In hoe sterke mate onze voorouders aan de vormen gehecht waren, is reeds uit mijn vorige bijdrage kunnen blijken. Ook de volgende aanteekening, van denzelfden zegsman, toont dit op nieuw aan.
„Wanneer de Sallandsche Schouw ’s avonds hier komt om ’s anderen daegs hier van daen te rijden om te schouwen, gaen de 2 presidenten en een secretaris ’s avons tegens seven uuren om d’Heeren te verwillekommen, (sonder dat sig de dijkgraef en heimraden van te voren laten aenmelden, omdat er een burgermeester als heimeraed deser stad daer bij is) welke vooraf senden een diender of roedendrager en laten door hem seggen dat d’Heeren presidenten de Dijkgraef en Heimeraden illen verwillekommen, volgende d’Heeren presidenten en de secretaris den diender; komende de dijkgraef uit de kamer d’Heeren tegen, om die in te halen, wanneer d’Heeren presidenten de dijkgraef verwillekommen en in de kamer komende de vordere heeren van het ridt, dog worden door de presidenten niet verwillekomt uit name van Schepenen en Raet, maer als voor hun selven.
Aen de tafel gaen d’Heeren presidenten en de secretaris sitten regt tegens over den dijkgraef en stelt de Dijkgraef de conditie in. Aen tafel sittende komt de roedendrager der stadt met sijn mantel om en in d’ eene hand de roede van justitie en in d’andere een grote kruike, en plaetst sig regt agter den dijkgraef, en segt hart op: d’Heeren van de Magistraet laeten haer dienst presenteren aen d’Heer Dijkgraef en vorder Heeren van het ridt en vereeren een $$\frac{1}{2}$$ aem wijn, waerop de Dijkgraef een compliment van danksegginge maekt en met eene aen den roedendrager tot een present geeft een g.gl. of een daalder. Vorder eet en drinkt men en ijder gaet na huis wanneer het hem belieft.”
Aan den Dijkgraaf der later bij de Zallandsche ingesmolten Brixkampsche schouw, schijnt eene dergelijke eer niet te beurt gevallen te zijn, hoewel ook tusschen dezen en den Deventer Magistraat zonder twijfel een naauwe betrekking bestond. Zijn ambt was echter minder belangrijk dan dat van zijn ambtgenoot, zooals reeds in het oog springt bij vergelijking van hun salaris.
Een dijkgraaf van Brixkamp ontving, de emolumenten niet mede gerekend, f 330, die van Zalland f 1000, waarvan echter waarschijnlijk beiden een deel aan hun onderhoorigen moesten afstaan.
Als heemraad van de Sallandsche schouw genoot een Deventer Schepen jaarlijks f 21 voor stevelgeld. Het schouwen schijnt dus toen veel slijtage aan het schoeisel gekost te hebben, hoewel de heeren de schouw te paard plagten te doen”.
Bij de laatste schouw, de „holtbodinge” genaamd, kregen de Heemraden van Deventer, Zwol, Zwollerkerspel, Wijhe en Olst — er waren destijds 5 heemraden — benevens de dijkschrijver en 2 stalmeesters elk 6 gl. 6 st. van den dijkgraaf.
Mr. J.I. v. D.
_________________
– Doorninck, Mr. J.I. van (1883, 13 Augustus) Uit Overijssel’s Verleden. VIII. Zallandsche Schouw. Prov. Overijs. en Zwol. Cour. (188), p. 1.