nummers zijn in origineel overgeleverd.]. Datum Oorkonder Aanduiding van Ommen
139 22 juli 1227 Otto, ep.Traiect, aput Ummen
176 febr. 1238 Otto, el.ep. ,, kerk van Ummen
178 2 febr. 1240 Otto, ,, ,, novaletienden in kerspel Ummen
179 ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,,
195 juli 1245 Otto,ep. Traiect, ,, ,, ,,
200 20 dec.1245 ,, ,, ,, kerk van Ummen
275 29 april 1262 Henricus ep. Trai. apud Ummen
287 23 nov.1264 abten van Paulus-abdij, Laurensabdij in Oestbroek en de deken v. Oudmunster 3 [3. In een verslag over een onderzoek naar de novale tienden in het Oversticht voor Henricus, episcopus Traiectensis.]. novale tienden in kerspel Ummen
534 31 mrt(1306) Albertus de Arryen 4 [4. Ten behoeve van een Zwols burger.]. t.o.v. richter en schepenen van Ummen (en sch. van Zwolle)
695 21 april 1319 ridder Johannes Raeding kerspel Ummen
1556 10 sept.1324 Johan, bs. van Utrecht es in het kerspel Ummen
932 22 mei 1330 Sveder, heer van Abcoude 5 [5. Arbitrale uitspraak in geschil tussen Jan, bisschop van Utrecht en Roderic, heer van Voerst.]. Ummen (de stad Svol en stad en kerspel Wilsem)
1097 27 mrt 1336 Johan, bs. van Utrecht 6 [6. Volgens Muller, Reg. bisschoppen I nr.726, waar de zegels beschreven worden.]. burgermeesteren, raden, schepenen en gemeenten van Daventria, Suole, Hassselt, Geynmude, Ommen, Ryssen, Gore en Oudenzeel
1138 21 mrt 1338 richter en schep. van Nyenstede het goed Ludolphuingh, tinsgoed in de hof te Ummen, gelegen te Diffele in kerspel Hemis
1272 4 nov.1343 Johan, bs. V. Utrecht zijn stad Ummen 7 [7. Bevestiging van de voorrechten door voorgangers verleend, origineel in G.A. Ommen inv. nr. 139 (niet gedrukt)].
133 2 mrt 1346 ,, ,, ,, schepenen, raad en gemeente van zijn stad Ummen 8 [8. Bevestiging van rechten en vrijheden (enkele rechten genoemd) in vidimus van burgemeesters, schepenen en raad van Deventer. (G.A. Ommen inv. nr. 140) van 7 oktober 1618.].

Het valt op in deze lijst dat niet eerder dan in 1336, zeker in 1343, Ommen als stad wordt aangeduid, voordien hoofdzakelijk als kerspel, tot 1324 toe. De stadsrechtverlening van 1248 is daarmee zeer onwaarschijnlijk geworden; daarmee ook valt het “zekere” bewijs voor een stadsrechtverlening aan Kampen vóór 25 augustus 1248. Het lijkst niet nodig de datum post quem (31 augustus 1230) aan te vallen, daar ook die indirect van het stadsrecht van Ommen is afgeleid. (Er is geen enkele reden te veronderstellen dat als Kampen stadsrecht ontvangen zou hebben vóór 31 augustus 1230, Kampen naast Deventer genoemd had moeten worden in de stadsrechtverlening aan Zwolle 9 [9. Het is niet waarschijnlijk dat Kampen reeds voor 1230 stadsrecht bezat. Er is slechts één enkele vermelding van Kampen vóór die datum n.l. 9 juli 1227 (OBU nr. 766. Ter Kuile nr. 138), waarbij Otto, bisschop van Utrecht de “piscariam sive tractum aquarum apud Campis” afstaat aan de kanunniken van Zutphen. (Zie hierna p. 7.)].). Wanneer zo de daterings-zekerheid van het Kampense stadsrecht vervalt, is het van belang voor de ontstane lacune tenminste een hypothetische oplossing te zoeken. Het is verleidelijk op eenzelfde manier als hierboven bij Ommen, te onderzoeken hoe Kampen in de dertiende eeuw werd aangeduid en omschreven. (Na de datum volgen tussen haakjes de nummers van Ter Kuile en van OBU; vervolgens de oorkonder(s); daarna de aanduiding van Kampen e.d.).

|pag. 7|

9 juli 1227     (138, 766)     Otto, dei gratia Traiectensis episcopus
     ++piscariam sive tractum aquarum apud Campis

12 juni 1236     (171, 904)     Otto, dei gratia Traiectensis electus
     ++Ismahel, sacerdos in Campen. Parochiani .. 8 mansos in veno prope Campen, quod eis commune fuit, assignaverunt in dotem …

1252?     (228, 1282)     Hendrick van Viennen .. bisschop t Uitrecht
     ++hebben gegeven onsen ..borgeren in Hasselt allsulcke vrijheit, recht ende macht … als die van Deventer, Campen ende die van Zwolle.

28 dec.1260     (269, 1538)     Henricus dei gracia Traiectensis episcopus
     ++locum palustrem et incultum, qui vulgari nomine Vene nuncupatur, situm in quodam termino Sallandie prope villam .. Wilsem .. et prope epidum Campense.

(vóór 11 febr. 1267)     (302(H)10 [10. Onderstreping geeft aan dat er een origineel voorhanden is. De toevoeging (L) of (H) geeft aan dat dit origineel in het stadarchief van Lübeck of Hamburg lag en in de tweede wereldoorlog verloren is gegaan.], 1707)     scabini et consules in Campen
     ++noster opidanus (in dorso: opgedrukt zegel).

18 sept.1276     (335, 1909)     Florentius comes Hollandie
     ++mercatores civitatum et villarum sequentium, videlicet de Campen, de Svollen, de Daventria, de Wilsem et de aliis locis intermediis

22/7 april 1280     (354, 2027)11 [11. Ter Kuile nr. 355 is gelijkluidend met 354, vroeger in GA Harderwijk: accoord tussen ‘burgenses’ van Hamburg en ‘oppidani’ van Harderwijk.]     Gerardus dei gratia comes Holsatie et Stormarie, consules et universitas de Hamborch
     ++de maturo prudentum virorum scabinorum videlicet de Daventria, Svollis et de Campen consilio (testes scabini de … Campen)

28 juli 1282     (368)     Florentius comes Hollandie
     ++de stad Campen

7 juni 1284     (381, 2185)     Ioh(annes) dei gratia Traiectensis electus
     ++scabini et universes opidani in Campen

7 juni 1284     (382, 2186)     Ioh(annes) dei gratia Traiectensis electus
     ++nostris scabinis, consulibus et universitati opidanorum in Campen 12 [12. Reeds bischop Henricus had hen het gebruik van de ‘pa_udem sancti Nycholai’ (ten Zuidwesten van Kampen) toegestaan tegen betaling aan zijn schout ‘in opido Campensi’, zo meldt de narratio.] …pascua et piscarias circa ipsum opidum iacentia

31 okt.1285     (394(L), 2250)     Magnus dei gracia Sweorum Gothorumque rex
     ++pro civitatibus Campan, Stower,Grønong

na 31 okt 1285     (395(L), 2251)     advocatus, consules et commune civitatis Wismarie
     ++Honorabilibus viribus et discretis iudicibus, scabinis necnon universis civibus civitatum de Stadhe…Campe .. Mudhen 13 [13. Stadhe, Osnabrugis, Munstere, Cusfelde, Susat, Tremonia, Lewart, Groninge, Stoveren, Campe, Deventer, Sutphen, Harderwic et Mudhen.].

(1285/6)     (397(L), 2261)     iudex, scabini totumque commune civitatis Kampen (zegel afgescheurd)

31 juli 1289     (411, 2392)     Erikr Magnus medhr Gudhs miskunn Noregs konongr hin koronadhe ok Hakon medhr thaeiri miskunn Noregs hertoge, synir Magnus konongs hinus koronadha
     ++at vit hafum gort saettaegaerd vidhr Kampa

3 okt.1292     (433, 2554)     Iohannes dei et apostolice sedis gratia episcopus Traiectensis 14 [14. Aan’Suedhero de Vorste, famulo suo et sculteto Sallandie ac thelonario suo Campensi’, door achter Sallandie een komma te plaatsen wordt door het OBU m,i. ten onrechte gesuggereerd dat het hier om twee personen zou handelen zoals ook Ter Kuile het heeft opgevat: ‘bs. gelast zijn schout van Sallandia, Suedherus de Vorste, knape, en zijn tollenaar te Campen’.].
     ++Campen et oppidani nostri Campenses apud Traiectum.

25 april 1293     (435(L),15 [15. Codex diplomaticus Lubecensis, 1843, I, nr. 601.])     Scultetus, scabini cum communi Staurie
     ++mercatoribus civitatis Campen

|pag. 8|

28 april 1293     (436(L), 2585)     scultetus, scabini, consules et universitas civitatis Kampensis
     ++sigillo civitatis nostre

12 juni 1293     (437(L),16 [16. Codex diplomaticus Lubecensis, 1843, I, nr. 605.])     Ericus dei gratia rex Norwegie
     ++illi de Campen et Stofren

12 juni 1293     (438(L)17 [17. Gelijktijdig, ongezegeld afschrift.], 2590(fragm))     o.a.: Hartwicus de Naghelo de Campen, en anderen uit Hanzesteden, geheten ‘consules’
     ++de Campen (zie onder oorkonder); ex parte civitatum nostrum placitavimus

9 mrt 1294     (443 18 [18. Gelijktijdig, ongezegeld afschrift, in Public Record Office, London.], 2619)     (Teste rege)= koning Edward I van Engeland
     ++mercatores de Campen in Alemannia

21 mrt 1294     (444, 2622)     ministeriales .. una cum Daventriensis, Swollensis et Campensis oppidorum burgensibus 19 [19. Opschrift in XVIe eeuws Zwols privilegeboek: “van een overdracht der steden mit ..”].
     ++nos dictorum oppidorum oppidani nostris sigillis premissa duximus roboranda (en zie onder oorkonder)

6 juli 1294 (447, 2640)     Ericus dei gracia rex Norwegie et Haquinus eadem gracia dux Norwegie
     ++Hartwico de Nagele, nuntio et procuratore civitatis Campensis

(2e helft 1294?)     (449(L), 2638 20 [20. Deze oorkonde zou geheel gelijk geweest zijn aan 2637(449) van Zwolle.])     iudex, scabini ceterique cives Campenses (i.p.v. Swollenses?)
     ++(zie onder oorkonder)

2 jan.1295     (450, 2664)     Arrestatio … per Johannem de Malsa, militem 21 [21. Public Record Office, London.].
     ++una navis cuiusdam Andree de Campe .. et quod dictus Andreas et omnes socii sui similiter sint de eadem villata de Campe

16 febr.(1295)     (451(L), 2670)     Ph(ilippus) dei gracia Francie rex
     ++burgenses et gentes villarum et locorum subsequencium, videlicet de Lubecque, de Gotlande, de la Rigue, de Campen, de Hambourc,…

6 mrt (1295)     (453(L)22 [22. Vidimus 16 maart 1295.], 2673)     Philippus dei gracia Francorum rex
     ++de assensu hominum villarum de Lubecque,.., de Campane,..

7 nov.1295     (458, 2719)     Suederus et Hermannus, fratres de Vorste
     ++per Daventriam, Suolle et Campe civitates

4 juni 1297     (470, 2819 (regest))     Willem van Mechelen, bisschop van Utrecht
     ++’de drie steden van Overijssel’23 [23. Ter Kuile meldt dat de zegels van de steden zijn aangekondigd.].

12 april 1298 24 [24. Apud Campveere (=Veere).]     (474, 2860)     Iohannes comes Hollandie, Zelandie ac dominus Frisie
     ++mercatores civitatis Campensis

16 aug.1298     (479, 2887)     E(ricus) dei gratia Danorum Sclavorumque rex, dux Estonie
     ++mercateres de Campen

1298     (480, 2912)     Wilhelmus dei gratia episcopus Traiectensis
     ++a scabinis Daventriensibus et aliquibus scabinis Swollensibus et Campensibus constitutis coram nobis Daventrie sententiatum extitit.

Afgezien van een slecht gedateerd afschrift uit de vijftiende eeuw van een vertaling van het stadsrechtprivilece van Hasselt 25 [25. Waarom door Ter Kuile en door OBU 1252v er deze oorkonde wordt betwijfeld, wordt nergens meegedeeld. In de Regesten van oorkonden betreffende het Sticht Utrecht (694-1301) van G. Brom nr. 1240 stond eveneens een vraagteken, terwijl Brom daar meldde dat er “anno 1252” stond. Voor Hasselt zijn weinig oorkonden overgeleverd, zodat eenzelfde lijst als bij Ommen niet tot dergelijke vrij duidelijke resultaten kan leiden.
In 1322 worden voor het eerst schepenen van Hasselt genoemd (Ter Kuile 746) en in 1324 worden deze schepenen samen met die van Kampen, Zwolle en Steenwijk genoemd naast kerspelburen van Giethoorn, Vollenhove, Wanneperveen, Ronveen en Staphorst.]
en van de waarschijnlijke vervalsing van het stadrecht van Ommen van 1248, vinden we Kampen door zijn heren, de bisschoppen van Utrecht vanaf 28 december 1260 tot 3 oktober 1292 aangeduid met “opidum”26 [26. Let vooral op het verschil met Wilsem.]. In 1297 en 1298 schijnt Willem van Mechelen Kampen dan op één lijn te plaatsen met Deventer en Zwolle, zoals op 7 november 1295 twee locale ministerialen van de

|pag. 9|

bisschop ook al hadden gedaan, de drie agglomeraties “civitates” noemend. In 1285/6 noemen de Kampenaren hun woonplaats zelf ‘civitas’, evenals in 1293, terwijl de scabini et consules in Campen (vóór) 1267 nog spreken over ‘noster’opidanus‘.
Niet al te veel waarde kan aan het verschillend gebruik oppidum-civitas worden gehecht, doch wanneer de bisschop van Utrecht in 1292 de Utrechtse burgers ‘cives’ noemt en de Kampense burgers ‘oppidani nostri‘ in dezelfde oorkonde (OBU nr. 2554) zal dat niet zonder betekenis geweest zijn 27 [27. Zie Lexicon minus onder lemma civitas-6: agglomération fortifié en onder lemma oppidum-1: place forte, lieu habité et emmuraillé, en -4: lieu doué d’un statut urbain, met een verwijzing naar het artikel van Marez: Le sens juridique du mot eppidum, in het Festschrift Heinrich Brunner.].
Aannemend dat in de laatste helft van de dertiende eeuw een ‘civitas’ belangrijker geacht werd dan een ‘oppidum’, misschien zelfs grotere autonomie aanduidend, dan is het opvallend voor Kampen dat die ontwikkeling samenvalt met de groei van Kampens’ importantie op internationaal en interlocaal gebied, vooral naar de Oost- en Noordzeelanden. Kampen moet binnen zeer korte tijd tot een belangrijke handelsagglomeratie zijn uitgegroeid, zoals bovenstaande lijst laat zien. Zou het niet mogelijk zijn dat de inwoners van Kampen, die overal waar zij kwamen als stedelingen werden behandeld, langzamerhand zichzelf stedelingen gingen voelen, zich het recht van de enige belangrijke stad in de buurt, Deventer, gingen toeëigenen en zich gingen bedienen van de stadsregels, die golden voor de burgers van Deventer en Zwolle? Ja, wellicht was de bevolking van Kampen die bij de monding van de IJssel op een betrekkelijk onbewoonbare veenrug 28 [28. Daardoor bleken de voortdurende vertakkingen, instortingen en scheuringen van de beide kerken te verklaren, terwijl men vroeger had gedacht dat de nederzetting op een zandstrook langs de rivier was gesticht (G. van der Heide, in Kamper Almanak 1951/2, p. 139 e.v. en 1962/3 pp. 179-198).] was gaan wonen, uit Deventer of Zwolle of uit beide steden afkomstig 29 [29. G. Van der Heide meende uit de klaverbladvormige apsis van de tufstenen kerk invloeden uit Keulen te kunnen constateren, waar dit type kerk in de elfde eeuw werd gebouwd. Hij ging zelfs zover Kampen een elfde-eeuwse nederzetting van Nederrijnse en Keulse kooplieden te noemen. Hij dacht daarbij niet aan de langdurige en trage werking van kunsthistorische invloeden en evenmin aan beïnvloeding vanuit het Nederrijnse gebied via de IJssel.] en heeft men zich aan het hen bekende recht gehouden. Hypotheses die niet licht te bewijzen zullen zijn, maar die wel het ontbreken van een stadsrechtprivilege van een stad, zo rijk aan dertiende eeuwse bronnen, kunnen verklaren.
Dat Kampen ontstaan is als centrum van een na 1170 begonnen veenontginning, die veel later Kamperveen zou gaan heten, verricht door Friezen en Hollanders (West-Friezen), is dan nog geenszins uitgesloten 30 [30. G.A.J. van Engelen van der Veen, VMORG 53, 1937. Op zijn argumenten wordt hierna ingegaan.]. Men kan zich binnen de hier genoemde veronderstellingen gemakkelijk een voorstelling maken van de gang van zaken. Een nederzetting van ontginners aan de monding van de IJssel 31 [31. Dat Brunnepe niet werd gekozen (als het al bestond) zou volgens dr. ir. P.J. Ente te maken kunnen hebben met het feit dat de monding van de IJssel daar te breed was en daarmee onveiliger. Ook wezen grondmetingen uit dat het estuarium van de IJssel zich iets vóór 1200 stroomafwaarts van Kampen aan het vormen was en daardoor onzekerheid met zich bracht. Brun-apa zou betekenen: bruin water, wat duidt op een veenstroom die aldaar in de IJssel stroomde. (C. Fehrmann, Een bijdrage tot de topografie en de geschiedenis van Brunnepe en de Hagen, in Kamper Almanak 1949-1950 pp. 128-141).] wordt in de eerste helft van de dertiende eeuw aangevuld met een handelspatriciaat, komend uit het IJsselstroom gebied. Dit handelspatriciaat, gewend te leven volgens de in Deventer geldende rechten, vormt het ‘stedelijk’ patriciaat, vervult de ‘stedelijke’ funkties en organiseert de nieuwe agglomeratie zoals het gewend was geweest in de plaats(en) waar het van afkomstig was.

NOTEN-BIJ I a

Noten op pag. 9 t/m 11 zijn in de tekst opgenomen als zijnoten.

____________
– Verkerk, C.L. (1974) Kampen en de Franciscanen (een voorlopig verslag ZWO). Univeriteit van Amsterdam, Amsterdam.

Category(s): Niet gecategoriseerd

Comments are closed.