Twee koningskinderen langs de IJssel


|pag. 7|

omzien
geschiedenis

Twee koningskinderen langs de IJssel

Jan van de Wetering

In november 2001 verschijnt bij de IJsselacademie het boek Vergeten levens, Geschiedenissen van het Sallandse platteland. Auteur is Jan van de Wetering uit Zwolle, die in het boek het verhaal vertelt over het leven op het platteland langs IJssel en Vecht. In het boek staan drie kleine boerengemeenschappen centraal: Wilsum, Zalk en Dieze (een buurschap bij Zwolle). Vertrekkend vanuit zijn eigen familiegeschiedenis heeft Van de Wetering uit de archieven de geschiedenissen opgediept uit het leven van de daar wonende plattelanders in de 18de, 19de en 20ste eeuw. Het doen en laten van boeren, keuters, dagloners, schoolmeesters, veermannen, kasteleins, veldwachters en vele anderen, levert tal van kleurige taferelen op.
Het verhaal “Twee koningskinderen langs de IJssel”, over een geheime liefde in Wilsum in 1806, wordt hier in de vorm van een voorpublicatie gepresenteerd. Het is het begin van het hoofdstuk “Een steen door de kerk”.
Meer informatie over het boek kunt u vinden op Internet: http://members.tripod.lycos.nl/Avd Wetering
en natuurlijk op de Internetsite van de IJsselacademie: www.ijsselacademie.nl

Het waren twee koninghs kindren,
Sy hadden malkander soo lief.
Sy konden by malkander niet komen,
Het water was veel te diep.
1 [1. “Het waren twee koningskinderen”, uit Wie wil horen een goed nieuw lied?. Utrecht/Antwerpen 1973.]

Liefdesgeschiedenissen zijn van alle tijden, plaatsen en milieus. Het zou daarom een wonder zijn als ze op het platteland in de plaatsjes langs de IJssel in de 19de eeuw zouden ontbreken. Nu zijn historische archieven niet bepaald de meest aangewezen plek om dergelijke geschiedenissen op het spoor te komen. In de akten, brieven en kerkboeken zien we de liefde meestal in haar meest prozaïsche vorm: de aantekening van een huwelijk, de aangifte van de geboorte van een kind.
Wat zich daarvoor en daarna tussen de mannen en vrouwen op het gebied van de liefde heeft voorgedaan, blijft verborgen. Wel geven de vermeldingen in de archieven van te vroege geboorten (ten opzichte van de huwelijksdatum) of onwettige kinderen de mogelijkheid wat statistische gegevens te verzamelen over de seksuele moraal. Maar voor het overige blijven de slaapkamerdeuren potdicht.
Neem Wilsum. De statistieken vertellen weinig tot niets over de rol die erotiek daar heeft gespeeld. Wel geeft de burgemeester van Wilsum, Peter van Lier, in 1812 een weinig zinnenprikkelende beschrijving van het uiterlijk van zijn dorpsgenoten.2 [2. Rijks Archief in Overijssel, Archief Onderprefect van Zwolle, inv. nr. 61.]

|pag. 8|

Over de vrouwen zegt hij dat ze een kort buis dragen “dat een zeer lange rug formeert, waarvan de wanstaltigheid door de daar onder hangende korte rokken, tot even onder de knieën niet weinig vermeerderd wordt.” Ook de daaronder zittende kroplap, die de boezem “in eene welverzekerde gevangenis” zet, lijkt weinig aanleiding te geven tot erotische opwinding. En hoe prikkelend zal voorde andere sekse de aanblik zijn geweest van de onderkleding van de man, die volgens de burgemeester “meest van vlas of bruinwollen stof vervaardigd is”?
Maar in één geval lichten de archieven een tipje van de sluier op van de vergeten liefdeslevens op het platteland van Wilsum.3 [3. Rijks Archief in Overijssel, Archief Stadsgericht Wilsum, inv. nr. 14.]
Dat is dan ook meteen een uitzonderlijk geval. Het is een geschiedenis die herinneringen oproept aan het middeleeuwse lied over de twee koningskinderen, die voor hun liefde door een water gescheiden waren. Dat water is voor de twee geliefden, een vrouw uit Wilsum en een man uit Kampen, natuurlijk de IJssel. En net als in zoveel andere middeleeuwse balladen, spelen in de Wilsumer liefdesgeschiedenis geheimhouding en wachters die de geliefden moeten beschermen een grote rol.

De getuigen
De geschiedenis van de geheime liefde begint bij het einde. Op 4 februari 1806 verschijnen Arend Doeve, 30 jaar, en zijn vrouw Willempje Dirks, 40 jaar, voor het stadsgericht van Wilsum. Volgens de eeuwenoude stadsrechten van Wilsum mocht dat stadsgericht recht spreken in civielrechtelijke zaken. Arend en Willempje zijn opgeroepen om te getuigen in de zaak die de predikant van Wilsum, Hendrik Calcoen, tegen zijn vrouw heeft aangespannen. Hij heeft hun getuigenis nodig om echtscheiding aan te kunnen vragen.
Een opmerkelijke stap in die tijd, zeker van een predikant. Uit de verhoren wordt duidelijk wat er zich heeft afgespeeld. De twee getuigen krijgen kant en klare verklaringen voorgeschoteld in de vorm van een vraag waarop ze alleen maar ja of neen hoeven te zeggen. Dat gaat op de volgende manier:
“Kennen getuigen niet zeer wel de producent in deezen (predikant Calcoen) alsmede des producents vrouw A.L. Struick en ook de heer J.A. Valk, gewoond hebbende te Campen?
Eerste getuige zegt wel gekend te hebben en tweede getuige zegt ook van wel gekend te hebben.”
Deze manier van ondervragen heeft een onbedoeld komisch effect als de getuigen moeten aangeven of ze bepaalde intieme

[Deze gravure laat een traditioneel onderdeel zien van een geheime liefde: de samenkomst op een bank onder een boom.
In de Wilsumer liefdesgeschiedenis tussen de vrouw van de predikant en de heer Valk doet zich hetzelfde voor.
Uit: C.F. Gellerts, Fabelen en vertelsels, Amsterdam 1782.
]

|pag. 9|

handelingen van de vrouw van de predikant en de heer Valk uit Kampen hebben gezien. De predikant zelf wordt in hun verklaring voortdurend met “producent” aangeduid.; de “eiser” zouden wij tegenwoordig zeggen.
“Heeft eerste getuyge niet persoonlijk zeer duidelijk gezien, dat toen getuige van de IJssel afkwam, des producents vrouw met den heer J.A. Valk zamen op het bleekveld achter de heg op de grond lagen? Eerste getuige [Arend Doeve] zegt van wel gezien te hebben.
En zag getuyge niet duidelijk dat den heer J.A. Valk boven op des producents vrouw lag? Eerste getuyge zegt van ja.
Zodanig, dat de rokken van des producents vrouw naar boven het lijf opgestroopt waaren en in zodanige houding en beweging als gewoonlijk man en vrouw zijn welke de huwelijksplichten betrekkelijk de voortteling uitoefenen? De eerste getuyge zegt van ja.
Hebben getuygen ook niet dikwijls gezien dat des producents vrouw met den heer H.J. Valk zeer gemeenzaam omgearmd door de hof wandelden zonder bijzijn van den producent? Eerste getuyge zegt van ja, en de tweede getuyge [Willempje Dirks] zegt ook van ja.”

In het complot
Met deze verklaring lijkt het overspel van de vrouw van de predikant ruimschoots voldoende bewezen. Maar de ondervragers, de schepenen Evert Aarts en Peter Gerrits, willen het naadje van de kous weten. Het geheime leven van hun dorpsgenote moet zich tenslotte bijna onder hun ogen hebben afgespeeld. Uit de verhoren wordt duidelijk hoe de twee geliefden hun ontmoetingen organiseerden.
Elke keer als de predikant niet thuis was, stuurde zijn vrouw haar vertrouweling Willempje Dirks met het voetveer naar de heer Valk in Kampen om de sonbise te halen. Het is niet te achterhalen wat een sonbise is, misschien was het een verzonnen woord.4 [4. In de tekst staat drie keer duidelijk het woord “sonbise”. De betekenis van dit Frans aandoend woord is (voorlopig) niet te achterhalen.] Valk zei dan elke keer dat hij niet wist waar hij de sonbise gelaten had en dat Willempje een andere keer maar terug moest komen. De vraag naar de sonbise was voor Valk het signaal dat de kust veilig was. Ook Truy, de dienstmeid van de predikant werd regelmatig om dergelijke boodschappen gestuurd. Na het bezoek aan Valk wandelde Willempje Dirks of de dienstmeid in zo’n drie kwartier terug naar de IJssel om daar weer met de veerschuit naar Wilsum terug te varen. In de hof van de pastorie was Valk dan al aanwezig. Die was namelijk op zijn paard zo snel mogelijk naar Wilsum gereden.
Met het bezoek aan Valk in Kampen waren de diensten van de boodschappers nog niet voorbij. Als middeleeuwse wachters stonden ze op de uitkijk aan het Wilsumerveer, op nog geen vijf minuten loopafstand van de pastorie verwijderd. In opdracht van de predikantsvrouw moesten ze opletten of haar man al met de veerschuit terugkwam. Blijkbaar zochten de geliefden momenten uit waarop Calcoen aan de overkant van de IJssel moest zijn, bijvoorbeeld in Kampen of Zalk. Als de bedienden Calcoen op de schuit zagen staan, renden ze terug naar de pastorie om het tweetal te waarschuwen. Nog voordat de predikant thuis was, was Valk dan alweer vertrokken. Bij die gelegenheden hadden ze meermalen gezien “dat des producents vrouw aan den heer J.A. Valk bij die gelegenheden zeer behulpzaam was in het opzadelen van zijn paard in de schuur bij het predikantshuis”. Voor hun diensten en voor hun zwijgen kregen Willempje Dirks en Truy de dienstmeid een gulden (ongeveer twee daglonen).

Het prieeltje van vlier
Het kerkhof bij de pastorie verandert in de woorden van Willempje Dirks in een waar lustoord. Op zekere namiddag zag ze de predikantsvrouw met Valk op het kerkhof “in het prieeltje van vlier” zitten. Maar ze zag meer:
“Zag getuyge toen niet duidelijk dat des producents vrouw op de knie van den heer J.A. Valk zat in eene onbetamelijke houding? Getuige zegt zulks wel gezien te hebben. Zodanig dat de heer Valk zijn eene hand onder de doek op haar bloote

|pag. 10|

[De hervormde kerk van Wilsum. Naast dit gebouw stond de pastorie van dominee Calcoen. Foto: Jan van de Wetering.]

borsten hield? Getuyge zegt zulks wel gezien te hebben. En dat hij zijne andere hand door het zakgat onder de rokken hield? Getuyge zegt zulks ook gezien te hebben. En deed des producents vrouw hier tegens wel eenige schijn van tegenstand of eenige tegenstand zelve?
Getuyge zegt geen tegenstand gezien te hebben. En waaren beyden onderling niet zeer gemeenzaam in deeze conversatie?
Getuyge zegt van ja.”
Op zekere dag moet het spel ontdekt zijn.
De regelmatige bezoeken van Valk op zijn paard aan de pastorie zullen in het kleine Wilsum niet onopgemerkt zijn gebleven.
Pastorie en kerkhof lagen middenin het dorp en Valk moet met zijn paard op de dijk al van verte zien zijn geweest. De pastorie was geen goede plek voor mensen die iets geheim te houden hebben. Of de predikant zijn vrouw betrapt heeft, of dat zijn dorpsgenoten hem hebben ingelicht, is niet bekend. De getuigen vertellen alleen hoe de affaire afliep.
“Toen J.A. Valk voor de laatste maal te Wilsum was in afweezigheid van den producent, heeft getuige alstoen niet gezien dat hij en des producents vrouw een zeer teder afscheid namen, zoodat hen de traanen over de wangen stroomden en zij zich onderling tot over het Wilsumerveer bleeven groeten? Getuyge zegt zulks wel gezien te hebben.
Heeft getuyge niet met de meyd Truy op verzoek van des producents vrouw eene zeer zwaare koffer gebracht naar de herberg het Zwaantje in Oosterhold, zeer korte tijd nadat de heer J.A. Valk te Wilsum geweest was? Getuyge zegt van ja.

|pag. 11|

En heeft getuyge alstoen niet met die Truy onderling over de zwaarte van die koffer gesprooken, en beredeneerd dat wanneer des producents vrouw drie jaaren uit zoude blijven, zij alsdan zodanige zwaarte niet behoefde mede te nemen? Getuyge zegt van ja, dat zij daar hebben over gesproken.”
En zo eindigt het verhaal van de twee geliefden die door de IJssel gescheiden waren, maar die (in tegenstelling tot de twee koningskinderen uit de ballade) er toch in slaagden bijeen te komen. Al hadden ze er net als in de Middeleeuwen geheime boodschappers en wachters bij nodig. De predikant zal zijn echtscheiding hebben gekregen en wie weet is zijn vrouw met Valk in Oosterhold (een dorpje in de buurt van IJsselmuiden) een nieuw leven begonnen. De gebeurtenis had geen gevolgen voor het predikantschap van Calcoen. Pas in 1813 verruilde hij de preekstoel van Wilsum voor die van Gasselternijeveen.

Bronnen

Bronnen zij opgenomen als zijnoten in de tekst.

________________
– Wetering, J.G. van de (2001) Twee koningskinderen langs de IJssel. IJsselacademie, 24 (1), 7-11.

Category(s): Wilsum
Tags:

Comments are closed.