Nieuwe klokken en een nieuw orgel voor de kerk te Genemuiden, 1488.

|pag. 372|

NIEUWE KLOKKEN EN EEN NIEUW

ORGEL VOOR DE KERK TE GENEMUIDEN, 1488.

______

     In een handschrift in kwarto, geschreven in de eerste helft der 16e eeuw aanwezig op het stadsarchief te Zwolle, ’t welk blijkbaar vroeger aan de stad Genemuiden heeft toebehoord, vond ik onder andere zeer belangrijke zaken ook volgende overeenkomsten in 1488 door de kerkmeesters der St. Nicolaas kerk in Genemuiden, die in 1875 door Bischop Jan van Nassau werd ingewijd, gesloten tot het leveren van nieuwe klokken en een nieuw orgel ten behoeve dier kerk.
     Zoowel de belangrijkheid van ’t onderwerp, als de schaarscheid van oude stukken betreffende deze eertijds welvarende stad, zullen naar ik hoop de opname dezer stukken in dit tijdschrift wettigen.

fol cli. Vso.

De vorwerde van den nyen clocken.

     In den iaer ons heren miiiic lxxxviii op sancte iohans dach ad portam latinam (6 Mei) soe hebben Egbert Lubbertsz, ende Lodewich Jordensz jnder tyt kerckmeijsters van sancte nyclaes kercke in Ghenemuden, by guetduncken, belief ende consent schepen ende raet, in oer tegenwoerdicheyt van der kercken wegen, voer hem ende oer naecomelingen bestadet ende verdinghet an meister Gheryt Wou clockengieter, de twe meeste 1 [1. Voornaamste, zwaarste.]) clocken ende de belle bouent choer te vergieten.
Ende sullen wesen van de selve materie ofte doek spise, als van den twe olden clocken komende is. Ten sy dat men de

|pag. 373|

spise weet te verbeteren ende bet 2 [2. bet = beter]) te temperen. Welcke twe clocken ende belle men leueren sal te Campen in der stat waghe. Ist dat de kerckmeesters de clocken meerre ende zwaerre hebn willen, wes dan daeran ghebrect van spysen, bouen hem geleuert wort, dat sal mester Gheryt daer to doen ende leveren, an gude clockspise, elck hondert voer neghen golden r. gulden of ghelyc payement daer voer, daer sal kost ende arbeyt ende meysterloen mede in gherekent wesen. Ende van elck hondert dat meister Gheryt van den kercken spise ontfanct ende ghietende is, daer sal hy van hebn twee golden r. gulden, of guet ghelyck payement daer voer. In vorwerden dat hy dese twe clocken by hem selven, sonder anderen ghieten sal, ten sy dat men hem des gonnen wil ende nyet hynderlick sy. Ende sy sullen op malcanderen dienende syn, ende opten toen te accorderen. Ende als de leveringhe van den nyen clocken weder geschiet opter selver waghe, soe sal men mester Gheryt rede gheuen dat derdendeel van den ghelde, ende sijne knechten sal men schencken een golden gl., dat ander derdendeel te betalen sancte Martens in den winter naestcomende, dat leste derdendeel toe pinxteren daer naest volghende sonder langer vertreck. 3 [3. vertreck = uitstel.]) Also dat de heele summe van den ghelde aldan vol ende al betaelt sal wesen. Des heft mester Gheryt gheloeft de twe nye clocken ende de belle gans gheve sonder wanck offte ghebreck oprecht van guden ghelude ende clanck guet te waren twe maent lanck nae deen sy wedder op oer behoer ghehangen, gheludet ende beproeft syn. Oec loefde mester Gheryt den kerckmeijsters an den sunt 4 [4. sunt = overigens.]) behulpelick ende vorderlick te wesen ghelijk syns zelves sake. Sonder al arglist. In ghehoechnisse deses, soe synt desser cedulen twe alleens holdende, daer de een

|pag. 374|

van heft mester Gheryt, de ander de kerckmeijsters, Ghesneden doer a, b, c, d 5 [5. Dergelijk stuk noemt men een cyrograaf; men schreef de stukken in duplo op één stuk perkament of papier met eenige tusschenruimte en plaatste dan in een regte lijn eenige letters, dan sneed men de stukken zoo door dat bv. aan den eenen kant a, aan den anderen kant b, aan den eenen kant c en aan den anderen kant d kwam, bv. afb. 1])
     De kerckmesters hebn mester Gheryt clockenghieter inghelevert vijfendtwyntichstehalf hondert pont clock spisen ende achte, de die olde clocken weghende weren. Jtem de kerckmeesters leuerden oeck meijster Gheryt lxi pont ketel wercks elck pont voer ii stuver, xxxiiii pont koperwercs, potten ende pannen. Elck pont voer enen braspenninck. Ende tijn pont fyn tyn, elck pont voer iiii stuuers, jn affkortinge van syn meisterloen.
     Mester Gheryt heft den kerckmeesters wederomme gheleuert Jnden eersten, marien clock, de groetste, de woech sestien hondert pont ende xxiii; Sancte nyclaes clock, woech xii hondert pont mijn xiii. De panne woegen vyftich pont mijn ij.
     De belle bouent coer woech xxi pont. De twe olde clepelen wogen xcii pont. De twe nye clepelen wogen hondert pont ende xii. Dat clepeltgen bouent coer ij pont. Dat olde yserwerck woech lvi pont. Daertoe heeft by gheleuert an nye yserwerc, hondert pont ende xxv. Jtem de smyt ontfangen x r. gl. ende i oert, dat waghe ghelt xxvi kr. ses st., de clocke opten wagen te setten, bruggegelt v. st. De cleyne clock de bouen de grote clock hanct de woech viii hondert ende xxiiii.
     Op denzelfden datum besteedden de kerckmeesters tevens uit aan Andries Goykensen den timmerman om een nieuwen ,,berch vrede ofte clockhuis’’ te maken, met al zijn toebe-

|pag. 375|

hooren, om dit te proportionneeren, en de klokken uit en in te hangen. De kerk zou het hout en ijzerwerk leveren en mr. Andries zou daarvan het klokkenhuis timmeren voor acht rijnsche guldens. Ik zou uit deze overeenkomst geneigd wezen af te leiden, dat de klokken of sommige klokken althans, te Genemuiden destijds niet in den toren hingen, maar in een zoogenaamde open houten klokstoel die op een hoogte stond, gelijk men dat enkel hier en daar nog ziet. Op Sint Margareten avond van dat jaar (11 Juli) hingen de nieuwe klokken op hunne plaats en werden ze voor het eerst geluid.
     Omtrent de misboeken der kerk vindt men hier ter plaatse nog volgende opteekening in het handschrift: ,,Dat nye missael opt hoghe altaer is geschreuen op Sancte Johans Kamp ende waert bestadet te schriven anno domini miiiic lxxxiii ende geleuert anno lxxxv, ende heft ghecost xxxvi golden ryns gulden. De nye solter (psalmboek) ghecost xi golden gl. eodem loco a° xc.’’ Beide boeken waren alzoo vervaardigd in het klooster St. Janskamp te Windesheim.
     Betreffende het orgel bevat het handschrift het volgende:
     Dat nye orghel waert meijster Johan van den Dam bestadet anno domini miiiic lxxxiiii post laurencij, (11 Aug.) et post assumptionis marie (16 Aug.) wart dat olde orgel ghebroken ende leuerde dat ouer. Dat orghel maecte meijster Johan van den Dam in den iaer dusent vierhondert ende lxxxv na nye iaersdach. Ende arbeijden daer ouer xviii weken met dre knechten, want in den iaer lxxxiiii post assumptionis marie (16 Aug.) beghan he te werken, ende teghen midwinter (25 Dec.) had hy syn werck volmaect ende leuerde dat over als voer geschreuen staet.
     Jtem de kerckmeisters leuerden mester Johan alle materialen ende kost, ende de schepen van Zwolle daer toe deputiert

|pag. 376|

mit mester Johan ten Water secretarius ende organista,6 [6. Het schijnt dat men vroeger dikwijls de post van secretaris en organist vereenigde, zoo was te Kampen in 1509 de secretaris Dr. Reyner Bogherman ook tevens organist.]) dat werck oprecht probiert, soe is mester Johan kommer vrij toe dictiert 7 [7. toegezegd, toegestaan.]) lx golden rijnsgulden.
     Deze meester Johan van den Dam is zeker dezelfde als meester Johan Orgelmaker ten Damme (Appingedam) die in 1481 de orgelen in de Lievevrouwenkerk te Kampen herstelde, doch niet tot genoegen der kerkmeesters, daar ze kort naar zijn vertrek ,,hulende en onbruyckbar’’ geworden waren, weshalve de stad Kampen daarover aan Groningen schreef om hem, als onder hun gebied gezeten, te bewegen om weer naar Kampen over te komen om ze nogmaals na te zien, men zie ’t daarover door mij meegedeelde in de Bijdragen tot de Gesch. en Oudheidk. der prov. Groningen dl. x. p. 149.

N. U.

Category(s): Genemuiden
Tags: , , ,

Comments are closed.