|pag. 158|
Wanneer men het voorrecht heeft meermalen met kunstzinnige en voor stedenschoon belangstellenden door Kampen te wandelen, dan hoort men steeds: „wat is Kampen een mooie stad; dat was mij niet bekend”.
En wanneer deskundige toeristen dat zoo stereotiep zeggen, zal het ook wel waar zijn, dat onze stad stedebouwkundig op schoonheid bogen kan.
Van het station komende en de IJsselbrug op wandelende, raakt de artistiek voelende vreemdeling verrukt over de fraaie ligging der oude stad langs de rivier, waarin zich, vooral bij zonnig weer, dan weerspiegelt een rijk silhouet van torens, Raadhuis, poort en andere voorname bouwwerken.
Toen tijdens deze prachtige Septemberdagen een zondoorschenen helderblauwe lucht alles in een blanke frischheid zette, het vermiljoen van dakpannen gloeien deed en markante slagschaduwen van kroonlijsten, torenspitsen en daken zich verdiepten tot indigo-zwart, hebben wij meermalen, vooral op de Oudestraat, ons verlustigd in een prachtig coloriet en rijk lijnenspel.
Wanneer een heldere dag alles kleurt, is het de moeite waard eens te observeeren hoe er dan ook architectonisch veel te genieten valt.
Wij stonden dan bij schitterend zonnig weer op de Oudestraat, ongeveer voor de Burgwalstraat 1 ) en lieten onze
|pag. 159|
oogen gaan in Noordelijke richting. Toen zagen we het forsche, elegante silhouet van den Nieuwen toren met zijn daarin mooi, door diepe schaduwen verlevendigd klokkenspel; de groene bladerkronen der boomen van ,,de Plantage” gaven een frisch contrast in de huizenrij en het rijke spel van Schepentoren, baldakijns, pinakels en geveltop van het Oude Raadhuis werd pittig belicht. Dan ziet men terzijde den trapgevel van het Gothische huis en door dit alles heen het mooi-roode spel van pannendaken.
Kijken wij den Zuidkant uit, naar de Bovenkerk, dan treft een gevoelige buiging in de straat, waardoor de perspectivische werking van de gevels rijker wordt.
Maar vooral vindt het oog een bekoorlijk rustpunt door den aanblik, die de Bovenkerk dan biedt.
Dan ziet de critische beschouwer, dat onze Oudestraat ter weerszijden stedebouwkundig fraai wordt afgesloten en in dien zin karakter heeft.
Stedenschoon wordt niet alléén verkregen door mooie gevels en karaktervolle gebouwen. Veelal is het de massawerking van een gebouw of een groep gebouwen, die met het plein, de straat of de gracht te samen de bekoring aan het stadsbeeld geven.
Ook spelen bizondere omstandigheden, soms een toevalligheid, in het stadsplan, een groote rol. Thans, nu de Woningwet plannen voor de uitbreiding van steden verplichtend heeft gesteld, houden de ontwerpers daarvan zooveel mogelijk rekening met de eischen van stedenschoon. Nu bereikt men dus meer planmatig, wat vroeger dikwijls, dus niet altijd, toevallig ontstond.
|pag. 160|
In vroeger eeuwen stichtte men de hoofdkerken meerendeels op een ruim terrein, dat dan voor kerkhof werd ingericht. Daaraan hebben wij nu de groote pleinen, aan kerken gelegen, te danken.
Ook die oude Raadhuizen trachtte men een ruime situatie te geven. Daarmede slaagde men echter meermalen niet.
Heeft bijv. Middelburg voor zijn stedelijk capitool een prachtige, ruime markt, onze Oudestraat voor het Raadhuis daarentegen is te smal om den gevel, daaraan grenzende, in zijn geheel te kunnen overzien. Hiervan is echter weer het voordeel, dat de perspectivische doorkijk in dit Oudestraat- gedeelte weer door dien gevel (dus dan van ter zijde gezien) een meer decoratieve werking krijgt.
Ook het fraaie Raadhuis van Zierikzee grenst aan een te smalle straat en al is de Breestraat te Leiden breed, zij is toch voor het (nu weer herbouwd wordende) Raadhuis te smal om Lieven de Key’s gevel tot zijn volle recht te laten komen.2 )
Dat een stadsbeeld door een monument van imponeerende afmetingen kan worden beheerscht en dat dan zoowel de schoonheid van de omgeving als die van het monument zelf [een dan gelukkige samenwerking] kan worden verhoogd, is duidelijk.
Dit ziet men ook bij het hier afgebeelde stadsgezicht.
Wij, Kampenaren, zien dagelijks het mooie van onze oude veste. Men merkt het veelal niet meer op of men heeft er
|pag. 161|
[afbeelding]
|pag. 163|
nog nooit aandacht aan geschonken. Het hier geoefende oog echter wordt steeds weer geboeid.
Stedenschoon en architectuur moet men trachten te begrijpen en leeren zien. Men moet trachten te verstaan wat vooral die oude gevels ons te zeggen hebben.
Ook hier is voor waardeering begrijpen onmisbaar.
Het Noordelijk portaal der Bovenkerk, door ons geteekend eenige jaren voor de restauratie, was architectonisch deerlijk mishandeld. Men had de oude warm-kleurige tufsteen afgekapt en daarna alles met een vuile pleisterlaag besmeerd 3 ).
Het portaal als zoodanig kon in zijn details dus niet meer boeien. Maar het nam hier in het stadsbeeld toch nog een belangrijke plaats in. Zijn groote verhoudingen, zijn fraaie schaduwval en zijn afbrokkelende omtrekken, harmonieerend met die van het daarachter hoog oprijzende imposante kerkgebouw — zij gaven, ondanks deze schending van een vorige generatie, toch nog die fraaie massawerking, welke menig stadsgezicht zoo aantrekkelijk doet zijn. Dat was het, wat ons tot teekenen dwong. Wij vonden dit Kamper stadsgedeelte, in hoofdzaak dus eigenlijk portaal met kerk, nog wel van zóóveel belang, dat wij het voor de geschiedenis meenden vast te moeten leggen. Bijgaande reproductie geeft daarvan het resultaat.
|pag. 164|
Men weet, genoemd portaal is in modernen geest gerestaureerd. Wij hebben destijds daarvoor een plan opgemaakt, waarin de historische, laat 15e eeuwsche stijlvormen, in welken tijd genoemd portaal werd gebouwd, door ons waren vastgehouden. Redenen van kunsthistorisch inzicht gaven echter de voorkeur aan het meer moderne en ook uitgevoerde ontwerp, waarvan ons toen als architect de leiding der uitvoering werd opgedragen.
In de Kamper Almanak van 1930, pag. 168, vindt men ons ontwerp, met een korte historische beschrijving.
A.J. REIJERS.
Kampen, Sept. 1937.
____________________
– Reijers, A.J. (1938) Een veranderd stadsgezicht. Een stedebouwkundige beschouwing. Kamper Almanak, 1937/’38, 158-164.