CUPER schrijft in 1699 aan SNABELIÉ, toen Predikant te Bremen, vroeger te Deventer, dat hem vertoond was een gouden penning ter waar de van ƒ 150, dien hij zoude gekocht hebben, indien er een jaartal had op gestaan, daar hij tot opheldering der geschiedenis van Overijssel zou kunnen dienen. Op de eene zijde waren afgebeeld drie honden, die vochten tegen eenen egel en, gewond, schenen te huilen en zich onder de struiken te verbergen: onder aan zag men het wapen van Overijssel en de woorden VIVAT TRANSI. Om den rand NISI. A. SEIPSO. NEMO. LAEDITUR. Op de keerzijde een man, die eene vrouw omhelsde, en eene stad, die men scheen voor Kampen te moeten houden, door de rivier bespoeld; in de lucht waren drie sterren en rondom de wapens der drie steden met de woorden VINCIT. AMOR. MORTEM. CAETERA. MORTIS. ERUNT.
Noch CUPER noch SNABELIÉ wisten hierin eenig licht te vinden en de laatstgenoemde antwoordt: « Dien penning hadt gij moeten koopen. Ik verwonder mij zeer, dat er somtijds zulke fraaije penningen gevonden worden, maar ook zonder jaartal. Toen VAN DUREN Sr Ka
|pag. 288|
meraar was, is op het Raadhuis van mve stad een gouden penning gevonden, die nog door zijnen zoon DAMIAAN bewaard wordt: TRANSI-SALANOS DEUS ET LABOR PROMOVET met de wapens, geloof ik, van Deventer, Kampen en Zwol. Op de keerzijde INTREPIDOS TYRANNIS, voorts een ridder en rondom wapens, ik herinner mij niet of zij van Edelen waren, maar ik geloof het, van de kleine steden en vlekken (1 ). MOONEN, ofschoon hij veel aangaande de Overijsselsche zaken onderzocht heeft, had dezen penning niet gezien. Doch daar de bewerking genoegzaam toont, dat deze penningen van lateren tijd zijn, hoe komt het dan, dat zij ook niet in zilver en koper voorkomen? en waardoor zijn zij zoo zeldzaam, zoo als die Nisi a seipso nemo laeditur, dien MOONEN ook niet schijnt gekend te hebben?”
- B., P. (1843). Overijsselsche Gedenkpenning. Overijs. Alm. v Oudh. en Lett., 8, 287-288.