Marcus Gualtherus

GUALTHERUS (Marcus), in de Paltz geboren, werd in 1605 conrector en in 1606 rector der latijnsche school te Kampen. Zoo zeer werd hij hier geacht, dat de regering in 1617 hem en zijne kinderen het burgerregt schonk, terwijl hij in den kerkeraad voor twee jaren tot ouderling werd gekozen. Daar hij zich echter een ijverig aanhanger der remonstrantsche partij had getoond, werd hij, den 18den Aug. 1619, voor de Synode te Deventer geroepen. Hij schreef hierop een brief aan den predikant van Vollenhoven, Johannes Volcerus, scriba dier Synode, waarop onmiddelijk, den 20sten Aug., zijne afzetting volgde. Ofschoon hij zijn ambt bleef waarnemen, wisten de synodale gedeputeerden echter te bewerken, dat hij den 15den Sept. door de burgemeesters werd ontslagen.

Gualtherus bleef in Kampen en schaarde zich aan de zijde der vervolgde Remonstranten. Ten gevolge hiervan. kwam hij in Februarij 1621 in groote moeijelijkheid. Hij werd verdacht van geheime verstandhouding met de gebannen predikanten, en na eenige verhooren op de Hagenpoort gevangen gezet en streng bewaakt. Na elf dagen werd hij weder ontslagen, op voorwaarde dat hij zich binnen zijn eigen huis zou houden, en met niemand over het gebeurde spreken. Doch in Mei begon men hem op nieuw lastig te vallen, nadat twee predikanten naauwkeurig al zijne latijnsche papieren hadden doorsnuffeld. De verhooren werden strenger hervat en Gualtherus andermaal in boeijen geslagen. Na ruim vier weken in de gevangenis te hebben doorgebragt, werd hij ten eeuwigen dagen uit de stad gebannen.

Gualtherus begaf zich hierop naar Elburg. Wel liet men bij de regering dier stad en bij het hof van Gelderland niets onbeproefd, om hem ook deze stad te doen ontruimen, doch dit mogt niet gelukken. Aan den anderen kant beproefde hij en zijne vrouw te vergeefs al het mogelijke, om zijne in beslag genomene papieren terug te erlangen. De regering verspreidde inmiddels eene verklaring harer handelwijze in deze zaak, waartegen Gualtherus wel eene wederlegging schreef, die hij echter nimmer uitgaf. Daarentegen deed Daniel Eipard, predikant te Kampen, een boekje tegen hem verschijnen, onder den titel: Aanwijsing van den dwael- en lastergeest van M. Gualtherus, uit sijne eigene schriften.

Waarschijnlijk zullen de kwellingen, waarmede zijne vijanden hem onophoudelijk bleven vervolgen, Gualtherus wel bewogen hebben, om eerlang naar Sleeswijk-Holstein te reizen, waar de Remonstranten een toevlugtsoord hadden gevonden. In 1624 was hij tegen woordig bij de begrafenis van den hoogleeraar Vorstius, in de nieuwe stichting Frederikstad. Twee jaren later werd hem, als rector der stad, voor het eerst zijn jaargeld uitbetaald. In 1625 werd hij secretaris der stad; in welke betrekking hem werd opgedragen een stadsregt te ontwerpen, dat in 1633, na de goedkeuring des hertogs, door hem bekrachtigd werd. Omstreeks 1635 schijnt hij gestorven te zijn.

Van Gualtherus zijn ons slechts drie geschriften in druk bekend:

-Diologi de scholia libri duo, in quorum primo dilucide asseritur scholarum dignitas, altero ostenduntur emolumenta et incimmoda corum, qui en scholasticis functionibus vacantur, Franq. 1613, 4o.

-Temeritas recalcitrans sive dialogus intersanam rationem et stultam temeritatem, scriptus A.M. Gualthero contra Tapeinophrosynen J. Urbani, Goudae 1616; 4o., gerigt tegen een zeker boek van Johannes Urbanus, predikant te Hattem.

-Oratio de vita et obitu C. Vorstii.

Bovendien schreef hij nog verschillende stukken, die echter nimmer in het licht gegeven schijnen te zijn. Brandt heeft schriftelijke aanteekening van Gualtherus hand gebruikt. Welligt berusten te Kampen nog vele zijner papieren.

Zie Brandt, Hist. der Refor. D. IV bl. 13-15 495-511. Epist. clar. et. erud. vir. ed. 1704. Ep. 245, 264, 267 en p. 601; Tideman, De Remonstr. Broederschap bl. 305, 313, 315; dezelfde Frederikstad a.d. Eider bl. 16-18; Bandartius, Memoryen, B. XIV bl. 14, Cat. der Bibl. v.d. Remonstr. Geref. te Amsterd. bl. 15, Navorschər D. IX. bl. 131; Valer. Andreas, Bibl. Belg. p. 397) Rogge, Bibl. van Remonstr. geschrift. Bron: Van der Aa, Deel 7, p. 529, 530 (Huygens ING)

Comments are closed.