In Memoriam Mr. R. E. HATTINK

In Memoriam
MR. R.E. HATTINK.
20 Maart 1842 – 23 Januari 1909.

 
     Twenthe is steeds door zijn ligging en door zijne bevolking, die zich in allerlei opzichten onderscheidt van de bevolking van het overige Overijssel, zoowel in geaardheid, als in zeden en gebruiken, een zeer bijzonder deel van dat gewest geweest.
     En al moge ook in den lateren tijd de nivelleering zich ook over Twenthe en zijne bevolking hebben uitgestrekt, steeds blijft het nog een zeer eigenaardig karakter vertoonen, een karakter dat zich zelfs niet onbetuigd laat op een gebied dat geheel een uitvloeisel is van de nieuwere maatschappelijke verhoudingen: de groot industrie.
     Een echte zoon van Twenthe is heengegaan in onzen hooggeëerden vriend Mr. R.E. Hattink.
     Met geheel zijn hart, met geheel zijn ziel was hij Twenthenaar, in den besten zin des woords.
     Hoe werd alles, wat de oude geschiedenis van Twenthe betreft, angstvallig door hem verzameld en bewaard, hoe was het: colligite sparsa, zijn devies, hoe trachtte hij het verspreide te verzamelen, het verscholene te ontdekken en te bewaren, de oude volksgebruiken op te sporen en in eere te herstellen.
Hoe ging hem steeds de stoffelijke bloei en de welvaart van het huidige Twenthe ter harte.
     Aanvankelijk voor het predikambt bestemd, koos hij later de studie der rechtsgeleerdheid.

|XLIII|

     Maar het was opmerkelijk hoe hij, wanneer de legenheid zich daarvoor bood, steeds gaarne een uitstapje maakte op theologisch en kerkrechtelijk gebied.
     Dat belette niet dat hij een jurist was van den besten stempel, iemand die door de kennis van oudvaderlandsch en canoniek recht een breederen grondslag voor zijne studien legde dan bij de meeste juristen van den tegenwoordigen tijd het geval is.
     In verschillende procedures waarin kwestien over het oude recht en oude rechtstoestanden in deze streken aan de orde kwamen, en waarin hij als advocaat werkzaam was, bleek dit bij herhaling.
     Het laatste wat dan ook op rechtsgeleerd gebied uit zijn pen vloeide, was het advies dat hij, enkele weken voor zijn dood, uitbracht aan het gemeentebestuur van Kampen over de fusie van het Grootburgerweeshuis en het Burgerweeshuis daar ter stede.
     Eerst rechtsgeleerd adviseur van de Nederlandsche bank, was hij sedert 1898 agent dier bank te Almelo, welke functie hij tot zijn dood bleef vervullen, en tengevolge van de werkzaamheden daaraan verbonden, legde hij zich sedert minder op de rechtspraktijk toe.
     Toch bleef hij steeds ingeschreven als advocaat bij de Rechtbank te Almelo, totdat in 1908 de orde van advocaten, wegens het gering aantal ingeschreven advocaten, werd opgeheven, en hij daarin een reden zag om zich van het tableau te doen schrappen.
     Toen ik in 1877 lid van het besluur der vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis was geworden, herinner ik mij hoe in den boezem van het bestuur de wensch levendig werd ook Hattink daarin opgenomen te zien. Eerst in 1884 was daartoe de gelegenheid.

|XLIV|

     Onafgebroken tot het vorige jaar, toen zijn gezondheidstoestand hem noopte, die betrekking tot ons aller leedwezen neder te leggen, heeft hij eerst als bestuurslid, later als voorzitter de belangen der Vereeniging met volle toewijding behartigd.
     De Verslagen en Mededeelingen en de Verslagen van ’t verhandelde in de vergaderingen der Vereeniging leveren daarvan de ondubbelzinnige bewijzen.
     Bijzonder was hij zelf ingenomen met zijne verhandeling over: „de Heerlijkheid Almelo 1236-1420”, het: „Lantrecht der Twenthe declareert door Mr. Melchior Winhoff”, alsmede het: „Liber visitationis Aegidii de Monte”.
     Groote zorg had hij ook besteed aan eene bijdrage in het boekje: „In en om Almelo”, waarin hij behandelde: Almelo’s verleden.
     Hij had dit geschreven met de bedoeling, dat de opbrengst van dat boekje aan de kas van het ziekenhuis te Almelo zou ten goede komen, en het is hem eene grievende teleurstelling geweest dat het Almelosche publiek die uitgave zoo weinig heeft gesteund.
     In de Rijssensche courant van 1901 plaatste hij een allerbelangrijkst opstel getiteld: „Uit Rijssen’s verleden”, waarvan het jammer is dat het daar min of meer verscholen is.
     Hattink had een bijzondore zorg voor zijne uitgebreide en keurige bibliotheek, waarvan hij steeds een ijverig gebruik maakte. Hij had ook allerlei handschriftelijke stukken betreffende Overijssel, en inzonderheid Twenthe, verzameld. Het is te hopen dat deze niet verspreid worden, maar op eene passende plaats bij elkander bewaard blijven.

|XLV|

     Hij was steeds bereid het opkomend geslacht, dat zijn hulp en voorlichting inriep bij te staan, en de lust voor historische studiën te wekken en aan te moedigen. Van den anderen kant wilde hij ook gaarne gekend worden. En wanneer ze op eigen gezag onjuistheden verkondigden, dan spaarde hij hen critiek niet, zooals in zijn artikel: Een betrouwbare gids? in Tubantia, naar aanleiding van de verschenen „Gids voor Enschede”.
     Ook op politiek terrein heeft Hattink, vooral in vroegere jaren, zich veel bewogen en hij had lang onder de liberalen in Twenthe een grooten invloed.
In den lateren tijd is zijne werkzaamheid op dit gebied verflauwd, waarschijnlijk gaf de verdeeldheid in de partij daartoe aanleiding.
     Het getuigt van groote werkkracht van Hattink, dat een groot deel van zijne historische studiën dateeren uit een tijd dat hij eene zeer drukke rechtspractijk had.
     De dood zijner echtgenoote is voor hem een zware slag geweest, die hem zeer ter neder sloeg. Den 8en Augustus 1907 schreef hij mij: „Om de waarheid te zeggen, de werklust voor wat anders dan het allernoodzakelijkste, is nog niet teruggekeerd. Het verlies mijner vrouw heeft mijn werkkracht verlamd.”
     Hattink was een man van karakter, een man uit één stuk, ook in dat opzicht verloochende hij zijn Twentsche afkomst niet. Open, rond en eerlijk, had hij zich vele vrienden gemaakt, en bij hen zal zijn nagedachtenis zeker in gezegend aandenken blijven.
     Moge de Vereeniging nooit vergeten de vele en gewichtige diensten door Hattink aan haar bewezen!

MR. J. NANNINGA UITTERDIJK.

___________
Uitterdijk, J.N. (1909) In Memoriam Mr. R.E. Hattink. 20 Maart 1842 – 23 Januari 1909.Versl. en Meded. VORG, 25 XLII-XLV.

Category(s): Niet gecategoriseerd

Comments are closed.