Instructie voor den Vader en de Moeder en de Naaijuffrouw in het Grootburger-Weeshuis te Kampen

INSTRUCTIE

VOOR

den Vader en de Moeder en de Naaijuffrouw

IN HET

Grootburger-Weeshuis

TE

KAMPEN.

_______

STOOMDRUK — LAURENS VAN HULST. — KAMPEN.

[ ]

INSTRUCTIE

VOOR

den Vader en de Moeder in het Grootburger-Weeshuis

TE KAMPEN.

_______
 

     De Vader en de Moeder zijn onder toezicht van en verantwoording aan de Regenten en Regentessen, belast met het inwendig bestuur van het Weeshuis. Zij zullen de godsdienstige, zedelijke en stoffelijke belangen der Inrichting steeds met al hunne kracht en naar hun beste weten voorstaan en behartigen en al, wat in hun vermogen is, aanwenden om de aan hunne zorg toevertrouwde Weezen eene goede opvoeding te geven, hen op te leiden en te vormen tot brave menschen en nuttige leden der maatschappij. Het zal hun streven zijn de verschillende karakters der kinderen zooveel mogelijk te leeren kennen, hunne verkeerde neigingen met ernst en liefde te bestrijden, hunne goede hoedanigheden te bevorderen en te ontwikkelen, alles gelijk men dat van liefhebbende en verstandige ouders ten opzichte hunner eigen kinderen verwachten mag. Zij zullen zooveel mogelijk met de kinderen samenzijn, met hen aan dezelfde tafel eten, belangstelling toonen zoowel in hunne spelen en uitspanningen als in de werkzaamheden, die tot hunne godsdienstige en maatschappelijke opleiding behooren; zorgen:
     1°. dat Kerk, catechisatie en school geregeld door hen worden bezocht en de lessen hun opgegeven, goed worden geleerd en gekend;
     2°. dat Christelijke en maatschappelijke deugden, vooral waarheidsliefde bij hen worden aangekweekt;
     3°. dat orde, netheid, reinheid en goede manieren hun zooveel mogelijk eene levensbehoefte worden. Inzonderheid zullen zij door leer en voorbeeld bij de kinderen waren

|pag. 2|

godsdienstzin trachten aan te kweeken. Er zal dagelijks door of voor de kinderen in den bijbel of eenig ander godsdienstig boek worden gelezen, en, wanneer daartoe aanleiding bestaat, over het gelezene worden gesproken, terwijl de dagtaak met het zingen van een psalm- of gezangvers zal worden geëindigd. Bij hunne besprekingen en verklaringen zullen zij zich echter steeds onthouden van alles, waarin de godsdienstige begrippen, welke bij de verschillende Weezen behooren te worden geëerbiedigd, niet met elkander overeenstemmen.
     De Weezen zullen dan ook hun eigenlijk leerstellig godsdienstig onderwijs ontvangen van de godsdienstleraren van dat kerkgenootschap, waartoe zij volgens den regel in artikel 2 van het „Reglement ter aanvulling enz” gerekend worden te behooren.
     Mochten de Vader en de Moeder in eenig opzicht dienaangaande twijfelen, dan zullen zij steeds verantwoord zijn wanneer zij het gevoelen vragen van het College van Regenten en daarna handelen. Voorts zullen voor de huisorde de volgende regelen gelden:

Art. 1.

     De Vader en de Moeder hebben het recht te vorderen, dat alle beambten, bedienden en verpleegden hunne bevelen gehoorzamen.

Art. 2.

     Het ontbijt wordt gebruikt des morgens om 8 uur; het middagmaal op werkdagen om 12½, des Zondags om 2½ uur en het avondeten om 7 uur.

Art. 3.

     Des Zondags moeten al de Weezen boven den leeftijd van 12 jaar de morgengodsdienstoefening bijwonen, terwijl aan hen, die tevens van de avondkerk wenschen gebruik te maken, daartoe gelegenheid moet worden gegeven; kinderen van 8 tot 12-jarigen leeftijd bezoeken de Zondagschool. Na

|pag. 3|
 
het middagmaal mogen de kinderen, die den leeftijd van 12 jaren bereikt hebben, het Gesticht verlaten tot 6 uur; aan de ouden kan door den Vader of de Moeder ook nog later eenig verlof worden toegestaan; de jongere kinderen gaan uit onder geleide.

Art. 4.

     Met toestemming van den Vader of de Moeder mogen de kinderen bij familiebetrekkingen op aanvrage van deze den Zondagavond, of bij bijzondere gelegenheden ook een anderen avond, eveneens op aanvrage, doorbrengen tot uiterlijk halftien.

Art. 5.

     Geen der Weezen mag uit de stad gaan of des nachts buiten het Gesticht verblijven zonder toestemming van Regenten

Art. 6.

     De Vader houdt van alle belangrijke voorvallen in het Gesticht in een daartoe bestemd register aanteekeningen, brengt die van ernstigen aard dadelijk ter kennis van Regenten.

Art. 7.

     De Vader noch de Moeder mogen zonder voorkennis van de Regenten buiten het Gesticht vertoeven.

Art. 8.

     In den zomer zal hun eene vacantie van minstens eene week worden toegestaan.

Art. 9.

     Zij mogen geen logé’s in het Weeshuis hebben dan met goedvinden van den Voorzitter van het College van Regenten of diens plaatsvervanger.

Art. 10.

     Zij geven er nauwkeurig acht op, dat alle eet- en drinkwaren van goede hoedanigheid en in de bepaalde hoeveel-

|pag. 4|
 
heid aan het Gesticht worden geleverd en brengen het ter kennis van de Regenten of Regentessen, wanneer de leveranciers in deze niet aan hunne verplichtingen voldoen.

Art. 11.

     Des nachts brandt op de slaapkamers geen voor de kinderen bereikbaar licht, en over dag worden deze evenals de waschkamers afgesloten.

Art. 12.

     De Vader en de Moeder zijn onder toezicht van Regenten en Regentessen, belast met het opzicht over en het beheer van alles wat tot de huishouding van het Gesticht behoort.
De sleutels van kelders, kasten, kisten en zolders in het Gesticht zijn onder hunne berusting.

Art. 13.

     Ze zijn verplicht te zorgen, dat alle roerende goederen, tot het Gesticht behoorende, en waarvan hun bij de aanvaarding hunner betrekking een inventaris wordt uitgereikt, in goeden staat blijven en moeten die bij hun vertrek weder opleveren.

Art. 14.

     De Vader is belast met al het schrijfwerk, de administratie en correspondentie van het Gesticht betreffende, dat hem door de Regenten wordt opgedragen.

Art. 15.

     Het onderwijs en alles wat tot de verdere opleiding der kinderen na het verlaten der school behoort, wordt geregeld door de Regenten.

Art. 16.

     Bij ziekte ot eenig ongeval van ernstigen aard van een

|pag. 5|
 
der verpleegden of bedienden, geeft de Vader daarvan ten spoedigste kennis aan de Regenten en aan de familiebetrekkingen, doet bij overlijden tijdig aangifte aan het Bureau van den Burgerlijken Stand en zorgt, voor zooveel noodig, voor alles wat tot de begrafenis behoort.

Art. 17.

     Wat het geldelijk beheer der Inrichting betreft, voor zoover dit noodzakelijker wijze aan den Vader en de Moeder moet worden overgelaten of opgedragen, zullen zij zich te houden hebben aan de volgende bepalingen:
     a. Zij zullen steeds die verstandige zuinigheid betrachten, welke eerstens in het geldelijk belang der Inrichting is, maar vooral den kinderen voor hun later leven tot een hoogst gewichtig en navolgenswaardig voorbeeld verstrekt.
     b. Van alle uitgaven, voor den dagelijkschen gang der zaken vereischt, wordt aanteekening gehouden in een daarvoor bestemd huishoudboek. Tot bestrijding van die uitgaven wordt aan den Vader eene som van f 100 ter hand gesteld, die bij iedere afrekening wordt aangevuld.
     c. Voor eenige artikelen worden door de Regenten of Regentessen bepaalde leveranciers aangewezen, die van het door hen geleverde maandelijks eene rekening indienen. Deze rekeningen worden niet betaald, dan nadat ze door de Regenten, of waar het zaken betreft, die daartoe meer bijzondere aanleiding geven, door de Regentessen zijn gezien en goedgekeurd.
     d. Alle aankoopen van voorwerpen, tot den inventaris der huishouding behoorende, van kleedingbenoodigdheden voor de kinderen enz. moeten, alvorens te worden uitgevoerd, aan de goedkeuring van Regenten of Regentessen worden onderworpen. Diezelfde goedkeuring wordt ook vereischt voor het buiten gebruik stellen van ongeschikt geworden voorwerpen tot dezelfde categoriën behoorende.

|pag. 6|

Art. 18.

     Zaken, die tot den geregelden gang der huishouding in het Gesticht behooren en niet in dit Reglement zijn omschreven, worden, altijd onder voorbehoud der goedkeuring van Regenten en Regentessen, overgelaten aan het beleid van den Vader en de Moeder.

                    Vastgesteld door Regenten van het Grootburger-
                         Weeshuis te Kampen in hunne Vergadering van
                         den 24 Juni 1897.

JULES VAN HASSELT, Voorzitter.
H. STOEL, Secretaris.

          Goedgekeurd door den Raad der gemeente Kampen in
               zijne Vergadering van den 27 Juli 1897.

v. BLOMMESTEIN, Voorzitter.
J.G. HISSINK, Secretaris.

|pag. 7|

INSTRUCTIE

VOOR

de Naaijuffrouw in het Grootburger-Weeshuis

TE KAMPEN

_______
 

Art. 1.

     De naaijuffrouw staat onder de onmiddellijke orders van het Binnenbestuur en is daaraan verantwoording schuldig.

Art. 2.

     Alle kleedingstukken voor de meisjes bestemd, als ook het linnengoed voor de jongens en voor huishoudelijk gebruik, zullen door de naaijuffrouw met medewerking der meisjes worden gemaakt en versteld. Van deze werkzaamheden zal zij voortdurend gebruik maken om de meisjes onderricht te geven in het naaien, breien, knippen, mazen, stoppen en andere vrouwelijke handwerken

Art. 3.

     Bovendien zal de naaijuffrouw minstens 4 uur per week aan de meisjes les geven in de nuttige en fraaie handwerken.
     Deze lessen zullen op zoodanige wijze zijn ingericht dat de meisjes, die daarvoor aanleg en lust mochten hebben, in die vakken later examen kunnen afleggen.

Art. 4.

     Geene goederen mogen worden verworpen of buiten dienst gesteld, zonder voorkennis der Binnenmoeder.

Art. 5.

     De naaijuffrouw slaapt op de kinderkamer, houdt toezicht op de daar verblijfhoudende kinderen en is verantwoordelijk voor de goede orde en zindelijkheid op de meisjesafdeeling.

|pag. 8|

Art. 6.

     Bij ziekte of afwezigheid der Binnenmoeder treedt de naaijuffrouw in hare plaats.

Art. 7.

     De naaijuffrouw heeft iederen Zondag een halven vrijen dag en wel bij afwisseling den voormiddag tot het middagmaal of den namiddag na afloop daarvan. Bovendien is zij des Woensdagsnamiddags vrij van 5 tot 10 uur.

Art. 8.

     Voor afwezigheid langer dan hierboven bepaald, wordt de toestemming vereischt van dames Regentessen. In den zomer zal haar minstens eene week verlof worden verleend.

Art. 9.

     De naaijuffrouw doet alles in overleg met de Binnenmoeder en is verplicht van alle verkeerdheden, die zij bij de kinderen ontdekt, kennis te geven aan het Binnenbestuur.

Art. 10.

     Bij eventueel verschil van meening kan zij zich vervoegen bij de dames Regentessen.

Art. 11.

     Wanneer de naaijuffrouw hare betrekking wenscht te verlaten, geeft zij daarvan drie maanden te voren kennis aan de Regenten.

                    Aldus vastgesteld in de Regentenvergadering van
                         den 4 Februari 1896.

JULES VAN HASSELT, Voorzitter.
H. STOEL, Secretaris.

          Goedgekeurd door den Raad der gemeente Kampen in
               zijne vergadering van den 27 Juli 1897.

v. BLOMMESTEIN, Voorzitter.
J.G. HISSINK, Secretaris.

Category(s): Kampen
Tags: , ,

Comments are closed.