|pag. 25|
Om verschillende redenen is het niet zonder belang voor de geschiedenis en aardrijkskunde der noordwestelijke streek van Overijssel, te weten of Seleham of Sileham, welks kapel of kerk in ’t jaar 1132 onder de kapellen en in ’t jaar 1245 onder de kerken genoemd wordt, die onder de kerk van Staveren behoorden, dezelfde plaats is als Iselham of IJzelhamme, welks kerk in ’t jaar 1295 niet meer ter begeving van Staveren, maar van den bisschop stond. Wij meenen dat die eenzelvigheid vooral uit een stuk, dat in het Kamper archief berust, als genoegzaam zeker kan bewezen worden.
Vooreerst pleit hiervoor reeds de plaats, waarop de kerk van Seleham in de rij en volgorde der kapellen of kerken, onder Staveren ressorteerende, gevonden wordt. Immers in de lijst van 1132 staat Sileham na Oosterzee, Kuinre, Ruthne (oude naam van Rottum, ook elders voorkomende), en vóór Marenesse (Marcnesse), Urk, Emelwerde (Emmeloord), en in die van 1245 staan vóór Seleham eerst Echten, Scherpenseel, Futhne (Ruthne), Fenehusen, Oosterzee, en volgen op Seleham Marenesse of Macknesse, Nagele, Urk, Emel-
|pag. 26|
werth, zoodat men Seleham wel ergens in de nabijheid dezer plaatsen zal moeten zoeken.
Meer echter pleit hier voor de volgende grond: In het Supplem. van het Kamper archief (p. 10, no. xxix) leest men, dat in het jaar 1323 de schepenen van Kampen aan Hendrik van Zelehamme langden een open brief voor de raden van Kaleberghe, wegens de goederen, die Alfert van Vorst bij zijn verscheiden had nagelaten. 1 ) Daar nu tusschen IJselham en Scheerwolde nog een buurtschap Kalenberg, bestaande uit een zeventigtal huizen met driehonderd inwoners, gelegen is, die onder het voormalige (en nog ten deele bestaande) kerspel IJselham behoorde, ligt het voor de hand deze voor dat Kaleberghe en Hendrik van Zelehamme voor Hendrik van IJselham te houden, gelijk er ook pag. 85, no. CCXCIV, in ’t jaar 1369 van eene Swane van Zelhamme spraak is. Immers men zal toch wel niet het verscheiden uren verre Keurbrunswijksche vorstendom Kalenberg in Hannover bedoeld hebben en Alfert van Voorst liefst bij Vollenhove of in een der beide Voorsten bij Zwolle en niet buiten ’s lands zoeken, schoon het niet onwaarschijnlijk is, dat Hannoversche veenarbeiders dit Kalenberg naar het Noordduitsche genoemd hebben, zooals ook deze de venen van Avereest en Ambt Hardenberg nog het groote moer, naar een hunner venen, noemen. Het Kalenberg onder Hoogeveen, dat eerst in de 17e eeuw ontgonnen is, zal dan door turfmakers of verveners uit de Overijsselsche buurtschap zoo genoemd zijn. Steeds kwamen tot op onzen tijd vele Hannoveranen en andere Duitschers hier in het veen arbeiden.
|pag. 27|
Gelijk voor 30 jaren te Slagharen voor hen Zondags een derde dienst werd gedaan, zoo zien wij in het visitatieboek van 1571 dat een der vicarissen te Giethoorn van Paschen tot St. Michiel — van het begin van het turftrekken totdat ze in hoopen gedekt lag alzoo — tusschen 6 en 7 uur Zondags een H. Mis moest opdragen.
Kampen of deszelfs godshuizen had vele goederen te IJselham en daaromtrent, bij schenking of koop bekomen, en vele brieven deswege vindt men in dat archief. Tot de herkomstbrieven van een of ander goed, die met de overdracht tevens werden overgegeven, zal het zoo even vermelde stuk behoord hebben.
Tegen de eenzelvigheid van beide namen schijnt te pleiten dat de beteekenis van Sileham en IJselham te zeer verschilt, daar het eerste met een ziel of zijl en het tweede met den IJssel in verband schijnt te staan; hetgeen men verder soms in verband brengt met het berigt van Occo van Scharl, die in zijn Kronyk op het jaar 1222 (uitg. in fol. p. 30 en 4° p. 111) ons meldt:
»Die IJssel hadde dier tijd zijn gang voorbij de Kuin-
»der; want dat dier tijdt noch landt was, dat daarna
»van de Zuiderzee weggenomen is.’’
Wat het eerste betreft, merken wij op dat even dikwerf gelezen wordt Seleham als Sileham en dat de copie der acte van 1295 IJzelhamme heeft; en wat het laatste aangaat zij aangemerkt, dat IJselham nog heden vast land is, 1½ uur van de Zuiderzee verwijderd, behalve het onland of de uiterwaarden, zoodat de IJssel dan in alle geval nog wel 2 uur van IJselham verwijderd zijn loop had.
Eene andere moeijelijkheid is, dat men tot nog toe geen ander stuk heeft gevonden, waarin de naam Kalenberg zoo vroeg voorkomt, zoodat men meende
|pag. 28|
dat deze buurt eerst in de laatste drie eeuwen ontstaan was. Doch men bedenke dat het geheele kerspel Scheerwolde reeds voor drie eeuwen ledig geloopen is: 1°. tengevolge van den watervloed van 1570; 2°. doordien al de weren verveend en ledig land geworden zijn; 3°. door het meerdere water dat de Beulake geheel heeft verzwolgen, zoodat het van hoog veen, evenals Giethoorn vroeger, drassig, laag land geworden is, en 4°. door den Spaanschen krijg, waarbij den boeren alles ontroofd of verbrand werd. Hetzelfde zal geschied zijn met het onmiddelijk aan Scheerwolde grenzende Kalenberg; zoo weten wij van den ten noorden van Kalenberg liggenden IJselhammer Venebusch, dat daar in ’t jaar 1385 ook nog menschen woonden, doch er nu alles vergraven veen en moeras is.
Men weet, zooals Sybrandus Leo in het leven van Syandus, die van 1194—1230 abt van Mariengaarde was, vermeldt, dat bij de bewoners der Zeven wouden destijds zeer groote rijkdom bestond wegens de turfgraverijen; dat daarom te Bakkeveen tijdens hem een kapel werd gebouwd, gelijk ook weldra te Haske; dat reeds Wapserveen in 1285 en Wanneperveen en Scheerwolde in 1279 ruim gedoteerde kerken bezaten, zooals uit de tiendlijst der kerkelijke goederen van dien tijd blijkt; dat omstreeks 1290 geheel Giethoorn door de voorouders der bewoners gecultiveerd wordt genoemd, en men daar haver en mankzaad (gerst en haver samen) verbouwde, en runderen, schapen, zwijnen en kippen hield en reeds een eigen kerk had tusschen 1288—1296, zooals uit het regt van Giethoren blijkt, welk Giethoorn aan Scheerwolde grenst en even laag en evenzeer een veenstreek is als Wanneperveen, Scheerwolde en Kalenberg. Ook
|pag. 29|
Kolderveen had reeds destijds een kerk; bij de oprigting werd bepaald dat men een halve gift boter uit elk huis moest opbrengen aan de kerk van Steenwijk en uit de oude hoeven een heele gift boter, gelijk men te Scheerwolde uit elk huis of weer een hoen, te zamen 20, moest opbrengen en misschien nog iets meer dat afgekocht kan zijn. 2 )
Daar men de oprigting der kerk van Scheerwolde tusschen 1141—1279 moet stellen en Runderwold, ook volgens P.A. Dirks, vroeger hoog veen, reeds in 1152 een kerk had, mogen wij ons Scheerwolde wel omstreeks het jaar 1200 als een bevolkte streek denken en hetzelfde zal toen ook met Kalenberg het geval zijn geweest.
Evenzeer als Wapserveen in de marke van Wapse, Wanneperveen met aandeel in andere Vollenhoofsche marken, en Scheerwolde in de marken van Steenwijk en Steenwijkerwold eigen schouten en bestuur bekwamen, zoo is er ook niets tegen dat wij in Kalenberg eigen raden (consules) vinden in het jaar 1323, ofschoon het geen eigen kerk bekwam. Had ook niet het nietige Aschet bij Genemuden nog in het jaar 1415 een eigen schultes in Pieter Luthardszoon (Kamper Archief 1,134, no. 426, Regent van ’t Weesh., pag. 1), terwijl, om de combinatie van twee schoutambten uit te druk-
|pag. 30|
ken, later in 1485 en nog in 1562 gesproken wordt van schulte te Genemuden en in der Aschet? Zoo schijnt uit de benaming van schulte van Wilsum en Oosterholt te blijken, dat Oosterholt vroeger ook een schout op zich zelf had. Noch Aschet, noch Oosterhout hebben echter ooit een eigen kerk gehad. 3 )
Met deze consules, dorpsraden, te Kalenberg kan men vergelijken de Stellingen (= judices) in Stellingwerf, die een dorp had al had het ook geen schout. Zoo vindt men in de beneficiaalboeken van Friesland onder Finkega in ’t jaar 1544 nog vermeld de Oldermannen van dit kerkdorp. Hierbij bedenke men dat IJselham en dus ook Kalenberg vroeger tot Stellingwerf behoorde en bij den overgang aan het Sticht van Utrecht, waartegen het meermalen zich opponeerde, zal de bisschop de dorpsinrigting wel hebben laten voortbestaan.
Van toegedeelde weren, bij verdeeling eener streek in de marke, had men geen pacht of lasten te dragen; deze bleven bij de gewaarde erven. Men vond echter in deze nieuwe te cultiveeren of gecultiveerde streken bijzondere belangen van wegen (hier dijken genoemd), paden, waterleidingen en lossingen enz., welker regeling ter bevoegdheid van de gezamelijke eigenaars stond en zoo werd er sponte jure suo een nieuw markeregt, hier meermaals dijkregt genoemd, geboren: van daar de raden, consules.
Slagharen, 18 Julij 1888. J. Hogeman.
_________
Hogeman, J., Is Seleham dezelfde plaats als IJselham? Oudheid der buurt Kalenberg. In: VORG 17e stuk (1889). p. 25-30.