[pag. 159]
Kampen bezit in verhouding tot andere steden van dezelfde grootte veel torens, en daarvan is er een, die met het woord Schepentoren volkomen wordt aangeduid. Dit wordt verklaard uit de omstandigheid, dat, wanneer vroeger de stedelijke Overheid (Schepenen en Raden) vergaderden, de klok van dezen toren, dus de klok van het (nu oude) Raadhuis, werd geluid. Later deed zij dienst bij brand en om de kermis in- en uit te luiden.
Hiernevens vindt men een reproductie naar een potlood schets van ondergeteekende, genoemden toren voorstellende.
Op den omslag ziet men van den Schepentoren een afdruk, vervaardigd door de Lithografische inrichting van den uitgever.
Toen in 1543 op Vastelavond in den nacht van Maandag 4 op Dinsdag 5 Februari een gedeelte van het Raadhuis (1 ) afbrandde, ging daarmede ook de torenspits.
[pag. 160]
de daarinhangende klok en het bovengedeelte van het muurwerk verloren.
Men is toen heel spoedig weer met den herbouw van het afgebrande gedeelte begonnen en ook werd toen de toren onderhanden genomen. Hij dagteekent dan ook wat het bovengedeelte aangaat, van na 1543. Begin April 1543 was Berend van Coesvelt, de metselaarsbaas, reeds bezig met de maatregelen voor den herbouw. Hij koopt zoowel baksteen als zandsteen en haalt te Leeuwarden de patronen voor de vloeren van het Raadhuis.
Wie nu goed opmerkt en eenige kennis van bouwstijlen bezit, zal opmerken, dat de voet van den toren met kanteelen is bewerkt en dat de muurnissen en de vensterbekroning daarvan die spitsboogvormige vullingen hebben, welke met genoemde kanteelen nog zuiver de Gothieke, dus de Middeleeuwsche, en dan hier de laat-Middeleeuwsche, vormen bezitten. Dit gedeelte van den toren is dus laat-Middeleeuwsch.
Zien wij nu de gedeeltelijk van oude fragmenten herbouwde balustrade, de lijsten en kraagsteenen daaronder en de schelpvormige bekroningen boven de nissen onder die balustrade, dan ontwaren wij een andere ,,vormen-spraak’’, n.l. die der Renaissance; dit is de stijl, welke na de Gothiek heerschende was.
Maar niet alleen de muren, ook de torenspits draagt het karakter der Renaissance, want de kromme boogschinkels en de open ruimte onder de spits, dus ook de spits zelve, zijn voor dien tijd karakteristiek.
Men bouwde dus op een Middeleeuwschen voet een Renaissance-bovenbouw en men deed dit ook hier op zeer gelukkige wijze.
Meermalen bouwde men in stijlvormen van lateren tijd op een bouwfragment uit vroegere eeuwen; dit heeft Thomas Berendtsz later ook gedaan, toen hij de Broeder- en de Cellebroederspoort te verbouwen had in 1615 en 1617.
[pag. 161]
Wij willen nu niet verder ontleden de verschillende details van genoemden toren, hoewel daarover nog wel aardige opmerkingen te maken zouden zijn.
In de kunstgeschiedenis van ons land en West-Europa wordt een naam genoemd van een veelzijdig kunstenaar, die ook te Kampen heeft gearbeid. En nu bedoelen wij hier niet Mr Frederik, die de heerlijke Schepenstoel schiep, ook niet Colyn van Cameryck, wiens kunstenaarsgaven door diens schouw in de Schepenzaal nog onze bewondering afdwingen, ook niet noemen wij Ernst Maler, de schilder van Het Laatste Oordeel boven den Schepenstoel, of Peter van Cranendonk, die de mooie Engelfiguurtjes voor deze zaal beeldhouwde, maar wij bedoelen een universeel kunstenaar.
Het is Hans Vredeman de Vries. Geboren te Leeuwarden in 1527 als de zoon van een busschieter of constabel, zou hij ook tot ,,soldaat’’ worden opgeleid. Maar zijn al vroeg blijkende begaafdheid voor teekenen en schilderen gaven zijn vader, op advies van diens veldoverste George Schenk van Toutenburg, aanleiding Hans voor de kunst te doen opleiden. Toen hij 14 jaar oud was, kwam hij in de leer bij een uit Amsterdam zich te Leeuwarden gevestigden glasschilder Reijer Gerrits, bleef daar 5 jaar en kwam toen te Kampen, dus 19 jaar oud. Hier werd hij leerling van den stadsschilder Ernst Maler, hiervoren genoemd, maar bleef slechts 2 jaar (van 1546-1548) te Kampen, vanwaar hij naar Mechelen trok. (2 ) Daarna ging hij naar Antwerpen, alwaar wij hem in 1563 aantreffen. Maakte voor de intochten van Keizer Karei V in die stad veel teekeningen
[pag. 162]
voor eerepoorten en andere versieringen, ging ook daar weer vandaan, werkte nog eerst kort te Kollum (Fr.) en was verder arbeidende te Aken, Luik, Brussel, Brunswijk, Hamburg, waar hij zich in 1591 bevindt. Dan werkt hij in Dantzig, Praag, Amsterdam en ’s Gravenhage. Wellicht is hij als protestant naar Duitschland uitgeweken. Hij is vermoedelijk in Duitschland overleden, ook zijn sterfjaar is niet bekend.
Deze man heeft gewerkt als architect, graveur, schilder, teekenaar, dichter enz. Maar bovendien heeft hij veel studieboeken over bouwkunst en ornamentiek, ook over de klassieke orden en vooral over de perspectief in ’t licht gegeven.
Goed kenner der perspectief als hij was, waren het gaarne perspectivische architectuur-schilderingen, waaraan hij zijn talent wijdde.
Toen hij 77 jaar oud was schreef hij nog een werk ,,Perspectieve’’, dat hij aan Prins Maurits opdroeg, dien tevens verzoekende om een leerstoel als hoogleeraar in dat vak aan de Leidsche Universiteit, welk verzoek, zeker vanwege zijn leeftijd, niet kon worden ingewilligd, hoewel de Prins sympathiek tegenover de Vries stond, ook in deze zaak.
En waarom hebben wij zeer in het kort, het leven van dezen kunstenaar hier beschreven? Omdat ook de Schepentoren wat het bovengedeelte aangaat, bouwvormen heeft, die men veel bij Hans Vr. de Vries aantreft. Dit zijn de schelpvormige bekroningen boven de nissen onder de balustrade, en deze schelpvormen vindt men meermalen in het Noorden (Goudwaag te Groningen) en ook te Leeuwarden. – Wij weten, dat Berend van Coesvelt te Leeuwarden haalt de patronen voor de raadhuisvloeren; zou die toen met De Vries hebben kennis gemaakt en hem te Kampen hebben weten te plaatsen? En wanneer wij aannemen, wat zeer waarschijnlijk is, dat men eerst de zaal, waaraan men de meeste behoefte had, heeft her-
[pag. 163]
bouwd en daarna den toren heeft hersteld, en wij letten op de jaren (1546—1548) van de Vries’ verblijf te Kampen, dan is het heel goed mogelijk, dat hij die schelpvormige stukken heeft gebeiteld of geteekend.
Maar zeker weten wij het niet. Wèl is zeker, dat nog meer, hoewel weinig, ornament dat aan de Vries of diens school herinnert, te Kampen wordt aangetroffen, daarover hopen wij echter later eens wat mede te deelen.
Maar wij meenen, nu wij dit ,,bizonder geestige torentje’’, als de beroemde bouwmeester, wijlen Dr P. J. H. Cuypers placht te zeggen, beschrijven, dat de groote Renaissancist, die de Vries was, niet mocht worden vergeten.
Kampen, Dec. 1928. A. J. REIJERS.