Kampen en de Franciscanen


|pag. 1|

C.L. VERKERK

KAMPEN en de FRANCISCANEN

(een voorlopig verslag 1 [1. Dit verlopig verslag maakte deel uit van een ZWO-onderzoek naar de komst van de bedelorden naar (Noord) Nederlandse steden die Kees Verkerk samen met Peter Henderikx (nu prof.dr. P.A. Henderikx te Vere) verrichtte onder leiding van Professor dr. C. van de Kieft van de Universiteit van Amsterdam. Henderikx nam de steden van het westen, Holland en Zeeland, voor zijn rekening en Verkerk de rest van Nederland. Samen gaven zij een werkcollege met een tiental studenten over de Utrechtse bedelordevestigingen. De studies van Henderikx leidden tot een publicatie in de werken van Holland waarop hij mede doctoreerde, de studies van Verkerk over verschillende steden is alleen die van Nijmegen en de Dominicanen gepubliceerd in de Bijdragen en mededelingen Gelre. De studie Kampen en de Franciscanen dat eerder een eerste, uitgebreide verkenning was binnen het onderzoeksterrein, werd gedeponeerd in het archief van Kampen met de bedoeling het alsnog te publiceren. Vergelijkbaar met de verkenning van Leeuwarden en die van Groningen die gebruikt zijn in de dissertatie van dr. Folkert Bakker.])


|pag. 2|

INHOUD

pag.
Inleiding 3
I. Notities over de oudste geschiedenis van Kampen tot 1300/1350 5
     a. Stadsrechten 5
          noten bij Ia 9
     b. Ontstaansthecrieën 11
          noten bij Ib 15
     c. De parochie Kampen 17
          noten bij Ic 19
     d. Topografische ontwikkeling van Kampen tot de veertiende eeuw 20
          noten bij Id 23
     e. Conclusie 25
II. Vestiging van de franciscanen in Kampen (datering en locatie) 26
     noten bij II 28
III. Relaties tussen klooster en stad in de XIVe en XVe eeuw 31
     noten bij III 44
IV. Zwolle en de minderbroeders van Kampen 50
     noten bij IV 53
Lijst van gebruikte afkortingen 55
Bibliografie 55
Afbeeldingen 59


|pag. 3|

INLEIDING

Bij de bestudering van de geschiedenis van Kampen is slechts beperkte aandacht besteed aan de interne ontwikkeling van de stad in de Middeleeuwen. Nadruk is gevallen op Kampen: handelsstad en Hanzestad. De Tegenwoordige Staat gaf in 1801 de kennis weer van de geschiedenis van de stad Kampen van toen; regeringswijze en een beschrijving van de stad en haar gebouwen (Overijssel, Derde deel, hoofdstukken XXII tot XXIV resp. p.303, p.352 en p.385).
Naast het boek van Enneus Rijpma uit 1924 over de ontwikkelingsgang tot ± 1600, waarin vooral aandacht besteed werd aan het eind van de zestiende eeuw en een artikel “Kort overzicht der geschiedenis van Kampen” van Clara Welcker in de bundel Overijssel uit 1931, waarin kritiekloos de in de negentiende eeuw beschikbaar gekomen gegevens werden herhaald, verscheen nog onlangs in de Fibula-Heemschut serie van Fehrmann: Kampen, vroeger en nu.
Voor de Middeleeuwen van Kampen werden daarin geen nieuwe gezichtspunten uiteengezet. Detailonderzoeken kunnen worden gevonden in de Verslagen en mededelingen van de Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis, en in de Kamper Almanakken (zie bibliografie). Vooral het artikel van W.A. Fasel in de Almanak van 1963/4 ‘De topografie van Kampen rond het jaar 1335’ probeert over de oudste geschiedenis van de stad Kampen enkele problemen op te lossen omtrent ontstaan en grootte. Daarnaast valt nog te noemen het boek van Kossmann-Putto: De Kamper Schepenacten 1316-1354, een bronnenuitgave van de voluntaire jurisdictie van de schepenen van Kampen, zoals overgeleverd in de Oudste Foliant uit het archief in Kampen, met een voortreffelijke analyse daarvan.
Don’s archiefinventaris van Fasel is een uitstekend hulpmiddel gebleken; het verscheen in twee dikke delen in 1963 en 1966 (voor de Middeleeuwen). Daarmee werd de negentiende eeuwse inventaris van het archief door J. Nanninga Uitterdijk wel niet geheel overbodig gemaakt, doordat in de oudere literatuur daarnaar werd verwezen, doch door de grondigheid en de veelheid van gegevens in deze nieuwe archiefinventaris werd het materiaal vele malen toegankelijker gemaakt dan voorheen.
Veel kan men de schrijvers over de geschiedenis van Kampen in de Middeleeuwen niet verwijten. De bronnen schieten tekort, ontbreken of zijn niet overgeleverd. Welcker suggereerde dat het ontbreken van bronnen vóór 1250 samen zou kunnen hangen met een overstroming op Sint-Jansdag in de winter (27 december) 1249, gemeld door Peter van Thabor in zijn kroniek van omstreeks 1520 en in de Kamper Kroniek van E. Moulin (18392). Zij noemt het in dit verband “heel merkwaardig, dat het oudste, binnen Kampen zelf bewaard gebleven archiefstuk van 1251 is” (p. 635).
In dit archiefstuk, liever: in deze beide oorkonden (inv.nrs 2004 en 2005, regesten 1 en 2, van 24 en 25 september 1251) wordt Kampen niet met name genoemd! Het zijn oorkonden die regelingen treffen ten behoeve van hen “qui umlandsfar(ae) dicuntur”, door Abel, koning van de Denen en van de Slaven, en hertog van Jutland. Gottschalk kwalificeert in haar ‘Stormvloeden en rivieroverstromingen in Nederland (p.182/3) het verhaal van Pieter van Thabor als een verward verhaal, waarin de stormen van ongeveer een halve eeuw tot één verhaal zijn verwerkt, en Moulin zou misleid zijn door Thabor (p.187).
Wel wijst Gottschalk op de grote westerstorm van 27 december 1248 die Menko (ed.1866 p.195) vermeldt, en die nog zwaarder zou zijn geweest dan de zuidwesterstorm van 20 november daarvoor. De Annales Egmundenses melden grote overstromingen in West- en Oost-Friesland (ed.1933 p.206), Dat ook de Ijsselmonding daarbij was betrokken wordt nergens gemeld, behalve in

|pag. 4|

Thabor, die rond 1530 stierf.
G.A.J. van Engelen van der Veen toonde aan (VMORG,38,1921,p.58 e.v.) dat ook bij de raadhuisbrand van 1543 deze bronnen niet verloren gegaan kunnen zijn, om de eenvoudige reden dat ze er toen niet meer waren.
Zo zijn vragen als wanneer kreeg Kampen stadrechten, wanneer werd Kampen een zelfstandige parochie, wie waren Kampens’ oudste bewooners, e.d. onoplosbaar, en met een zeker ongenoegen hebben de schrijvers over Kampens oudste geschiedenis de kwesties maar laten rusten na kort enkele veronderstellingen te hebben gemaakt.
Vervolgens hebben zij zich op het dankbaardere onderwerp: de handel toegelegd. Het is niet de bedoeling van deze studie die moeilijkheden op te lossen en de vragen te beantwoorden. Het is niet het onderwerp van dit opstel en het lijkt vooralsnog niet te kunnen. Voor zover het onderwerp het vereist zal er wel aandacht besteed worden aan de problematische kwesties.
In de Annales ESC 1968 (p.337) plaatste Jacques le Goff zijn beide hypothesen, die het uitgangspunt vormden bij zijn onderzoek naar de relaties tussen de verbreiding van bedelorden en ontstaan en groei van de middeleeuwse stad in Frankrijk. De eerste was: geen stad zonder bedelorde, dus een agglomeratie zonder bedelorde kan geen stad genoemd worden. De tweede hypothese handelde over de plaats van vestiging van het klooster. Deze zou zich in de wijken van de nieuwkomers, dus in het uitbreidingsgebied van de stad bevinden. In Amsterdam werd het onderzoek onder leiding van professor C. van de Kieft overgenomen voor Noord-Nederland met steun van ZWO op basis van de hypothesen van Le Goff, doch aangevuld met uitgangspunten van B. Stüdeli bij zijn studie over de vestiging van de Franciscanen in de Zwitserse steden (Minoritenniederlassungen und mittelalterlicher Stadt). Stüdeli vroeg zich veel meer af hoe de intern-stedelijke en maatschappelijke relaties tussen beide grootheden in de loop van de Middeleeuwen was geweest, daarbij de grootheden splitsend in hun delen: bedelorde in kloosterlingen, gardiaan (prior), kloostergebouwen, stad in burgers, bestuursinstellingen, corporaties, etc.

Category(s): Kampen

Comments are closed.