HOOFDSTUK V: De betrekkelijke sociale ligging van de gemeente


HOOFDSTUK V

De betrekkelijke sociale ligging van de gemeente

     In het vorige hoofdstuk werd opgemerkt, dat de gemeente Staphorst ten opzichte van de buitenwereld niet geïsoleerd ligt en dat het ook in het verleden niet terzijde van de verkeersverbindingen heeft gelegen. Wel echter knoopten wij daaraan de opmerking vast, dat de verbindingen van Staphorst-Rouveen met andere agrarische dorpen, als men afziet van De Wijk, ontbreken of tot voor kort ontbroken hebben.
Daarmede werd het vraagstuk aangeroerd van de betrekkelijke sociale ligging van de gemeente.
     Hofstee 1 [1. Hofstee, Het Oldambt, bl. 14 e.v.]) plaatst in zijn studie over het Oldambt dit gebied in het kader der Groninger omgeving en maakt daardoor de kenmerken der Oldambsters duidelijker. Voor Staphorst kan men niet zeggen, dat het Overijssels milieu de trekken der Staphorster gemeenschap begrijpelijk zou kunnen maken.
In de eerste plaats is de maatschappelijke sfeer van Overijssel niet zo karakteristiek als die van de provincie Groningen en verder ligt Staphorst op de overgang naar Drenthe en kan men moeilijk zeggen, dat Staphorst is ingepast in een Overijssels kader. Nochtans loont het zeker de moeite na te gaan, of Staphorst en Rouveen als „Fremdkörper” in een anders geaard gebied moeten worden beschouwd, dan wel of zij in kleding, taal, huizenbouw en volksgewoonten en -gebruiken bij de omliggende streken van Overijssel en Drenthe aansluiten. Het antwoord op deze vraag is vooral van belang ook met het oog op de theorie, dat de Staphorsters afstammelingen

|pag. 53|

_______________↑_______________

zouden zijn van Friese kolonisten, die zich in de 13de eeuw nabij het Zwartewater zouden hebben gevestigd. In het voorlaatste hoofdstuk zal deze theorie op haar juistheid worden onderzocht. Het is voldoende hier op te merken, dat aan de Friese afstamming vele eigenaardigheden worden toegeschreven. F.A. Ebbinge Wubben 2 [2. Het Staphorster veld, in Sloet’s Tijdschrift 1859, bl. 265.]) gaat daarbij zelfs zover, dat hij het feit, dat de botermakerij zo belangrijk was, daarmede in verband brengt. Deze burgemeester en notaris van Staphorst wijst tevens op de afwijkende vorm der akkers, het karakter van huizen en stallen, de aard van de werktuigen en de heersende zeden 3 [3. F.A. Ebbinge Wubben, Plaatsbeschrijving, bl. 16 e.v.]). Ook Blink 4 [4. In Tijdschrift van het Kon. Ned. Aardr. Genootschap 1902, bl. 73 e.v.]) meent, dat Staphorst en Rouveen zich als Friese veenkoloniën scherp onderscheiden van de omliggende dorpen in aard en kleding (hierover spreekt Ebbinge Wubben nog niet, zomin als Van der Aa) van de bewoners en in de bouw van de woningen.

     Is het inderdaad waar, dat Staphorst en Rouveen zich scherp onderscheiden van de omgeving?
     De Staphorster kleding is volgens Van den Berg 5 [5. Dr. P.W.J. van den Berg, Staphorster Volksleven, in standaardwerk Overijssel, bl. 885.]) met enkele veranderingen in de loop der jaren ontstaan, de volksdracht uit het laatst der 17de eeuw. Het feit, dat Van der Aa 6 [6. Van der Aa ontleent veel aan F.A. Ebbinge Wubben.]) in zijn Aardrijkskundig Woordenboek van het Staphorster costuum, dat in deze tijd toch wel als iets opvallends wordt beschouwd, met geen woord rept en dat burgemeester Ebbinge Wubben wel melding maakt van afwijkende zeden, doch niet met zoveel woorden van de bijzondere kledij, is zeker een aanwijzing, dat Staphorst zich hierin in het midden van de vorige eeuw niet onderscheidde van omliggende agrarische gemeenten. Men bedenke, dat de klederdrachten van het platteland eerst luttele tientallen jaren verdwenen zijn, voorzover ze niet nog hier en daar in stand worden gehouden.

|pag. 54|

_______________↑_______________

Molkenboer 7 [7. Th. Molkenboer, De Nederlandsche nationale kleederdrachten, 1917, bl. 201.]) schrijft, dat de Staphorster dracht geheel aansluit bij de drachten aan de kust van de Zuiderzee: kleine hoofdtooi, platmakende borstkleding, breed- en platmakende heupbedekking (alles bij de vrouw). Moerman 8 [8. In „Overijssel”, bl. 742.]) wijst op het smalle zilveren oorijzer, de bonnet, de hoofdtooi der jonge meisjes, die men vindt langs de Zuiderzeekust tot aan Huizen toe. Hij voegt daaraan toe, dat in de andere dorpen van Noord-West-Overijssel van een eigen dracht ongeveer niets is overgebleven. Hoogstens vindt men bij de vrouwen nog de kroplap en het oorijzer.

     De taal van Staphorst is zonder twijfel Saksisch 9 [9. Men zie dr. G.G. Kloeke, De taal van Overijssel, in standaardwerk „Overijssel”, bl. 820 e.v.]). Het Saksisch vertoont echter verschillende nuances: het Drents is anders dan het Gelders of Twents. Staphorst ligt op de overgang tussen Drenthe en Salland. F.A. Ebbinge Wubben schreef in 1835, dat nog enkele woorden — zoals „wagen” voor golven of baren — van Friese herkomst zouden zijn.
Tegenover de rest van de Staphorster woordenschat hebben deze paar woorden, zo zij al op Friese invloeden zouden wijzen, geen enkele betekenis.
     Het Staphorster boerenhuis is zoals in het vorige hoofdstuk werd gezegd een mengtype. Het is bepaaldelijk anders dan de Overijsselse of Drentse boerderijen. Er werd echter op gewezen, dat de eigenaardige opstrekkende verkaveling met haar smalle stroken aan het boerenhuis eisen stelde, die elders, waar een andere verkaveling wordt gevonden, niet golden. Een Halle-karakter heeft de boerderij op Staphorst en Rouveen stellig ook. Er is dus grote overeenkomst met de „oude Saksische boerenhuizen, die onder één hoog en wijd rieten dak beschermend mens en vee veilig beschutten” 10 [10. Dr. P.W.J. van den Berg, Een goede buur, 1940, bl. 66.]). Met de Friese boerderijen heeft de Staphorster boerenwoning geen overeenkomst, wèl met die van Zuid-West-Drenthe.
     Van de volksgebruiken kan in de eerste plaats het z.g.

|pag. 55|

_______________↑_______________

volksgericht genoemd worden, waarbij een ontrouwe vrijer, die een meisje wil „laten zitten”, gedwongen wordt haar tot vrouw te nemen. Dit volksgericht vindt men uitvoerig beschreven in de roman van Anne de Vries „Hilde”. Deze roman speelt in Drenthe en inderdaad was het volksgericht behalve in Staphorst in Westelijk Drenthe vooral levend. Van der Ven 11 [11. D.J. van der Ven, Van vrijen en trouwen op ’t boerenland, 1929, bl. 91. Voor Staphorst bl. 78 e.v. Zie ook Van den Berg, De buurt als samenlevingsvorm, Mensch en Maatschappij 1928, bl. 433. Idem, in „Overijssel” bl. 882 en Een goede buur, bl. 51.]) geeft nog een recent voorbeeld uit Westerwolde.
     Ook het „zoorholt brengen”, dat te Staphorst voorkomt, vindt men elders eveneens, men kan zelfs zeggen in het gehele Oosten des lands. Het „zoorholt” — dood hout, daarnaast planken en balken, die immers ook dood en onvruchtbaar zijn — wordt aan het meisje of de jongen gebracht, die door haar (zijn) vrijer (vrijster) in de steek is gelaten.
Men moet in deze handeling een onvruchtbaarheidssymbool zien 12 [12. Men zie Van der Ven, bl. 80 e.v., Van den Berg, Een goede buur, bl. 57 e.v. en verder de novelle van Fred Thomas, Een liefde in Staphorst.]).
     Hagenbeek 13 [13. Dr. J.H. Hagenbeek, Het moederschap in Overijssel, 1936, bl.]) noemt tal van voorbeelden van bijgelovige voorstellingen, die zowel te Staphorst als in naburige gemeenten als Nieuwleusen, Zwollerkerspel, Avereest en Dalfsen worden aangetroffen. Dat een zwangere vrouw niet mag deelnemen aan de inmaak van groenten of het maken van worst, omdat anders het geconserveerde bederft, behoort niet alleen tot het bijgeloof van Staphorst, doch wordt ook in Nieuwleusen, Zwollerkerspel, Avereest en andere gemeenten gezegd.
Loopt een vrouw onder de hals van een merrie door, dan zal zij haar kind even lang dragen als een merrie een veulen.
Zo zegt men in Staphorst, maar in Nieuwleusen evengoed. Niet alleen in Staphorst wordt een vrouw tijdens haar graviditeit aangeraden kamillethee te drinken, doch in Nieuwleusen en Raalte eveneens.
     Tenslotte kunnen hier de burendiensten worden genoemd.
Een uitvoerige beschrijving daarvan vindt men bij Van den

|pag. 56|

_______________↑_______________

Berg 14 [14. De buurt als samenlevingsvorm, M. en M. 1928, bl. 427 e.v.]). Uit diens artikel komt duidelijk naar voren, dat het onderling hulpbetoon in alle gebeurtenissen in het leven, bij geboorte, begrafenis, huizenbouw, verhuizing en oogst niet alleen op Staphorst wordt gevonden, doch door geheel Drenthe en Overijssel heen. Staphorst sluit zich hierbij in het bijzonder aan bij Drenthe.

     Het voorgaande overzicht laat de conclusie toe, dat Staphorst geenszins de indruk maakt een geheel vreemde enclave in Saksisch gebied te zijn. Met Drenthe zowel als Overijssel zijn tal van punten van overeenkomst aan te wijzen. Het bijzondere van Staphorst zijn niet de afwijkende zeden en de afwijkende kledij, doch is het feit, dat deze zich hier langer dan elders wisten te handhaven.
     Zou men reeds hier iets willen zeggen met betrekking tot de Friese afstammingshypothese, dan past de uiterste voorzichtigheid. Het is waar, dat niets wijst op Friese invloeden, terwijl met Saksische streken tal van punten van overeenkomst zijn aan te wijzen. Men zou hiervoor in het bijzonder kunnen wijzen op de taal. Doch men bedenke, dat de taal in de loop der eeuwen van andere plattelanders kan zijn overgenomen. Daartegenover zou men er weer op kunnen wijzen, dat de nederzettingen Staphorst en Rouveen in het verleden nog minder gemakkelijk dan nu contact met andere agrarische dorpen konden verkrijgen, zodat men de onderstelling zou moeten maken, dat de Saksische taal vanuit Meppel, Hasselt, De Wijk en Zwolle naar Staphorst gebracht zou zijn. Men kan zich, zo schrijft Hofstee ongeveer, heel goed voorstellen, dat door de invloed van het Saksische Groningen het Fries der Ommelanden door het Saksisch zou zijn vervangen. Maar, er is „zeker in ons land geen stad aan te wijzen, die groter invloed op haar omgeving heeft uitgeoefend, dan het Saksische Groningen op de Friese Ommelanden” 15 [15. Het Oldambt, bl. 27.]). Dat een dergelijke invloed zou zijn uitgegaan van Meppel, Hasselt of De Wijk lijkt niet heel waarschijnlijk.
En al zou dan de Zwolse handel via de Vecht op Bentheim

|pag. 57|

_______________↑_______________

het Overijssels Oostwaarts hebben verbreid, dat de bemoeiingen van Zwolle met Staphorst en Rouveen dusdanig intensief zouden zijn geweest, dat momenteel geen woord Fries meer valt aan te wijzen in het Staphorster dialect, lijkt een gewaagde onderstelling.
     De opmerkingen, die Schrijnen maakt in zijn Nederlandse Volkskunde (z.d.) over herkomst, klederdracht en boerenhuizen van Staphorsters en anderen laten wel heel duidelijk uitkomen, hoe weinig men van deze materie met zekerheid weet. Van de bevolking rond de Zuiderzee wordt gezegd, dat de Spakenburgers stellig van Friese herkomst zijn, doch dat de boeren tussen Nunspeet en Nijkerk (dus o.a. Hulshorst) een Frankisch-Keltische inslag hebben meegekregen. Van de Staphorsters is de boerderij op bepaalde punten onmiskenbaar Saksisch en ook de „nette” der kinderen is dat. En toch is er reden al de genoemde groepen in één adem te noemen.
Daar komt dan nog bij, dat de Drenthen, die er niet bij horen, wèl het oorijzer dragen, hetgeen dan te danken zou zijn aan hun contact met de „Friese” marktplaatsen Groningen en Meppel 16 [16. Jos. Schrijnen, Ned. Volkskunde, op verschillende plaatsen in Deel I.]).
     Men kan uit het vorenstaande wel de conclusie trekken, dat uit de verzamelde gegevens geen aanwijzingen kunnen worden geput, die de theorie van de Friese afstamming zouden kunnen staven.
     Hierboven werd gezegd, dat de gemeente Staphorst op de overgang ligt van Overijssel naar Drenthe. Ook kerkelijk is dit het geval geweest. Zo is in 1561 Staphorst met Rouveen en IJhorst onder het dekenaat Drenthe (bisdom Groningen) geplaatst. In de practijk kwam daarvan echter niet veel terecht en zal de proost van het klooster Mariënberg aan het Zwartewater wel veel te zeggen gehad hebben. In de Hervormde Kerk vormen IJhorst en De Wijk tegenwoordig één gemeente. In IJhorst had de abdij van Dikningen veel bezittingen.
     Het feit, dat Staphorst een overgangsgebied vormt van Overijssel naar Drenthe — geografisch was dit in het verleden

|pag. 58|

_______________↑_______________

ook zeer sterk het geval, omdat het gebied der gemeente lag in de veenstreek, die Overijssel aan de Noordzijde omzoomde — is zoals reeds eerder werd opgemerkt, wellicht van betekenis geweest voor het ontstaan der opstrekkende verkaveling.
Hier, in het woeste veengebied, was de invloed van de landsheer niet groot en konden de boeren hun landerijen doortrekken.

     In het vervolg van dit hoofdstuk zal nu worden nagegaan, welke contacten de gemeente Staphorst tegenwoordig met de omliggende gemeenten, in het bijzonder met de regionale centra, onderhoudt. Het is daarbij nodig onderscheid te maken tussen het streekdorp Staphorst—Rouveen en de randnederzettingen, waarvan Werkhorst, IJhorst en Den Hulst de voornaamste zijn. Zoals in deze gehele studie het geval is zal in het bijzonder aandacht worden gewijd aan het streekdorp.
In de „Streek” woont ongeveer tweederde gedeelte van de gemeentelijke bevolking. De randnederzettingen zijn op andere woonkernen georienteerd. Zo hebben de bewoners van De Werkhorst hun werk te Meppel. Forensen kan men hen eigenlijk niet noemen.
     De markten voor de inwoners van Staphorst en Rouveen zijn die van Meppel en Zwolle. De volgorde is niet als willekeurig bedoeld. Meppel heeft als zodanig meer aantrekkingskracht dan Zwolle. Niet zozeer voor de mannen, die graag èn op Donderdag de varkensmarkt van Meppel èn op Vrijdag de Zwolse rundveemarkt bezoeken. Voor de vrouwen en kinderen echter speelt ook de afstand een rol. Meppel ligt voor een groot deel van de „Streek” dichter bij. Alleen vanuit Rouveen is de trek in sterke mate op Zwolle. In beide steden vindt men op marktdag ook een goederenmarkt. Staphorster stoffen worden echter speciaal in Meppel verkocht. In de tegenwoordige tijd hangt het bezoek der gezinsleden aan de markt vooreerst af van de vervoersmogelijkheden, terwijl ook een rol speelt of in één der beide centra weer iets te kopen valt — de invloed der huidige „occasions” derhalve.
     De gemeente Staphorst behoort vrijwel in haar geheel tot de rayons der markten van Meppel zowel als van Zwolle.

|pag. 59|

_______________↑_______________

     Karakteristiek is, dat op marktdag ook een bus van De Wijk naar Zwolle loopt. Vanuit Den Hulst bezoekt de boer nog regelmatig de markt van Meppel, hoewel toch voor de overige economische contacten Zwolle voor deze woonkern het streekcentrum is, dank zij de goede verbinding door middel van de bussen van de Eerste Drentse Stoomtramwegmaatschappij.
     Meppel is het traditionele verzorgingscentrum voor Staphorst. Voor verschillende aangelegenheden ging de echte Staphorster van oudsher naar „Möppelt”. Daar wonen sedert enige eeuwen de wevers, die het garen van de boerenbevolking (linnen garen in de tijd, dat er nog vlasbouw inheems was, wollen garens nog in onze tijd) verwerken tot de Staphorster stoffen. Nog altijd wordt de „viefschaft”, het laken voor de rokken, te Meppel geweven en geverfd. In Zwolle wordt en werd geen Staphorster garen verweven.
     Een oud gebruik is, dat bruid en bruidegom op de aantekendag naar Meppel gaan — nimmer naar Zwolle! — om er verschillende ingrediënten voor de bruiloft in te slaan, o.a. de brandewijn met rozijnen 17 [17. Levendig beschreven bij D.J. van der Ven, „Van vrijen en trouwen op ’t boerenland” 1929, bl. 68 e.v.])
     Voor de band met Meppel was het van oude tijden af ook belangrijk, dat de boeren van Staphorst en Rouveen vóór de opkomst der zuivelfabrieken omstreeks 1900 de eigengekarnde boter te Meppel verkochten. De Meppeler boterkopers hadden veelal ook een handel in kruidenierswaren 18 [18. Staatscommissie van de Landbouw — 1886 (1890) Deel I Staphorst (XIII) bl. 14.]).
De gewoonte was dan, dat met gesloten beurzen werd geruild.
In die dagen, dus aan het begin van deze eeuw nog, had Zwolle als verzorgingscentrum zeer weinig voor Staphorst en Rouveen te betekenen. In Meppel haalde men naast koloniale waren huishoudelijke artikelen, manufacturen, sieraden, ijzerwaren en drank. In het streekdorp vond. men slechts enkele winkels, als men de (loon)-bakkerijen uitschakelt. Omstreeks 1850 waren er drie winkels aanwezig, waaronder één manufacturier. De behoeften aan aardappelen, grove groenten en vlees dekte men zelf. Met het gezegde

|pag. 60|

_______________↑_______________

„hij haalt vlees van de Meppeler slager” werd het toppunt van armoede aangeduid.
     De betekenis van Meppel als verzorgingscentrum voor de gemeente Staphorst is in deze eeuw afgenomen, in de eerste plaats doordat er in Staphorst zelf winkels kwamen, in de tweede plaats door de toenemende concurrentie van Zwolle.
Toen de zuivelfabrieken opkwamen — en in Staphorst kwamen er zelfs meer dan 10! — was de ruilhandel te Meppel ten dode opgeschreven. Het gevolg was, dat er behoefte ontstond aan winkels in het dorp zelf. Zo vindt men er nu een aantal manufacturenwinkels, kruidenierswinkels, winkels in ijzerwaren, in speelgoed zelfs en in groente, verder een drogisterij. Verschillende winkeliers venten hun artikelen met paard en wagen uit. Sedert jaren is te Staphorst ook een goud- en zilversmid gevestigd. Vermelding verdienen ook twee verbruikscoöperaties, te Staphorst en te Rouveen, beide opgericht in 1918, met 180 resp. 215 leden (in 1943).
     De toenemende invloed van Zwolle is het gevolg van de betere verbinding met deze stad, door de opening van de autobusdienst Zwolle—Meppel in 1923. De dienstregeling sloot aan op de bezoekuren der Zwolse ziekenhuizen.
     In grove trekken onderging het bedieningsrayon van de Meppeler detailhandel de volgende veranderingen in de laatste 40—50 jaren. Het gedeelte van de gemeente, dat gelegen is langs de Dedemsvaart, wordt vanuit Zwolle verzorgd, terwijl het vroeger binnen de sfeer van Meppel lag.
Rouveen, aanvankelijk geheel door Meppel bediend, behoort nu voor meer dan de helft tot het rayon van Zwolle. Het deel van Staphorst vanaf Rouveen tot aan de „Hoek” wordt naar schatting nog wel voor 20 à 30 % door Zwolle bediend.
Ten Oosten van de „Hoek” zijn de betrekkingen met Zwolle aanmerkelijk minder intensief. In 1936 werd de halte Staphorst, die voor de sociale oriëntatie op Zwolle enige betekenis had, door de Nederlandse Spoorwegen voor personenvervoer opgeheven. Dit deel van de „Streek” behoort nog geheel tot het gebied van Meppel.
     In het algemeen gesproken bezoekt het merendeel van de bevolking der gemeente Staphorst voor het doen van inkopen

|pag. 61|

_______________↑_______________

nog steeds bij voorkeur Meppel. Typerend is, dat men te Meppel dagelijks Staphorsters kan zien, te Zwolle echter praktisch alleen op marktdagen. In beide steden koopt men manufacturen, huishoudelijke artikelen, sieraden, galanterieën en ijzerwaren. De „geïmporteerde” inwoners der gemeente, die niet tot „oeze volk” behoren, kopen er ook meubilair, schoeisel en kleding. Er kan hier nog gewezen worden op de z.g. reiswinkels. Met name met manufacturen bereist men met paard en wagen of bakfiets vanuit Meppel en Zwolle de gemeente, doch ook huishoudelijke artikelen en galanterieën kunnen hier worden genoemd. Te Hasselt is ook een reiswinkel gevestigd.
     Er is in het voorgaande gesproken van de bedieningsrayons van de verzorgende centra Meppel en Zwolle. Door recente onderzoekingen van Van Dierendonck, Takes en onszelf, die ten behoeve van de inrichting der Zuidelijke IJsselmeerpolders werden ingesteld, is het inzicht in de verzorgingsrayons der streekcentra vergroot 19 [19. J.E. van Dierendonck zal hierover een publicatie het licht doen zien, die de betrekkingen van het centrum met de omgeving zal behandelen. Een inzicht in de betekenis der regionale centra geeft ook W. Christaller, Die zentralen Orte in Süddeutsehland. 1933.]). In het bijzonder bleek, dat men kan onderscheiden een gebied van intensieve verzorging, waarbinnen de bevolking voor zeer veel inkopen — de allereerste levensbenodigdheden uitgezonderd — op het streekcentrum is aangewezen, èn een veel ruimer gebied, waarbinnen de bevolking nog wel op het streekcentrum is georienteerd zonder dat van intensieve betrekkingen mag worden gesproken. Het gebied van intensieve verzorging heeft een straal van 5—10 km, met welke afstand ongeveer wordt aangegeven die, welke nog zonder bezwaar een aantal keren per week en zelfs dagelijks kan worden afgelegd. Het gebied van niet-intensieve verzorging is niet zo duidelijk te begrenzen. De afstand tot het centrum zal wellicht gemiddeld 20 km bedragen, doch afwijkingen naar boven en beneden zijn niet zeldzaam.
     Betrekken we de uitkomsten dezer onderzoekingen op de gemeente Staphorst, dan kunnen we zeggen, dat Staphorst

|pag. 62|

_______________↑_______________

in engere zin, de Leien, Lankhorst en IJhorst behoren tot het gebied van intensieve verzorging van Meppel, terwijl de rest der gemeente tot het rayon der niet-intensieve verzorging behoort. Een ander gedeelte der gemeente, n.l. Rouveen, een deel van Staphorst en verder Den Hulst, behoort tot het niet-intensieve verzorgingsgebied van Zwolle.
     In de voorziening van de in de gemeente Staphorst gevestigde winkels heeft Meppel een veel belangrijker aandeel dan Zwolle. Alle koloniale en grutterswaren worden van de Meppeler grossiers betrokken. Niet zonder belang is in dit verband, dat de frequentie der bodediensten op Meppel veel groter is dan op Zwolle, n.1. in 1943 10 : 2. De positie der Meppeler grossiers — die grote delen van Drenthe en Noord-Overijssel tot voorbij Ommen bestrijken — is de laatste tientallen jaren niet aangetast. Meppel is een belangrijker distributiecentrum voor de grossierderij dan Zwolle; het ligt daarbij dichter bij Staphorst, hetgeen stellig van grote invloed is, omdat de vervoerskosten een gewichtige rol spelen. Het grossiersrayon van Zwolle overschrijdt alleen langs de Dedemsvaart de grenzen der gemeente Staphorst (invloed van de E.D.S.) 20 [20. Op kaart IV van het rapport-Zwolle van VanVuuren c.s. is het rayon der Zwolse grossiers belangrijk geflatteerd, althans voor koloniale en grutterswaren.]) 21 [21. Voor de centrale functie van Meppel zie ook I. Dijkstra, Meppel als streekcentrum. Tijdschrift voor Ec. Geographie, 15 April 1943.]).
     Enige afbreuk aan de betekenis van Meppel als verzorgingscentrum voor landbouwbenodigdheden wordt gedaan door de twee coöperatieve aan- en verkoopverenigingen, die in Staphorst gevestigd zijn: de verenigingen „Samenwerking” te Rouveen met 140 leden (200 afnemers) en „De Hoop” te Staphorst met 90 leden (200 afnemers). Een 15 à 20 afnemers van de coöperatie te Rouveen wonen in de gemeente Nieuwleusen, de overige afnemers van beide verenigingen wonen binnen de gemeente. De coöperaties verhandelen veevoeder, kunstmest, zaaigranen, pootgoed en ook brandstoffen. Verder is ook de particuliere handel op dit gebied te Staphorst (i.e.z.) van betekenis.
     De verkoop van boter te Meppel is na de oprichting der

|pag. 63|

_______________↑_______________

zuivelfabrieken spoedig opgehouden. Op de Meppeler markt werd in 1895 uit de omgeving 629.000 kg aangevoerd, in 1907 slechts 56.000 kg 22 [22. Schetsen van het Landbouwbedrijf in Nederland 1912, bl. 521.]). Deze cijfers geven wel een indruk van de ontwikkeling, waarbij echter aangetekend moet worden, dat de Staphorsters veelal — zie voren — hun boter niet op de markt brachten. De oprichting der zuivelfabrieken maakte ook een eind aan een vorm van gedwongen winkelnering 23 [23. Dezelfde publicatie, bl. 507.]).
     In Staphorst verrezen de zuivelfabrieken als paddestoelen uit de grond. In enkele jaren waren er niet minder dan 13 fabrieken, waaronder 1 particuliere, meest met handkracht gedreven. Al spoedig ging men concentreren. In 1904 waren er 10, n.1. te Staphorst 5, te Rouveen 3, te Leien 1 en te IJhorst 1 24 [24. Boter en botercontrôle (Verslagen en Mededelingen van de Directie van de Landbouw, 1904, no. 1).]). In de publicatie „Schetsen van het Landbouwbedrijf” (1912) wordt melding gemaakt van 9 fabrieken (bl. 508). Tot voor enige jaren waren er nog 6 coöperatieve fabrieken 25 [25. Lijst van officiële personen (Versl. en Med. Dir. Landb. 1936 no. 1).]), nl. 2 te Staphorst, 3 te Rouveen en 1 te IJhorst (Halfweg). In 1943 waren er nog 3 fabrieken in werking: „Ons Belang” te Staphorst, „De Kleine Winst” en „De Vlijt” te Rouveen. Een der fabrieken te Staphorst was al eerder gesloten, 2 andere bedrijven werden in verband met de oorlogsomstandigheden stilgelegd. Het voortbestaan van zoveel fabrieken — erfenis uit de tijd van plm. 1900; overigens een bewijs van een sterke zin voor coöperatie, zij het met particularistische inslag — is al een aanwijzing, dat van geen der fabrieken het rayon de gemeentegrenzen overschrijdt. Dit is inderdaad vrijwel nergens het geval. Alleen de meest Zuidelijk gelegen fabriek („De Vlijt”) heeft behalve in Rouveen ook leveranciers wonen in de gemeente Nieuwleusen tot 2 km. ten Zuiden van de Lichtmis en in Den Hulst.
Men kan zeggen, dat Staphorst wat betreft de verwerking van melk volledig zelfstandig is gebleven.
     In verband met de oriëntatie op Meppel en Zwolle kunnen nog een aantal aanvullende opmerkingen worden gemaakt.

|pag. 64|

_______________↑_______________

Men behoeft niet naar één dezer beide steden te gaan voor een bezoek aan de boerenleenbank, de notaris of de veearts, daar men deze in het streekdorp zelf vindt. Men treft in Staphorst—Rouveen zelfs 2 boerenleenbanken aan, met 140 en 260 leden op 31 December 1941 26 [26. Opgaven Centrale Raiffeisenbank te Utrecht.]). De secretaris van het waterschap „Hasselt en Zwartsluis” woont te Meppel, doch belangrijker is, dat de ontvanger te Staphorst woont 27 [27. In de toekomst zal er wellicht een waterschapshuis te Staphorst verrijzen. Gemeente en waterschap, dikwijls door dezelfde personen vertegenwoordigd, werken nauw samen.]).
Tegenover Meppel heeft Zwolle het voordeel administratief centrum van Overijssel te zijn. Men vindt er de Provinciale Griffie, het Landbouwhuis, de Grondkamer en het bureau van de Prov. Voedselcommissaris. Staphorst ressorteert bovendien onder het kantongerecht van Zwolle, wat van niet te onderschatten betekenis is, en tevens onder de Kamer van Koophandel voor Overijssel (bijkantoor Zwolle). De trek naar Zwolle wordt hierdoor bevorderd. Voor ziekenhuisverpleging is Staphorst weer aangewezen op beide centra. Het ziekenhuis te Meppel dateert eerst van 1937, doch heeft niettemin reeds grote betekenis voor Staphorst verkregen, omdat het het dichtstbij gelegen is en men per fiets alle bezoekuren kan benutten. De twee Zwolse ziekenhuizen liggen verderaf, zodat ziekenhuisbezoek een echte reis vergt. Het Meppeler ziekenhuis heeft evenwel weer aanmerkelijk minder bedden dan de beide ziekenhuizen van Zwolle. Indien het ziekenhuis van Meppel wordt uitgebreid, zal daardoor de aantrekkingskracht van Meppel ongetwijfeld toenemen.
     Te Staphorst zelf bestaat een bloeiende afdeling van het „Groene Kruis”, waarbij niet minder dan bijna 1.100 gezinnen zijn aangesloten, waarvan 900 betalende gezinnen.
De leden wonen vrijwel allen in de „Streek”. Het rayon der afdeling omvat practisch de gehele gemeente met uitzondering van de Werkhorst, die onder Meppel ressorteert, IJhorst (onder De Wijk) en Olde Maten (onder Hasselt). Het in 1929 met medewerking van de boerenbevolking, volgens het beginsel der burenhulp bij huizenbouw, gestichte wijkgebouw

|pag. 65|

_______________↑_______________

is uitstekend geoutilleerd. De afdeling heeft 1 wijkzuster en 1 kraamverpleegster in dienst, die zeer goed zijn ingeburgerd.
Van het aanvankelijk wantrouwen der bevolking is geen spoor meer over.
     De medische verzorging der gemeente is verder in handen van twee ter plaatse gevestigde artsen en één vroedvrouw.
Voor de tandarts moet men evenwel naar Meppel of Zwolle.
Bij voorkeur gaat men echter voor tandheelkundige hulp naar de plaatselijke dokter.
     De gemeente Staphorst ressorteert onder het ambtsgebied van de Rijkslandbouwconsulent te Zwolle. Er zijn twee assistenten van de Landbouwvoorlichtingsdienst in de gemeente gestationneerd. Onlangs is te Rouveen een 4-jarige lagere landbouwschool geopend. Ook wordt er een tweejarige land-bouwwintercursus gehouden, terwijl aan de Rijkslandbouw-winterschool te Meppel en de bijzondere lagere landbouwschool te Dalfsen in 1943 2 X 4 leerlingen onderwijs ontvingen.

     Een studie der geestelijke (sociale, culturele) contacten geeft ongeveer dezelfde uitkomsten als de voorgaande beschouwingen.
     Staphorst en Rouveen hebben hun eigen kerken, IJhorst alleen vormt kerkelijk met De Wijk een geheel.
     Volgens opgaven van het gemeentebestuur werden door leerlingen uit Staphorst in de herfst van 1943 verschillende onderwijsinrichtingen buiten de gemeente bezocht, waarvan onderstaand overzicht een indruk geeft.
 

bezoek aan aantal leerlingen
hogere burgerscholen 16 (Zwolle en Meppel)
u.l.o. scholen 25 ( „ „ )
ambachtsscholen 42 ( „ „ )
lycea 3 (Zwolle)
landbouwwinterscholen 3 (Meppel)
vrouwen-arbeidscholen 34 (Meppel)

 
Het is niet precies bekend, welk aandeel elk der beide steden hierbij heeft, doch aangenomen mag worden, dat

|pag. 66|

_______________↑_______________

Meppel het leeuwendeel heeft. Hierbij kan echter worden aangetekend, dat de meeste schoolkinderen niet tot de agrasche groep behoren. Het geringe bezoek aan de landbouw-winterschool te Meppel is opvallend.
     De belangrijkste courant is de Meppeler Courant, die op Maandag, Woensdag en Vrijdag verschijnt. Op de dag van verschijning wordt het blad om plm. 6 uur ’s avonds per fiets in de gehele gemeente bezorgd. De Meppeler Courant wordt huis aan huis gelezen, ook doordat het getal der „medelezers” dat der lezers overtreft. In veel beperkter kring werd voor de oorlog het Meppeler Nieuwsblad (Asser Courant) gelezen, dat twee keer per week verscheen. Beide couranten zijn typische streekbladen, die uitmunten in gedetailleerde plaatselijke berichtgeving en talrijke kleine „boerenadvertenties”. Veel aandacht wordt besteed aan raadsvergaderingen van Meppel en omliggende gemeenten en veekeuringen. In de advertentiekolommen wordt dikwijls aankondiging gedaan van ter beschikking staand fokmateriaal („staat ter dekking”) . Een politieke kleur bezitten de bladen niet.
     Het dagblad de „Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant” had voor de tweede wereldoorlog weinig lezers in de gemeente Staphorst, eigenlijk alleen in het uiterste Zuiden van Rouveen en langs de Dedemsvaart. Voor de plaatselijke berichtgeving kan in dit dagblad minder ruimte beschikbaar worden gesteld, terwijl hier de oriëntatie der gemeente Staphorst op Meppel heel duidelijk spreekt. In de aangrenzende gemeenten Hasselt en Nieuwleusen werd „de Zwolse” algemeen gelezen.
     Politieke lijfbladen werden door de echte Staphorster zo goed als niet gelezen, het meest nog destijds de „Standaard” (a.r.).
     Bezoek van bioscoop of toneelvoorstelling vindt niet plaats, behalve door geïmporteerde niet-agrariërs, die daarvoor naar Meppel gaan. De echte Staphorsters zullen geen bioscoop bezoeken. Het gebeurt wel, dat men voor ontspanning naar Meppel of Zwolle gaat, doch dat is dan ter gelegenheid van de Allerheiligenmarkten. Voor ontspanning bezoekt men ook b.v. de volksfeesten te De Wijk.

|pag. 67|

_______________↑_______________

     De Openbare Leeszaal te Meppel telt in de gemeente Staphorst met uitzondering van de Werkhorst 18 leden. Hieronder bevindt zich één Staphorster boer! De Zwolse Openbare Leeszaal en de Volksuniversiteit aldaar hebben in Staphorst geen leden. In Staphorst circuleert wel een leesportefeuille van een Meppeler boekhandel, doch slechts één boerengezin was daarop in 1943 geabonneerd.
     Tot het leggen van sociale contacten behoort stellig ook het eventueel aanknopen van liefdesbanden tussen jonge mensen uit verschillende gemeenten. In Staphorst worden echter door de boerenbevolking van de „Streek” op deze wijze geen maatschappelijke banden gekweekt. Staphorst trouwt met Staphorst. Zelfs is het zo, dat een huwelijk tussen twee jonge mensen uit Staphorst en uit Rouveen weinig voorkomt, al kan hier van een begin van verandering worden gesproken.
     De migratoire relaties tussen de gemeenten onderling zijn in de regel wel een graadmeter voor de intensiteit van maatschappelijk contact. Het bleek mogelijk gegevens te verzamelen van de migratie van 1925 tot en met 1939 voor het eigenlijke streekdorp met uitsluiting van de andere buurtschappen en kernen. Alleen voor het jaar 1937 was een bewerking van de boeken van ingekomen en vertrokken personen op dit punt niet mogelijk. De resultaten zijn in nevenstaand overzicht samengevat.

     Weer blijkt, dat de betrekkingen met Meppel sterker zijn dan met Zwolle, zelfs als men Zwollerkerspel, van welke gemeente immers op sommige punten de bebouwing een voortzetting van die van Zwolle is, tot Zwolle rekent. Het sterkst evenwel zijn de relaties tussen Staphorst en Nieuwleusen. Met Wanneperveen, gelegen aan de overzijde van het Meppelerdiep, zijn de betrekkingen minimaal, met Hasselt en Zwartsluis van weinig betekenis. Hetzelfde kan eigenlijk gezegd worden van de migratie van en naar Ruinerwold en De Wijk. Met Avereest zijn de relaties weer wat intensiever.
Karakteristiek is de geringe migratie tussen Staphorst — Rouveen en de grote steden. Tenslotte kan geconstateerd worden, dat ruim de helft van alle migratie gevormd wordt door het verkeer tussen Staphorst en de groep van verspreide

|pag. 68|

_______________↑_______________

 

GEMEENTEN OF GEBIEDEN 1925 t/m 1929
vestiging uit vertrek naar saldo
m. vr. m. vr. m. vr.
Meppel 37 36 31 38 -6 -2
Zwolle 5 7 21 19 -16 -12
Zwollerkerspel 14 16 4 5 +10 -11
Hasselt 1 2 6 5 -5 -3
Zwartsluis 1 1 1 1
Wanneperveen 2 1 1 +1 +1
De Wijk 13 13 7 8 +6 +5
Ruinerwold 1 6 1 1 +5
Avereest 21 12 38 36 -17 -24
Nieuwleusen 40 33 56 63 -16 -30
steden met meer dan 100.000 inw. 11 11 18 8 -7 +3
overig Nederland 186 147 199 183 -13 -36
Duitsland 2 2 8 3 -6 -1
overige landen 9 4 -9 -4
onbekend 2 2 +2 +2
Totaal 336 289 400 374 -64 -85
GEMEENTEN OF GEBIEDEN 1930 t/m 1934
vestiging uit vertrek naar saldo
m. vr. m. vr. m. vr.
Meppel 22 24 36 30 -14 -6
Zwolle 3 3 5 9 -2 -6
Zwollerkerspel 14 16 5 5 +9 +11
Hasselt 3 6 8 9 -5 -3
Zwartsluis 2 1 5 4 -3 -3
Wanneperveen 2 4 +2 +4
De Wijk 3 6 5 8 -2 -2
Ruinerwold 11 13 8 7 +3 +6
Avereest 7 5 18 13 -11 -8
Nieuwleusen 18 23 69 69 -51 -46
steden met meer dan 100.000 inw. 16 11 6 9 +10 +2
overig Nederland 161 138 156 142 +5 -4
Duitsland 1 1
overige landen 1 -1
onbekend 7 1 1 +6 +1
Totaal 270 251 324 305 -54 -54
GEMEENTEN OF GEBIEDEN 1935 t/m 1939
vestiging uit vertrek naar saldo
m. vr. m. vr. m. vr.
Meppel 4 9 17 23 -13 -14
Zwolle 2 2 8 9 -6 -7
Zwollerkerspel 5 3 8 3 -3
Hasselt 1 1 1 -1
Zwartsluis 1 1 5 -4 +1
Wanneperveen 1 1 1 -1
De Wijk 1 2 6 4 -5 +2
Ruinerwold 2 2 1 3 +1 -1
Avereest 3 8 8 6 -5 +2
Nieuwleusen 19 15 37 18 -8 -3
steden met meer dan 100.000 inw. 9 10 4 8 +5 +2
overig Nederland 85 69 83 84 +2 -15
Duitsland 5 2 2 +3 +2
overige landen 3 2 +1
onbekend
Totaal 140 124 173 160 -33 -36

 

|pag. 69|

_______________↑_______________

gemeenten, die samengevat is als „overig Nederland”. In de migratiecijfers hierboven af gedrukt zijn begrepen de cijfers van vertrek en vestiging der niet-inheemse groep, die geen deel uitmaakt van de Staphorster samenleving. Neemt men dat in aanmerking, dan blijkt de echte Staphorster boerenbevolking honkvast te zijn.
     Uit de cijfers blijkt verder, dat de „Streek” met geen andere agrarische gemeenten migratoire betrekkingen onderhoudt dan met Nieuwleusen en in mindere mate Avereest. Daarbij is het zo, dat van een niet onbelangrijke emigratie moet worden gesproken. Weliswaar is het negatieve saldo samengesteld uit personen, die vertrekken èn die zich vestigen, doch het is een bekend verschijnsel, dat als de trek naar een andere gemeente toeneemt, er ook een stijging kan worden geregistreerd van het aantal personen, dat zich uit die gemeente vestigt. Een deel der personen, die vertrokken zijn, keert terug. Men moet dan ook de betrekkelijk intensieve betrekkingen met Nieuwleusen en Avereest zo verklaren, dat het hier betreft boerengezinnen, die aldaar een boerderij — een ontginningsboerderij veelal — hebben verkregen.

     Er zijn gemeenten, die zoals men dat noemt, worden „verlost uit het isolement”. Men bedoelt dan in de eerste plaats een geografisch isolement, doch van deze „verlossing” zullen ook sociale veranderingen het gevolg kunnen zijn. Staphorst behoort niet tot die gemeenten, waarvan het geografisch isolement werd opgeheven. De gemeente heeft altijd aan een hoofdweg gelegen. Wij stelden echter in het licht een sociaal isolement, veroorzaakt, doordat het maatschappelijk contact met naburige agrarische gemeenten bemoeilijkt was. Men weet, dat Staphorst gehecht is aan oude volksgebruiken en aan de klederdracht. Is het nu zo, dat de veranderingen in de maatschappij aan Staphorst zijn voorbijgegaan en vallen er in het geheel geen wijzigingen in opvattingen en gebruiken te bespeuren?
     Bepaalde ideeën, die een verbetering van de bestaansvoorwaarden betekenen, vinden in Staphorst zelfs een goede voedingsbodem. In het bijzonder kan hier gewezen worden

|pag. 70|

_______________↑_______________

op het snelle ingang vinden van de coöperatie (zuivelfabrieken, aankoopverenigingen, dorsmachineverenigingen en ook verbruikscoöperaties). De oprichting der zuivelfabrieken is voor de economische verheffing zeer belangrijk geweest. Niet alleen, dat hierdoor de gedwongen winkelnering, die hierboven werd vermeld, verdween en de boer een betere prijs maakte voor zijn product, tevens was het zo, dat de fabrieken, die klein waren, waardoor persoonlijk contact werd bevorderd, een opvoedende taak vervulden. De „fabriek” werd de vraagbaak voor de boer. Zij verschafte voorlichting op alle gebied van landbouw en veeteelt. Een verheffende taak heeft ook het „Groene Kruis” vervuld, terwijl tenslotte de arbeid van de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst en de Stichting Maatschappelijk Werk ten Plattelande zegenrijk is. Het zou onjuist zijn te menen, dat het streven om nieuwe ideeën ingang te doen vinden gelijk zou staan met ploegen op rotsen.
     Het is inderdaad juist, dat de bevolking vasthoudt aan oude gewoonten, doch dit wil niet zeggen, dat er geen veranderingen plaats vinden in de volkscultuur. Een aantal voorbeelden kan daarvan worden genoemd. Zo is de kleding der mannen in deze eeuw op verschillende punten gewijzigd. Vroeger behoorde bij het costuum van de man een rood katoenen of bontbedrukte zijden das. Toen deze in de vorige wereldoorlog niet te krijgen waren, zijn ze vervangen door zwarte dasjes. Tegenwoordig zal geen Staphorster jongen zich in het openbaar met een rode das durven vertonen 28 [28. Staphorster volksleven, bl. 884.]).
Van den Berg (zie noot 27) constateert ook, dat het „camisool”, het korte buis, door de jekker met rugband uit de confectiewinkel, de typische kleine petjes door burgersportpetten worden vervangen. De lotelingenpet, die afgezet was met kostbare gekleurde zijden linten en versierd met papieren rozen, is al decenniën lang verdwenen. Dr C.H. Ebbinge Wubben schreef in 1907 29 [29. Staphorst en Rouveen, bl. 67.]), dat bij een „groeve”, een begrafenis, de vrouwen in de meerderheid waren, omdat de mannen de vereiste kleding niet altijd bezaten. In 1931 constateerde Van den

|pag. 71|

_______________↑_______________

Berg 30 [30. Staphorster Volksleven, bl. 887.]), dat bij een „groeve” door een enkele man nog wel de oude begrafeniskleding — buis, lange zwarte jas, waaronder korte fluwelen broek — werd gedragen, doch dat dit gebruik snel afnam, evenals het dragen van de grote strooien vrouwenhoed. De laatste jaren zijn de overalls op Staphorst ingeburgerd, die over het costuum worden gedragen. Practische overwegingen werken het verdwijnen van de mannendracht dus in de hand. Het vrouwencostuum weet zich, zoals ook elders, beter te handhaven 31 [31. Th. Molkenboer, De Nederlandsche nationale kleederdrachten, 1917, bl. 100—101.]). Molkenboer noemt als oorzaak, dat het vrouwencostuum flatteuzer is. Ongetwijfeld speelt het intensiever contact, dat de mannen met de buitenwereld hebben, ook een grote rol. Verder kan verwezen worden naar wat wij schreven op bl. 48. In verband met de vrouwenkleding, die flatteuzer zou zijn, kan nog worden opgemerkt, dat de Staphorster vrouw wel de mogelijkheid heeft bevredigd te worden in haar verlangen naar wat afwisseling. Vooreerst verschilt de kledij voor week- en Zondagen, in de tweede plaats is er de rouwdracht, die, daar men ook voor verre familieleden wekenlang rouwt, tengevolge heeft, dat doorgaans het halve dorp in de rouw is (32 [32. Om met Fred Thomas te spreken (Een liefde in Staphorst, bl. 55).]), ten derde kan de „schölk” (schort) aan twee kanten worden gedragen 33 [33. C.H. Ebbinge Wubben zegt op bl. 12 ongeveer het volgende: Daar men liever niet enige Zondagen achter elkaar naar de kerk gaat in geheel dezelfde kledij, is het gemakkelijk, dat de schölk aan twee kanten gedragen kan worden.]). De rouwdracht kent vele variaties, al naar de familiebetrekking.
     Ook verschillende gewoonten zijn verdwenen. Tegen het einde der vorige eeuw werd op begrafenissen nog rijstebrij gekookt, nooit aardappels. Nadien bakte men „groevebollen”.
In de vorige oorlog is tengevolge van de distributie dit gebruik verdwenen. Het groevemaal bestaat nu uit brood en koffie.
Tengevolge van de toenmalige distributie verdween ook het nieuwjaarswensen.
     Hagenbeek 34 [34. Hagenbeek, bl. 30.]) schrijft in 1936, dat het niet meer voorkomt,

|pag. 72|

_______________↑_______________

dat een vrouw, die een miskraam heeft gehad, niet eerder weer buitenshuis komt vóór haar eerste kerkgang, waardoor zij dan zou worden gereinigd. Hij maakt er in dit verband melding van, dat Van den Berg 35 [35. De eerste kerkgang der kraamvrouw, Stemmen des tijds, 1920.]) in 1920 nog schreef, dat dit soms nog wel voorkwam.
     Een belangrijke verandering heeft zich ook te Rouveen voltrokken ten aanzien van het venstervrijen, dat aldaar, het eerst bij de Gereformeerden, in onbruik is geraakt.
     Het is nog niet geheel duidelijk, welke veranderingen in de gebruiken de tweede wereldoorlog en de huidige distributietijd veroorzaakt hebben. Dat sommige boeren zich al genoodzaakt zien klompen te dragen, die afwijken van het bijzondere, bol-stompe Staphorster model, kan men als een aanwijzing beschouwen, dat zich inderdaad veranderingen, die geen voorbijgaand karakter dragen, zullen voordoen.

     De veranderingen, die in de volkscultuur hebben plaats gevonden, behoeven niet per se aan externe oorzaken te worden toegeschreven 36 [36. Sorokin l.c. bl. 374.]). Men kan in theorie zeer wel aannemen, dat een verandering binnen een groep optreedt door een innerlijk ontwikkelingsproces. De wijzigingen, die hierboven werden aangegeven, zijn evenwel grotendeels aan externe oorzaken toe te schrijven. Het contact der mannen met de buitenwereld, in het bijzonder ook met andere agrariërs, kan daarbij in de eerste plaats worden genoemd, terwijl oorlog en goederenschaarste, alsook de invloed van niet tot de groep behorende personen (in het geval van het venstervrijen) van betekenis zijn geweest.

     Wanneer wij de inhoud van dit hoofdstuk samenvatten, dan kunnen wij zeggen, dat Staphorst tal van punten van overeenkomst heeft met gemeenten in Zuid-West-Drenthe en Noord-Overijssel. Geheel een „Fremdkörper” is Staphorst stellig niet. Het meeste contact onderhoudt de gemeente met Meppel, terwijl Zwolle als streekcentrum ook betekenis voor de bevolking heeft. Staphorst is niet door de aanleg van

|pag. 73|

_______________↑_______________

wegen uit een geografisch isolement verlost. Staphorst behoort niet tot die gemeenten, die voor het moderne verkeer worden ontsloten en dientengevolge ingrijpende veranderingen ondergaan. Staphorst is nog altijd sociaal geïsoleerd. Dit wil echter weer niet zeggen, dat er zich geen wijzigingen in de volkscultuur voltrekken.

|pag. 74|

_______________↑_______________

 
– Groenman, Sj. (1947). Staphorst; sociografie van een gesloten gemeenschap. (Proefschrift Universiteit van Amsterdam, Amsterdam). Meppel: Stevert & Zoon.

Category(s): Staphorst
Tags:

Comments are closed.