Het Olde Convent te Zwolle


HET OLDE CONVENT TE ZWOLLE.

     Wanneer het Olde Convent is gesticht, en wie de stichter daarvan is geweest, ligt in het duister.
Zeker bestond het reeds vóór 1367, want in December van genoemd jaar gaf Gyse van Rutenberghe aan dat „ghemene convent der Beghinen te Zwolle” eene som gelds voor jaardiensten. Met dit convent kan niet anders dan het Olde Convent verstaan worden, omdat er destijds maar één vrouwenklooster binnen Zwolle was n.1. het Olde Convent. Het lag in de Praubstraat, toentertijd de Begijnenstraat geheeten, zooals uit oude charters blijkt. Den 5den Juli 1384 kocht Geert de Groote een huis met erve „in der Beghinenstrate, daer an die ene zijt geleghen is der Mynres-Broedershuys van Campen, ende an die ander zijt Clawes die Messemaker.” Dit Minderbroedershuis grensde aan het Olde Convent.
     Deze begijnen of nonnen waren zusters van de Derde Orde van Sint Franciscus en stonden onder het geestelijk bestuur der Minderbroeders of Minorieten van Kampen, die naast het begijnenconvent een huis bezaten, waar de termijnpater of terminarius placht te vertoeven. Vermoedelijk was hij of een zijner medebroeders biechtvader der zusters.
     Toen omstreeks 1380 Geert de Groote o.a. ook te Zwolle predikte, bevond zich onder de trouwste toehoorders en verkleefdste navolgers: heer Hen-

_______________↓_______________


|pag. 286|

drik Foppensz van Gouda. Meester Geert droeg hem op om de scholieren, die zich tot een innig godsdienstig leven — tot de moderne devotie — wilden keeren, te vereenigen en in de vreeze Gods te onderrichten. Tot dit doel kocht heer Hendrik een huis belendend aan het Olde convent. Door zijne welsprekende sermonen in de kerk van Zwolle, en meer nog door zijn ingetogen en verstorven leven, werd hij tot rector en biechtvader aangesteld over de weduwen en maagden, die onlangs in het „ter Kinderhuys” een gemeenschappelijk leven waren begonnen. Ook werd hij aangesteld tot biechtvader van het aangrenzend Olde Convent.
     Op aanraden van Meester Geert de Groote, ondernam heer Hendrik, gesteund door den Magistraat en den Pastoor van Zwolle, heer Reinold van Dreynen, de hervorming van dit klooster, want deze stichting, in plaats van een bloemhof te zijn van deugden, was een akker geworden van distels en doornen. De Minorieten van Kampen, in den volksmond fratres gaudentes geheeten, hadden aan dit wanordelijk én ergerlijk leven veel schuld.
Doortastende maatregelen werden tot herstel der kloostertucht genomen. Er werd bepaald, dat geen nieuwe zusters zouden worden opgenomen, zoolang de oude zusters niet grootendeels waren gestorven; verder werden de zusters aan de Derde Orde en het bestuur der Minorieten te Kampen onttrokken.
Verschillende kloostervrouwen, die zich naar de strenge levensregels niet wilden schikken, verlieten daarop het huis, zoodat de kloostergemeente, gelijk de kroniek zegt, van den ouden deesem werd gezuiverd.
     Op Sint Odulphusdag, 12 Juni 1396, stelde de Raad met den Pastoor verscheidene bepalingen op, om het geregeld leven der zusters voortaan te ver-

_______________↓_______________


|pag. 287|

zekeren. Deze bepalingen werden door Schepenen en Raad der stad Zwolle met het groot stadszegel bekrachtigd. Het volgend jaar, Donderdag nà Sint Jacob 1397, werden nog eene reeks inzettingen daaraan toegevoegd, welke brieven door de Schepenen en ook door den Pastoor werden bezegeld.1 [1.      Beide brieven vindt men vertaald bij Van Hattum, Beschrijvinge van Zwolle. Dl. V. blz. 216—226.])
     Als biechtvaders van het Olde Convent vindt men vermeld: Hendrik Foppensz — 1416; Joannes van Haarlem — 1432; Joannes van Widenbrugghe; Dirk van Herxen; Gerrit van Vollenhoven; Liëfardus van Ulzen en later de rectors van het Fraterhuis.2 [2.      Schoengen. Narratio de inchoatione Domus Clericorum in Zwollis. p. 20.])
     Het aantal zusters zal door mekaar ongeveer twee dozijn hebben bedragen. In 1484 waren zij twee-en-twintig in getal.
     Ofschoon de biechtvaders en bestierders van het klooster — den ongelukkigen Liëfardus van Ulzen moeten we uitzonderen — priesters waren van vromen levenswandel en ijveraars voor het onderhouden der kloostertucht, konden zij niet verhinderen, dat in het Olde Convent, evenals in de andere Zwolsche zusterkloosters, de eerste ijver verflauwde en de verslapping langzamerhand binnendrong. Van ergerlijk wangedrag, als er vóór de aanstelling der Fraters heerschte, wordt geen gewag gemaakt, maar de strenge kloostertucht kon niet gehandhaafd worden.
     Van dit Olde Convent zijn verscheidene charters bewaard gebleven, die wij hier naar den inhoud laten volgen.

_______________↓_______________


|pag. 288|

I.

1367. December (Woensdag na Onn. Kinderen).

     Gyse van Rutenberghe geeft één pond gelds voor drie memoriën en beghengenissen (exsequiae), jaarlijks op drie bepaalde dagen te houden in „Bethlehem” te Zwolle voor de zielerust van heer Willem van Twickelo en alle geloovige zielen, aan dat „ghemene convent der Beghinen” te Zwolle.
     In den jaer ons Heren dusent driehondert tsestich ende seven des Woensdaghes nae aller kinder dach in den winter.

          Op perkament met afhangend zegel in groene was.
               Archief der Emmanuelshuizen te Zwolle. C. 1.

II.

1385. Januari (Maandag na Jaersdach).

     Seyne Wolbertosoen en Piljer die Gruter, schepenen te Zwolle, oorkonden dat Henric Degen en Alys, zijn huisvrouw, uit zijn were, gelegen in Zassincstrate aen Gelnesstege, verkocht hebben aan Gherde den Clapper twee pond, waarvan de helft te betalen met Paschen, de andere helft met Zanctghanghe.3 [3.      Zanctghange = 10 October, de dag van de bedevaart naar de aan St. Victor gewijde kerk te Xanten. Verdam.])
     Int jaer ons Heren dusent driehondert tachentich ende vyve des manendages na jaersdach.

          Op perkament met uithangende schepenzegels in groene
               was. C. 2.

III.

1400. Juli 21.

     Schepenen en Raad van Zwolle oorkonden dat Yde, weduwe Lubbert des Cleynen, 5½ pond en

_______________↓_______________


|pag. 289|

een mengel wijn jaars gegeven heeft „inder convente der olden beghynen”. — Alle jaer sullen de beghynen een memorie doen in de kerk, met bier en brood.
     Gegeven int jaer onss Heren dusent ende vier hondert op sante Marien Magdalenen avond.

     Op perkament met uithangend secreetzegel in groene
               was. C. 3.

IV.

1409. September 13.

     Lubbert Willemsoen en Herman ten Bussche Gerbrandssoen, schepenen, oorkonden, dat Alyt Detards en Albert Snavel vermaken aan de „basghynen in den olden beghynenhuys bynnen Zwolle, drie pond jaers uit een were, gelegen in Zassincstrate bij den Water, zoo mede renten aan de beghynen opter Maete buten Zassincpoorte, aan het klooster Bethlehem en aan de beghynen bij Gherds huys ten Bussche.
     Gegeven int jaer ons Heren dusent vyerhondert ende neghen optes hiligsten Cruusavond Exaltacie.

     Op perkament met twee uithangende schepenzegels.
               C. 4.

V.

1454. Marcii 2, Swolljs.

     Aflaatbrief door paus Nicolaas V gegeven aan allen, die bijstand zullen verleenen aan den koning van Cyprus in diens strijd tegen de Turken, en uitgereikt door Paulinus Chappe, gezant des koning, te Zwolle aan joffer Gheza ter Maeten, inwoonster van Zwolle.

_______________↓_______________


|pag. 290|

     Datum die secunda mensis marcii anno Domini M° CCCC° liiij°.

          Op perkament met uithangend op papier gedrukt zegel.
               C. 5. — Zie Meijer: Zwolsche Aflaatbrieven, blz. 22.

1454. Marcii, Swollis.

     Aflaatbrief van gelijkluidenden inhoud, uitgereikt te Zwolle aan Margareta Gaeden, mater van het Olde Convent en hare medezusters.
     Datum die decima octava marcii anno domini M° CCCC° liiij° in Swollis.

          Op perkament met uithangend op papier gedrukt
               zegel. C. 5. Meijer. Zwolsche Aflaatbrieven, blz. 23.

VI.

1457. December 13.

     Ludeken Geertssoen en Goesen Koeckman, schepenen, oorkonden dat Geertruyt Egberts verkocht heeft aan zuster Lyeven Geerts int olde convent een rente van twee overlantsche goldene Rhijnsche gulden uit een were, gelegen in de Voerstrate by Sunte Michielskerckhoff.
     Gegeven int jaer onss Heren dusent vierhondert seven ende vyftich op sante Lucien tage virginis.

          Op perkament met twee uithangende schepenzegels in
               groene was. C. 6.

VII.

1462. November 29.

     Geert toe Maes en Evert Sobbe, schepenen, oorkonden dat zuster Alys Struver int olde convent vermaakt heeft „den ghemenen susteren inden ol-

_______________↓_______________


|pag. 291|

den convent twaelf stads ponden ’s jaers uit Sint-Michielskercke. Item een here pont des jaers uut Henric Maezessoens were in Voerstrate achter den toern, enz.
     Gegeven int jaer ons Heren duysent vierhondert twee ende tsestich op sunte Andriesavent des hilligen Apostels.

          Op perkament met twee uithangende schepenzegels
               in groene was. C. 7.

VIII.

1480. Septembris 4, Zwollis.

     Aflaatbrief gegeven door Lucas, legaat van paus Sixtus IV, bij gelegenheid van het jubilé, aan Geza ter Maet, mater, Gertrudis Tiels en alle zusters van het Olde Convent te Zwolle.
     Datum in Zwollis Trajectensis Diocesis anno a Nativitate Domini Millesimo quadringentesimo octuagesimo, die vero quarta mensis Septembris Pontificatus praefati sanctissimi D. N. Sixti Anno Nono.

          Op perkament met uithangend zegel van den Legaat
               in roode was. C. 8. — Zwolsche Aflaatbrieven, blz. 24.

IX.

1482. Dinxedagh nae Palmdage, Zwolle.

     Evert Stricker en Evert Vriese, schepenen, oorkonden dat Belije Jacobs, medezuster in ’t olde convent in Swolle, vermaakt heeft aan de zusters in het olde convent anderhalve goldene overlantsche Rhijnsche gulden uit een were in Waterstraet, die men gaet van den Roggemerckt in die Nyestraete.

_______________↓_______________


|pag. 292|

     Gegeven int jaer ons Heren dusent vierhondert twee ende tachtentich des dinxedagh nae Palmdage.

          Op perkament met twee uithangende schepenzegels in
               groene was. C. 9.

X.

1483. October 17, Antwerpen.

     Affiliatie-brief gegeven door fr. Johannes Philippi, vicaris-generaal van den Hoogwaardigsten Pater Minister-generaal van alle Minderbroeders-Observanten aan deze zijde der bergen, aan de zusters van het Olde convent te Zwolle — apud fratres domus clericorum commorantibus Deo et beato francisco devotis
     Datum in nostro conventu Andwerpiensi provinciae Colonie Anno domini millesimo quadrigentesimo octogesimo tercio mensis octobris die decima septima.

          Op perkament met uithangend zegel in roode was, in
               capsula van gele was, aan hennepkoord. C. 10.

XI.

1484. Juni 22.

     Aflaatbrief gegeven door Raymundus Peraudi, commissarius apostolicus etc. aan de mater et ministra sororum antiqui conventus, aan Ghese ter Maet rectrix conventus en de overige zusters: Aliit Swarten, Joanna Strodinghes, Elsebe ter Haer, Wendelmoet Roelofs, Trude van der Senoerde, Jutte van Millingghen, Katharina Nanninghes, Aliit Duminghes, Gasse van Genne, Lutgaert van Millinghen, Mette Vasmans, Gheertruut van Elst, Be-

_______________↓_______________


|pag. 293|

lie Ramelmans, Elsebe ten Water, Vreedse Luykens, Aliit Sueren, Nese van Angheren, Stine ten Braeke, Nese Kamerlinges, Jutgart van Ittersum en Mechtelt Ramelmans, wegens bijdragen voor den oorlog tegen de Turken en voor het herstel der kerk van Saintes, Charente Inférieure.
     Datum sub sigillo predicte ecclesie ad hoc ordinato die xxij mensis Junii Anno Domini M° CCCC lxxxiiij°.

          Op perkament met uithangend zegel, waarop de afbeelding
               der H.H. Petrus en Paulus. In het geschonden
               randschrift: Peraudi collectoris, C. 11.— Meijer:
               Zwolsche Aflaatbrieven, blz. 25.

XII.

1487. Mei 21.

     Aflaatbrief gegeven door fr. Robertus, (major) minister-generaal van de Orde van Triniteit tot verlossing der slaven aan Mater Ghese ter Maet en de overige zusters van het Olde Convent te Zwolle.4 [4. 1])
     Datum anno domini MCCCClxxxvij mensis Maji die xxj.

          Op perkament gedrukt; het uithangend zegel ontbreekt.
          In margine de namen der zusters: videlicet Jutta de
               Millinghen cum Lutgaert sorore, Katherina Nanninghes,
               Aleydis Duminghes, Gassa de Ghenna, Geertrudis
               de Elst, Elsa ten Water, Vresa Ludolphi,
               Aleydis Suren, Agnes de Angheren, Cristina ten
               Braeke, Geertrudis Angheren, Agnes Rammelaer.
               — Et plenariam indulgenciam in articulo mortis
               concessam. — C. 12.
          Meijer: Zwolsche Aflaatbrieven. blz. 26.

XIII.

1496, feria II p. Dom. Palm.

     Affiliatiesbrief van fr. Gherbrandus de Snekis,

_______________↓_______________


|pag. 294|

prior van het Kruisbroederen-klooster te Hoei en magister-generalis der geheele Orde, gegeven aan de Mater en aan alle zusters van het Olde Convent te Zwolle.
     Datum impensione nostri officii sigillo. Anno domini m° cccc° xcvi° feria secunda post dominicam palmarum.

          Op perkament met uithangend geschonden zegel in
               roode was.

     In dorso: suster Jutte van Myllinghen matersche, suster Lamme Jans, suster Wendelmoet Roelleves, suster Alyt Dumynes, suster Gasse van Genne, suster Mette Vasmans, suster Gertruut van Elst, suster Lutghert van Myllenghen, suster Bellye Ramelmans, suster Elsebe van Water, suster Vrese Lukens, suster Alyt Suren, suster Nese Kamerlynx, suster Machtelt Ramelmans, suster Hylle Tychlers, suster Trude Rugers, suster Alyt van Harste, suster Jute Verwers, suster Alyt Wychgers, suster Asséle Buyttenes, suster Berent Glasemakers, suster Elsebe van Yttersum; dese voerscrevenen susteren hebben die broederscap van den crucebroeders oerde. C. 13.

XIV.

1501. Maandag na Judica.

     Berrebrant van den Bussche ende Derick Esschynck, schepenen, oorkonden dat Lamme Johans, medesuster int oelde convent alhier, bij testament vermaakt heeft aen den oelden convent twe golden Rynsche gulden des jaers, zoomede renten aan andere gestichten, als „den arme fraters in den arme klerckhues”.
     Gegeven int jaer ons Heren veiftienhondert ende

_______________↓_______________


|pag. 295|

eyn op manendach na den Sonnendach Judica me Domine in der Vasten.

          Op perkament met twee uithangende zegels in groene
               was. — C. 14.

XV.

1509. Windesheim.

     Affiliatie-brief door Frater Nicolaas, prior van Windesheim en de diffinitoren van het generaal-kapittel der Reguliere Kanunniken gegeven aan zuster Hildegonda Teghelers in het Olde Convent te Zwolle.
     Datum sub secreto nostro Anno millesimo quingentesimo primo, sedente capitulo nostro generali in Windesem.

          Op perkament- met uithangend secreetzegel van het
               kapittel in groene was. C. 15.

XVI.

1516. Januari 4. Zwolle.

     Aflaatbrief door Johannes Angelus Arcimbold, commissarius apostolicus gegeven aan „Agnese Kamerlings et Katherine van Keppel sororibus in antiquo conventu” wegens bijdragen voor de basiliek van Sint Pieter te Rome.
     Datum Swollis Anno M. CCCCCXVI Die iiij Mensis Januarij Pontificatus praefati sanctissimi Domini Nostri Anno Tercio.
     In calce: Albertus de Zuthem scripsit.

          Op perkament gedrukt met uithangend zegel in roode
               was, in houten doosje aan hennepkoord. C. 14. —
              Meijer: Zwolsche Aflaatbrieven, blz. 27.

_______________↓_______________


|pag. 296|

XVII.

1517. November 9. Deventer.

     Aflaatbrief door Johannes Angelus Arcimbold, commissarius apostolicus gegeven aan de zusters van het Olde Convent: Jutta de Millinghen, Gesa de Genne, Gertruda van Elst, Belya Raemelmans, Vresa Ludolphi, Aleyd Suren, Agnesa Kemerlynck, Hylla Tichelers, Gertruda Rutgers, Alphijt van Haerst, Jutta Gysberts, Alydt Wichers, Assele Gerardi, Bernarda Schroderics, Elsebe van Ittersum, Michelda then Bossch, Gerberich Lamberts, Wybbe de Myllinghen, Ryckland Rijnvijssel, Katharina van Keppell, Gerberecht ten Bussche, Johanna Wytman, wegens bijdragen voor de basiliek van Sint-Pieter te Rome.
     Datum Daventrie Anno Millesimo quingentesimo decimo septimo die vero lune nona mensis Novemsbris Pontificatus prefati Sanctissimi Domini Nostri Anno Quinto.
     In calce: Jacobus de Jonchere Notarius scripsit.

          Op perkament met afhangend zegel in roode was, in
               houten doosje aan hennepkoord. C. 17. — Meijer:
               Zwolsche Aflaatbrieven, blz. 29.

XVIII.

1534. Juli 1. Zwolle.

     Herman Mulert, schout te Zwolle, oorkondt dat, suster Hille Tychelers int oelde convent” gegeven heeft aan Willem Johansz tot Schelle oeren neve vyff golden gulde des jaers soe sie die heft uuth Henrick Michiels guet toe Herkeloe gelegen.
     Gegeven in den jaer ons heren dusent vijffhondert vijr ende dertich op den ijrsten dach in Julio.

          Op perkament met afhangend zegel in groene was.
               C. 18.

_______________↓_______________


|pag. 297|

XIX.

1538. Mei 10. Zwolle.

     Jacob van Tweenhuysen ende Johan van Haerst Hermensz schepenen, oorkonden dat suster Hylle Tychelers, medesuster int olde convent, bij testament aan hare bloedverwanten, vermaakt heeft jaarlijksche renten uit verschillende huizen.
     Gegeven inden jaere onses Heren vyffthienhundert ende acht ende dartich opten thienden dach in Mayo.

          Op perkament, de zegels ontbreken. C. 20.

XX.

1549. October 16. Zwolle.

     Wolter vanden Bussche ende Wolter van Breeden, schepenen, oorkonden dat suster Hille Tychelers, ene medesuster des olden convents alhier, verschillende beschikkingen heeft gemaakt voor kerkelijke diensten, na haar dood te verrichten, o.a. „alle jair toe synghen tweewerff die soeven gethyde”.
     Gegheven inden jaere onses Heren vyfthienhundert neghen ende veertich upthen seesthienden dach Octobris.

          Op papier. Gecollationneerde copie. C. 20.

XXI.

1494. Zaterdag na Pinksteren.

     Henrich Kaetken, richter te Zwolle, verwittigt suster Jutta van Myllinghen matersche ende ghemene susteren des olden convents, dat Lubbert Peterssoen te Campen heeft doen panden voor 350

_______________↓_______________


|pag. 298|

heerenponden uit elf morgen lands, gelegen in Mastenbroeck in Wijnsener slaeghe.
     Gescreven onder mynen segell des saetersdaghs nae den hiligen pynxter dach inde jaer onss heren duesent vierhondert vier ende negentich.

          Op papier, zegel ontbreekt.

     Bij de invoering der Reformatie veranderde het Olde Klooster van bestemming: het grootste gedeelte diende tot vergaderzaal der „Ordinaris Gedeputeerden”, wanneer Zwolle de plaats hunner bijeenkomst was en droeg den naam van het College; een ander gedeelte was tot woning van den kamerbewaarder en klerk der Gedeputeerde Staten ingericht. Van ’t overige gedeelte des kloosters was een godshuisje gemaakt, waarin acht à negen oude vrouwen uit den fatsoenlijken stand en ongetrouwd, gehuisvest en gedeeltelijk verpleegd werden. Zij hadden elk een afzonderlijk vertrekje met stookplaats en ’t gesticht was bekend onder den naam van ’t Jufferen-Convent. In 1653 waren er zooveel expectanten, dat men besloot vooreerst geen nieuwe aan te nemen en de „papisten” uit te sluiten.
Ten tijde van Lodewijk Napoleon werd het gewezen College met het Jufferen-Convent ingericht tot militair hospitaal en moesten de dames (Aug. 1810) naar het Binnen- en het Buiten-Gasthuis verhuizen.
     In 1838 werd de infirmerie van de stad gekocht en afgebroken en het open terrein voor den bouw van het Odeon, een concert- en comediezaal, bestemd 5 [5.      Uit de nagelaten papieren van P. G.A. Meyer O.P., gepubliceerd door P. C.H. Lambermond, O.P. Zwolle.]).
 
– Meijer O.P., G.A. (1931). Het Olde Convent te Zwolle. Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht, 55 (3e aflevering), 285-298.

Category(s): Zwolle

Comments are closed.