IV. Slotbeschouwing: De gemeenten Steenwijk en Blokzijl en haar predikanten

IV. Slotbeschouwing: De gemeenten Steenwijk en Blokzijl en haar predikanten.

4.1. De gemeenten Steenwijk en Blokzijl.

     In de Middeleeuwen was Steenwijk het kerkelijk centrum van het Land van Vollenhove. Blokzijl telde in die tijd nog niet mee. Het kerkelijk leven was in de zestiende eeuw niet zo zwak dat de Reformatie zonder slag of stoot kon binnendringen en er massale aanhang onder het volk kon verwerven. Bovendien werkte de politiek de Reformatie tegen. De eerste Lutherse vergadering van 1534 hield geen stand, maar ook de predikanten die in 1566 en 1572 een gemeente trachtten te stichten, moesten vluchten.
In deze tijd brachten de calvinisten het in de IJsselsteden verder, maar ook niet blijvend. De kerkelijke ontwikkelingen gingen voor het Land van Vollenhove en de IJsselsteden gelijk op. In 1578-1579 veranderde de situatie drastisch en de Reformatie kreeg vaste voet in Overijssel.
De IJsselsteden maar ook Steenwijk en Vollenhove kregen hun eigen predikanten. De opbouw van de gemeenten kon beginnen, al waren de tijden nog steeds onrustig en gevaarlijk. Veel van dit eerste werk werd in de jaren 1580 tot 1592 weer te niet gedaan door de militaire ontwikkelingen rond Steenwijk. Voor de gemeente van Steenwijk leken er na het eerste beleg betere tijden te beginnen, maar in 1582 bleef er van de gemeente niets over. In 1592 moest Bogerman opnieuw beginnen. Van uitbreiding van de calvinistische invloed rond 1582 bleek sprake te zijn. Naast Steenwijk en Vollenhove hadden nu ook Blokzijl, Kuinre en Wanneperveen een predikant. Nergens bleek dat deze eerste predikanten grote successen boekten met een snel groeiende aanhang. Een ernstige tegenslag voor de calvinisten vormde de val van Steenwijk in 1582. Er bleven drie Staatse bruggehoofden, Blokzijl, Kuinre en Zwartsluis, over. Vandaaruit ging de militaire strijd tegen Spanje en de geloofsstrijd tegen het rooms-katholicisme door. Dat de calvinisering in deze drie bolwerken zonder problemen door kon gaan, zoals Reitsma stelt, is niet zo zeker. Weliswaar konden de predikanten ongestoord hun werk doen, maar de doopsgezinde invloed in Blokzijl moet in die tijd al sterk geweest zijn, terwijl het werk van Strijdonk door zijn opvolger eerder afgebroken dan voortgezet werd.
Van een wervend en snel groeiend calvinisme was geen sprake. De gemeenten waren rond 1600 klein. 35 Blokzijlers kerkten in Vollenhove dat 70 leden telde 1 [1. Kerkeraadsnotulen Vollenhove, 16.]. Steenwijk telde zo’n 50 leden. Toch veranderde er rond 1600 veel ten gunste van de gereformeerde kerken. De rooms-katholieken werden gedwongen nun geestelijk leven ondergronds en vaak zonder priester voort te zetten. Bovendien had het grote voordelen dat de overheden achter de

|pag. 121|

__________↑__________

gereformeerde kerken stonden. Het was zelfs één van de taken van de Gedeputeerde Staten om de gereformeerde godsdienst te bevorderen. Toch leidde dat niet tot een dwangmatige calvinisering van het Land van Vollenhove. Reitsma’s stelling dat de gemeenten zelf haar leden moesten werven, gold ook volop voor de classis Vollenhove. In 1595 moesten de pastoors het Land van Vollenhove verlaten, maar in 1602 moest de classis nog steeds aandringen op uitvoering van dit besluit. Bovendien wisten de rooms-katholieken met steun van pastoors uit Zwolle zich te handhaven.
Steenwijkerwold en Kuinre werden als statie rooms-katholieke bolwerken binnen de classis Vollenhove. Vandaaruit waren ze zo actief dat het de Overijsselse en Friese synodes rond 1618 en 1619 verontrustte. In Steenwijk en Blokzijl bleek weinig van de strijd tegen de rooms-katholieken, niets in de kerkeraadsnotulen wees op kerkelijke concurrentie. Alles lijkt erop te wijzen dat beide kerken hun eigen gang gingen. Interne strijd bleef de rooms-katholieken net zo min als de gereformeerden bespaard.
     Ook met betrekking tot de doopsgezinden moesten de kerkeraden zelf hun ledental zien uit te breiden. De doopsgezinden hadden zich sinds de laatste decennia van de zestiende eeuw weten te vestigen. Hun aanhang was het grootst in Giethoorn, Blokzijl en Zuidveen. De kerkeraad van Blokzijl keerde zich geregeld tegen de drie plaatselijke doopsgezinde groeperingen. Er werd niet aan de magistraat, drost of Staten gevraagd om godsdienstvervolgingen, wel wenste de raad optreden tegen elke poging van de doopsgezinden om te komen tot openbare kerkdiensten, tot uitbreiding van kerkelijke contacten en van kerkelijke vergaderruimten. Hierbij is duidelijk dat zonder acties van de kerkeraad de magistraat, drost en Staten niets uit zichzelf tegen de doopsgezinden ondernamen. Het heeft er alles van dat de kerkeraad accepteerde wat de doopsgezinden vanaf de jaren ’70 tot het begin van de zeventiende eeuw hadden weten te bereiken. Het was zelfs mogelijk te komen tot goed overleg.
De doopsgezinden mochten het schoolgebouw gebruiken voor huwelijkssluitingen en mochten een collecte houden voor Ierse vervolgden. Doopsgezinden en gereformeerden hielden zelfs samen een collecte voor vervolgden in Frankrijk en maakten afspraken in zake de armenzorg.
     Zelden gingen er mensen over van de gereformeerde naar de doopsgezinde kerk. Omgekeerd was het niet anders. Eén tuchtgeval in de gereformeerde kerk deed zich voor. De opmerking van Deutelius, dat er in zeventien jaar slechts twee doopsgezinden overkwamen, zegt in dezen ook veel.

|pag. 122|

__________↑__________

     Tegenover de enigzins passieve houding van de Staten in de strijd tegen rooms-katholieken en doopsgezinden moet gewezen worden op de hulp van de Staten in de kwestie-Weneranus, de financiële bijstand voor de kerkbouw in Blokzijl en voor de instelling van een tweede-predikantsplaats in Vollenhove, Steenwijk en Blokzijl.
     Hoe stond het er met de gereformeerde kerken zelf voor? Hoe functioneerde het kerkelijk leven en hoe verwierf zij meer leden?
     Het beeld van het geestelijk leven in Steenwijk en Blokzijl blijft vaag en onvolledig. De opbouw van de gemeente in leer en leven vond hoofdzakelijk plaats in de zondagse en door-de-weekse kerkdiensten. Van de prediking zelf weten we niet veel meer dan de Bijbelboeken die ten tijde van Bogerman werden behandeld en de teksten van intrede- en afscheidspreken. In Steenwijk werd zondagsmorgens uit de Evangeliën en ’s middags uit de catechismus gepreekt, terwijl door de week het Oude Testament aan de orde kwam. De catechismusprediking kwamen we ook in Blokzijl tegen. De kinderen leerden op school de catechismus ook. In de dienst werden in Blokzijl de Tien geboden en de geloofsbelijdenis voorgelezen. Van de 23 predikanten vernemen we alleen van Weneranus dat zijn leer en daarmee zijn prediking niet overeenkomstig de leer van Calvijn was. Ondanks de zeer spaarzame gegevens over de prediking, kan het haast niet anders, of de prediking had grote invloed. Zondag aan zondag werd er gepreekt, jaar in, jaar uit en het ledental groeide.
     Het geestelijk leven van de gemeente werd ook versterkt door de bediening van de twee sacramenten. Het dopen van zuigelingen werd enkel afgewisseld door een volwassendoop. Op één uitzondering in Steenwijk na werd er in publieke erediensten, net als elders in de Republiek, de doop bediend. In de doopboeken werden de namen genoteerd, echter zonder de vermelding van doopgetuigen. De bewaard gebleven doopboeken van Blokzijl en Steenwijk vangen aan in respectievelijk 1644 en 1667.
Over het Avondmaal is meer te zeggen. Blokzijl en Steenwijk vierden vier keer per jaar het Avondmaal. Vóór de viering werd in de kerkeraad censura morum gehouden en werden de gemeenteleden bezocht. De kerkeraad besprak de bevindingen ervan. Voor een aantal gemeenteleden wier levenswandel niet overeenkomstig de Bijbelse normen was, werden van de viering uitgesloten. De gemeente werd in een dienst door de proefpredikatie op de viering voorbereid. De gang van zaken in de eerste Avondmaalsdienst van Bogerman in Steenwijk is ons bekend. In Steenwijk werd net als elders in de Republiek 2 [2. Groenhuis, Predikanten, 58.] de sociale status in het oog gehouden: kerkeraad en magistraat aan de eerste tafel.

|pag. 123|

__________↑__________

     De toepassing van de censuur door de kerkeraad werd vaak direct aan de viering van het Avondmaal verbonden maar ook buiten de visitatie aan de gemeenteleden om werd de censuur toegepast. Samen met het diaconiewerk vulde de uitoefening van de tucht grote delen van de kerkeraadsvergaderingen en de notulen. Niet alleen de diaconale zorg voor de armen had een positief doel, ook de tucht. De gelovige die van de Bijbelse normen afweek, moest tot zijn eigen heil vermaand worden. Hielp vermaan en afhouding van het Avondmaal niet, dan volgde een eerste afkondiging, daarna met medeweten van de classis een tweede afkondiging waarbij de naam van de betrokkene genoemd werd. Als uiterste maatregel kon dan afsnijding volgen. In Steenwijk en Blokzijl kwam dit laatste niet voor, een tweede afkondiging was zeldzaam. Van Deursen schetst een zelfde beeld voor Holland. Hoorden Steenwijk en Blokzijl tot de door hem genoemde gemeenten die geen afsnijdingsprocedure kenden?3 [3. van Deursen, Bavianen, 213-214.]
     Lettend op het geheel aan tuchtzaken, moet opgemerkt worden dat er in Blokzijl meer en kleinere kwesties speelden dan in Steenwijk. Of het met de doopsgezinde stadgenoten te maken had, werd niet duidelijk.
De meest voorkomende tuchtzaken gingen over dronkenschap en ontering van het huwelijk. In Steenwijk en Blokzijl, in de hele periode, waren er steeds gemeenteleden die vermaand moesten worden wegens drankmisbruik.
Dat overkwam vele drinkers een keer, dat overkwam een Blokzijlse schoolmeestersvrouw verschillende keren, terwijl bij een ander gemeentelid zelfs de tweede afkondiging nodig bleek. Echtbreuk, overspel en buitenechtelijke geslachtsgemeenschap hadden soms nog meer voeten in de aarde. In enkele gevallen kwam de classis en het wereldlijk gerecht er aan te pas, terwijl in een geval de kwestie zo moeilijk was dat de theologische faculteit van Leiden om advies gevraagd werd. De kerkeraad maakte in de uitoefening van de tucht geen onderscheid naar sociale status. Een burgemeester van Steenwijk kwam wegens de drank, een schout van Blokzijl wegens overspel, onder censuur. Ook werden overheidsdienaren in hun functie aangesproken als dat nodig was. Tuchtprocedures verliepen steeds nauwgezet en nooit overhaast. Altijd werd het betrokken gemeentelid gehoord door de kerkeraad, vaak herhaaldelijk. Waar nodig, werd advies gevraagd van de classis of professoren. Sommige kwesties liepen lang, de burenruzie in Steenwijk vroeg zes jaar lang de aandacht van de kerkeraad. Niets rechtvaardigde hier Groenhuis stelling dat de tucht ter bescherming van de gemeente ten koste van het individu ging 4 [4. Groenhuis, Predikanten, 22.].
     Naast alle kwesties rond de levenswandel, van scheldpartijen en ruzies tot echtbreuk en herhaalde dronkenschap, zijn er geen voorbeelden

|pag. 124|

__________↑__________

van gemeenteleden die in de leer afweken. Wel moesten er nogal eens mensen vermaand worden die, zonder redenen op te geven, niet aan het Avondmaal gingen. In een aantal gevallen was een ruzie met een ander gemeentelid de oorzaak daarvan.
     De verkondiging van het Evangelie en de bediening van de sacramenten vormen het wezen van de kerk in alle tijden. Dat gaat nergens zonder leiding. Daartoe stelden Christus en Zijn apostelen de kerkelijke ambten in. Voor de kerken die terug gaan op Calvijn zijn dat de predikant, de ouderlingen en de diakenen die samen de kerkeraad vormden.
     In de zestiende eeuw was het nog wel eens zo dat een predikant op eigen gezag kwam, door de Staten van een gewest werd gezonden of alleen met toestemming van de magistraat hun werk in Steenwijk of Blokzijl begon. Daarbij ging het steeds om een situatie waar nog geen of nauwelijks sprake was van een gemeente en een kerkeraad. Of de predikant kwam op aandrang van een aantal gereformeerden. Na die begintijd verliep het verkrijgen van een predikant volgens de kerkordelijke wegen. De kerkeraad koos, nauw samenwerkend met de magistraat, bij een vacature de predikant die beroepen moest worden. Na goedkeuring van magistraat, classis en drost kon het beroep uitgebracht worden. Nam de predikant het aan, dan kwam hij na toestemming van de eigen kerkeraad, magistraat en classis of na het classis-examen. Vóór de bevestiging en intrede werd drie keer afkondiging gedaan.
     Wat er van de predikanten bekend is, is vrij weinig en eenzijdig.
De negatieve kanten van hun ambtelijk werk werden breeduit gemeten, evenals degene die door hun gedrag in opspraak raakten. Beide gemeenten hadden zo iemand; Blokzijl had al vóór 1600 ernstige problemen met Weneranus terwijl de David in Steenwijk in 1655 voor een zeer moeilijke en ernstige kwestie zorgde. De meeste andere predikanten van Steenwijk en Blokzijl kregen te maken met een zestal collega’s die de kerken in opspraak brachten.
     Van de problemen rond de predikanten had het drankmisbruik een groot aandeel. Dat gold ook voor Weneranus en de David. De oorzaken werden niet duidelijk. Dat het voor een belangrijk deel mogelijk door politieke frustraties kwam, zoals Faber voor Friesland stelt 5 [5. J.A. Faber, Drie eeuwen Friesland, Economische en sociale ontwikkelingen van 1500 tot 1800, (dl 1 Wageningen, 1972), 368-369.], lijkt voor Steenwijk en Blokzijl niet op te gaan. De relaties tussen kerkeraad en magistraat waren niet slecht voor zover bekend. Andere ernstige problemen deden zich niet voor, behalve misschien de verwikkelingen tussen ab Holle en twee kerkeraadsleden in 1651. Van de positieve kanten werd weinig genotuleerd, toch overheerste dat. Al het werk van prediking, bediening van sacramenten en vermaning heeft honderden gemeenteleden in hun geloofs-

|pag. 125|

__________↑__________

leven opgebouwd. Aanvankelijk kozen alle mannelijke lidmaten de ouderlingen en diakenen, later koos de kerkeraad zelf uit een lijst met kandidaten. Of de gemeente invloed had op de samenstelling van die lijst is niet bekend. Als regel vergaderde de kerkeraad met de ouderlingen en diakenen die het laatst waren afgetreden. De vergaderfrequentie varieerde van eens per week tot eens per maand. Elk jaar werden er twee ouderlingen en twee diakenen gekozen en een gelijk aantal trad af. Verschillende broeders werden meer dan eens herkozen. Er zat altijd een burgemeester in de kerkeraad, hij was lidmaat van de gemeente. In 1660 werd in Steenwijk overgegaan tot de aanstelling door de magistraat van een commissaris in de kerkeraad. Van wrijving tussen consistorie en stadhuis bleek overigens niets.
     Van de sociale status van de kerkeraads- en gemeenteleden vernemen we niet veel. De beroepen en functies die genoemd worden, hebben veelal te maken met de kerkeraad, maar die gegevens zijn verre van volledig.
Schout en burgemeesters zaten in de kerkeraad, maar van de andere kerkeraadsleden werd niets meegedeeld. Uit niets blijkt dat bepaalde bevolkingsgroepen, arm of rijk, oververtegenwoordigd zijn in de gemeente.
Van een grotere aanwas van de gemeente uit de laagste groepen en van een dwangmatige calvinisering via de armenzorg, zoals de Kok 6 [6. de Kok, Breuklijn, 237.] stelt, bleek niets. Daarmee komen we op nog een taak van de kerkeraad, de diaconie. Dat in Blokzijl de armen niet gedwongen werden naar de kerk te gaan, kwam doordat de doopsgezinden en de stad zelf ook armen verzorgden. De kinderen die door de diaconie onderhouden werden en eens per jaar voor de kerkeraad moesten komen, zullen wellicht uit een gereformeerd milieu afkomstig zijn geweest. Ging het om kinderen uit een niet-kerkelijk milieu dan ligt het voor de hand dat zij op den duur wel gereformeerd werden. Ook zullen door middel van het schoolonderwijs veel kinderen wier ouders (nog) niet lid waren van de kerk, uiteindelijk de gereformeerde leer hebben overgenomen.
     De kerkeraden van Steenwijk en Blokzijl hadden naast de zorg voor de eigen gemeente en de strijd tegen de leer en activiteiten van de roomskatholieken en doopsgezinden te maken met de strijd in de eigen kerk. Remonstrantse invloeden in deze gemeenten zijn er niet gevonden. Steenwijk en Blokzijl maakten deel uit van het contra-remonstrantse bolwerk, de classis Vollenhove. Onder de in 1616 in het Land van Vollenhove aanwezige predikanten waren geen remonstranten. De twee remonstrantsgezinde predikanten die in de classis Vollenhove actief zijn geweest, kwamen van buiten de classis. Zij stonden zeer kort in Blankenham en Giethoorn.

|pag. 126|

__________↑__________

De predikanten van Steenwijk en Blokzijl in die tijd waren nauw betrokken bij de bestrijding van het remonstrantisme binnen de classis. De eenheid van de gereformeerde kerken bleef gehandhaafd en bleef in praktijk gebracht worden. De gemeenten Steenwijk en Blokzijl waren geen gereformeerde eilandjes. Er waren volop contacten met de naburige gemeenten via de classis. Het toezicht op elkaar functioneerde tevens door middel van de visitatie. Verder stonden Blokzijl en Steenwijk via de classis in contact met Met synode-gebeuren.
     Algemeen wordt nu verondersteld dat de omvang van de gereformeerde kerken rond 1600 nog vrij beperkt was en dat het grootste gedeelte van de bevolking een afwachtende houding aannam. In de eerste helft van de zeventiende eeuw kwamen zij langzaam maar zeker tot een keus. Toch wijst er in de bronnen over Steenwijk en Blokzijl niets direct op deze ontwikkeling. Wel is duidelijk dat niet alle mensen vlak na de institutionering van de gereformeerde kerken in Steenwijk en Blokzijl hun kerkkeus snel bepaalden. Randkerkelijkheid is geen exclusief twintigste eeuws fenomeen, het Nieuwe Testament spreekt er zelfs al veel over. Dat de kerkeraden in de eerste helft van de zeventiende eeuw met een zekere regelmaat moesten opkomen voor de zondagsheiliging, wijst in de richting van een groep mensen in de samenleving die het met de godsdienst niet zo nauw namen. Meer over de groepering die zijn keus nog niet gemaakt had, valt te zeggen aan de hand van een overzicht van de spaarzame gegevens over het kerkledental:

  • rond 1600: Steenwijk telde ruimt vijftig leden, op een bevolking van nog geen 1500 mensen 7 [7. Reitsma, The States of Overijssel, 13-14.]. Blokzijl had er in Vollenhove alleen al 35 leden zitten.
  • 1606: De groei van de gemeente noodzaakte tot de in gebruik name van een groter gebouw.
  • rond 1620: Blokzijl telde 52 leden. Steenwijk kreeg zijn tweede-predikant. Dit wijst indirect op een groeiende gemeente want de predikanten kwamen niet voldoende aan het classis-werk toe.
  • rond 1630: De gemeente Blokzijl groeide in de jaren 1623-1659 met gemiddeld 24 leden per jaar. De grootste groei vond plaats in de jaren ’30 toen de kerkeraad vanwege het toenemend aantal leden een tweede-predikant aanvroeg en kreeg.
  • rond 1645: Blokzijl vergrootte zijn kerkgebouw. Steenwijk had ondertussen ruim 500 leden en in het jaar 1646 kwamen er 128 bij. Wellicht groeide Steenwijk ook in de jaren ’30 harder dan daarvoor, omdat er bij de instelling van een tweede-predikants-

    |pag. 127|

    __________↑__________

    plaats niet gesproken werd van sterke groei.

  • rond 1650: De gemeente Steenwijk groeide in de jaren 1647-1653 met gemiddeld 48 leden per jaar. In 1651 werd er gesproken van 900 leden. Blokzijl breidde zijn kerkruimte in 1650 en 1662 weer uit.
  • 1809: Steenwijk telde 1747 gereformeerden op een bevolking van 1979 mensen. Blokzijl telde 1069 gereformeerden op een bevolking van 1350 mensen.

Voor Blokzijl was de groei in de jaren ’30 het sterkst, in Steenwijk vooral in de tweede helft van de jaren ’40. Ook uit andere bronnen blijkt dat de omvang van de gemeenten opmerkelijk toenam in de jaren ’40. Kuinre overwoog in 1643 om een tweede predikantsplaats in te stellen, Vollenhove verzocht Gedeputeerde Staten wegens het duidelijk toenemend aantal kerkgangers de te kleine kerkruimte te mogen verbouwen, terwijl in de besluiten van de Staten in 1643 melding wordt gemaakt
van groeiende gemeenten in heel Overijssel 8 [8. Classisacta, 11-13 april 43.; Kerkeraadsnotulen Vollenhove II, 9-2-48.; Resolutiën XI, 64f.].
     Een verklaring hiervoor is moeilijk te geven. In de eerste helft van de zeventiende eeuw bloeide de economie sterk op terwijl de bevolking in de periode vóór 1650 groeide 9 [9. Faber, Friesland, 58.]. De aanwas in het ledental van de gereformeerde kerken zal voor een deel uit de stijging van het inwonertal verklaard kunnen worden. Er zijn geen aanwijzingen voor dwangmatige calvinisering terwijl de activiteiten van de kerkeraden zich beperkten tot het geestelijk leven van de eigen gemeente. Niets wijst op sterke evangelisatiecampagnes over de inwoners van Steenwijk en Blokzij die niet in de gereformeerde kerk kwamen. Voor Steenwijk en Blokzijl zijn geen gevallen bekend van predikanten en gemeenteleden die in hun dagelijkse bezigheden veelvuldig hun geloof uitdroegen, al zal dat ongetwijfeld richting de toehoorders die nog geen lid van de kerk waren, duidelijk gemaakt zijn waar het in het aardse leven om gaat. Maar de mensen moesten er wel eerst voor in de kerk komen. Het onderwijs zal ook z’n bijdrage in dezen hebben geleverd. Voor het overige moeten we bij van Deursen aansluiten in zijn betoog dat de keus voor of tegen de gereformeerde leer niet helemaal vrijblijvend was 10 [10. van Deursen, Bavianen, 13-21, 144-145.]. Het beeld van de kerk, gesteund en bevoordeeld door de overheden, door plakkaten, door het monopolie op dienstverlening in doop-, huwelijk-, en begrafenisaangelegenheden, lijkt in Steenwijk en Blokzijl bevestigd te worden.
Vooral op de lange duur zal dat doorwerken op hen die nog twijfelen.

|pag. 128|

__________↑__________

4.2 De predikanten.

     Het beeld dat in het voorgaande is geschetst, moet in dit gedeelte aangevuld worden met een aantal gegevens over de twaalf Steenwijkse en elf Blokzijlse predikanten. We onderscheiden een aantal onderwerpen:

4.2.1 De herkomst.

     Van de twaalf Steenwijkse predikanten weten we van zeven predikanten waar ze oorspronkelijk vandaan kwamen. Voor Blokzijl is dit acht van de elf:
 

Steenwijk Blokzijl
Friesland 2
Drenthe 1
Overijssel 2
Gelderland 1
Noord-Holland 2 1
Zuid-Holland 2
Duitsland 1 3

 
     Betrekken we hier Zwartius bij, dan betekent dat voor Blokzijl of twee predikanten uit Gelderland (Rhenen?), of vier uit Duitsland.
     Er kwamen opmerkelijk weinig predikanten uit Overijssel, al is het mogelijk dat er van de acht overige predikanten een aantal uit dit gewest kwamen. Ondanks vele contacten tussen Blokzijl en Holland vond dat geen weerslag in het beroepingswerk in Blokzijl. In Steenwijk lag dat enigzins ander. In het gewest Groningen was men in de jaren 1594 tot 1610 vrij sterk gericht op Friesland en Oost-Friesland 11 [11. O.D.J. Roemeling, “De provincie Groningen en haar eerste predikanten”, in: G.L. Meesters e.a. (red.), Voorouders en hun werk, (Amsterdam 1971), 194.]. Voor Steenwijk en vooral Blokzijl gold dat in diezelfde periode de predikant vooral uit de noordelijkste gewesten, Holland en Noord-Duitsland kwamen.
Voor Friesland gold dat in de jaren 1600 tot 1800 68% van de predikanten in Friesland werd geboren. Van de 8% buitenlanders kwamen de meesten uit Oost-Friesland en Bentheim 12 [12. Faber, Friesland, 369, 521.].

4.2.2 De studie.

     Van vijf predikanten van Steenwijk en zeven predikanten van Blokzijl is bekend waar ze gestudeerd hebben. Een Steenwijker predikant en vier Blokzijlse predikanten studeerden aan meer dan één universiteit.

|pag. 129|

__________↑__________

 

Steenwijk Blokzijl
Deventer 1
Franeker 1 2
Groningen 1 3
Leiden 3 3
Helmsted 1
Herborn 1
Marburg 1

 
     Predikant Bogerman werd mogelijk in Emden opgeleid. De opleiding van vooral de vroegste predikanten bleef onbekend. Wellicht is dit een bevestiging van wat Bots en Groenhuis stellen over de situatie rond 1600:
een vrij laag intellectueel peil door het gebrek aan goed opgeleide predikanten 13 [13. H. Bots e.a., Noordbrabantse studenten 1550-1750 (Tilburg 1979),; IV: Theologen, B: Protestanten (Bijdragen tot de geschiedenis van het zuiden van Nederland), 70.; Groenhuis, Predikanten, 165.]. In het begin van de zeventiende eeuw verbeterde dat in Noord-Brabant en in Overijssel. In beide gewesten werden de universiteiten van Leiden, Franeker en Groningen het meest bezocht 14 [14. Bots, Noordbrabantse studenten, 74.].
     Spreken Bots en Groenhuis over een gemiddelde studieduur van vijf à zes jaar 15 [15. Ibidem, 78.; Groenhuis, Predikanten, 168.], in Steenwijk en Blokzijl lag dit weinig anders. De periode tussen het begin van de studie en de intrede in de eerste gemeente was:
 

Steenwijk Blokzijl totaal
drie jaar 1 1
vier jaar 1 2 2
zeven jaar 1 1
acht jaar 2 2 4
negen jaar 1 1

 
     Voor drie predikanten blijft het onduidelijk wanneer zij precies aan hun studie begonnen.

4.2.3 Voormalige pastoors en lutherse predikanten.

     Drie predikanten van Steenwijk en de eerste predikant van Blokzijl waren pastoor geweest. Dit is ruim 17% van het aantal predikanten. Voor Groningen berekent Roemeling nog geen 20%16 [16. Roemeling, “Groningen”, 193.]. Drie van de vier pastoors die predikant werden werkten in het Land van Vollenhove. Blokzijl had een predikant die Luthers was geweest. Allen waren vóór 1595 predikant in de gereformeerde kerk geworden. Van met name Strijdonk en Bogerman mag gezegd worden dat zij een belangrijke rol speelden in de beginperiode van de Reformatie, bij de opbouw van de eerste gemeenten in het Land van Vollenhove. In hoeverre hun overgang naar de gereformeerde kerk invloed heeft gehad op de kerkkeus van de plaatselijke bevolking is niet bekend.

|pag. 130|

__________↑__________

4.2.4 De standplaatsen van de predikanten

     Van Stommelius en Janssonius is niet bekend waar ze voor hun standplaatsen Blokzijl en Steenwijk predikant zijn geweest. Voor drie predikanten uit Blokzijl was het hun eerste gemeente. De overigen hadden gestaan in:
 

Steenwijk Blokzijl
Friesland 3/4
Drente 1
Overijssel 2 6
Gelderland 1
Noord-Holland 2
Zuid-Holland 1
Oost-Friesland 4 1
Vloot 1

 
     Vergelijken we deze gegevens met de herkomst dan zijn de overeenkomsten duidelijk, uitgezonderd degenen die uit Duitsland afkomstig waren en daar gestaan hebben. De verschillen tussen Steenwijk en Blokzijl zijn opmerkelijk. Had Steenwijk als grotere gemeente meer contacten met andere gewesten of had Blokzijl minder financiële middelen voor hoorcommissies? Kwamen de meeste predikanten van Steenwijk van buiten Overijssel, ze gingen vanuit die gemeente ook weer uit Overijssel terwijl Blokzijl veel meer een eindstation blijkt:
 

Steenwijk Blokzijl
Groningen 1
Friesland 1 2
Overijssel 3 2
Gelderland 1
Noord-Holland 2 1
Zuid-Holland 1
Oost-Indië 1

 
     De predikanten Altus en Wycherus vertrokken met onbekende bestemming. Zeven predikanten van Blokzijl en vier predikanten van Steenwijk overleden ter plaatse.
     De mobiliteit van de predikanten van Steenwijk blijkt uit het vertrek naar elders groter te zijn dan die van Blokzijl. Nog duidelijker wordt dat als we het totale aantal standplaatsen van de predikanten combineren met het aantal jaren dat ze in Steenwijk en Blokzijl stonden:

|pag. 131|

__________↑__________

 

Steenwijk jaren Blokzijl jaren
Een of misschien meer gemeenten 2 1,21 1 2
Twee of misschien meer gemeenten 4 1.10.20 8 2,2,3,7,18,20,22,24
Drie gemeenten 3 4,4,40
Vijf gemeenten 1 4 2 3,10
Acht gemeenten 2 4,8

 
     Combineren we de plaats van herkomst met de standplaatsen die de predikanten gehad hebben, dan kunnen we de predikanten als volgt typeren:
     “Overijsselse” predikanten waren Altus, Alberts, Stommelius, Deutelius en Strijdonk, Grevenstein, Zwartius, Menso Johannis ah Holle en de Leonardis.
     “Noordnederlandse” predikanten waren Bogerman en Beilanus.
     “Overijssels-Friese, Hollands-Friese, Friese en Oost-Friese” predikanten waren respectievelijk Harritius, Wycherus, Weneranus en de Lespierre.
     “Zuid-Hollandse” predikant was Alutarius.
     Rogerius bleek niet op de vaste wal te houden, terwijl Lanius door de woelige tijden een “zwerver” was. “Honkvaste Steenwijkers” waren tot slot Voskuil en de David.
Bijna de helft van de predikanten was van oorsprong Overijssels of stond zo lang in dit gewest dat ze Overijssels genoemd mogen worden.

4.2.5 Ambtelijk werk buiten de eigen gemeente.

     Van het ambtelijk werk van de predikanten in hun gemeenten, hun leer en leven zijn in het eerste gedeelte al aan de orde geweest. Van hun invloed op de gemeente en op de groei ervan, is weinig concreet aanwijsbaar. Dat geldt ook voor hun activiteiten in classis- en synodeverband. We gaan na of er uit het zitting hebben in het moderamen van de meerdere kerkelijke vergaderingen nog wat valt af te leiden. Deze classisgegevens zijn compleet tot 1660. De namen van de predikanten Altus, Alberts,Lanius, Wycherus, Rogerius, Weneranus en Janssonius, Zwartius en de Lespierre kwamen in het classis- en synode-moderamen niet voor. Ab Holle en de Leonardis zaten als predikant van Wanneperveen ook enkele keren in het classis-moderamen.

|pag. 132|

__________↑__________

 

classis Vollenhove jaren in St./Blokz. Overijsselse synode elders in
praeses scriba vóór 1600 praeses scriba assessor moderamen
Bogerman 1 4 1 2 3
Harritius 1 8 1 1
Voskuil 17 11 40 3
Stommelius 7 7 21 1
Alutarius 2 4 1
Deutelius 5 4 10 1
de David 3 5 8
Strijdonk 2
Beilanus 1 2 2
Grevenstein 7 12 22
Deutelius 4 7 18
Johannis 1 1 3 2
ab Holle 7 8 21 1
de Leonardis 4 4 6

 
     Het lijkt erop dat het aantal keren tot scriba of praeses te worden gekozen meer te maken had met het aantal jaren dat de predikant in de classis stond en of hij aan de beurt was dan met zijn bekwaamheid. Vooral het voorbeeld van de oude Voskuil die praeses werd terwijl hij niet in staat was de hele vergadering te leiden.
     Al de bezoeken aan de classis- en synodevergaderingen en daarmee de vele onderlinge contacten tussen de predikanten zullen de eenheid van de kerk in de lijn van Emden-1571 en Dordt-1618/1619 bevestigd hebben.

4.2.6 Familie en sociale stratificatie.

     Van elf predikanten is iets bekend over de familie. Van een deel van de familie weten we welk beroep ze hebben uitgeoefend. Daarbij moet gelet worden op de waarschuwing van Faber dat een eenvoudige afkomst vaak onvermeld bleef terwijl de afkomst uit een predikantengezin juist vaak vermeld werd 17 [17. Faber, Friesland, 369.].

  • van twee predikanten was de grootvader predikant.
  • van drie predikanten was de vader predikant, terwijl een vader koster was. Bij de schoonouders vinden we een predikant en een burgemeestersdochter. Van twee predikanten is de moeder bekend.
  • Onder de tien predikantsvrouwen was er een predikantsdochter.
  • Een predikant had een broer als collega.
  • Van acht predikanten kennen we 37 kinderen. Acht predikanten had-

    |pag. 133|

    __________↑__________

    den samen twaalf zonen als predikant. Onder de schoonzoons en -dochters bevonden zich vijf predikanten. Andere beroepen bij eigen en aangetrouwde kinderen waren een advocaat, twee artsen, een koopman, een hogere ambtenaar en een officier.

  • onder de vier kleinkinderen van twee predikanten bevonden zich twee burgemeesters. In de generaties van de achterkleinkinderen tot en met hun achterkleinkinderen waren er zeven predikanten, tien officieren, zes burgemeesters, vijf andere stedelijke functionarissen, twee artsen en een stuurman van de koopvaardij.

Dit alles komt overeen met het beeld dat van Groenhuis, Bots en Faber geven.
De predikanten en hun families behoorden tot de middengroepen 18 [18. Groenhuis, Predikanten, 161-162.; Bots, Noordbrabantse studenten, 76.; Faber, Friesland, 522.].

4.2.7 Publicatie.

     Alleen in de gemeente Steenwijk vinden we predikanten die schreven en publiceerden. Drie predikanten kunnen genoemd worden, maar er blijft slechts één Steenwijkse publicatie over: het dagboek van Lanius. Het geschrift van Stommelius kreeg geen goedkeuring van de classis en Alutarius’ werk werd in Gorinchem geschreven.

     Al deze gegevens complementeren het beeld van de gereformeerde kerken van Steenwijk en Blokzijl. Nog een onderwerp blijft over, de continuïteit in het ambtswerk. Op de volgende pagina zijn de ambtstermijnen weergegeven. Tot ongeveer 1605/1610 waren er verschillende predikanten slechts korte tijd aanwezig. Ten dele viel dit samen met de vervolgings- en oorlogsjaren, ten dele met het eerste opbouwwerk. Dit zal wellicht niet gunstig zijn geweest, maar ook elders moest het gereformeerde leven op gang gebracht worden. Na deze beginperiode stonden er steeds enkele predikanten over een groot aantal jaren, terwijl hun collega’s slechts korte tijd dienden. In deze jaren vond de groei van de gemeenten plaats.
     De kerken van Steenwijk en Blokzijl waren opgenomen in het grote verband van alle gereformeerde kerken in de Republiek. De ontwikkelingen liepen grotendeels gelijk, waarbij een afdoende verklaring van die ontwikkelingen uitblijft. De eenheid der kerken bleek in de leer en in het kerkelijk leven, geen particularisma. Ook niet bij de predikanten. Zij trokken de hele Republiek door en de kerken zochten niet alleen binnen het eigen gewest naar bekwame herders en leraars. Dat de Overijsselse kerken en met name Blokzijl een uitzonderlijke plaats in het geleel van de gereformeerde kerken innam zoals van de Berg en Timmerman stel-

|pag. 134|

__________↑__________

len, is niet waar. Zij beweren dat Overijssel en Blokzijl kerkelijk ruimdenkend waren en de felle “Hollandse” kerkstrijd niet begrepen 19. Het tegendeel is gebleken, Steenwijk en Blokzijl vochten voor de gereformeerde leer tegen uitholling van binnen uit en tegen de rooms-katholieke en doopsgezinde leer. De predikanten speelden een grote rol in dit alles. Maar de predikanten van Steenwijk en Blokzijl horen niet alleen thuis in deze twee Overijsselse steden, hun leer, leven en werk droeg bij aan de Reformatie elders in de Nederlanden en daarbuiten. De kerkelijke geschiedenis van Steenwijk en Blokzijl ging door, de gelovigen gingen, door, in erediensten luisterend naar Gods Woord, in hun dagelijks doen en laten er naar levend.
Zo komen we weer uit bij het grote kader waarin al die gelovigen zich zien staan, op weg van Christus’ hemelvaart naar Zijn Wederkomst. De historicus houdt zich aan zijn wetenschappelijk werk, maar met van Deursen is in dat wetenschappelijk werk de godsdienstige factor voorop blijven staan. Kerkgeschiedenis blijft gaan over mensen die op grond van hun geloof hun leven inrichten en beslissingen nemen, gelovend in wat wetenschappelijk niet waarneembaar is.

|pag. 135|

__________↑__________

 
– Odding, J. (1984). De leer van Calvijn drong door in het land van Vollenhove: De Reformatie in Steenwijk en Blokzijl 1566-1660. (Doctoraalscriptie). Theologie, Faculteit Godgeleerdheid, Katholieke Universiteit Nijmegen, Nijmegen.

Category(s): Blokzijl, Steenwijk
Tags: , , ,

Comments are closed.