Geert van Wou, de oude

Bron: elseviermaandschrift

[pag. 315]

GEERT VAN WOU, DE OUDE

DOOR A. J. REIJERS.

          ,,…. vielleich: der grösste Glockenkünstler der
          ,,Geschiehte, war der als Schöpfer der grossen Glo-,
          ,,riosa zu Erfurt weltbekannte Gerhard de Wou
          ,,aus Campen.’’ – Dr. J.B. NORDHOFF. Rede gehouden
          bij de Winckelmannfeesten te Bonn, 9 Dec. 1872.

     Het is bekend, dat de gebroeders Petrus en François Hemony, in de zeventiende eeuw, eerst te Zutfen, daarna te Amsterdam als klokgieters werkzaam, in hun vak groote kunstenaars waren; dat kan ieder weten, die de mooie carillons van Amsterdam en menig andere Hollandsche stad heeft hooren bespelen, ieder die van Mechelens hoogen Beifrood de zilverklanken van Petrus Hemony’s klokkenspel heeft mogen hooren.
     Van minder bekendheid is het, dat in het oude Kampen heeft geleefd en gewerkt een geschut- en klokgieter, die nog door kunstgeleerden wordt genoemd als een van de grootste meesters der klokgieterskunst uit het tijdperk van het laatst der vijftiende- en den aanvang der zestiende eeuw; – we bedoelen Geert van Wou.
     In de Bovenkerk te Kampen, de plek waar zijn stoffelijk overschot werd bijgezet, is in de afgeloopen maand een gedenkplaat voor dezen kunstenaar onthuld. – (1 [1. Zie o.m. aangaande Geert v. Wou: F. A. Hoefer. De klokken in den Nieuwen Toren en in den toren der Bovenkerk te Kampen. — En ,,Het Gildeboek’’ deel II 1877. –])
     De klokgieterskunst verheugt zich niet in een populariteit, welke andere kunsten ten deel valt en zoo is dan ook de klokgieter, evenals gewoonlijk de bouwmeester, het stiefkind van de historie.
     Maar ’t kunstzinnige publiek begint allengs toch ook de architectuur naar waarde te schatten, men gevoelt, dat het artistieke, in welken vorm ook, altijd weer uit dezelfde bron opwelt, n.l, uit het scheppend vermogen van den artist, die stof weet te bezielen, die de materie doet kristalliseeren tot kunst. –

     Hoewel aangaande de geschiedenis der klokgieterskunst al veel is geschreven en gesproken, worden wij toch aangaande haren oorsprong nog in het onzekere gelaten. Hare historie verliest zich in den nacht der eeuwen en of de Italianen dan wel een der volken van de Germaansche landen de eer toekomt de kerkklokken het eerst te hebben gegoten, is ons onbekend. —
     In de zesde eeuw, ten tijde van Gregorius van Tours, †598, vinden we voor de eerste keer van klokken melding gemaakt. De naam ,,Campana’’, welk woord ook bij Noordelijke schrijvers wordt aangetroffen, wil men wel eens als bewijsgrond aanvoeren voor de Italiaansche afkomst der torenklokken. Evenwel, we weten, dat in het Frankische rijk reeds in de zevende eeuw de kunst van het klokgieten met succes werd beoefend.
     Voor de oorspronkelijk zeer kleine klokken was het niet noodig die grootsche torens te bouwen welke in lateren tijd verrezen, die van zoo’n grooten invloed zijn geweest op de architectuur van het christelijk bedehuis en later ook op artistieke wijze aan menig gebouw van profane strekking zijn toegepast.
     Aanvankelijk bouwde men kleine klokkentorens, die met het kerkgebouw een geheel uitmaakten. Toen men later monumentale torens schiep, was de strengheid en eenvoud der orde van de Cistercienzen (gesticht te Cluny, in Bourgondië) oorzaak, dat op de gebouwen dier orde, – waar slechts met één klein klokje mocht worden geluid -, torens verrezen, klein van afmeting en eenvoudig van architectuur.

     Geert van Wou’s grootvader was Johannes van Hintham. Hintham, een dorpje tusschen ’s Hertogenbosch en Rosmalen gelegen, is, voor zoover wij weten, de bakermat van het vermaarde geslacht.
     In het poortersboek van ’s Hertogenbosch lezen wij, dat den 27en October 1472 als poorter werd ingeschreven ,,Wilhelmus de Woude, klokgieter van Hyntham’’.

[pag. 316]

     Deze Willem, overl. in 1474, was de vader van Geert en verder vinden wij in genoemd poortersboek vermeld, dat 6 September 1474 Meester Gerhardus de Woude, zoon van Willem den klokgieter, burger van ’s Hertogenbosch is geworden. –
     Willem was de eerste die den naam Van Wou aannam, welke naam later door alle leden van het geslacht werd gevoerd. –
     Een oorkonde, berustende in het oud-archief te Kampen, deelt ons mede, dat Geert van Wou den 31sten Januari 1481 met kerkmeesteren der O.L.Vr. kerk te Kampen eene overeenkomst sloot voor de leverantie van een tweetal klokken; sinds dien tijd vestigde zich meester Geert als inwoner van de Ijsselstad; in 1482 komt Van Wou’s naam voor in de schepenmemorie.
     In het jaar 1480, den 4 Juli, gaf de regeering van Harderwijk, op verzoek van het bestuur der stad Kampen, Geert van Wou, klokgieter van ’s Hertogenbosch, vergunning om met vijf zijner gezellen op zijne reis naar en van Amsterdam, voor het koopen van gietmateriaal, benoodigd voor de te Kampen te gieten klokken, Harderwijk op de heen en terugreis te mogen passeeren.

{Afbeelding: ACHTER HET KOOR IN DE BOVEN- OF ST. NICOLAASKERK TE KAMPEN. GEERT VAN WOU WERD BEGRAVEN OP DE PLAATS ACHTER HET HOOGALTAAR, TUSSCHEN DE BEIDE MEEEST NAAR VOOREN KOMENDE PIJLERS.}

     De Kamper klokgieter werd niet alleen in onze gewesten geroepen om proeven van zijne kunst te leveren, ook buiten onze grenzen was de naam Van Wou bekend.
     Geert zal het geheim zijner kunst zeker van zijn vader, Willem, hebben medegekregen, terwijl die vermoedelijk weer zijn vader Johannes van Hintham tot leermeester heeft gehad.
     We lezen, dat Geert’s grootvader, Johannes, in 1428 een klok goot voor den toren der O.L.Vr. kerk te Kleef en dat Geert’s vader, Willem, voor den toren der St. Victorskerk te Xanten in 1461, een klok leverde.
     Van den vermaarden Geert van Wou worden o.m. in de torens der volgende plaatsen van ons land klokken gevonden: Haarlem, Weesp, Enkhuizen, Utrecht, Amersfoort, Zwolle, Oldenzaal, Arnhem en in zijne stad Kampen.In het buitenland worden van dezen meester klokken aangetroffen in de torens van Hamburg, Lubeck, Xanten, Calcar, Ahaus, Munster, Recklinghausen, Emmerik, Kranenburg, Erfurt, Gjer-

[pag. 317]

ning (bij Randers, op Jutland) en meer andere steden. (2 [2. De klok te Gjerning werd gegoten Anno 1503. Zie Danmarks middelalderlige Kirkeklokker, af F. Uldall, architekt, bei Lehmann en Stage, Kopenhagen. De oudste ons bekende klok van G. v. Wou dagteekent van 1476 en hangt in den toren te Elten, waar de gieter zich Gert van Wou noemt.])
     Wanneer wij in aanmerking nemen, dat in Van Wou’s tijd in Duitschland vermaarde klokgieters, als de leden der families Dortmund, Baudicke en anderen werkzaam waren, en dat in de beroemde Benedictijner abdij te Tegernsee, in Beieren, in de middeleeuwen, behalve andere technieken en kunsten ook de klokgieterskunst tot eene buitengewone hoogte was opgevoerd, dan moeten we wel eerbied hebben voor het talent en de kunstvaardigheid van Geert van Wou, daar wij zien, dat hij juist bij onze Oostelijke buren herhaaldelijk geroepen werd om eervolle opdrachten uit te voeren.

{Afbeelding: SALVATOR, KLOK VAN GEERT VAN WOU IN DEN NIEUWEN TOREN TE KAMPEN.}

     Het was in het jaar 1497, dat onze meester met vier zijner gezellen naar het oude Erfurt toog om daar voor drie kerken de thans nog beroemde klokken te gieten.
     Van Wou en zijn gezellen waren den 16en Mei van dat jaar aldaar gearriveerd.
     In de ,,Roode Leeuw,’’ aan de Salsgassemecke, houdt de meester verblijf. Drie maanden blijft hij te Erfurt en giet daar behalve genoemde Gloriosa, ook de Osanna en de z.g. Schreier.
     Een tijdgenoot, Konrad Stelle, destijds vicaris der Severuskerk te Erfurt, beschrijft ons de plechtigheid van het gieten der Gloriosa.
     Het was op den avond van St. Kiliaansdag, dat met de voorbereidende werken, onder persoonlijke leiding van den meester, werd aangevangen. Des avonds 10 uur was de klokkespijs tot gieting gereed. Toen kwamen de heeren van het Domkapittel, in vol ornaat, in wier tegenwoordigheid de gewichtige gebeurtenis zou plaats hebben. En toen het ’s nachts twee uur sloeg ,,do was das wergk lobelichen vund follekomen wol vorbracht vund alles fol. Do sungen die hern ,,Te deum laudamus.’’ (3 [3. Konrad Stolle. Tharingisch-Erfurtische Chronick, uitgegeven door K. Fr. Hesse, Stuttgart 1854. Volgens Stolle is dus 8 Juli de datum dat de klok gegoten werd, evenwel geeft het Journal, te Erfurt gehouden, 16 Augustus als den dag der plechtigheid aan.])
     Met de gieting der Gloriosa vooral, slaagde van Wou zóó volkomen, dat deze klok der O.L.Vr. kerk van Erfurt, – na de keizersklok in den Keulschen Dom de grootste klok van Duitschland, – nog heden geldt als een der beroemdste meesterwerken van klokgieterskunst.
     Wordt de Gloriosa geluid, dan klinken hare klanken over Gotha en Weimar, dan wordt zij vier mijlen rondom Erfurt gehoord, verkondigende nog den roem van haren maker.
     De ,,klokke Roeland’’ in de St. Bavo te Gent, in Vlaanderen, is het model geweest voor de groote klok der St. Bavokerk aan de Groote Markt te Haarlem. Ons wordt medegedeeld, dat kerkmeesteren dier stad Geert van Wou in 1503 opdracht hadden gegeven naar Gent te reizen om de ,,Roeland’’ aldaar op te nemen en ,,de maet daer af te nemen’’, teneinde de klok te Haarlem naar die gegevens te maken. Nog dagelijks kan men daar van Wou’s Roeland hooren.

     De Kamper meester heeft niet alleen om het zuivere toongehalte zijner klokken zich een beroemden naam verworven, van bizondere

[pag. 318]

waarde zijn ook de gevoelvolle vormen zijner scheppingen. De versiering der klokken was voor Van Wou een werk van zorg en toewijding. Het is belangwekkend na te gaan met hoeveel gevoel en kunstzin de verdeeling en rangschikking der letters zijn verzorgd. Behalve deze versieringen zijn het de beeldreliefs, welke Van Wou’s klokken haar artistiek karakter geven. Deze figuren zijn het die ook onze belangstelling vragen en ons een meester doen kennen van ongemeene begaafdheid.
     Wij kunnen niet met zekerheid zeggen of die fraaie beeldwerken van Van Wou’s klokken door den gieter of door een ander kunstenaar zijn geboetseerd; doch wanneer we zien, dat Van Wou steeds bizonder fraaie reliefs op zijn klokken goot, dan blijkt toch daaruit, dat hij zich in de versieringen zijner klokken ook hooge eischen stelde.
     Zien we die fraaie proeven van laat 15e eeuwsche gietkunst, dan wordt ons oog gestreeld door het gevoelvolle modellé, het stijlvolle der beelden, het koninklijke van den Salvator. In de St. Maarten, die den melaatsche in doeken gewikkeld, een muntstuk geeft, treft ons de uitdrukking van het gelaat, het waardige in de houding, en de weelderige plooien – in 15e eeuwschen trant, – van het bisschoppelijk kleed. Het toont alles de hand van den kunstenaar.
     Omdat deze beeldwerken, hoog in torens hangende, moeilijk te bezichtigen zijn, was het een goede gedachte die af te gieten. Nu zijn deze reliefs van de klokken te Kampen, voor den belangstellende op de binnenplaats van het Rijksmuseum te Amsterdam tentoongesteld, zoodat zij uit donkere klokkenkamers van hooge torens ons nader zijn gebracht.
     De figuren en ornamenten der klokken van Van Wou zijn dan ook naar onze meening belangrijk voor de geschiedenis van de geelgieterskunst der 15e eeuw.
     Want Van Wou was een kind van zijn tijd en Gothiek zijn zijne figuren en randschriften. Gewoonlijk voert hij zijne klokken sprekende op en laat die, behalve een gewijde zin of stichtelijk vers, zeggen: ,,Gerhardus de Wou me fecit’’, hierop volgt dan: ,,Anno Domini’’ en het jaartal (4 [4. Sommige opschriften zijn ietwat anders: bijv. dat op de Gloriosa te Erfurt luidt o.m.: Gerhardis de Wou de Campis me fecit Anno Domini MCCCCLXXXXVII.]).

{Afbeelding: ST. MAARTEN, KLOK VAN GEERT VAN WOU IN DE ST. NICOLAAS- OF BOVENKERKKTOREN TE KAMPEN.}

     Was Van Wou beroemd klokgieter der laat-Gothische periode, zooals reeds is gezegd waren het de gebroeders F. en P. Hemony te Amsterdam, die als zoodanig de eer der Renaissance ophielden; en het moet erkend worden, dat deze zeventiende eeuwers hun voorgangers overtroffen in de kunst van een z.g. speelwerk in zijn geheel ,,op malcanderen accorderende’’ te maken. Het ornament der Hemony’s, dat veelal dartele kinderfiguren, tusschen acanthusbladeren, toonen ontlokkende aan klokken, lieren, fluiten, triangels, enz. tot motieven heeft, geeft ons de volbloed Renaissance-kunstenaars te zien. Ook die meesterstukken verdienen èn om de zuiverheid van toon èn om de fraaie reliefs nog onze bewondering.
     Kampen mag er zich op beroemen negen en twintig klokken te bezitten van François Hemony, die hangende in den nieuwen toren aldaar, met de vier groote klokken van Geert van Wou, (behalve een klok van Kiliaan Wegewaert en een van L. Haverkamp) het carillon uitmaken.
     In de Boven- of St. Nicolaaskerktoren te Kampen hangen van Van Wou de St. Maarten en de St. Petrus.

[pag. 319]

     Het was niemand minder dan de vermaarde François Hemony, die de klokken van zijn beroemden voorganger Geert van Wou te beoordeelen had en wien werd opgedragen de ontbrekende klokken voor het te maken klokkenspel bij te leveren.
     In het jaar 1657, den 26en November, bevond zich F. Hemony voor dat doel te Kampen.
     Den 27en November d.a.v., zoo lezen we, bezocht hij met gedeputeerden de Boven- of St. Nicolaaskerk ,,om te hooren off de groote clocke wel mede int speelwerck solde connen gebracht worden.’’
     Na deze onderhandelingen en dit onderzoek werd den volgenden dag het contract tot levering door de stedelijke regeering en meester Hemony geteekend. Hij verbond zich o.m. om te Kampen te leveren de klokken ,,op malcanderen accorderende en soo melodieus van resonants, als in dese landen en elderts sal connen gevonden worden.’’
     ,,Ende voort die anderen geschreven oude clocken mede in sodaenig accorderen, dat alle onpartydige meesters en musicyns sich des verstaende, die de heeren souden willen daer oproepen, sullen moeten bekennen, dat sulcks niet beter en con gedaen worden, voor den prijs als naer gelegentheyt van het werek daer aen te doen redelyck sal worden geoordeelt.’’
     Verder bedong Hemony alle ,,oude clockenspys alsmede hetgeene uyt de oude clocken gedraeyt off affgenomen sal worden,’’ dit zou hij ,,in betaeling aennemen voorde hoogste marckgang,’’ (5 [5. Zie het artikel van Mr. J. Nanninga Uitterdijk in de verslagen en mededeelingen der vereeniging tot beoefening van Overijsselsch regt en geschiedenis. 8e deel. 1e aflevering. Zwolle 1885.])
     We mogen dus onderstellen, dat Hemony eenige klokken van Van Wou op toon heeft uitgedraaid.

{Afbeelding: ST. NICOLAAS, KLOK VAN GEERT VAN WOU IN DEN NIEUWEN TOREN TE KAMPEN.}

     Nog een eeuw na het overlijden van Geert van Wou komen te Kampen als klokgieters voor eenige leden der familie Wegewaert. In 1627 goot Kiliaan Wegewaert voor Kampen een klok, welke ook een der ,,oude clocken’’ is waarvan Hemony spreekt in zijn overeenkomst met het stadsbestuur.
     Toen Hemony in 1657 voor Kampen werkzaam was, werd dus wellicht de klokgieterskunst niet meer aldaar uit geoefend.

     Op den 23en December, twee dagen voor Kerstmis, van het jaar 1527 werd het stoffelijk overschot van Geert van Wou bijgezet in de Boven- of St. Nicolaaskerk te Kampen.
     In deze kerk, waarin hij wellicht met zijn vrouw, Clara, in den echt werd verbonden, waarin hij misschien zijn vier zonen: Willem, Jasper, Johan, Geert; en beide dochters: Mitte en Jutte, te doop hield, zou ook zijn stof rusten.
     Zijn graf werd met een fraai gedenkteeken versierd, waaruit wel blijkt, dat meester Geert een geacht en vermogend man moet zijn geweest. Trouwens dit laatste wordt ook bevestigd door het feit, dat hij met Geert van Hengelen aan de Bovenkerk een gebrandschilderd raam schonk.
     Het moet wel een plechtig en droefstemmend oogenblik zijn geweest toen de lijkkist, waarin het stoffelijk omhulsel van dezen doode, onder de kerkgewelven werd weggedragen naar zijn laatste rustplaats; achter het hoogaltaar in genoemde kerk.
     Het is hier als wordt dit tafereel uit de historie ons voor den geest getooverd. Deze plaats betreedt men met een gevoel van piëteit.
     ,,Toen bracht mijn geest mij naar het ver

[pag. 320]

verleden, waavan de tijd steeds verder, verder schrijdt,…’’ hooren wij Jacques Perk zeggen.
     We verbeelden ons te hooren het kerkgebouw wegsmeltende echo’s van het voetgeschuifel der gildehoofdmannen, die als dragers langs de lijkbaar de geopende groeve naderen. We hooren de torenklok, die de uitvaart van zijn maker luidt.

{Afbeelding: MADONNA EN 2 SCHILDEN MET HUNNE SCHILDHOUDERS, KLOK VAN GEERT VAN WOU IN DEN NIEUWEN TOREN TE KAMPEN.}

     Waaraan hebben die klokken al niet uiting gegeven!
Zij werden geluid bij droefheid en vreugde, bij het oproepen der geloovigen ter kerk, bij nationale feesten, bij blijde inkomsten. Door menig dichter zijn die oude beiaarden bezongen en ook onze Vondel doet de klank der klokken tot vreugdetoonen aanstemmen, wanneer hij in zijn ,,verovering van Grol’’ zingt:
,,Doen klonck de blyschap op
          met zegeklocken helder,
,,Uyt vruchtbre Betuwe en het
          strijdbre land van Gelder,
,,Uyt Zutfen, Deventer, uit Does-
          burgh, Kampen, Zwol,

En alle plecken; wie ’t veroveren van Grol
Tot rust streckt: Vries en Zeeu, en Stift en Holland schateren:
Vlietnymphen haer’ perruyck, ten vrygevochten wateren
Uytbeuren met haer’ stem, en
          danssen op den vloed,
En Zephyr vaert den Vorst dien
          zegegalm te moet.’’

     En zeker heeft toen menige klok van onzen beroemden van Wou gebeierd.

     Nog elken Zondagmorgen wordt, voor kerktijd, te Kampen een der klokken van Van Wou geluid, dan galmen de zware klanken uit de hoogte van den Bovenkerktoren over de aloude stad. En ieder half uur speelt in deze veste het carillon van den nieuwen toren zijn opwekkende liederen. Dan huwt zich de magistrale klank der klokken van Van Wou aan de welluidende melodie der scheppingen van Hemony.
     En het is aangenaam die klanken op te vangen, welke blij-op klinken door de ijle lucht der IJsselstad.

{Afbeelding: KOPEREN GEDENKPLAAT VOOR GEERT VAN WOU, GEPLAATST DES 13DEN OCTOBER IN DE BOVENKERK TE KAMPEN. ONTWORPEN DOOR DR. P. J. H. CUYPERS.}

[pag. 321]

XXXVIII. Elseviers No. 11.

Category(s): Kampen
Tags: , ,

Comments are closed.